24e OUDE KUNST- EN ANTIEKBEURS IN DELFT
Kijkspel van
culturele
traditie
i I
BH
J
I
1
L
HE
i i
r
21
ZATERDAG 23 SEPTEMBER
Erbij
1972
Schilderkunst
Klokken
Meubilair
T apijten
Japan
Keramiek
i®
j
F -■*
11
i
i «r
levering voor Kapitein De Jonge, kapitein op een der schepen.
mitische wereld beschouwde het ma
ken van tapijten immers als volks
kunst, zodat het weinig voorkwam dat
een jaartal werd ingeweven. Ook het
fragmentarische karakter van tapijten
zorgt natuurlijk voor moeilijkheden.
ER IS DEZE WEEK geen toverspreuk aan te pas gekomen om Neder
lands rijkste schatkamers voor ruim twee weken (tot en met 11 oktober)
te doen opengaan. Zelfs een officieel toespraakje bleef achterwege. Proto
col en ceremonie stammen uit een ver verleden en menigeen heeft er in
veel gevallen terecht een hekel aan. Toch had een zekere handhaving van
traditie niet vreemd gestaan voor wat als een optimale vorm van traditie-
beleving mag gelden. Om dit te verklaren zijn slechts twee begrippen
nodig: Delft en de Oude Kunst- en Antiekbeurs. Ditmaal voor de 24ste
keer, dus nog precies één maal van het kroonjaar af, in museum Het
Prinsenhof.
Even rijk is de aankleding van een
gedekte 18e eeuwse eettafel met daar
omheen een serie van Nederlandse
Louis XVI stoelen. Charles van der
Heyden uit Rotterdam plaatste op de
tafel een uit dezelfde tijd daterend
blauw-wit Chinees servies, geflankeerd
door Frans zilver bestek. Ook voor
porselein en keramiek geldt dat alle
stijlen en landen wel met één of
meerdere series op de beurs te zien
zijn. Weesp, Doornik, Loosdrecht, maar
ook Meissner, Limoges en Sèvres. Chi-
ne-de-commande en Chinees porselein
voert ons naar de keramiek-objecten
uit deze streken. Een schitterende
Khmer-kop in rood zandsteen en af
komstig uit Cambodja (12e eeuw)
wordt door Aalderink uit Amsterdam
te koop aangeboden. Deze exposant
voldoet tevens aan de zeer gestegen
vraag naar Koreaans keramiek. De
Sungperiode naar mijn mening één
van de mooiste stijlen uit China
laat representatieve schalen zien.
De Oude Kunst- en Antiekbeurs zal
voor velen in de eerste plaats een
kijkspel zijn. Daar is in het geheel
niets op tegen, zo laten veel kunsthan
delaren weten. Hun voorlichting is im
mers niet gebaseerd op de dikte van
uw portefeuille en zo dat in enkele
gevallen wel zou mogen zijn, dan over
wint al snel de liefde voor het vak.
Gekocht wordt er toch wel en vaak op
grote schaal.
In het minst niet door Amerika en
West-Duitsland, maar ook en dat is
een fenomeen door Japan. Daar is
na de oorlog een groep industriëlen
ontstaan, die heeft ingezien dat een
goede belegging best gecombineerd kan
worden met voorliefde voor cultuur.
Het beste klimaat daarvoor zijn de
gerenommeerde antiekbeurzen. Delft
deelt in deze opkomende trend.
CEES STRAUS
Een enigszins ondergewaardeerd ge
bied van verzamelen vormt de tapijtaf-
deling. Nog altijd heerst de mening dat
een tapijt geen kunstobject op zich is,
maar moet dienen als een decoratief
element in het interieur. Gelukkig is
ook hier een evolutie gaande: het ta
pijt wordt nu ook als kunstzinnig
voorwerp beschouwd. Qua voorkeur
verschuiven de grenzen eveneens. Ki-
nébanian uit Amsterdam ziet als op
volger van het Turkse en Kaukasische
kleed langzamerhand de Centraal-Azi-
atische tapijten doorbreken. Na de te
ruggang die optrad na de jaren dertig
is men van dit tapijt de geschiedenis
beter gaan begrijpen, een evolutie die
zich vier a vijf jaar geleden voor het
eerst manifesteerde. Toch komt er nog
veel moois uit de Kaukasus. Zo wordt
een Shirvan uit 1849 getoond, die op
valt door zijn rand, mogelijk afgeleid
van het Kufische schrift. Uit Centraal
Kaukasië een uit begin 1700 daterende
Samarkand, alsmede een sober Kauka-
sisch borduurwerk van rond een eeuw
geleden. Het grootste deel van de col
lectie Kinébanian dateert uit de eerste
helft van de vorige eeuw. Vroeg 17e en
16e eeuwse tapijten worden uiterst
schaars. De oorzaak daarvan moet gro
tendeels gezocht worden in het gege
ven dat deze tapijten, ook in die tijd,
vrijwel niet naar Europa zijn gekomen.
Overigens geldt voor alle tapijten dat
•en datering problemen geeft. De Isla-
Een verkoopexpositie die gedurende
27 jaar wordt gehandhaafd, mag wor
den gerekend tot een stevig gewortelde
traditie. De Antiekbeurs wordt antiek,
zou bijna gezegd kunnen worden. Maar
in de eerste plaats is deze beurs na
tuurlijk een uitstalling van de kunst
traditie zelve. Acht eeuwen de
vroegste perioden daargelaten vak
manschap gevat in een veelheid van
gebruiksgoederen hetzij in voorwerpen
ter verluchtiging van een bepaald in-
of exterieur. Vakmanschap dat gedu
rende lange tijd kwaliteit bleef tonen
tot alleen het beste overbleef. Antiek
en de gevestigde orde horen onafschei
delijk bij elkaar. Beide fungeren als
stabilisatoren: de eerste in de kunst (de
tijd heeft immers uitgemaakt wat
„goed” is) en de tweede in ons maat
schappelijk bestel.
Belangrijker dan deze overwegingen
is het feit dat antiek ons vertelt over
het maatschappelijk leven in tijden die
definitief zijn afgesloten. Datgene dat
nu slechts binnen het bereik van een
kapitaalkrachtige groep mensen is,
heeft ooit toebehoord aan veel ver-
scheidener maatschappelijke klassen.
Op een niet eens zo groot aantal vier
kante meters getuigt de Antiekbeurs
van acht eeuwen evolutie en revolutie
in menselijk denken dat zijn neerslag
heeft gevonden in zuiver materiële
substantie.
Er zijn dit jaar 32 deelnemers aan de
Antiekbeurs; vorig jaar waren er 30
exposanten. Afgevallen is Premsela en
Hamburger te Amsterdam, hetgeen
voor de zilverliefhebber een verlies
mag worden genoemd. Nieuwe deelne
mers werden Salomon Stodel te Am
sterdam, S. van Leeuwen te Den Haag
en J Stender en Zn. uit St. Michiels
gestel.
die n iet met een vertragingssysteem
werkt, maar waarop door het verschui
ven van de wijzerplaat toch een betere
spreiding van de lichte en donkere
uren kan plaats hebben. Klokkenbou
wer Thomas Tompion uit Londen is
met twee lantaarnklokken vertegen
woordigd, terwijl er voorts een Haagse
klok met slinger en cicloïde boog
staat te pronken, naar voorbeeld van
de uitvinder van het slingeruurwerk,
Christiaan Huygens. Even charmant is
een klok geheel gemaakt uit hout en
voorzien van slechts één wijzer: een
zogenaamde Appenzeller, uit 1788.
Mogen andere beurzen nog wel eens
tekort schieten in het aanbod van
meubelen, de Delftse Antiekbeurs biedt
een groot scala van meubilair. Van
iedere stijl zijn in ruime mate voor
beelden aanwezig, vaak ook met cu-
rieuse trekjes, die het betreffende
meubelstuk zijn eigen verhaal laten
vertellen. Van rozehout toont Denijs
uit Amsterdam een zogenaamde Oost-
inje kist, voorzien van gezaagd koper-
beslag en handvaten. Op de achterkant
staat het brandmerk van de Verenigde
Oostindische Compagnie met het jaar
tal 1749. In de regel werd d it soort
kisten aan boord van de Indië-vaarders
door de scheepstimmerman vervaar
digd en kwamen ze in gebruik bij de
kapiteins. Ze kregen losse poten, zodat
vervoer naar huis mogelijk werd.
Een zeldzaam wortelnotehouten ka
binet uit de 18e eeuw laat een dubbele
kap zien met twee kuiven, die het
geheel een mooie schaduwwerking
meegeven. De deuren hebben ieder
(vrijwel) gelijk fineer dat een impo
sante indruk achterlaat. Te zien bij
Weegenaar uit Den Haag, die op deze
beurs meer Hollands meubilair van
goede kwaliteit toont.
Schilderijen zijn er als vanouds weer
te kust en te keur. Mogelijk bespeurt
de bezoeker een lichte verschuiving
naar iets vroegere tijden dan voorheen,
dan heeft dat ongetwijfeld te maken
met het feit dat de markt van de 17e
eeuwers langzamerhand afgeroomd
raakt. De heer H. J. Cramer die zelf
een sublieme collectie uit de Gouden
Eeuw laat zien, noemt het dan ook
terecht een heksentoer iedere keer met
werk van topniveau te komen.
P. de Boer uit Amsterdam excelleert
met hoogtepunten van Salomon van
Ruysdael. Daarvan getuigt onder meer
•en itilleven, een onderwerp waarvan
deze schilder weinig heeft nagelaten.
Daarnaast legt De Boer de nadruk op
enkele anonimi, onder wie de Meester
van de vrouwelijke halffiguren en de
Meester met de papegaai.
Enneking uit Amsterdam toont naast
meubilair, glas en zilver merendeels
17e eeuwse landschappen en stillevens.
Van Godfried Schalcken (1643-1706) is
een schalks tafereeltje afkomstig: een
jonge meid met openvallend nacht
hemd ontvangt haar vrijer in haar
boudoir. Het interieur wordt verlicht
door een flakkerende kaars. Een Rem-
brandtiek lichtje dus, maar minder ge
raffineerd.
S. Nystad Oude Kunst NV uit Den
Haag houdt het eveneens op de Hol
landse en Vlaamse meesters en laat
een Braziliaans landschap van Frans
Post zien. Op gebied van grafiek toont
Laurentius uit Zaltbommel onder meer
twee houtsneden van Dürer en een
serie van vier etsen van Roelant Rogh-
man, die de dijkdoorbraak bij Jaap
Hannes, buiten Amsterdam, laten zien.
Om in de sfeer van de grafiek te
blijven: werkelijk één van de hoogte
punten van deze Antiekbeurs is de
door Maria Sybilla Merian uitgebrach
te studie over het leven der Surinaam
se insecten: „Dissertation sur la géné-
ratlon et les formations des insectes de
Surinam”. Op groot folio formaat en
gemaakt van rijk verguld rood maro
kijn. De afbeeldingen zijn met de hand
gekleurd, hetgeen zeer zorgvuldig is
gebeurd. De gravures werden uitge
voerd in de zogenaamd „contre-epreu-
ve” techniek, waardoor de handkleu-
ring door het verdwijnen van de zwar
te graveerlijn als een aquarel gaat
werken. Bij Meyer Elte uit Den
Haag, die dit fraaie boekwerk toont,
tevens een mooi exemplaar v an het
„Cruydt-Boeck van Dodonaeus van de
laatste en beste uitgave”.
BIJ DE FOTO S: Linksboven een houten beeldje, voorstellende een Portugees
die een vleermuis vasthoudt. Gemaakt in Japan, negentiende eeuw. Hoogte
zonder sokkel 19,5 cm; links midden een paar gegraveerde glazen uit New
Castle (Engeland, 1760) met de voorstelling van de Tudor-roos; linksonder
het interieur van de Grote- of St. Laurenskerk in Rotterdam door Daniël de
Blieck uit 1652, waardevol voor Rotterdam vanwege zijn topografische aard;
rechtsboven een eikehouten beeldenkast uit Nederland, gemaakt tussen 1625
en 1650. Panelen, kap en tussenlijst tonen beelden van het landleven; rechts
midden een zogenaamd haardpaar van brons dat geplaatst werd op een rooster
boven het vuur. De symmetrie wijst erop dat hier sprake is van de Louis
Quinze-stijl (1750); rechtsonder tenslotte een ets van Reinier Nooms, genaamd
Zeeman (1623-1665/66). De afbeelding is waarschijnlijk op of binnen de plaat-
rand afgesneden. Het portret in de rechterbovenhoek stelt volgens de over-
Zonder de twee eerste kunsthandelaren
te kort te willen doen, mag de inzen
ding van Stender bepaald een aanwinst
voor de beurs worden genoemd. Zijn
verzameling klokken en instrumenten
voor de zeevaart draagt een spectacu
lair karakter. Stender onderscheidt
zich duidelijk van de tweede exposant
van klokken op de beurs, H. Brokke
uit Amstelveen. Wil laatstgenoemde
een vorm van grote reputatie vertegen
woordigen, Stender zoekt het meer in
het exotische en het voor velen wat
minder bekende. Getoond wordt bij
voorbeeld een Japanse lantaarnklok,
staand op een laag houten trapezium
en voorzien van een ingenieus systeem
om de korte winterse dagen toch even
lang te laten duren als de lange don
kere avonden en nachten. Het koperen
klokje, voorzien van drukke, geëtste
bewerking, dateert uit het begin van
de 18e eeuw, misschien zelfs iets vroe
ger. Uit deze tijd stamt ook een even
eens uit Japan afkomstige ladderklok,
W'®'
s is