werk
Boeiend
Haagse schilder Kees van Bohemen
van
bezeten van sport
3
LUCY MILTON VERKOOPT IN LONDEN NEDERLANDSE MODERNE SCHILDERKUNST
en beweging
vroeg
Franz Werfel
”ALS KIND DROOMDE IK ER VAN AUTOCOUREUR TE WORDEN”
HET EEUWIG GENERATIECONFLICT
M
OMA'.—
Oedipus-complex
Voldoende ideeën
Leren kijken
Ontdekkingen
HET CONFLICT TUSSEN de
generaties treedt niet in onze tijd
voor het eerst aan de oppervlakte:
ook tijdens en na de Eerste We
reldoorlog was dit geschil één der
onderwerpen, die de gemoederen
bezighielden. Toch zijn de conflic
ten van toen en van nu verschil
lend: tegenwoordig voelen de jon
geren soms tot hun verdriet
zich door de ouderen niet begre
pen en wenden zich af, hun schou
ders ophalend over zoveel onbe
grip. Maar in de jaren na 1910
werden de ouderen gezien als ver
tegenwoordigers van een voorbije
periode, waarmee men het liefst
alle banden definitief doorsneed.
De maatschappij was tegen het
eind van de vorige eeuw sterk
patriarchaal ingesteld, zodat het
voor de hand ligt, dat het juist
de vaders waren als typische
vertegenwoordigers van de behou
dende krachten die het in de
ogen van hun kinderen allemaal
verkeerd hadden gedaan. In de
literatuur spitste het conflict zich
dan ook toe op de verhouding
vader-zoon. De moeder, dié alleen
maar lief hoefde te zijn, bleef op
de achtergrond. In het expressio
nisme werd het geschil vader-zoon
één der opvallendste themata.
(Van onze Haagse redactie)
„IK DOE ZELF NIET AAN SPORT, misschien ben ik er te lui voor”,
zegt de Haagse schilder Kees van Bohemen (43), die bezeten is van actie,
dynamiek en beweging in de sport, iets dat duidelijk zichtbaar wordt
bij het aanschouwen van zijn vele doeken die aan allerlei takken van
sport gewijd zijn. Een uitnodiging van de Duitse televisie om een repor
tage in schilderijvorm te maken van de Olympische Spelen te München
sloeg Van Bohemen af, daar hij er de voorkeur aan gaf begin september
een expositie van zijn werk in een galerie aan de Fifth Avenue in New
York, te openen. In 1968, tijdens de Olympiade van Mexico werden en
kele werken van Van Bohemen, die in 1969 de Europaprijs te Oostende
won, in Mexico City tentoongesteld.
i
I
I
T UCY MILTON UIT BELFAST (25 jaar) verkoopt
t in Londen moderne Nederlandse kunst. „Enge
land is een bourgeoisland”, vindt zij. „Ze zijn
hier twintig jaar achter bij de rest van de wereld.
Jonge mensen trachten eruit te breken, maar hun po
gingen worden vernietigd. Zo mislukte ook de „concep
tual art” hier”. Nu is Nederland ook niet meteen zo
vooruitstrevend, maar de Nederlander is altijd wel be
reid moderne kunst te kopen, als het maar niet te duur
is. Daarom raakte Nederland geperfectioneerd in zijn
(goedkope, maar voortreffelijke) drukken.
Dit laatste zegt Lucy Milton niet helemaal zo, maar:
te zegt wel: „In Holland en Duitsland zijn ze bezig een
soort nieuwe levensstijl op te bouwen. Het speciale ge
val met Duitsland is, dat ze daar een enorm schuldge
voel hadden na de oorlog, dat ze hun reputatie willen
vergroten en dat het enorme snobs zijn”. Lucy voegt
eraan toe: „De Duitsers vonden dat ze iets aan zich
zelf moesten gaan doen”.
rfVWVVVVVVVVWWVVVWWVWVWVWVVWVVVVVVVVVVWVWVi
x:
S3?»
fVVWVVVWVVWVVWVVVWVVVVVVVVVVVVVVVVl^^/WVVWVWWVVVWWVVWVVWVWVWWVVWVVVVWWWVWVVVl
UVWVWWV¥¥VV¥VWVVVVVVVVVVVWVVW¥VMVWVVVWWVVVVVWWVVVWVVVVVVVVVVVVVWVVVVVVU>W”r^
In ons land kwam Lucy Milton voor het eerst in februari
1970. Ze ontmoette er Joost Baljeu en leerde er het tijdschrift
Structure kennen, waarvan Baljeu die zich door „De Stijl”
en speciaal door Van Doesburg liet inspireren enige jaren
redacteur was. En ze kwam toen ook over de drempel van de
beroemde Amsterdamse Galerie Swart, waar ze inspiratie op
deed voor een eigen galerie met een eigen „boodschap”.
Lucy is de dochter van welgestelde ouders uit Belfast. Haar
vader nam haar mee naar de grote musea over de hele we
reld, waar zij door hem in de schildertechnieken van de grote
meesters werd onderwezen. Haar lievelingsschilder was Rem
brandt, „maar het schilderij waarvan ik het meest houd”, zegt
ze, „is ergens diep in mijn herinnering verborgen; ik weet
werkelijk niet welke het is”.
In haar pas een half jaar geleden geopende galerie in Lon
den (125 Notting Hill Gate, London W-ll) hangt werk van de
door haar zeer bewonderde Jan Schoonhoven en van diens
vroegere partner in de Nul-groep Apnando, van Joost Bal
jeu en diens vrouw Truus Wilmink, van Carel Visser, Ad
Dekkers, Bonies en Hilgeman.
althans iets van de atmosfeer te begrijpen, waarin de kunste
naar werkte, en van zijn stemming en het idee. Kinderen
kijken met grote belangstelling naar deze kunst. Ik heb ze
veel in mijn galerie. Ze vragen een heleboel praktische dingen.
wielrenners erbij. „Ik was toevallig in
Zuid-Frankrijk toen de Tour de Fran
ce langskwam, met gevolg dat ik de
coureurs op de fiets ging schilderen.
De bewegingen bij het beoefenen van
sport gingen me steeds meer fascine
ren, trouwens ook de sfeer rond de
wedstrijden.”
Toen Clay tegen Frazier in New York
moest boksen en Van Bohemen geen
toegangskaartje kon krijgen, sloeg hij
bij de ingang van het sportpaleis uren
lang de zich naar binnenworstelende
menigte gade. De taferelen die zich
daar afspeelden, legde hij op één van
zijn doeken vast. In die tijd ook wijdde
de Duitse televisie een documentaire
aan de „Hollandische Meister.” Van
Bohemen kreeg ontzettend veel reac
ties op de uitzending. Uit alle delen
van Duitsland kwamen verzoeken bin
nen om een schilderij te kunnen ko-
fel is o.a. „Der veruntreute Himmel”
en „Das Lied von Bernadette”). Hij
stierf in 1945 in Californië, als Jood
had hij Europa moeten verlaten).
Om verschillende redenen is het van
belang, dat deze roman voor ons toe
gankelijker geworden is. Ten eerste,
omdat het conflict vader-zoon hier op
bijna voorbeeldige wijze gestalte ge
kregen heeft. Ten tweede, omdat het
leven van een officier onder de dub
belmonarchie Oostenrijk-Hongarije vrij
diepgaand wordt geschetst. Het is inte
ressant, hiervan kennis te nemen. Het
werk was bij het verschijnen in 1920
onmiddellijk een groot succes, omdat
het precies op de huid van de tijd
geschreven was. Toch wordt het meer
om het onderwerp dan om de stijl tot
het expressionisme gerekend.
LUCY ZEGT TENSLOTTE: „We moeten allemaal nog leren
hoe naar deze modernste kunst te kijken; ik weet het zelf ook
niet precies. Een volgende generatie zal precies weten hoe ze
naar een werk van Schoonhoven moet kijken. Nu is dat moei
lijk. Bij Rembrandt hadden we immers geleerd hoe we moes
ten? zien. Dat gaat hier niet meer op. In ieder geval zien veel
mensen niet het noodzakelijke samengaan van intelligentie en
emotie in deze voortbrengselen van onze tijd. Zij denken dat
ze „koud” zijn. Maar ieder kunstwerk is het produkt van in
telligentie én emotie!”
De Notting Hill Gate, waar Lucy’s galerie gevestigd is, ligt
in een grijze, lelijke buurt, niet zo ver van de door vele Neder
landers bezochte vlooienmarkt van Portobello Road. Wie uit
haar raam kijkt, ziet een monstrueus flatgebouw, zoals er ook
zoveel in ons land staan. Het zou een ontwerp van de grote
Breuer zijn geweest, maar halverwege in handen zijn gevallen
van aannemers, omdat het allemaal te duur werd. Degenen
die Lucy Miltons galerie opzoeken, weten dan ook meestal van
tevoren heel duidelijk waar zij voor komen: Hier werkt
iemand die van haar Hollanders houdt: Armando en zijn „een
voud en kracht”, Schoonhoven, de „evangelist”, Karei Wisse,
die zij afgelopen mei toonde, en Aart Dekkers, die zij nimmer
zag, maar zeer bewondert. Pas als zij over Londen spreekt,
wordt Ierse Lucy’s woordenschat geringer: „Exciting”, zegt ze
eenvoudig.
pen. „De Bergetappe” verscheen op de
omslag van een olympische voorbe
schouwing en er werd een kalender uit
gebracht met op iedere maand een
kopie van zijn werk.
De laatste jaren trok Van Bohemen
zo’n beetje langs alle Europese auto-
racecircuits. Hij schilderde er een boei
ende reportage over.
In het Stedelijk museum te Gent, in
de nieuwe vleugel van het Rotterdam
se museum Booymans en in het Haags»
Gemeentemuseum is werk van Van Bo
hemen te zien.
Van Bohemen heeft de sport even
terzijde geschoven. De olifanten, jagers
en landrovers hebben de autocoureurs,
wielrenners en atleten verdreven. Kees
van Bohemen is aan zijn zoveelste,
zoals hij het zelf noemt „periode” be
zig: het Kenia tijdperk. Met het mes
en de penseel (waarmee hij de olieverf
op het doek brengt) in de hand zegt hij
voor één van zijn grote doeken staan
de: „Die rhinoceros moet erop voordat
ik naar Amerika vertrek.”
KEES VAN BOHEMEN vertelt in
zijn atelier, waar hij van ’s morgens
negen tot ’s avonds vijf werkt („Ik
vind dat je geen misbruik moet maken
LUCY STUDEERDE ENGELSE TAAL en letteren en ze
moest met kunstgeschiedenis ophouden, omdat de universiteit
van Belfast te slecht was. Ze houdt nog steeds evenveel van
de „klassieken”, maar haar hart is nu helemaal opengegaan
naar de jongste kunst. Ze scheidde van haar man toen zij
haar eerste galerie in de provincie opende, en het ziet ernaar
uit dat zij nu in Londen haar weg gevonden heeft. Ze vertelt:
„Toen ik voor het eerst Jan Schoonhoven in mijn galerie had,
dachten de mensen hier in de buurt dat de galerie leeg was,
of dat het een show voor een nieuw soort behang was. De
reactie van het publiek uit mijn buurt was slecht, maar de
Tate Gallery (één van Londens grote musea) kocht werk van
Schoonhoven. Ik ga nu iedere drie maanden naar Nederland
om nieuwe ontdekkingen te doen”.
Lucy gaat voort: „Je moet deze kunst niet met een vooraf
gevormd idee willen zien. Je geest moet zo leeg mogelijk zijn
en je moet hem zo wijd openstellen als je maar kunt. Ik be
schouw kunst als een picknick; je eet er het fruit dat je zelf
hebt meegebracht. Als je een nieuw ding voor de eerste keer
ziet, moet je er niet te veel in willen leggen. Probeer eerst
de achtergrond
tooid werk uit
periode”.
Een hoekje van het atelier met op.
een nog onvol-
zijn „Safari-
Kees van Bohemen bij enige van
zijn werken, die de sport tot
onderwerp hebben.
„JE MOET NIET TE LANG met
hetzelfde bezig blijven anders krijg je
het lopende bandwerkidee. Ik wil nu de
herinnering aan mijn safari in Kenia
in 1971, op het doek gaan overbrengen.
Ik maakte daar al schetsjes. Misschien
ga ik morgen wel weer wat anders
doen. De ideeën kunnen bij mij met
het uur opborrelen. Na een bezoek met
mijn zoontje aan een dierentuin, heb
ik eens een tijd lang alleen maar
dieren geschilderd.”
Van Bohemen bracht de periode
1944-1950 door op de Koninklijke Aka-
demie voor Beeldende Kunsten te Den
Haag. De Franse en Düitse expressio
nisten hadden aanvankelijk zijn groot
ste belangstelling. HÜ werd een groot
bewonderaar van Kandinsky. Zijn ab
stracte periode duurde zo’n tien jaar
en toen „het ging heel langzaam” ont
stond de drang naar de figuratieve
schilderkunt. Het begon met raceauto's
en weer een tijdje later kwamen de
en vergeet zijn vader tenslotte geheel.
Het boek valt eigenlijk in twee delen
uiteen, die te weinig met elkaar te
maken hebben: het verslag van de
haat-liefde-verhouding van vader en
zoon én de onwerkelijke scènes met de
aanhangers der „patriarchale wereldor
de”. De irreële beschrijving hiervan is
zeer verwant aan de vertellingen uit
de Neo-Romantiek, die gewoonlijk het
onwerkelijke als onderwerp hebben.
Een synthese tussen beide themata en
stijlen heeft Franz Werfel in „Niet de
moordenaar, maar de vermoorde is
schuldig” niet bereikt.
ANNA BRANDENBURG
van je vrije tijd”) dat hij rond 1964
door het zien van sport, vooral autora
cen op de televisie, zijn non-figuratieve
schildertijd min of meer afsloot en
zich meer met het figuratieve ging
bezig houden. „In het non-figuratieve
zag ik niets meer, ik dacht: ik kan niet
verder.” Van Bohemen begon aan een
serie sportschilderijen van 2 meter bij
1,5. „Als kind droomde ik er al van
autocoureur te worden, vandaar dat ik
begon met het schilderen van alles dat
maar met het racewereldje te maken
heeft. Later kwamen er andere sporten
bij.”
De grammofoonplaten met het ge
brul erop van formule-1 wagenmoto-
ren op circuits van Zandvoort en
Francorchamps, heeft Kees van Bohe
men nu een tijdje opgeborgen. Het
geluid van de ronkende motoren schal
de dagelijks door zijn atelier tegenover
het Haagse Hollandse Spoor. „Ik werd
er door geïnspireerd, ik had het idee
dat ik even op één van d« circuits
stond. Ik werkte dan makkelijker.”
Van Bohemen wil zijn succesvolle
„sportperiode”, (veel werken van hem
hangen in musea en galerieën over de
hele wereld, foto’s van zijn doeken
prijken op voorpagina’s van veel be
kende sporttijdschriften) een tijdje on
derbreken.
Toen de oorlog in 1914 uitbrak, had
het al enige jaren gerommeld in de
kunst. De twee officiële kunstrichtin
gen waren in discrediet geraakt. Het
Naturalisme (met in Nederland bij
voorbeeld Heijermans’ „Op hoop van
zegen”), dat de werkelijkheid toonde
met grote nadruk op de sociale mis
standen. had zich overleefd. De Neo
romantiek (met in Duitsland Hugo von
Hofmannsthal) op zoek naar schoon
heid buiten de werkelijkheid schonk
geen voldoening meer, hoewel er ook
na 1918 vele werken ontstonden, die
men tot de Neo-Romantiek moet reke
nen. Typische vertegenwoordigers van
de Neo-Romantiek waren bij ons Aart
van der Leeuw en Arthur van Schen-
del.
De vernieuwing van de kunsten be
gon met de schilderkunst; Wassily
Kandinsky schilderde omstreeks 1910
het eerste non-figuratieve schilderij.
Hiermee kwam een ontwikkeling op
gang, die aanvankelijk slechts weinig
aandacht trok. Door het uitbreken van
de Eerste Wereldoorlog werd de 19de
eeuw definitief en verhevigd afgeslo
ten, terwijl de nieuwe kunst, die de
uitbeelding van de werkelijkheid niet
meer als voornaamstedoel zag, zich al
snel baanbrak. Omstreeks 1920 was het
Expressionisme in de literatuur met
een aanloop tijdens de oorlogsjaren in
volle bloei. De schilderkunst had enige
jaren vóórgelegen, Franz Marc bijvoor
beeld, de schilder van de nu zo popu
laire gele paarden, viel in 1916 voor
Verdun op het slagveld. August Macke,
een expressionistisch schilder van het
eerste uur, sneuvelde reeds in 1914.
Gedicht werd er tijdens en na de
oorlog zeer intensief, terwijl expressio
nistisch proza zeldzaam is. Het is ty
pisch de stijl van de snelle „schreeuw”,
„detr Schrei”, van een hevige gevoelsuit-
barsting; de onderwerpen zijn voor het
merendeel concreet, de mens staat cen
traal. Echte poëzie is zeldzaam onder
al die duizenden dichtregels.
Eén der zeldzame prozaspecimina
„Niet de moordenaar, maar de ver
moorde is schuldig” verscheen onlangs
in een goede vertaling bij de Uitgeverij
Atheneum-Polak Van Gennep. Een
fraai uitgevoerd boekje! Het is een
vroeg werk van Franz Werfel, die in
1920, toen deze korte roman uitkwam,
30 jaar oud was (later werk van Wer-
DE ROMAN IS in de ik-vorm ge
schreven. Hoofdpersoon is Karl, de
zoon van kaptein Duschek. Deze kapi
tein zal het later tot opperbevelhebber
brengen. Als jongen op een internaat
verblijvend leeft Karl voortdurend in
angst voor zijn vader, die de achtjarige
door zijn kleinerende houding intimi
deert. Om zijn dertiende verjaardag te
vieren neemt de vader hem mee naar
de kermis. Doch het uitje wordt een
kwelling. Overal wil de vader zijn
geschiktheid voor een militaire carrière
testen. Zo moet hij in een kraam met
automatisch bewegende poppen zo’n
pop proberen te raken. Nerveus gewor
den mikt Karl verkeerd en treft zijn
vader met de zware bal aan de slaap.
Later, als militair, heeft de zoon geen
succes, terwijl zijn vaders ster juist sterk
in opkomst is.
De jonge Duschek komt in contact
met een groep buiten de maatschappij
staande lieden, die hun nachtelijke bij
eenkomsten houden in oude spookach
tige keldergewelven onder de rivier.
Het gezelschap bestaat uit gokkers en
opiumschuivers, maar ook uit zeer
hoogstaande lieden, o.a. een Joodse
rabbi. Allen hebben zich verbonden in
de strijd tegen de „patriarchale wereld
orde”. Deze subversieve organisatie
wordt echter uiteengeslagen. Karls il
lusie, de wereld te veranderen, gaat in
rook op. Van wrok vervuld verbergt
Karl zich op een avond in het huis van
zijn vader. Hij heeft de opzet hem te
doden, kort nadat hij naar bed is gegaan.
Door gestommel opgeschrikt maakt de
vader licht. Groot is Karls ontreddering,
want in plaats van een imponerend
generaal staat er een oude .gebogen
man met slordig grijs haar voor hem.
Een wilde achtervolging rondom een
biljarttafel begint, maar hoewel hij
hem diep vernedert, spaart Karl toch
het leven van zijn vader: medelijden,
onverschilligheid en ook een spoortje
van liefde komen in de plaats van de
haat.
De dag na deze gebeurtenis leest hij
in de krant, dat de zoon van een
kermisexploitant zijn vader heeft ver
moord. Deze zoon werd in tegen
stelling tot Karl door zijn vader
grondig verwend en bedorven. Toch
heeft hij de hand aan hem geslagen.
Dit geval is dus juist tegengesteld aan
Karls situatie. In een gesprek naar
aanleiding van dit krantebericht zegt
iemand tegen Karl: „Of nu een vader
hardvochtig dan wel weekhartig is
doet vrijwel niets ter zake. Hij wordt
gehaat en bemind, niet omdat hij
slecht of goed is, maar omdat hij vader
is.Mét Oedipus doodt elke zoon zijn
vader; onwetend en wetend doodt hij
de vreemde grijsaard, die hem de weg
verspert.” Enige bladzijden verder leest
men:- „Ook ik heb de liefde van de
zoon voor zijn vader leren kennen. Ze
moet de meest schuwe en geheimzinni
ge liefde ter wereld worden genoemd,
omdat zij het mysterie van de eenheid
en het bloed zelf is.” Zo is Werfel
tenslotte toch nog, hoewel aarzelend,
positief. Karl vertrekt naar Amerika