samen
Het wordt
tijd dat
de
mens
zich
omkeert
Kerken
financiële
actie
Velsen
Engelmunduskerk, al 1250 jaar
I
J
Nikodim in grote
moeilijkheden
in
communie
in
Toch landelijk
pastoraal
beraad?
Positief rapport
over inter
F
r
o
*5
k
Van het prille begin
Voorstelling van God
Probleem van onze tijd
De moeilijkheid
Vanzelfsprekend
sa®
■Ki
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1972
14
Erbij
i
Een nieuwe leuze
Geloof in God
Nu een bewijs
verschijnsel is in de zin van: men heeft geen tijd, men
slaapt liever uit in het weekeinde, er zijn zoveel pret
tiger dingen te doen dan eep uur in de kerk zitten op
zondag; óf dat de oorzaak dieper ligt, namelijk dat het
geloof de mens niet meer aanspreekt, dat het geloof
een voorbije zaak is geworden die niet meer past in
onze tijd of dat men het heden ten dage best zonder
geloof kan stellen. Het fundament van alle geloof is
het aanvaarden van het bestaan van God. Men kan zich
dus de vraag stellen, gelooft de huidige mens in God,
of is de mens zo ontwikkeld en voelt hij zich zo happy
met al het materiële, dat zo aantrekkelijk binnen zijn
bereik ligt, dat hij amper of niet aan God denkt, laat
staan Hem nodig heeft, in Hem gelooft.
WEST-EUROPA BELEEFT een tijd van ongekende
welvaart en ontwikkeling. Ondanks alle spanningen
die onze tijd ook kenmerken, zal niemand dit ontken
nen. Vakanties elders, alsmede de nieuwsberichten en
documentaires op de T.V. doen ons dit steeds opnieuw
ervaren. Ons land deelt niet op de laatste plaats in
deze welvaart; daar komt nog bij, dat sinds de invoe
ring van de leerplichtwet een zestig jaar geleden, wij
Nederlanders een wetenschappelijk ontwikkeld volk
zijn geworden. Het verschijnsel doet zich nu echter
voor, dat de kerkelijkheid in deze zelfde tijd enorm is
teruggelopen. Hoewel de kerkelijkheid niet per se tot
uitdrukking brengt wat er aan geloof of geloofsover
tuiging leeft, toch is het er nauw mee verbonden. Zo
kan men zich dan ook de vraag stellen, of dit een tijds-
A 11
i
WVf
F-'
r c(7
z~
0
i
Een godvergeten wereld
mei
Islam
een
In onze tijd is die vanzelfsprekend
heid grotendeels verdwenen. De huidi
ge mens, met zijn intellectuele ontwik
keling aanvaardt niet op gezag, maar
wil een redelijke verantwoording. Zo
ook ten aanzien van het bestaan van
God. En de vraag rijst of men zo op de
goede weg is?
dat tot nu toe nog geen besrijs gevon
den is dat zó duidelijk is, dat iedereen
die over het gebruik van zijn verstand
beschikt, dit zal erkennen.
„kerstenen". Ter gelegenheid van dit
1250-jarig bestaan heeft de Hervorm
de Gemeente Velsen-Zuid een jubi
leumboekje uitgegeven. Het is ge
schreven door de heer H. J. Calkoen,
Ieder mens die mag geloven in het
bestaan van God> ontkomt er niet aan,
dat hij zich een beeld of voorstelling
van God maakt. Het is namelijk puur
menselijk om van alles dat wij weten
of geloven ons een voorstelling te ma
ken; wij kunnen niet anders. Daarom
is het ook niet verwonderlijk dat de
bijbelse schrijvers het ook doen. Van
de vele plaatsen in de H. Schrift waar
de schrijver iets van Gods glorie in
woorden tracht te vatten, kies ik Da
niël 7, 9-10 en 13-14. Daniël stelt zich
God voor als een hoogbejaarde, gekleed
in een sneeuwwit gewaad, met witte
haren, zittend op een troon van vlam
men terwijl een verblindend licht van
Hem uitstraalt.
Persoonlijk ben ik ervan overtuigd
dat veel zogenoemde atheïsten of God
loochenaars, als ze zeggen dat ze niet
in God geloven, daarmee bedoelen, dat
ze niet in God geloven zoals men die
zich gewoonlijk voorstelt.
aanvaarden. Deze mensen geloven wel
in God, alleen niet in de God, zoals ik
mij die voorstel.
Dit doet mij denken aan de eerste
Russische ruimtevaarders die zeiden,
HAARLEM De werkgroep „Open
Kerk” zal haar landelijke werkgroep
op 2 september voorstellen doen voor
een alternatief landelijk pastoraal be
raad, nu de Nederlandse bisschoppen
onder druk van Rome de eerste ver
gadering van de Landelijke Pastorale
Raad hebben uitgesteld.
A. H. BEEMER,
Deken van Haarlem
God
he-
„De rooms-katholieke kerk in Neder
land heeft geen recht om straatproces-
sies te houden en toch klaagt niemand
daarom over een gebrek aan gods
dienstvrijheid”. Deze merkwaardige uit
spraak kwam tijdens de afgelopen ver
gadering van het centraal comité van
de Wereldraad van Kerken in Utrecht
uit de mond van aartsbisschop Niko
dim van Leningrad.
Tenslotte is er een (groeiende?) groep
van mensen vaak veelal ontwikkel
de mensen die het bestaan van God
ontkent of zelfs meent te kunnen be
wijzen, dat Hij niet kan bestaan. Uit
deze verdeeldheid van opvattingen over
het bestaan van God mag men echter
niet de conclusie trekken dat er geen
bewijs voor het bestaan van God te
geven is. Wel mag men concluderen
De aartsbisschop reageerde met deze
opmerking op de door de Noorse bis-
schop Stoylen ter discussie gestelde
godsdienstvrijheid in de Sovjet-Unie.
Volgens deze bisschop is er duidelijk
sprake van vervolging van christelijke
minderheden in Rusland. Nikodim ant
woordde daarop: „Dit zijn vragen die
niet iedereen verstaat. Juist in dit ge
val is het belangrijk niet emotioneel te
handelen”.
Volgens ingewijden op de vergadering
van het centraal comité zal aartsbis
schop Nikodim met deze bedekte er
kenning van het bestaan van vervol
ging, bij thuiskomst moeilijkheden krij
gen. Tot een openlijke veroordeling van
de toestand in de Sovjet-Unie is het
op de vergadering overigens niet ge
komen.
Zich een voorstelling van God ma
ken is niet verkeerd of ongeoorloofd
om de eenvoudige reden, dat wij men
sen niet anders kunnen. Het vervelen
de is echter dat onze voorstelling van
God nooit beantwoorden kan aan de
werkelijkheid. Onze voorstelling van
God is nóóit God zoals Hij werkelijk
is. Het is uiterst belangrijk dit steeds
voor ogen te houden en dit nooit te
vergeten. Want als men dit doet, ge
looft men niet meer in God, maar in
de voorstelling van God. En dat is erg.
Want als ik dit doe, kan ik andere
mensen ertoe brengen dat ze menen
godloochenaars te zijn, alleen omdat ze
mijn voorstelling van God niet kunnen
„Open Kerk”, een werkgroep ont
staan uit de onrust bij de benoeming
van dr. Gijsen tot nieuwe bisschop van
Roermond, heeft indertijd in overleg
met de beheers- en beleidscommissie
van de Nederlandse kerkprovincie
(BBK) besloten om haar eigen plannen
met betrekking tot stichting van een
landelijke adviesraad op te schorten,
om zo de door de bisschoppen ingestel
de LPR niet te doorkruisen.
Nu gebleken is, dat de reeds samen
gestelde LPR niet van start kan gaan,
wil de werkgroep alsnog overgaan tot
de oprichting van de door haar ge
dachte adviesraad.
In de natuur is een orde of wetma
tigheid. Orde veronderstelt een ver
stand die dat heeft uitgedacht. Het
menselijk verstand is niet bij machte
om deze orde uit te denken. Dus moet
er een verstand zijn dat groter is dan
al het menselijk verstand; en dat is
God. Wanneer deze redenering voor
mij persoonlijk een bewijs kan zijn, is
dat het niet voor een ander. Deze kan
Typerend in heel de mensengeschie
denis is het feit dat van al die volke
ren één volk zich onderscheidde, door
het geloof in één God. Het volk Israel
namelijk kende alleen Jahweh,
der Openbaring, de schepper van
en aarde. Het Oude Testament
begint dan ook met: „In den beginne
schiep God hemel en aarde.
Het christendom en later de
hebben hun geloof gebaseerd op deze
ene God en Schepper.
Een Godsbewijs zal altijd een apart
soort bewijs zijn. De moeilijkheid is
immers deze, dat een bewijs afhangt
van datgene dat men wil bewijzen.
In de natuurwetenschappen, bijvoor
beeld scheikunde, wordt een bewijs
altijd getoond. Immers wanneer ik de
ze stof bij een andere stof breng, krijg
ik deze reactie. Dit kan men zien; het
kan aangetoond worden. Men zegt dan
dat het proefondervindelijk is bewezen.
Geloof in God is niet voldoende in
barre tijden. God moet ook ervaren
worden als het goed gaat, in blijde
omstandigheden, in de vreugde. Johan
nes, de apostel schrijft in zijn eerste
brief 4de hoofdstuk: „Niemand heeft
God ooit gezien. Maar God is liefde."
En de mens die naar Gods beeld ge
schapen is, is juist mens omdat hjj kan
liefhebben. Daarmee onderscheidt hij
zich van planten en dieren, en gelijkt
hij op God. Johannes zegt dan verder:
„Waar liefde is onder de mensen, is
God aanwezig, waar geen liefde is, is
God afwezig."
Als wij dan spreken van een godver
geten wereld, dan plukken wij daarvan
de vruchten, nu! Ik geloof dat het tijd
wordt dat de men- zich omkeert naar
God. God is, Hij is onvoorstelbaar,
onzichtbaar. Hij is goed zoals geen
mens goed is. liefde zo als geen mens
liefheeft.
Ook is het erg voor de mens zelf,
omdat men God dan gemakkelijk ter
verantwoording gaat roepen en Hem
ten onrechte verwijten gaat maken, die
zelfs tot een ontkenning van God kun
nen leiden. Misschien kan een voor
beeld dat verduidelijken. Een gangbare
voorstelling van God is, dat Hij goed
is. En men gaat er dan van uit, dat
Gods goedheid precies hetzelfde is als
menselijke goedheid. En als dat niet
klopt met de werkelijkheid is God niet
goed en heeft geloven in Hem geen zin.
In de oorlog kon je dit vaak beluiste
ren in het gezegde: „Als God bestaat,
hoe kan hij zo veel ellende toelaten.”
Een jonge moeder van een mooi gezin
sterft en men hoort: „Als er een God
is. hoe kan Hij dan dit laten gebeu-
re-'”
Wij weten dat vanaf de oudheid bij
alle volkeren een godsgeloof aanwezig
was. Een geloof namelijk in hogere
machten die veelal overeenkwamen
met de natuurelementen, of daar nauw
mee verbonden waren. Ra of Re de
zonnegod bij de oude Egyptenaren, zo
wel als Wodan (de bliksem) en Donar
(de donder), bij de eerste bewoners der
lage landen, alsook de god van de
jacht, de oogst enz.
Een geloof in hogere machten, zoals
men heden ten dage nog aantreft bij
primitieve volkeren.
Het geloof in God is alle eeuwen
door een vanzelfsprekende zaak ge
weest. Immers elke omgeving waarin
de individuele mens leefde, ademde een
Godsgeloof. Men kon misschien niet
anders, omdat men zich dan buiten de
gemeenschap zou stellen waarbinnen
men leefde. Het bestaan van God was
zo’n vanzelfsprekend gegeven, dat men
er niet toe kwam het Godsbestaan op
verstandelijke wijze te beredeneren of
te bewijzen. Met andere woorden: er
was geen verantwoording op redelijke
basis. Dit was niet zo vreemd, als men
bedenkt, dat de verstandelijke ontwik
keling der grote massa praktisch nihil
was. Studie en geleerdheid was slechts
aan enkelen toebedeeld, meest aan
priesters en kloosterlingen; na de 16de
eeuw in Europa ook aan enkele leken.
Thomas van Aquino (1225-1274) een
kloosterling en theoloog is eigenlijk de
eerste en enige die een bewijs voor het
bestaan van God heeft gevonden. In
feite gaf hij 5 verschillende bewijzen,
interessant voor de wetenschap, onbe
langrijk voor het gewone volk, omdat
dat er toch niets van kon begrijpen.
Misschien mogen wij het zo stellen:
Voor vele gelovige mensen is het gelo
ven in het bestaan van God óók in
onze tijd zo vanzelfsprekend, dat
daarover verder niet meer gepraat be
hoeft te worden. Voor sommige van
deze gelovige mensen is hun overtui
ging zo groot, dat ze geen bewijs nodig
hebben, terwijl anderen voor zichzelf
een bewijs hebben dat voor hen zó
sterk is, dat zij het bestaan van God
onomstotelijk bewezen achten. Daar
naast zijn er gelovige mensen, die
moeite hebben met het aannemen van
Gods bestaan; zij zouden graag een
bewijs of minstens een aanwijzing
daarvoor willen hebben.
Al 1250 jaar lang staat in Velsen de
grijze, waardige Engelmunduskerk,
een van de vijf moederkerken die
Sint Willibrordus oprichtte om van
d.eze uit het „heidense” Holland te
Het heeft er alle schijn van dat
Nietzsche als een soort profeet voorzag,
waartoe ontwikkeling en materiële
welvaart, kenmerk van onze tijd, zou
den leiden. Het komt mij voor dat vele
mensen momenteel leven zonder enige
behoefte aan God. Misschien ligt daar
de oorzaak van het ongenoegen, dat
onze tijd kenmerkt. Het is niet zo
maar, dat het spookbeeld van de drugs
door onze tijd waart. Het is voor mij
een duidelijk bewijs dat de mens aan
het materiële alléén niet genoeg heeft.
Een godsgeloof, mits goed beleefd, is
een garantie voor menselijke waarden.
immers zeggen dat hij zich die vraag
niet stelt. Of hij vraagt: wat is orde?
Het is duidelijk dat op deze wijze
geen bewijs gegeven kan worden. Een
ander voorbeeld: Iemand zit in nood
en bidt God om uitkomst. Onverwacht
komt er hulp. Voor die mens is dit een
bewijs dat God bestaat. Maar een an
der zal zeggen, lat het zuiver toeval is.
Hoe het ook zij, iemand die geloven
mag in God mag nooit met medelij
den of minachting neerzien op iemand
die niet in God gelooft of kan geloven.
Maar ook niet omgekeerd!
Een voorstelling van God zoals die
bij het volk leeft, vindt haar uit
drukking in de kunst, zoals in deze
Bulgaarse ikoon.
Maar los
voorstelling
overnemen;
doen. Hoe het zij,
maakt men toch! En dan doet men iets
wat men onmogelijk juist of goed kan
doen, omdat men probeert het onvoor
stelbare voorstelbaar te maken, het
onzichtbare zichtbaar.
Maar een bewijs voor het bestaan
van God is een heel ander soort be
wijs, omdat God onzichtbaar is. Dat
bijvoorbeeld een paard bestaat, behoef
ik niet te bewijzen. Ik kan een paard
immers laten zien. Bij God is dat
onmogelijk omdat hij onzichtbaar is.
Om een voorbeeld te geven van de
moeilijkheid die zich hierbij voordoet,
geef ik op eenvoudige wijze een van de
5 Godsbewijzen:
DEN HAAG Er komt een inter-
kerkeljjk vervolg op de hervormde
financiële actie „Trouw moet blijken”.
In januari 1973 zullen tenminste drie
kerken gelijktijdig een financiële actie
onder hun leden gaan voeren. Voor
lopig verwacht wordt namelijk dat
meer kerken zich zullen aansluiten
zijn dat naast de hervormde kerk, de
gereformeerde kerken en de rooms
katholieke kerk. Ook nu zal bij de actie
de nadruk liggen op steun aan het
plaatseljjke kerke werk.
De hervormde actie van dit jaar is
een groot succes geworden. De inkom
sten van de gemeenten die serieus mee
deden bedroegen gemiddeld dertig per
cent meer.
Overigens wordt de actie van vol
gend jaar geen „echte” interkerkelijke
of oecumenische actie. De deelnemende
kerken zullen elk afzonderlijk bij hun
leden aankloppen. Wel worden de acties
gelijktijdig gevoerd in de periode
van 15 tot 27 januari en zullen enkele
zaken, zoals publiciteit via pers, radio
en televisie, gezamenlijk worden uitge
voerd.
Onder welk motto de actie volgend
jaar zal worden gevoerd is nog niet be
kend. Tegen het motto „Trouw moet
blijken” bestaan namelijk in gerefor
meerde en rooms-katholieke kring be
zwaren. De gereformeerden ervaren de
trouw in hun kerk niet zozeer als een
probleem, terwijl in r.-k.-kring de
trouw (aan bisschop? aan paus?) wat
gevoelig ligt.
Als Daniël in onze tijd geleefd zou
hebben, had hij zeker een andere voor
stelling. Immers vandaag de dag telt
een hoogbejaarde niet meer mee. Ie
dereen doet zijn best om er zo lang
mogelijk jong uit te zien. In Daniels
tijd stond een hoogbejaarde in hoog
aanzien, was hij iemand van een onge
kend gezag.
die reeds eerder publiceerde over
Oud-Velsen. Door de verkoop van dit
boekje hoopt de kerkvoogdij een batig
saldo te kunnen toevoegen aan het
restauratie- en orgelfonds.
dat ze het heelal doorkruist hadden,
maar God niet hadden gezien.
Nietzsche bedoelde te zeggen, dat
God vroeger een rol speelde in het
leven van alle dag, maar dat zijn rol
nu uitgespeeld is. God is overbodig.
Immers door het vorderen van de
wetenschap komt God steeds meer op
de achtergrond. Wat vroeger niet
verklaard kon worden, werd toege
schreven aan God (voorstelling!). He
den ten dage dringt de wetenschap
steeds verder door in de geheimen der
natuur.
UTRECHT De commissie „Inter
communie en ambt”, waarin de acht
ledenkerken van de Raad van Kerken
zijn vertegenwoordigd, heeft onlangs
een discussienota uitgebracht over de
bjjbelse achtergronden van eucharistie
en avondmaal. De commissie, die onder
leiding staat van de hervormde theo
loog prof. A. J. Bronkhorst, bisschop
Ernst van Breda en de gereformeerde
professor C. van der Woude, conclu
deert in de nota, „dat er meer is dat
ons verbindt dan wat ons van elkaar
scheidt”.
hiervan, mag men deze
van Daniël voor zichzelf
men mag het ook niet
een voorstelling
De discussienota beperkt zich tot de
bijbelse gegevens. In het nog uit te
brengen eindrapport zullen ook het
ambt en de verhouding tussen woord
en tafeldienst aan de orde gebracht
worden. De commissie heeft historische
tegenstellingen laten liggen, terwijl ver
der geen encyclieken, belijdenissen,
synodale of pauselijke uitspraken zijn
vergeleken. De commissie achtte het
namelijk zin voller om de bijbelse ge
gevens te onderzoeken in het licht van
de nieuwere exegese, omdat reeds velen
in de praktijk tot intercommunie zijn
overgegaan.
Is het dan zo verwonderlijk dat in
onze tijd de leuze gelanceerd wordt:
„God is dood”. Kan dat niet betekenen
dat de God zoals men zich Hem heeft
voorgesteld, dood is. Met andere woor
den de voorstelling van God deugde
niet.
De góden speelden een rol in het
leven van alle dag en waren nauw
verweven met het wel en wee der
mensen. Men bracht smeekoffers om
regen of een goede oogst, dankoffers
en zoenoffers.
Of moeten wij eronder verstaan wat
degene ermee bedoelde, die deze leuze
het eerst gebruikte, reeds meer dan 80
jaar geleden. De filosoof Nietszche
(1844-1900). Hij schreef het verhaal
van de man die op klaarlichte dag met
een brandende lamp God zoekt. Hij
gaat overal heen waar mensen zijn en
vindt God niet. En hij concludeert dan:
God is dood en wij zijn Zijn moorde
naars.
De mens is eigenlijk een vreemd
wezen. In situaties die voor hem nog
onbekend zijn, in armoede en nood
beroept de mens zich op God. Het
spreekwoord zegt niet voor niets:
„Nood leert bidden”. Geraakt de mens
uit de trieste situatie, dan wil hij God
daarvoor nog wel bedanken, maar als
het hem verder goed gaat- verdwijnt
God steeds meer uit zijn gezichtsveld.
Het trieste is dat God ervaren wordt
in moeilijke situaties. Het gevaar is
dan niet ondenkbaar, dat de kerken,
gemeenschappen van mensen die in
God geloven, verweten wordt, dat zij
de ontwikkeling en vooruitgang der
mensen tegenhouden, om op deze wijze
het geloof in God levendig te houden.
Niets is minder waar. De kerken zijn
het geweest, die met hun missie en
zending als eersten naar de onontwik
kelde gebieden zijn gegaan, en daar op
de eerste plaats scholen, ziekenhuizen
en ontginning hebben gebracht. En dit
alles vanuit een diep geloof in God.
Niet en nooit om economische motie
ven.
«■MA s
I
-