Moedig politiek theater Lang met alles goud (zilver brons) en wat er in München blinkt OLYMPISCHE SPELEN MAAKTEN De grote zorg: bezorging EEN STROOM SPORTBOEKEN LOS .i ft®. fill E I I ’hjj X: fa 31 i EEN HELS KARWEI OP TIJD MOEILIJKER DAN HET LIJKT TE LAAT KOST GELD DRUKTIJD r I WOENSDAG 6 SEPTEMBER 1972 15 IN MICKERY I i-f Fraai zeilboek o o I Wat heet sport Door Mare Serné en Hans Rombouts Vedetten van de weg ;t Bomans’ herinneringen best verkochte boek t/ml oktober fui Amsterdam TlQriQuE Amstelhal 8t/m 10 september dahlia-festijn openingsdag - vrijdag v.a. 12.30 uur verdere dagen 9.30-22.30 uur AMSTERDAM „De toestand in Noord-Ierland moet zo spoedig mo gelijk weer normaal worden”, heeft Whitelaw gezegd, de Britse minister die Noord-Ierland bestuurt. Maar wat is normaal, vragen de spelers van het Portable Theatre uit Londen aan het slot van „England’s Ireland”, welk stuk gisteren in Mickery in pre mière ging. Is de onrechtvaardige verdeling van de welvaart in Noord- Ierland en Ierland soms normaal, of de nog nóg slechtere verdeling in Engeland zelf? Voor voetbalfans f IN EEN PERIODE dat de sport pagina’s bol staan van informatie over de Olympische Spelen is het niet zo verwonderlijk dat uitgeve rij Nelissen de aandacht vraagt voor een actueel boek als „Sociolo gie van de Olympische Spelen”. Ook in dit werk toont de bekende Frankfurtse sociologe Ulrike Pro kop nog eens ten overvloede aan dat de moderne Spelen op niet mis te verstane wijze maatschappij politieke doeleinden nastreven en mijlenver verwijderd zijn van de grondgedachte van de man die verantwoordelijk was voor de her invoering van de Spelen, Pierre de Coubertin, die in 1896 de in middels historische woorden sprak: „Het meedoen is belang- rijker dan het winnen”. i I - W I (Van een onzer redacteuren) en in het kader Terruwe; 10. IM 'ewijn zullen de Olympus niet beklim- 1 Ulrike over de kinderspelen wonen-in-het-groen hobbyland neem minstens één snipperdag (Van onze kunstredactie) AMSTERDAM. „Herinneringen aan Godfried Bomans” blijkt het best ver kochte boek in de maanden juli en augus tus van dit jaar te zijn geweest. Het werk wordt op de voet gevolgd door de nieuwe Asterix van Goscinny, te weten Asterix en de Olympische Spelen. De volgorde is verder: 3. Olympisch Logboek; 4. Augus tus Veertien, Solzjenitsyn; 5. Zi,n-soms even, Oosterhuis; 6. De vrouw als eunuch, Greer; 7. De taal der liefde, G. K. van het Reve; 8. Rapport van de Club van Rome; 9. Geef mij je hand Turks Fruit, Wolkers. DIT WAS VOORAL IN 1936 in Ber lijn een utopie, maar in München ’72 liggen de zaken nog precies eender. Hoe valt anders de opmerking van een hoge DDR-sportofficial te plaatsen die over de Spelen van München als een „gelukstreffer” voor de DDR sprak, aangezien Oost-Duitsland (op sportge bied momenteel één van de meest imponerende naties ter wereld), juist daar een politieke overwinning op de gelaakte behalen. Nelissen heeft zich van dit boek wel terecht misschien - aan de „lekkere” oppervlakte gehou den. Het zijn smeuige stukjes gewor den. Het is een jeugd-sentimentenboek eigenlijk. Daarom hebben we toch wel genoegen beleefd aan dit commerciële koud-buffetje. We misten alleen een schotel a la Schulte of a la Wimme van Est. Die twee waren meer vedette dan Verbeeck of Pettersson. Maar ja, je kunt niet alles hebben. men. Zonde van de fraaie lay out en een aantal wél prachtige platen. WAT HET WINKELBEDRIJF KAN. kunnen wij ook, dacht de CPNB (boek- uitgeversclub). Men kwam met „O- lympisch logboek” als extra boek van Je maand. Jan Cottaar, directeur van het NOC, tekende voor de uitvoering. Hij bracht alle Olympische medaille winnaars sinds 1896 bij elkaar, sport voor sport, plus het programma. Ook Cottaar kon niet vermoeden dat Els van Noorduyn en Mieke Sterk niet naar München zouden gaan. De foto’s zijn in ieder geval wel actueler en zorgvuldiger gekozen. JAMIN WIERP zich op de Olympi sche Spelen. „OLYMPISCHE SPELEN 1972” is qua technische uitvoering uit stekend verzorgd. Daarom is het vijf- dubbeljammer dat mijnheer Jamin het samenstellen van het boekje in handen gegeven heeft van een ondeskundige in-elkaar-flanser. De (niet genoemde) samensteller heeft zich er met een Jantje van Leiden afgemaakt. Om bij het onderwerp Olympisch voetbal een foto te plaatsen van Telstar-Ajax van vele jaren geleden is gewoon een af gang. Bij de plakfoto’s heeft men ge gokt op Olympische kandidaten, die München wel zouden halen. Maar Eb ben, Van Domselaar, Tuininga en Har de beste kwekers ter wereld exposeren in parken en kassen ere-plateaus domein der lelies voedingstulnbouw j rosarium de boomkwekerij dahlia-rama rododendronvallei 12 landen en EEG-steden apothekershof °1850 de-5-werelddelen bijbelse tuin fleur van 24 gemeenten Prokop verdeelt haar studie spelen in drie fasen. In de eerste (1896-1914) richt de sport zich in zijn historische ontwikkeling tot de burgerij, die gedisciplineerd en flink gemaakt diende te worden voor de landspolitiek van de toonaangevende naties voor Imperialistische expansie. Ook in de tweede fase 1920-1936 staat de burgerij centraal. Het proletariaat moest onder meer in de Spelen (onder meer in de door overheidswege gesti muleerde bedrijfssport) zijn ideaal zien en niet in revolutionaire ideeën, die gevaarlijk waren voor de gevestigde orde. Deze opofferingsgezindheid be reikte in 1936 tijdens de Nazi-spelen in Berlijn een ongekend hoogtepunt. De moderne Spelen (sinds 1952) lij ken echter eerder op een ludiek gebeu- WIELRENNEN IS om zijn dramati sche en spectaculaire zaken een sport bij uitstek om lekker smeuïge boeken aan te wijden. Jean Nelissen hanteerde het panklare recept in „DE VEDET TEN VAN DE WEG” (uitgeverij De Boekerij NV te Baarn). Hij zette de grootste coureurs van na-de-oorlog op een rij (Coppi, Bobet, Koblet, Kübler, Gaul, Bartali, Anquetil, Van Steenber gen, Van Looy, Altig, Gimondi, Motta, Bitossi, Verbeeck, Jan Janssen, Van Springel, Poulidor, Pettersson, Gui mard, Agostinho, Simpson, Ocana, Zoe temelk en natuurlijk Eddy Merckx). Het lezen van dit boek is als het rennen langs een koud buffet. Je krijgt overal een lekker likje van, maar je houdt trek. Je bent niet voldaan. Je zou eigenlijk over al die schilderachti- ge figuren (uitzondering: Zoetemelk en Pettersson) wel romans kunnen schrij ven of psychologische verhandelingen. Zonder overdrijving mogen we de dagelijkse bezorging van de ongeveer 70.000 exemplaren van ons blad een hels karwei noemen. Het is een illusie dat die bezorging dag in dag uit feilloos kan plaats hebben. Zeventigduizend kranten in zeventigduizend brievenbussen deponeren betekent zeventigduizend kansen op een vergissing. Als men nu weet dat het aantal verkeerde bezorgingen dat klachten oplevert van abonnees per dag ongeveer 125 bedraagt, dan kan men twee dingen constateren: ten eerste, de 125 gedupeerden krijgen de indruk dat de bezorging slordig gebeurt, de ruim 69.000 abonnees die hun krant wel op tijd in de bus krijgen staan er niet bij stil dat voor hen het „hels karwei” feilloos is verricht. Het percentage van 125 op 70.000 is ongeveer één kwart percent. Een zeer nietig percentage, dat toch wel duidelijk maakt met hoeveel zorg en aandacht er dage lijks door de afdeling bezorging gewerkt wordt Vooropgesteld dient te worden dat veel abonnees die hun krant wel dagelijks ontvangen toch vaak geïrriteerd worden door het feit dat de krant zo laat in hun bus valt. Het tijdstip van bezorging hangt niet van de bezorgers af, maar van het moment waarop zij hun stapel kranten aangevoerd krijgen. Technische storingen in de rotatiepersen (zoals het breken van de papierbaan, waardoor grote vertra gingen en ook andere technische calamiteiten kunnen ontstaan) zijn soms de oor zaak van het feit dat de bezorger een tijdlang tevergeefs op zijn stapel kranten moet wachten. De bezorging zelf gebeurt altijd zo snel mogelijk, ook al omdat de bezorger het karwei zo vlug mogelijk wil klaren, want hij heeft per dag een paar uur voor dit werk uitgetrokken en wil op tijd klaar zijn. Zes jaar geleden werkte ons blad met 160 bezorgers. Momenteel zijn het er meer dan 450. De groei van het abonnee-aantal en de inkrimping van wijken per be zorger deden het korps bezorgers stormachtig toenemen. Aangezien ons blad in de meeste wijken van het verschijningsgebied praktisch huis aan huis moet worden bezorgd, kunnen de wijken niet te groot zjjn omdat de laatste abonnees van de wijk anders te laat aan de beurt komen. De organisatie van het bezorgingswerk kost vele hoofdbrekens. Plotselinge af wezigheid van een bezorger vereist haastig improviseren, waarbij iedere minuut kostbaar is. Lekke fietsbanden .ongevallen, slecht weer, er zijn tientallen factoren op te noemen die als spelbreker kunnen optreden. De inspectie van de bezorging vereist een net van controleurs, die ook voor het publiek bereikbaar moeten zijn. In de laatst uitgekomen telefoongids zijn de namen, adressen en telefoonnummers van die inspecteurs opgenomen, zodat iedereen kan zien wie hij voor zijn op- of aanmerkingen over de bezorging kan aanspreken. Tot ’s avonds acht uur (IJmuiden-Beverwijk zeven uur) is het klachtennummer van de krant bereikbaar. Wie geen krant heeft gekregen, krijgt diezelfde avond het blad nog nabezorgd als hij het klachtennummer zjjn naam en adres opgeeft. Het klachtennummer is op bepaalde uren vaak in gesprek, dus enig geduld is wel nodig. Krantenbezorgen is moeilijker dan het lijkt en het is niet verwonderlijk wan neer er nu en dan eens een abonnee wordt overgeslagen. Zelfs als men in een be paalde straat huis aan huis moet bezorgen, vallen er slachtoffers. De geringste afleiding brengt de bezorger van zijn a propos en hij weet dan niet precies meer of hij iedere brievenbus inderdaad heeft voorzien. Het mag gerust eens worden gezegd dat de fouten, die een bezorger ondanks zijn ijver en aandacht onver mijdelijk maakt, hem vaak te hard worden toegerekend door de verbolgen abon nees die hun krant missen. Als hij de krant prompt iedere dag bezorgt, vindt ieder een dat heel gewoon. Zodra hij een foutje maakt, krijgt hij de volle laag. En foutjes móet hij maken, al is het dan ook maar een kwart percent op het totaal. Want bij een zo groot aantal dagelijks terugkerende verrichtingen zijn menselijke ver gissingen nu eenmaal onvermijdelijk. Enkele maanden geleden begon in ons blad onder bovenstaande intrigerende titel een rubriek, waarin getracht werd door een uitvoerige analyse van bepaalde euvels, die in onze krant opdoken, de irritatie van de krantelezer wat te vermin deren. Wü probeerden een verklaring te geven van dagelijkse verschijnselen als zetfouten, ontbrekende regels, door elkaar geraakte zinnen in berichten, verkeerd geplaatste correctieregels en al dergelijke voornamelijk technische onvolkomen heden in de krant en wij legden daarbij de nadruk op het feit dat veel zogenaam de „slordigheden” een gevolg waren van overmacht, waarvan eigenlijk niemand de schuld mocht worden gegeven. Helaas moest deze rubriek na de eerste aflevering worden opgeschort omdat de schrijver ziek werd en in een ziekenhuis op de operatietafel terechtkwam, zodat ter redactie snedig kon worden opgemerkt dat de titel eigenlijk voortaan zou moeten luiden „Wat mankeert die vent?” De langdurige afwezigheid van de schrijver is niet lang genoeg gebleken om een einde te maken aan het voorkomen van fouten in de krant, zodat er ook nu nog alle reden is om deze rubriek voort te zetten. Er zijn trouwens nog veel meer dingen die een krantelezer irriteren, behalve zetfouten. Een van de ondankbaarste, meest kwetsbare en voortdurend met hindernissen kampende onderdelen van het krantenwerk is bijvoorbeeld de bezorging. ren. Het volk, tevreden gesteld door een steeds grotere sociale welvaart, wordt een show gepresenteerd die een technische perfectie uitstraalt die niets meer met de eenvoudige prestatie van de amateur te maken heeft. De top sporters moeten zich een ascetische bijkans onmogelijke levenshouding op leggen om tot records te komen. Alleen goud, zilver of brons tellen mee, niet de afvallers. Daarom is dit boek, niet alleen voor sociologen of mensen die beroepshalve met de sport te maken hebben, een erg interessante bijdrage in de discussie over München, zoals die zich nu al op velerlei gebied heeft ontsponnen. Voor de toeschouwer die iets meer interesse toont dan ga pend vanuit zijn luie stoel achter zijn televisietoestel notie te nemen van de records, die ongetwijfeld ook in München zullen sneuvelen, is dit bij zonder boeiende lectuur. Het stuk stelt, dat de strijd in Noord- Ierland veel verder gaat dan een gods dienstoorlog. Het is een volksrevolutie met meer dan één vijand. Groot Brittan- nië is de grote sculdige, de protestantse „oranjeklanten” in Ulster zijn haar fascis tische aanhangers, maar de vijand is ook de Roomse kerk die in Ierland net als in Zuidamerikaanse landen, Portugal en Spanje in het land de dienst uitmaakt. Het stuk trekt duidelijk partij voor de strijd van de onderdrukten, inclusief de IRA. Het stuk bestaat uit een groot aantal scènes die mesetal een documentair ka rakter hebben. Soms krijgt deze of gene scène een wat theatraler uitbeelding, die niet altijd even geslaagd is. De vergelij king tussen een onschuldig gemartelde katholiek in een interneringskamp en het lijden van Christus doet nogal geforceerd aan. Maar misschien ziet de IRA het inderdaad zo. Wat wel zeer hard aankomt is de dialoog aan een cafétafeltje tussen een fanatiek IRA-man met een plastic zak ingewanden en een keurige, ethische Brit, die tenslotte weinig meer doen dan „chantage” te roepen en wegrent, zonder er iets van te begrijpen. Maar het sterkst spreken de getuigenis sen, die rechtstreeks uit Noord Ierland stammen, de schrijvers zijn er met band opnamen geweest. Vooral die van de vrouwen komen over met een directheid en echtheid, die je als betrekkelijke bui tenstaander harder aangrijpen dan de po litieke noten die deze Britse schrijvers en spelers kraken. De vrouwen worden ge speeld door Fidelma Murphy en Finnuala O’Shannon en zo doen dat met heilig vuur van de revolutie in de ogen. Gewelding. Erwin Piscator, de grote Duitse regis seur, moet ongeveer gezegd hebben, dat politiek toneel alleen maar kan bestaan als het bepaalde spanningen kan oproepen tussen de toeschouwers onderling ener zijds en het publiek en de spelers ander zijds. Ik geloof dat dit ongetwijfeld het geval zal zijn wanneer het Portable Thea tre in Engeland gaat spelen. Het schijnt dat geen theater in Londen de première heeft aangedurfd; vandaar dat men uitge weken is naar Mickery waar het uiter aard veel slechter overkomt. Je kunt misschien bezwaar maken te gen het meestal zeer verbale karakter van de scènes en de wel zeer voor de handlig gende middelen waarmee de tekst in beeld is gebracht. Maar misschien is die eenvoud wel bij uitstek geschikt om de ideeën van „England’s Ireland” aan alle soorten publiek over te brengen, waarvoor men in Engeland wil spelen. Het laat niets aan duidelijkheid te wensen over, ook voor niet-schouwburg publiek. Wel licht zou het eerste deel een compactere vorm kunnen krijgen. Er wordt een aan tal feiten gespeeld, die zeker ook voor eigen publiek niet onbekend zullen zijn. J. HEYER Tenslotte nog een overbodig lijkende opmerking: het drukken van de meer dan zeventigduizend kranten per dag is niet een kwestie van een kwartiertje. De zeer snelle rotatiepers heeft er altqd nog enkele uren voor nodig. Als de krant om on geveer twee uur klaar is, rollen de laatste exemplaren van het dagelijkse pakket toch pas enkele uren later van de pers. De bezorgers krijgen hun kranten naar gelang de druktjjd verloopt. De laatste exemplaren kunnen 0as twee uur later dan de eerste op de plaats van bestemming komen. Deze opmerking lijkt overbodig, maar nog steeds vragen abonnees die hun krant tamelijk laat ontvangen hoe het kan dat anderen, die elders in het verschijnings gebied wonen, de krant al uren eerder in hun bus vinden. Zij vergeten de tijd die met het drukken van een zo groot aantal exemplaren gemoeid is. Er wordt naar gestreefd om de abonnees die het verst van het krantenbedrijf weg wonen, het eerst te bedienen, maar daar spreekt dan de vervoerstjjd weer een woordje mee. Een gestadige groei van de krant zal het in de toekomst misschien noodzakelijk maken dat ook voor de agglomeratie Haarlem met vroegere en latere edities ge werkt wordt. Dat wil zeggen dat de krant voor de verst verwijderde punten vroeger wordt gedrukt, die voor de stadscentra wat later. Helaas is dat met zonder na delen voor de nieuwsvoorziening, omdat een vroege editie uiteraard wat minder actueel nieuws kan bevatten. Soms denkt men misschien dat het veel voorkomende late bezorgen van de krant de bedrijfsleiding niet voldoende interesseert. In werkelijkheid is dit euvel een van de dingen die het bedrijf enorm veel geld kosten. Er is namelijk een afspraak tussen directie en bezorgers dat de bezorgers hun krant op een bepaalde tijd in ontvangst kunnen nemen. De aan voer geschiedt door een vijftiental bestelauto’s, die naar de aanvoerpunten in de wijken rijden. Komt de auto te laat aan, dan heeft de bezorger recht op vergoeding van de door hem gederfde tijd. Op die’ ma nier wordt een voortdurend te laat van de pers komen een bron van grote on kosten, die natuurlijk liever vermeden moet worden. Er is de bedrijfsleiding dus alles aan gelegen, de technische vervaardiging van de krant op tijd gereed te krij gen. Tegelijkertijd moet echter de inhoud van de krant zo actueel mogelijk blijven, zodat zo laat mogelijk nog actueel nieuws kan worden meegenomen. De afweging van die actualiteit tegen de eis tot zo vroeg mogelijke bezorging is een gecompli ceerd en delicaat proces, dat dagelijks het uiterste vergt aan goede organisatie van alle onderdelen die bij de vervaardiging van de krant een rol spelen. Dat de bezorging als sluitstuk van het proces zeker niet het minst belangrijke onderdeel vormt, zij hiermee nog eens uitdrukkelijk onderstreept. ZOALS UIT HET bovenstaande blijkt ziet het bedrijfsleven de laatste tijd nogal wat in het uitbrengen van sportboeken als een reclame-object. Nadat Shell en Albert Heyn met „Sport en spel” kwamen (hetgeen de sportwereld een miljoen opleverde) kon De Gruyter niet achterblijven. Dit bedrijf claimde Johan Cruyff voor zijn publiciteit. De journalist John Dries- kens, onze lezers wel bekend, tekende de woorden op, die uit de mond van de grote voetbalmagiër kwamen en no teerde ze in zijn, Drieskens’, stijl. Het is aantrekkelijk om zo’n bewogen Ajax-voetbaljaar nog eens na te lezen, al moet men niet denken, dat Cruyff het precies in de bewoordingen heeft gezegd, die men in „CUPSTUKKEN” aantreft. Maar goed, een leuk boek blijft het voor de voetbaladepten. Hans Molenaar, auteur van een serie voortreffelijke boeken over de Europa cup en de voetbalwereldkampioen- schappen heeft nu ook een boek met statistieken volgeschreven. In „VOET BAL”, een uitgave van De Boekerij, staat alles te lezen over tototips, pro gramma’s, eindstanden, kampioenen, bekerwinnaars, topscorers, Nederlands elftal, spelerslijsten en 250 geschreven portretten. Relevante informatie voor sportjournalisten en nog een handjevol geïnteresseerden, dat wel. De vraag resteert echter of het grote publiek (en daar is tenslotte dit boekje voor uitge geven) wel zo voetbaldwaas is dat men dit op de plank wil hebben. Het is hooguit aardig om eens iets na te kunnen slaan maar voor de rest biedt het weinig. Molenaar moet maar weer snel een boek over voetbal(wedstrijden) gaan schrijven. Want daar ligt zijn grote kracht. Daarmee heeft hij ook naam gemaakt. volks- en schooltuinen <1^ natuurbehoud wr trein/entree NS-statlon» JE VRAAGT JE AF of Jaap Kramer en Wim de Bruijn de laatste jaren ooit nog wel eens tijd gehad hebben om in een zeilboot te stappen. Die mannen - en dat geldt vooral voor Kramer - produceren alsmaar boeken over zeilen en wat daar allemaal aan vast zit. Telkens denk je: nu weten we alles over zeilen en er kan eigenlijk geen nieuw aspecten opleverend boek meer verschijnen. En dan komt Kramer weer. Deze keer met „PLEZIERIG VA REN” (uitgeverij De Boer in de serie De Boer Maritieme handboeken). Het plezierige varen gebeurt in het werke lijk prachtige boek met ronde en plat- bodemj achten. Dank zij sfeervolle fo to’s van watersportfotograaf (en specia list bij uitnemendheid) Theo Kampa en reeksen tekeningen wordt men vol gestopt met heimwee naar het water. Kramer en De Bruijn voeren de lezer langs prachtschepen als Schouwen, Grundels, Schokkers, Staverse Jollen, Botters, Tjalken, Bollen en Lemstera- ken. Het is een geweldig lees- maar vooral kijkboek. L. g||j <::s: ,7 IN DE SERIE „WAT HEET?”, waar in eerder verschenen „Wat heet Drugs?” en „Wat heet Vuil?”, heeft uitgeverij Malmberg zich nu ook op het terrein van de sport begeven met „Wat heet sport?” In duidelijke taal komen onderwer pen als sport en maatschappelijk leven, het publiek, passieve en actieve recrea tie, sportjournalistiek (waar de schrij vers wel de blunder begaan door te stellen dat er in geen enkele hoofdre dactie in Nederland een sportredacteur is opgenomen, iets wat zij gezien de plaats die de sport ook in <Je journalis tiek inneemt noodzakelijk achtten), sport en school, sportverwondingen, seks en sport en psychologie in de sport, ter sprake komen. Het verslag geeft vaak verbijsterende informatie. Terecht wijzen Gerard Groen, Hans van der Meer, Frits Boer en hun medewerkers erop dat veel topsporters (de voetballers) te weinig maatschappij-kritisch zijn. De maat schappij houdt tenslotte niet op bij de hekken van het voetbalstadion. Om even op eigen terrein te blijven: niet ten onrechte veronderstellen zij dat de volgende tendens in de sportjournalis tiek, die de afgelopen jaren verschil lende stadie heeft doorlopen, wel eens die zou kunnen zijn van die van „Brandpunt Buitenspel”, het populaire programma waar zelfs voetballers vol komen eigentijds werden benaderd, en waar men niet altijd de zere plekken bedekte onder de mantel der zwijg zaamheid. Dat politiek en sport allang met elkaar verweven zijn werd tijdens de Olympische Spelen in Mexico duidelijk gemaakt, waar de negers in de Ameri kaanse ploeg op het erepodium hun sympathie voor de Black Power bewe ging toonden. „Schande” riep de (hypo criete) wereld over de zwarte baret en het vuistgebaar van de drie winnaars tijdens de ceremonie van één van de meest fascinerende en publiciteit verte genwoordigende nummers op de Spe len, de 100 meter hardlopen. bondsrepubliek zou kunnen e

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 15