ROMULUS WHITAKER DE SLANGENMELKER Amerikaan woont m Indiaas dorp met stangen 300 f atac'** wf bletó.vw Pr R 17 SATERDAG 21 SEPTEMBER 1972 Erbij Attractie Indiërs - „bekeren” Serpentarium Hij heet Romulu» Whitaker. Hij is 30 jaar, lang, mager en blond. Hij werd in New York geboren en was van klein jongetje af stapelgek op alles wat reptiel is, een merkwaardige passie voor een kind. Maar de ouders van Romulus waren grote dierenliefhebbers. Zij trokken naar India en daar bracht Romulus dan ook zijn schooljaren door tot hij in 1962 terugging naar Amerika, waar hij tot zijn ergernis vijf jaar moest blijven eer hij kans zag om naar India terug te keren, ditmaal met de vaste wil er voorgoed te blijven, omdat hij het land en de mensen geweldig vindt en India na zijn schooljaren als zijn vaderland beschouwt. Boven dien kon hij er van zijn slangenhobby een „slangenberoep” maken. Slangen „bezweerders” jd t I kunt mensen gaat hij Nadruk verboden Ben stang m de handen nemen is een prettig gevoel. Dit prachtig gekleurde, felgroene boomslangetje is totaal gevaarloos. Iedereen kent wel de Indiase slan genbezweerders die met fluitspel de heen en weer „dansende” cobra’s uit hun mandje lokken. Wie mocht denken dat die cobra’s werkelijk dansen op de muziek heeft het mis. Slangen horen nagenoeg niets! Ze zien echter des te meer. Waar ze op reageren en wat ze met hun deinende bewegingen volgen is de bewegende fluit, die zij als een vijand beschouwen en die zij dan ook willen aanvallen met hun (meestal uit getrokken) giftanden. van palmblad en droog gras zorgen er voor dat de slangen niet gebakken worden door de hete zon. Er wonen in de slangenkuilen nu ongeveer 300 slan gen van 25 soorten en hun aantal groeit nog steeds. Onder die slangen nemen de vier giftige soorten vanwege hun economisch nut een •’Ql belang rijke plaats in. Romulus laat de nu weerloze maar razende cobra in het strak ge spannen gaasje van de beker bij ten tot de gifklieren volkomen ge leegd zijn. Met drie beten is dat meestal wel gebeurd. Romulus Whitaker haalt een bril slang of cobra uit de mand. Het deksel gebruikt hij als een soort schild tegen ‘een onverwachte uit val. Zodra hij de kans heeft zal hij de kop van de slang op de grond drukken met de gaffel waarna hij het dier met een snelle greep achter de kop gevaarloos maakt. In de geneeskunde heeft slangegif zijn nut al heel lang bewezen. Totaal bestaan er ongeveer 200 soorten slang- gegif, die elk heel specifieke eigen schappen bezitten. Er zijn slangegiften die bloed doen stollen en andere die stolling juist tegengaan- De eerste wor den bijvoorbeeld gebruikt bij de zoge naamde hemofili (bloederziekte) en bij tandchirurgie. Andere helpen weer de pijnen te stillen bij verschillende kan kers en bij ruggemerg-tbc- Slangegif is duur. De prijs loopt op van 50 voor één gram gif van de Russels-adder tot 500 voor de zeldzamere soorten. In India zijn zoveel soorten slangen dat de kans dat men een van de vier giftige tegenkomt niet erg groot is. Bovendien bestaan er anti-sera, die nog 3 a 4 uur na de beet van een gifslang met succes toegepast kunnen worden. De sera zijn bij iedere arts, apotheek en polikliniek t> krijgen. Wie met slangen omgaat moet goed op de hoogte zijn van hun eigenschap pen. Romulus ként die eigenschappen. Het grootste gevaar is dat je te slordig of onvoorzichtig gaat werken. De aan dacht mag nooit ook maar één seconde verslappen. Als men goed oppast kan men zelfs met een cobra omgaan. Nadat de slang uit het mandje is gekomen drukt hij meteen met die gaffel de kop op de grond, waarna hij de slang meteen stevig vlak achter de kop beetpakt. Het dier is dan, al spar telt het nog zo hard, totaal weerloos. De slang drukt het gif, dat zich in een zakje aan de basis van de giftand bevindt, via een kanaaltje in die tand naar buiten. Houdt Romulus de kop van de slang dan bij een katoenen gaasje, dat over een glazen bakje op een statief is gespannen, dan zal de slang er in bijten, waarna het gif als een dikke, stroperige druppel in het bakje loopt- De slang mag blijven bij ten tot de klieren leeg zijn; daarna —voorlopig ongevaarlijk weer in zijn mand. Het duurt zeker een uur voordat zich een nieuwe gif- massa heeft gevormd- Bij zijn demonstraties gebruikt Ro mulus ook die rieten mandjes om zijn slangen in te bewaren. Hele grote heeft hij in een linnen zak. Hij werkt met een dunne stalen staaf, aan het eind voorzien van een gaffel. graven waar de slangen meestal in huizen. Een smal gootje met stromend water, aan begin en eind afgesloten met fijn gaas, is voor de slangen een graag gebruikt zwembadje. Afdakjes Romulus is niet alleen met zijn slangenpark bezig, hij heeft het ook druk met het geven van demonstraties door het hele land en vooral in Ma dras, waarvoor de stad hem een grote zaal in het museum beschikbaar stelt. Die is steeds stampvol publiek. Ten slotte ziet men niet elke dag slangen melken In Madras Is het „Snake Park” van Romulus Whitaker een attractie geworden waar men graag heengaat, zodat het er in de weekeinden razend druk kan zijn- De bezoekers betalen een dubbeltje entree en kunnen dan, over de veilige muurtjes hangend, lek ker griezelen. De Indiase assistenten van Romulus willen graag wie dat wil een slang om de hals of de armen draperen. Men ontdekt dat een slang Na de demonstraties komen er vra gen uit het publiek, die Romulus be antwoordt. Hij laat de mensen spelen met slangen, kameleons en hagedissen, die hij ook bij zich heeft. Hij toont hoe engevaarlijk al die dieren zijn en de monstreert in het park rond het mu seum hoe bijvoorbeeld zijn kameleons vliegen en muggen vangen. En zo brengt hij de Indiërs nieuwe gedachten bij en wie weet slaan ze de eerstvol gende slang niet dood, maar brengen ze die bij Romulus Whitaker. BOB TADEMA SPORRY Hij vestigde zich eerst in een verre buitenwijk van Bombay en begon daar op grote schaal slangen te fokken, iets Romulus’ eigen gifslangen zijn zijn bedrijfskapitaal. De rente die dit le vende kapitaal opbrengt is niet groot, maar in elk geval genoeg om het serpentarium in stand te houden en zelfs uit te breiden. Van de staat krijgt hij een subsidie van f 2500 en uit het Wild Life Fund, dat zijn werk met veel genoegen beziet, van tijd tot tijd ook nog eens een groter of kleiner bedrag. In Amerika studeerde Romulus een paar jaar biologie en biochemie, wat hem nu goed te pas komt. Hij werkte twee jaar in een slangenpark in Miami in Florida en daar deed hij praktijker varing op. Terug in India heeft hij zijn kennis kunnen verbreden, zodat hij daar nu geldt aks een van de beste riangenapeciaüsten van dat land. Ro mulus had reeds in Miami geleerd dat er met het houden van slangen geld te verdienen Is, mogelijk niet zo veel dat je er rijk van wordt, maar toch in elk geval wel zoveel dat je je zonder moeite in je zelfgekozen vak handhaven. In India zijn de mensen gewend geen risico te nemen als ze een slang zien. Ze slaan hem zo gauw mogelijk dood. Als men weet dat in India soms tot twintig percent van de oogst wordt vernield en opgegeten door ratten en muizen, dat slangen de enige grondige opruimers van dat knagend gedierte zijn, dan begint men iets te begrijpen van Romulus’ ideaal: iedere Indiër aan het verstand te brengen dat het niet aangaat om tientallen onschuldige slan gensoorten dood te slaan omdat er vier giftige soorten bestaan. Hij wil hen de gifslangen leren onderscheiden van de andere en zo die nuttige dieren een kans geven. En daar de vier gifslangen, de cobra of brilslang, de kleine krait, de Russels-adder en de zaagschubadder gemakkelijk te onderscheiden zijn, moet dat kunnen. Daarnaast hebben slangen ook economische waarde, niet alleen om de huid waardoor de prach tige pythons er nu bijna uitgeroeid zijn en dus beschermd moeten worden, maar vooral door hun gif, dat voor alle mogelijke doeleinden kan dienen Het „melken” van gifslangen kan dan ook een profijtelijk beroep zijn. Daar om besloot Romulus Whitaker slangen te gaan fokken en „riangenmelker” te worden. dat buren niet zo konden waarderen. Op lange tochten door de jungle rond de stad breidde hij zijn collectie uit. Het gewonnen vergif verkocht hij aan biochemische laboratoria en hij ver diende er genoeg mee om tenslotte zijn droom te kunnen waarmaken: het bouwen van een serpentarium, waar hij zich geheel aan rijn werk kon wijden. Nu is rondom Bombay met 6% mil joen inwoners de grond astronomisch duur. Het was Romulus dan ook on mogelijk om een hectare te kopen, die hij voor rijn project nodig had. Hij trok toen naar Madras en vond op 30 km. van de stad in een dorp een goed stuk grond met een stenen huisje er op. Samen met rijn jongere broer, die hem bij rijn werk kwam helpen, richt te hij in een deel van het huisje een klein laboratorium in. In de rest van het gebouwtje konden zij wonen, eten slapen en werken. Twee mongoezer van nature felle slangenjagers, waakt- tegen ontsnapping van de slangen. In het terrein rond het huis kwam slangenputten. Elke slangenkuil is on geveer zes vierkante meter groot e omgeven door een twee meter hoge volkomen gladde cementen muur, dit de ontsnappingskansen minimaal maakt. Rondom de kuilen staan heesters voor schaduw en in de bodem aija grote potten van aardewerk inge niét koud maar warm is en niet glib- bëfig maar droog en soepel. Bovendien ervaart men dat een slang niet 'bijt' als hij niet belaagd wordt. Met de slang hangend om de hals een verbazend gewicht als het een python is kan de bezoeker dan meteen horen dat hij een slang nooit moet doodslaan, behal ve als het een gifslang betreft. En zelfs die kan men beter rustig laten vluch ten. Vanwege de ratten en muizen! Van de vroegste tijden af heeft de mens een afkeer van slangen gehad. En al zijn er landen waar de slang een heilig dier is en met veel eerbied (maar ook met grote voorzichtigheid) wordt behandeld, een dier zonder oogleden en dus een starende blik, met soms twee honderd paar ribben, met een huid van schubben en vaak ook nog een bek vol venijn in de meest letter lijke zin van het woord, kan men bezwaarlijk erg sympathiek noe men. De eerste reactie van een mens die een slang tegenkomt is dan ook: Sla dood dat serpent! Begrijpelijk, maar dom. Slangen zijn namelijk nuttiger dan menig ander dier. En in India woont een jonge Amerikaan die het zich tot taak heeft gesteld de Indiërs ervan te overtuigen dat je slangen niet moet doodslaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 17