Moedig
politiek
theater
Lang met alles goud (zilver
brons)
en
wat er in München blinkt
OLYMPISCHE SPELEN MAAKTEN
De grote zorg: bezorging
EEN STROOM SPORTBOEKEN LOS
.i
ft®.
fill
E
I
I
’hjj
X:
fa
31 i
EEN HELS KARWEI
OP TIJD
MOEILIJKER DAN HET LIJKT
TE LAAT KOST GELD
DRUKTIJD
r
I
WOENSDAG 6 SEPTEMBER 1972
15
IN MICKERY
I
i-f
Fraai zeilboek
o
o I
Wat heet sport
Door Mare Serné
en Hans Rombouts
Vedetten van de weg
;t
Bomans’ herinneringen
best verkochte boek
t/ml oktober fui
Amsterdam TlQriQuE
Amstelhal
8t/m 10 september
dahlia-festijn
openingsdag - vrijdag v.a. 12.30 uur
verdere dagen 9.30-22.30 uur
AMSTERDAM „De toestand in
Noord-Ierland moet zo spoedig mo
gelijk weer normaal worden”, heeft
Whitelaw gezegd, de Britse minister
die Noord-Ierland bestuurt. Maar
wat is normaal, vragen de spelers van
het Portable Theatre uit Londen aan
het slot van „England’s Ireland”,
welk stuk gisteren in Mickery in pre
mière ging. Is de onrechtvaardige
verdeling van de welvaart in Noord-
Ierland en Ierland soms normaal, of
de nog nóg slechtere verdeling in
Engeland zelf?
Voor voetbalfans
f
IN EEN PERIODE dat de sport
pagina’s bol staan van informatie
over de Olympische Spelen is het
niet zo verwonderlijk dat uitgeve
rij Nelissen de aandacht vraagt
voor een actueel boek als „Sociolo
gie van de Olympische Spelen”.
Ook in dit werk toont de bekende
Frankfurtse sociologe Ulrike Pro
kop nog eens ten overvloede aan
dat de moderne Spelen op niet mis
te verstane wijze maatschappij
politieke doeleinden nastreven en
mijlenver verwijderd zijn van de
grondgedachte van de man die
verantwoordelijk was voor de her
invoering van de Spelen, Pierre
de Coubertin, die in 1896 de in
middels historische woorden
sprak: „Het meedoen is belang-
rijker dan het winnen”.
i
I - W
I
(Van een onzer redacteuren)
en in het kader
Terruwe; 10.
IM
'ewijn zullen de Olympus niet beklim-
1
Ulrike
over de
kinderspelen
wonen-in-het-groen
hobbyland
neem minstens
één snipperdag
(Van onze kunstredactie)
AMSTERDAM. „Herinneringen aan
Godfried Bomans” blijkt het best ver
kochte boek in de maanden juli en augus
tus van dit jaar te zijn geweest. Het werk
wordt op de voet gevolgd door de nieuwe
Asterix van Goscinny, te weten Asterix
en de Olympische Spelen. De volgorde is
verder: 3. Olympisch Logboek; 4. Augus
tus Veertien, Solzjenitsyn; 5. Zi,n-soms
even, Oosterhuis; 6. De vrouw als eunuch,
Greer; 7. De taal der liefde, G. K. van het
Reve; 8. Rapport van de Club van Rome;
9. Geef mij je hand
Turks Fruit, Wolkers.
DIT WAS VOORAL IN 1936 in Ber
lijn een utopie, maar in München ’72
liggen de zaken nog precies eender.
Hoe valt anders de opmerking van een
hoge DDR-sportofficial te plaatsen die
over de Spelen van München als een
„gelukstreffer” voor de DDR sprak,
aangezien Oost-Duitsland (op sportge
bied momenteel één van de meest
imponerende naties ter wereld), juist
daar een politieke overwinning op de
gelaakte
behalen.
Nelissen heeft zich
van dit boek wel terecht misschien -
aan de „lekkere” oppervlakte gehou
den. Het zijn smeuige stukjes gewor
den. Het is een jeugd-sentimentenboek
eigenlijk. Daarom hebben we toch wel
genoegen beleefd aan dit commerciële
koud-buffetje. We misten alleen een
schotel a la Schulte of a la Wimme
van Est. Die twee waren meer vedette
dan Verbeeck of Pettersson. Maar ja, je
kunt niet alles hebben.
men. Zonde van de fraaie lay out en
een aantal wél prachtige platen.
WAT HET WINKELBEDRIJF KAN.
kunnen wij ook, dacht de CPNB (boek-
uitgeversclub). Men kwam met „O-
lympisch logboek” als extra boek van
Je maand. Jan Cottaar, directeur van
het NOC, tekende voor de uitvoering.
Hij bracht alle Olympische medaille
winnaars sinds 1896 bij elkaar, sport
voor sport, plus het programma. Ook
Cottaar kon niet vermoeden dat Els
van Noorduyn en Mieke Sterk niet
naar München zouden gaan. De foto’s
zijn in ieder geval wel actueler en
zorgvuldiger gekozen.
JAMIN WIERP zich op de Olympi
sche Spelen. „OLYMPISCHE SPELEN
1972” is qua technische uitvoering uit
stekend verzorgd. Daarom is het vijf-
dubbeljammer dat mijnheer Jamin het
samenstellen van het boekje in handen
gegeven heeft van een ondeskundige
in-elkaar-flanser. De (niet genoemde)
samensteller heeft zich er met een
Jantje van Leiden afgemaakt. Om bij
het onderwerp Olympisch voetbal een
foto te plaatsen van Telstar-Ajax van
vele jaren geleden is gewoon een af
gang. Bij de plakfoto’s heeft men ge
gokt op Olympische kandidaten, die
München wel zouden halen. Maar Eb
ben, Van Domselaar, Tuininga en Har
de beste kwekers ter wereld
exposeren in parken en kassen
ere-plateaus
domein der lelies
voedingstulnbouw j
rosarium
de boomkwekerij
dahlia-rama
rododendronvallei
12 landen en
EEG-steden
apothekershof °1850
de-5-werelddelen
bijbelse tuin
fleur van
24 gemeenten
Prokop verdeelt haar studie
spelen in drie fasen. In de
eerste (1896-1914) richt de sport zich in
zijn historische ontwikkeling tot de
burgerij, die gedisciplineerd en flink
gemaakt diende te worden voor de
landspolitiek van de toonaangevende
naties voor Imperialistische expansie.
Ook in de tweede fase 1920-1936 staat
de burgerij centraal. Het proletariaat
moest onder meer in de Spelen (onder
meer in de door overheidswege gesti
muleerde bedrijfssport) zijn ideaal zien
en niet in revolutionaire ideeën, die
gevaarlijk waren voor de gevestigde
orde. Deze opofferingsgezindheid be
reikte in 1936 tijdens de Nazi-spelen in
Berlijn een ongekend hoogtepunt.
De moderne Spelen (sinds 1952) lij
ken echter eerder op een ludiek gebeu-
WIELRENNEN IS om zijn dramati
sche en spectaculaire zaken een sport
bij uitstek om lekker smeuïge boeken
aan te wijden. Jean Nelissen hanteerde
het panklare recept in „DE VEDET
TEN VAN DE WEG” (uitgeverij De
Boekerij NV te Baarn). Hij zette de
grootste coureurs van na-de-oorlog op
een rij (Coppi, Bobet, Koblet, Kübler,
Gaul, Bartali, Anquetil, Van Steenber
gen, Van Looy, Altig, Gimondi, Motta,
Bitossi, Verbeeck, Jan Janssen, Van
Springel, Poulidor, Pettersson, Gui
mard, Agostinho, Simpson, Ocana, Zoe
temelk en natuurlijk Eddy Merckx).
Het lezen van dit boek is als het
rennen langs een koud buffet. Je krijgt
overal een lekker likje van, maar je
houdt trek. Je bent niet voldaan. Je
zou eigenlijk over al die schilderachti-
ge figuren (uitzondering: Zoetemelk en
Pettersson) wel romans kunnen schrij
ven of psychologische verhandelingen.
Zonder overdrijving mogen we de dagelijkse bezorging van de ongeveer
70.000 exemplaren van ons blad een hels karwei noemen. Het is een illusie dat die
bezorging dag in dag uit feilloos kan plaats hebben. Zeventigduizend kranten in
zeventigduizend brievenbussen deponeren betekent zeventigduizend kansen op
een vergissing. Als men nu weet dat het aantal verkeerde bezorgingen dat klachten
oplevert van abonnees per dag ongeveer 125 bedraagt, dan kan men twee dingen
constateren: ten eerste, de 125 gedupeerden krijgen de indruk dat de bezorging
slordig gebeurt, de ruim 69.000 abonnees die hun krant wel op tijd in de bus krijgen
staan er niet bij stil dat voor hen het „hels karwei” feilloos is verricht.
Het percentage van 125 op 70.000 is ongeveer één kwart percent. Een zeer nietig
percentage, dat toch wel duidelijk maakt met hoeveel zorg en aandacht er dage
lijks door de afdeling bezorging gewerkt wordt
Vooropgesteld dient te worden dat veel abonnees die hun krant wel dagelijks
ontvangen toch vaak geïrriteerd worden door het feit dat de krant zo laat in hun
bus valt. Het tijdstip van bezorging hangt niet van de bezorgers af, maar van het
moment waarop zij hun stapel kranten aangevoerd krijgen. Technische storingen
in de rotatiepersen (zoals het breken van de papierbaan, waardoor grote vertra
gingen en ook andere technische calamiteiten kunnen ontstaan) zijn soms de oor
zaak van het feit dat de bezorger een tijdlang tevergeefs op zijn stapel kranten
moet wachten. De bezorging zelf gebeurt altijd zo snel mogelijk, ook al omdat de
bezorger het karwei zo vlug mogelijk wil klaren, want hij heeft per dag een paar
uur voor dit werk uitgetrokken en wil op tijd klaar zijn.
Zes jaar geleden werkte ons blad met 160 bezorgers. Momenteel zijn het er meer
dan 450. De groei van het abonnee-aantal en de inkrimping van wijken per be
zorger deden het korps bezorgers stormachtig toenemen. Aangezien ons blad in de
meeste wijken van het verschijningsgebied praktisch huis aan huis moet worden
bezorgd, kunnen de wijken niet te groot zjjn omdat de laatste abonnees van de
wijk anders te laat aan de beurt komen.
De organisatie van het bezorgingswerk kost vele hoofdbrekens. Plotselinge af
wezigheid van een bezorger vereist haastig improviseren, waarbij iedere minuut
kostbaar is. Lekke fietsbanden .ongevallen, slecht weer, er zijn tientallen factoren
op te noemen die als spelbreker kunnen optreden. De inspectie van de bezorging
vereist een net van controleurs, die ook voor het publiek bereikbaar moeten zijn.
In de laatst uitgekomen telefoongids zijn de namen, adressen en telefoonnummers
van die inspecteurs opgenomen, zodat iedereen kan zien wie hij voor zijn op- of
aanmerkingen over de bezorging kan aanspreken.
Tot ’s avonds acht uur (IJmuiden-Beverwijk zeven uur) is het klachtennummer
van de krant bereikbaar. Wie geen krant heeft gekregen, krijgt diezelfde avond
het blad nog nabezorgd als hij het klachtennummer zjjn naam en adres opgeeft.
Het klachtennummer is op bepaalde uren vaak in gesprek, dus enig geduld is wel
nodig.
Krantenbezorgen is moeilijker dan het lijkt en het is niet verwonderlijk wan
neer er nu en dan eens een abonnee wordt overgeslagen. Zelfs als men in een be
paalde straat huis aan huis moet bezorgen, vallen er slachtoffers. De geringste
afleiding brengt de bezorger van zijn a propos en hij weet dan niet precies meer
of hij iedere brievenbus inderdaad heeft voorzien. Het mag gerust eens worden
gezegd dat de fouten, die een bezorger ondanks zijn ijver en aandacht onver
mijdelijk maakt, hem vaak te hard worden toegerekend door de verbolgen abon
nees die hun krant missen. Als hij de krant prompt iedere dag bezorgt, vindt ieder
een dat heel gewoon. Zodra hij een foutje maakt, krijgt hij de volle laag. En foutjes
móet hij maken, al is het dan ook maar een kwart percent op het totaal. Want
bij een zo groot aantal dagelijks terugkerende verrichtingen zijn menselijke ver
gissingen nu eenmaal onvermijdelijk.
Enkele maanden geleden begon in ons blad onder bovenstaande intrigerende
titel een rubriek, waarin getracht werd door een uitvoerige analyse van bepaalde
euvels, die in onze krant opdoken, de irritatie van de krantelezer wat te vermin
deren. Wü probeerden een verklaring te geven van dagelijkse verschijnselen als
zetfouten, ontbrekende regels, door elkaar geraakte zinnen in berichten, verkeerd
geplaatste correctieregels en al dergelijke voornamelijk technische onvolkomen
heden in de krant en wij legden daarbij de nadruk op het feit dat veel zogenaam
de „slordigheden” een gevolg waren van overmacht, waarvan eigenlijk niemand
de schuld mocht worden gegeven.
Helaas moest deze rubriek na de eerste aflevering worden opgeschort omdat de
schrijver ziek werd en in een ziekenhuis op de operatietafel terechtkwam, zodat
ter redactie snedig kon worden opgemerkt dat de titel eigenlijk voortaan zou
moeten luiden „Wat mankeert die vent?”
De langdurige afwezigheid van de schrijver is niet lang genoeg gebleken om een
einde te maken aan het voorkomen van fouten in de krant, zodat er ook nu nog
alle reden is om deze rubriek voort te zetten. Er zijn trouwens nog veel meer
dingen die een krantelezer irriteren, behalve zetfouten. Een van de ondankbaarste,
meest kwetsbare en voortdurend met hindernissen kampende onderdelen van het
krantenwerk is bijvoorbeeld de bezorging.
ren. Het volk, tevreden gesteld door
een steeds grotere sociale welvaart,
wordt een show gepresenteerd die een
technische perfectie uitstraalt die niets
meer met de eenvoudige prestatie van
de amateur te maken heeft. De top
sporters moeten zich een ascetische
bijkans onmogelijke levenshouding op
leggen om tot records te komen.
Alleen goud, zilver of brons tellen
mee, niet de afvallers. Daarom is dit
boek, niet alleen voor sociologen of
mensen die beroepshalve met de sport
te maken hebben, een erg interessante
bijdrage in de discussie over München,
zoals die zich nu al op velerlei gebied
heeft ontsponnen. Voor de toeschouwer
die iets meer interesse toont dan ga
pend vanuit zijn luie stoel achter zijn
televisietoestel notie te nemen van de
records, die ongetwijfeld ook in
München zullen sneuvelen, is dit bij
zonder boeiende lectuur.
Het stuk stelt, dat de strijd in Noord-
Ierland veel verder gaat dan een gods
dienstoorlog. Het is een volksrevolutie
met meer dan één vijand. Groot Brittan-
nië is de grote sculdige, de protestantse
„oranjeklanten” in Ulster zijn haar fascis
tische aanhangers, maar de vijand is ook
de Roomse kerk die in Ierland net als in
Zuidamerikaanse landen, Portugal en
Spanje in het land de dienst uitmaakt.
Het stuk trekt duidelijk partij voor de
strijd van de onderdrukten, inclusief de
IRA.
Het stuk bestaat uit een groot aantal
scènes die mesetal een documentair ka
rakter hebben. Soms krijgt deze of gene
scène een wat theatraler uitbeelding, die
niet altijd even geslaagd is. De vergelij
king tussen een onschuldig gemartelde
katholiek in een interneringskamp en het
lijden van Christus doet nogal geforceerd
aan. Maar misschien ziet de IRA het
inderdaad zo. Wat wel zeer hard aankomt
is de dialoog aan een cafétafeltje tussen
een fanatiek IRA-man met een plastic
zak ingewanden en een keurige, ethische
Brit, die tenslotte weinig meer doen dan
„chantage” te roepen en wegrent, zonder
er iets van te begrijpen.
Maar het sterkst spreken de getuigenis
sen, die rechtstreeks uit Noord Ierland
stammen, de schrijvers zijn er met band
opnamen geweest. Vooral die van de
vrouwen komen over met een directheid
en echtheid, die je als betrekkelijke bui
tenstaander harder aangrijpen dan de po
litieke noten die deze Britse schrijvers en
spelers kraken. De vrouwen worden ge
speeld door Fidelma Murphy en Finnuala
O’Shannon en zo doen dat met heilig vuur
van de revolutie in de ogen. Gewelding.
Erwin Piscator, de grote Duitse regis
seur, moet ongeveer gezegd hebben, dat
politiek toneel alleen maar kan bestaan
als het bepaalde spanningen kan oproepen
tussen de toeschouwers onderling ener
zijds en het publiek en de spelers ander
zijds. Ik geloof dat dit ongetwijfeld het
geval zal zijn wanneer het Portable Thea
tre in Engeland gaat spelen. Het schijnt
dat geen theater in Londen de première
heeft aangedurfd; vandaar dat men uitge
weken is naar Mickery waar het uiter
aard veel slechter overkomt.
Je kunt misschien bezwaar maken te
gen het meestal zeer verbale karakter van
de scènes en de wel zeer voor de handlig
gende middelen waarmee de tekst in
beeld is gebracht. Maar misschien is die
eenvoud wel bij uitstek geschikt om de
ideeën van „England’s Ireland” aan alle
soorten publiek over te brengen, waarvoor
men in Engeland wil spelen. Het laat
niets aan duidelijkheid te wensen over,
ook voor niet-schouwburg publiek. Wel
licht zou het eerste deel een compactere
vorm kunnen krijgen. Er wordt een aan
tal feiten gespeeld, die zeker ook voor
eigen publiek niet onbekend zullen zijn.
J. HEYER
Tenslotte nog een overbodig lijkende opmerking: het drukken van de meer dan
zeventigduizend kranten per dag is niet een kwestie van een kwartiertje. De zeer
snelle rotatiepers heeft er altqd nog enkele uren voor nodig. Als de krant om on
geveer twee uur klaar is, rollen de laatste exemplaren van het dagelijkse pakket
toch pas enkele uren later van de pers. De bezorgers krijgen hun kranten naar
gelang de druktjjd verloopt. De laatste exemplaren kunnen 0as twee uur later dan
de eerste op de plaats van bestemming komen.
Deze opmerking lijkt overbodig, maar nog steeds vragen abonnees die hun krant
tamelijk laat ontvangen hoe het kan dat anderen, die elders in het verschijnings
gebied wonen, de krant al uren eerder in hun bus vinden. Zij vergeten de tijd die
met het drukken van een zo groot aantal exemplaren gemoeid is. Er wordt naar
gestreefd om de abonnees die het verst van het krantenbedrijf weg wonen, het
eerst te bedienen, maar daar spreekt dan de vervoerstjjd weer een woordje mee.
Een gestadige groei van de krant zal het in de toekomst misschien noodzakelijk
maken dat ook voor de agglomeratie Haarlem met vroegere en latere edities ge
werkt wordt. Dat wil zeggen dat de krant voor de verst verwijderde punten vroeger
wordt gedrukt, die voor de stadscentra wat later. Helaas is dat met zonder na
delen voor de nieuwsvoorziening, omdat een vroege editie uiteraard wat minder
actueel nieuws kan bevatten.
Soms denkt men misschien dat het veel voorkomende late bezorgen van de krant
de bedrijfsleiding niet voldoende interesseert. In werkelijkheid is dit euvel een
van de dingen die het bedrijf enorm veel geld kosten. Er is namelijk een afspraak
tussen directie en bezorgers dat de bezorgers hun krant op een bepaalde tijd in
ontvangst kunnen nemen. De aan voer geschiedt door een vijftiental bestelauto’s,
die naar de aanvoerpunten in de wijken rijden. Komt de auto te laat aan, dan
heeft de bezorger recht op vergoeding van de door hem gederfde tijd. Op die’ ma
nier wordt een voortdurend te laat van de pers komen een bron van grote on
kosten, die natuurlijk liever vermeden moet worden. Er is de bedrijfsleiding dus
alles aan gelegen, de technische vervaardiging van de krant op tijd gereed te krij
gen. Tegelijkertijd moet echter de inhoud van de krant zo actueel mogelijk blijven,
zodat zo laat mogelijk nog actueel nieuws kan worden meegenomen. De afweging
van die actualiteit tegen de eis tot zo vroeg mogelijke bezorging is een gecompli
ceerd en delicaat proces, dat dagelijks het uiterste vergt aan goede organisatie van
alle onderdelen die bij de vervaardiging van de krant een rol spelen.
Dat de bezorging als sluitstuk van het proces zeker niet het minst belangrijke
onderdeel vormt, zij hiermee nog eens uitdrukkelijk onderstreept.
ZOALS UIT HET bovenstaande
blijkt ziet het bedrijfsleven de laatste
tijd nogal wat in het uitbrengen van
sportboeken als een reclame-object.
Nadat Shell en Albert Heyn met
„Sport en spel” kwamen (hetgeen de
sportwereld een miljoen opleverde)
kon De Gruyter niet achterblijven. Dit
bedrijf claimde Johan Cruyff voor zijn
publiciteit. De journalist John Dries-
kens, onze lezers wel bekend, tekende
de woorden op, die uit de mond van de
grote voetbalmagiër kwamen en no
teerde ze in zijn, Drieskens’, stijl. Het
is aantrekkelijk om zo’n bewogen
Ajax-voetbaljaar nog eens na te lezen,
al moet men niet denken, dat Cruyff
het precies in de bewoordingen heeft
gezegd, die men in „CUPSTUKKEN”
aantreft. Maar goed, een leuk boek
blijft het voor de voetbaladepten.
Hans Molenaar, auteur van een serie
voortreffelijke boeken over de Europa
cup en de voetbalwereldkampioen-
schappen heeft nu ook een boek met
statistieken volgeschreven. In „VOET
BAL”, een uitgave van De Boekerij,
staat alles te lezen over tototips, pro
gramma’s, eindstanden, kampioenen,
bekerwinnaars, topscorers, Nederlands
elftal, spelerslijsten en 250 geschreven
portretten. Relevante informatie voor
sportjournalisten en nog een handjevol
geïnteresseerden, dat wel. De vraag
resteert echter of het grote publiek (en
daar is tenslotte dit boekje voor uitge
geven) wel zo voetbaldwaas is dat men
dit op de plank wil hebben. Het is
hooguit aardig om eens iets na te
kunnen slaan maar voor de rest biedt
het weinig.
Molenaar moet maar weer snel een
boek over voetbal(wedstrijden) gaan
schrijven. Want daar ligt zijn grote
kracht. Daarmee heeft hij ook naam
gemaakt.
volks- en
schooltuinen
<1^ natuurbehoud
wr
trein/entree NS-statlon»
JE VRAAGT JE AF of Jaap Kramer
en Wim de Bruijn de laatste jaren ooit
nog wel eens tijd gehad hebben om in
een zeilboot te stappen. Die mannen -
en dat geldt vooral voor Kramer -
produceren alsmaar boeken over zeilen
en wat daar allemaal aan vast zit.
Telkens denk je: nu weten we alles
over zeilen en er kan eigenlijk geen
nieuw aspecten opleverend boek meer
verschijnen. En dan komt Kramer
weer. Deze keer met „PLEZIERIG VA
REN” (uitgeverij De Boer in de serie
De Boer Maritieme handboeken). Het
plezierige varen gebeurt in het werke
lijk prachtige boek met ronde en plat-
bodemj achten. Dank zij sfeervolle fo
to’s van watersportfotograaf (en specia
list bij uitnemendheid) Theo Kampa
en reeksen tekeningen wordt men vol
gestopt met heimwee naar het water.
Kramer en De Bruijn voeren de lezer
langs prachtschepen als Schouwen,
Grundels, Schokkers, Staverse Jollen,
Botters, Tjalken, Bollen en Lemstera-
ken. Het is een geweldig lees- maar
vooral kijkboek.
L.
g||j
<::s: ,7
IN DE SERIE „WAT HEET?”, waar
in eerder verschenen „Wat heet
Drugs?” en „Wat heet Vuil?”, heeft
uitgeverij Malmberg zich nu ook op
het terrein van de sport begeven met
„Wat heet sport?”
In duidelijke taal komen onderwer
pen als sport en maatschappelijk leven,
het publiek, passieve en actieve recrea
tie, sportjournalistiek (waar de schrij
vers wel de blunder begaan door te
stellen dat er in geen enkele hoofdre
dactie in Nederland een sportredacteur
is opgenomen, iets wat zij gezien de
plaats die de sport ook in <Je journalis
tiek inneemt noodzakelijk achtten),
sport en school, sportverwondingen,
seks en sport en psychologie in de
sport, ter sprake komen.
Het verslag geeft vaak verbijsterende
informatie. Terecht wijzen Gerard
Groen, Hans van der Meer, Frits Boer
en hun medewerkers erop dat veel
topsporters (de voetballers) te weinig
maatschappij-kritisch zijn. De maat
schappij houdt tenslotte niet op bij de
hekken van het voetbalstadion. Om
even op eigen terrein te blijven: niet
ten onrechte veronderstellen zij dat de
volgende tendens in de sportjournalis
tiek, die de afgelopen jaren verschil
lende stadie heeft doorlopen, wel eens
die zou kunnen zijn van die van
„Brandpunt Buitenspel”, het populaire
programma waar zelfs voetballers vol
komen eigentijds werden benaderd, en
waar men niet altijd de zere plekken
bedekte onder de mantel der zwijg
zaamheid.
Dat politiek en sport allang met
elkaar verweven zijn werd tijdens de
Olympische Spelen in Mexico duidelijk
gemaakt, waar de negers in de Ameri
kaanse ploeg op het erepodium hun
sympathie voor de Black Power bewe
ging toonden. „Schande” riep de (hypo
criete) wereld over de zwarte baret en
het vuistgebaar van de drie winnaars
tijdens de ceremonie van één van de
meest fascinerende en publiciteit verte
genwoordigende nummers op de Spe
len, de 100 meter hardlopen.
bondsrepubliek zou kunnen
e