MERKWAARDIGE VERDRONGEN PERIODE SCHILDERSKUNST UIT Oude Duitse symbolisten in Gronings museum Robert Louis Stev enson: ook meesterschap als novellist ”HET GEHEIM” DE ZELFMOORDCLUB" EN ANDERE VERHALEN WJ ZATERDAG 4 NOVEMBER 19 1972 Erbij u Occulte invloeden Kunst en politiek Spanning Irriterend en boeiend Dodelijk kaartspel „HET GEHEIM Duitse schilderkunst van allegorie en symboliek, 1870-1900” heet voluit de bijzondere expositie, die tot 3 december aan staande in het Groningse Museum voor Stad en Lande wordt gehouden De aanleiding is de her denking. van Groningens ontzet, driehonderd jaar geleden. De oorzaken liggen dieper. Die zijn zowel de herlevende belangstelling, na jaren on verschilligheid, voor een historische „vergeten hoek” in de schilderkunst en het feit, dat er een nieuwe zin voor allegorie en symboliek aan het groeien is bij veel jonge schilders, die het al dan niet surrealistisch of magisch-realistisch ver talen. Zo komt het, dat men nu in Groningen een uitvoerige tentoonstelling kan zien, zowel schil derijen als veel grafiek Het is een expositie van eertijds legendarische figuren, bij het leven hoog vereerd; als Arnold Böcklin, Hans Thoma, Hans Makart, Max Klinger, Eugen Bracht, Albert von Keller, Carl Hoff en anderen, wier werk zelden in ons land is geweest, maar die in Midden-Euro- pa een grote invloed hebben gehad. ROBERT LOUIS STEVENSON is de bij iedereen bekende auteur van „Treasure Island” en „The Strange History of Dr. Jekyll and Mr. Hyde”. Toen het laatste in 1886 verscheen, werden er alleen al in Engeland binnen zes maan den 40.000 exemplaren verkocht. De Times was niet de enige om het boek te prijzen. De Academy uit die dagen schreef: „It is many years since English fiction has been enriched by any work at once so weirdly imaginative in conception and so faultlessy in genious in construction”. De Cri tic zei: Combining French grace of execution with a distinct ly Saxon ethical method”. Van de hand van deze schrijver nu zijn drie korte verhalen onder de titel „De Zelfmoordclub” uitgegeven door de Arbeiderspers in een ver taling van Heleen ten Holt. Zij heeft ook de keuze van de ver halen bepaald. De vertaling geeft de atmosfeer uitstekend weer. De „Suicideclub” is in 1882 samen met nog een aantal andere ver halen verschenen onder de titel „New Arabian Nights”. Toen had den ze niet het succes dat Steven son ervan had verwacht. Hij heeft zelfs grote moeite gehad het ge publiceerd te krijgen. In 1879 waagde geen enkele uitgever zich er aan omdat het te gedurfd zou zijn. Hij heeft drie jaar moeten wachten. b/j’ jbft gr**\ 7- HEIN STEEHOUWER BAUDINE NIEUWENHUIZEN. f ZELF SCHRIJVEN de samenstellers, dr, W. H. van Os en A. Treffers uitvoerig over die afschuw. Ze menen bovendien, dat de door hen bijeenge brachte expositie veel irritatie zal wek ken. Ze gaan op de oorzaken daarvan dieper in, want ze stellen onder meer, dat de Duitse symbolisten speciaal creëerden voor de rijke parvenu’s in een Duitsland, dat in die jaren snel uitgroeide tot een industrieel kapitalis tisch land. De rijke bourgeoisie gaf daarin de toon aan, onder meer door zich een protserige cultuur te laten aanpraten door de beeldende kunste naars. Dezen brachten, schrijven de samenstellers, opzettelijk de burgerlij ke frustaties in beeld op een symboli sche manier. De ondergang van deze kunst zien de samenstellers dan ook veroorzaakt en samengaan met de op komst van het socialisme, dat de vaak duistere symboliek en kwalijke her oïek van deze schilders afwees. Het is bijzonder verleidelijk om nog meer te noemer, vooral ook de grafiek, waarin deze symbolisten zich vaak nog vrijer uitdrukten dan in hun grote doeken. Het bevestigt de indruk, da het een groep excentriek-romantische figuren is geweest, sterk gedreven door de zucht om de menselijke psyche symbolisch uit te beelden, ook waar het de zwartste kanten daarvan be treft, maar dan wel unaniem overgoten met een pathetische saus. De toneelma tige rethoriek druipt vaak van de schilderijen af. Het zijn veelal omge keerd evenredige bidprentjes, maar dar op sterk vergrote schaal. Het is, in haar totaliteit, een expositie om niet over te slaan. Het is een politieke vereenvoudiging die veel te opzettelijk gezocht en slechts ten dele waar is. Schrijven de samenstellers, dat het Duitse symbolis- Er zijn meer merkwaardige grote doeken, die ondanks de bevreemding sterk boeien en hun overtuiging alleen hebben te danken aan het feit, dat sommige van die Duitse symbolisten verbazend goed konden schilderen. Zo bijvoorbeeld een „Maria Magdalena” van Carl Strathmann (1866-1930). De naakte vrouwenfiguur, op de rug gezien, ligt in een pathetische houding in het gras aan de voet van het kruis. Van de Christusfiguur zijn alleen de Robert Louis Stevenson werd op 13 november 1850 in Schotland geboren. Naast een zwakke gezodnheid had hij een onevenwichtige romantische na tuur. Hij heeft rechten gestudeerd aan de universiteit van Edinburgh. Moei lijkheden met zijn vader en de ver vreemding met hem die daaruit volgde, deden zijn gezondheid ineenstorten, en in 1873 ging hij naar Zuid Frankrijk om te genezen. Uit deze periode date ren zijn eerste publikaties, mede dank zij de promotie van Mrs. Sitwell, die hij dat jaar in London had ontmoet. Tot dat hij trouwde, was zij de belangrijk ste invloed op zijn leven. Vanwege zijn Soms wel, maar meestal niet. En dat komt dan door de inmiddels in de tijd ontstane afstand. Je ziet er veel cen tauren (half man en paard), veel tri tons (half man, vis en paard), veel vrouwelijke sfinxen, natuurlijk schone heksen met slangen, een kindermoor denares, de dood als geraamte, merk waardige opvattingen over engelen en spoken, veel symbolisch gebruikt naakt, zowel om heldendom als andere menselijke eigenschappen aan te dui den. Het is bijna allemaal nogal sinis ter en soms zelfs demonisch toegepast, althans als het gaat om het uitbeelden van natuurdriften. De roemruchte „Cleopatra op de Nijl” van Hans Makart, een nogal onsamenhangende allegorie, maar overtuigend door de prachtlieven- de manier, waarop het enorme doek is geschilderd. onderbenen te zien. Golgotha staat vol stervende bomen. Is zo’n doek, waarin het naakt schittert, een uiting van een merkwaardig verwrongen erotiek? Is het kruis alleen maar een aanleiding om een verleidelijke vrouw te schilde ren? Is het een bespotting van het christendom? Het blijft een van dr geheimen, waarom de gehele expositie de naam „Het Geheim” meekreeg. DE HOOFDFIGUUR UIT de Zelf moordclub is Prins Florizel van Bohe- men, die in al zijn avonturen wordt bijgestaan door zijn vertrouweling, de opperstalmeester, Kolonel Geraldine. Wanneer de prins genoeg heeft van al zijn verplichtingen en het sociale leven in London gaat hij in vermomming erop uit met zijn kolonel, op zoek naar avontuur. Over zijn karakter weten we eigenlijk niets speciaals, behalve dan dat hij heel erg nobel is. Hetzelfde geldt voor Geraldine. Na een merk waardige introductie waarin een wan hopige jongeman taartjes uitdeelt, we ten Florizel en zijn kolonel zich in d zelfmoordclub binnen te dringen. Het blijkt een zeer exclusieve clut te zijn voor mensen die alle hoop in het leven hebben opgegeven. Gekleed in smoking discussiëren ze over de dood en drinken daarbij champagne. Meest jonge mensen „met alle uiterlij ke tekenen van intelligentie en ver stand, doch slechts weinig belofte van kracht of die kwaliteiten die een mens succesvol maken.” Het geheel maakt een aangename, opgewekte indruk. Het haardvuur brandt. Maar „er heer ste een koortsachtige vrolijkheid maar a f en toe viel er een plotselingen, nogal spookachtige stilte”. Iedere avond eindigt met een kaartspel, waarin be slist wordt wie dit keer de eer heeft te sterven. Schoppenaas wijst het volgen de slachtoffer aan en klaverjas zijn beul. De prins weet de club echter te ontbinden samen met de onmisbare hulp van Geraldine en in de beide andere hoofdstukken wordt verteld hoe de tweede voorzitter van de club in Parijs en London vervolgen om hem te straffen voor zijn misdadige parktij- ken. Het verhaal eindigt met een duel tussen Florizel en de voorzitter. Een veelvuldig voorkomend thema bij Stevenson is de verdoemde ziel, en de verhouding folteraar en gefolterde. Gespletenheid van de mens in allerlei vormen. Hij is ook zeer geïnteresseerd in wreedheid en de reacties, vaak ook weer tweeslachtig, daarop. Dit alles wordt doorgaans in het fantastische omhulsel gestopt, dat we zo goed ken nen uit het verhaal over Dr. Jekyll en Mr. Hyde. Al deze elementen vinden we ook weer terug in de „Zelfmoord club” Naast de hierboven genoemde titels heeft hij o.a. ook geschreven „The Masters of Ballantrae”, „Kidnap ped”, „The Weir of Hermiston”. Ook heeft hij veel literaire essays op zijn naam staan. In Engeland is er een hernieuwde belangstelling voor Steven son in opkomst. Veel van zijn werk wordt opnieuw uitgegeven in goedkope edities. Moge echter het surrealisme en de daaruit later voortvloeiende symboli sche stijlen ook voor een deel teruggan op het Duitse symbolisme, het is er tevens de tegenstelling van. Ze tracht immers een nieuwe mythe te scheppen, opgediept uit droomleven en onderbe wustzijn, soms gekoppeld aan archety pische beelden. Ze toont de mens eer der in zijn ware gedaante in plaats van hem te verheerlijken via in onze tijd niet meer passende stereotiepe symbo len, zoals bij de Duitsers op deze tentoonstelling worden gevonden. me van grote invloed op de eerste Franse surrealisten van omstreeks 1920 is geweest, dan hebben ze gelijk: ook als ze stellen dat bijvoorbeeld een Da,* Chirico reeds voor de eerste wereld oorlog in hen een voorbeeld zag. Ze gaan echter voorbij aan het feit, dat juist de zogenaamde sociaal-realistische kunst, die al jaren lang in communisti sche landen wordt gepredikt een. even regelrechte voortzetting van dat Duitse symbolisme is. Denk maar aan de dwa ze verheerlijkende schilderijen van Stachanov-arbelders en jonge boerin nen op tractors, die met een zalige lach om de lippen de produktieslag willen winnen. Met de nazi-kunst, waarin dood en verderf werden ver heerlijkt in de vorm van Arnold Bre kers marmeren helden is het al net zo. Elke vorm van symbolisme met de nadruk op de verheerlijking van man nelijk heldendom, natuurdriften, vaak verholen vrouwenhaat en onbegrepen „vertalingen” van antieke mythologi sche stijlen ook voor een deel teruggaan voor alle dictaturen. IRRITEERT DAT symbolisme dan zo hevig als de samenstellers verwachten? „Oever der vergetelheid” van Eugen Bracht. Na de dood van zijn vrouw schilderde hij bijna uit sluitend dit type werken, doodse stranden, afgesloten door rotsen en dreigende wolkenpartijen. Op het strand liggen aangespoelde schedels, of het schelpen zijn. Het is een zeer imponerend, goed ge schilderd doek. DE PERIODE voorafgaande aan de „Jugendstil” (die, let wel, in ons land geen eigen naam kreeg) en de Neder landse symbolisten, zoals Jan Toorop, Thorn Prikker en vele anderen, is in het na-oorlogse kunstleven praktisch geheel verzwegen geweest. De „Jugend stil” is enige jaren geleden niettemin plotseling en zeer onofficieel weer opge doken in een nieuwe „zweepslagstijl” Voornamelijk toegepast in posters en dergelijke drukwerk voor hippe krin gen. Spreekt men in ons land over de schilderkunst van 1870-1900, dan wor den bijna uitsluitend de late impressio nisten en de eerste expressionisten ge noemd, zoals Van Gogh, Gauguin en Cezanne. Met tentoonstellingen van werk van Odilon Redon doen we dan nog iets aan "Eet Franse symbolisme, omdat toevallig veel van zijn werk via de verzamelaar André Bongers in ons land trecht is gekomen, maar de veel grotere Moreau blijft vergeten, evenals overigens de Engelse pre-rafaëlieten. Het is derhalve een moedige daad van het Kunsthistorisch instituut van de Groningse universiteit, om de ge noemde Duitsers uit hun verdomhoekje te halen, ondanks het feit, dat hun kunst jarenlang is verafschuwd, al- schans door deof ficiële kunsthistorie. In iCtde toneeldpqoWf svopral waar het ope ra’s betreft, bleef die invloed wel ja renlang gehandhaafd. gezondheid bracht hij het grootste ge deelte van zijn leven verder in het buitenland door. In 1887 ontmoette hij Fanny Osbourne, een iets oudere, ge trouwde vrouw. Na haar echtscheiding een paar jaar later trouwden zij. De dokters gaven hem dan nog een paar maanden te leven. Hij stierf pas veer tien jaar later. Fanny heeft een grote invloed op hem gehad, gaf hem altijd haar mening over zijn werk, hetgeen soms tot gevolg had dat hij een ver haal volledig herschreef voor het haar goedkeuring kon wegdragen. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door op het eiland Samoa in de Stille Oceaan, waar hij als een soort opperhoofd leef de. „The Beach of Falsesa” is een verhaal dat op een dergelijk eiland speelt. (Interessant is dat Dylan Tho mas er in 1959 een filmscript van heeft gemaakt). Stevenson’s gezondheid werd steeds slechter. Nadat hij in 1894 stierf, werd hij op de top van een berg begraven. In dit geval is het geheim daarvan gelegen in de ondanks alles overtui gend' prachtlievende schilderstijl van een man, die men de Salvador Dali van zijn tijd zou kunnen noemen. Hij werd als een vorst vereerd, leefde in Wenen in een krankzinnig overladen rariteiten-atelier en gaf jarenlang de toon aan, of het nu ging om Makart- interieurs, Makart-kleding, als wel de befaamde Makart-boeketten van ge droogde bloemen onder een glazen stolp, die de laatste jaren in moderne vorm weer opgang maken. tistische fenomenen, waarmee hij volko men bekend was, omdat hij deelnam aan seances met de meest bekende on derzoekers in een tijd, dat de parapsy chologie ontstond/ Sommige anderen waren eveneens sterk gebonden aan dezelfle belangstel ling Zo hangt hier een griezelig knap schilderij van Gabriel von Max (1840 1915), zijn „Extatische maagd Kathari na Emmerich”. Deze historische figum wordt hier getoond tijdens haar extase, zittend in bed en bijna stervend aa> haar stigmata. Op haar schoot ligt een crucifix, geschilderd alsof de Christus figuur een levende gedaante is. Het is een eng schilderij, maar het toont wc aan, hoe deze schilders soms de moed hadden zeer diep door te dringen in de menselijke psyche. Een vignet van Hans Thoma „Het Geheim” geheten. EEN ANDER DOEK, van Albert von Keller (1844-1920), een overtuigde spiritist, is de voorstelling van er opgebaarde non Ze ligt met een geluk zalige glimlach om de lippen, terwijl om haar heen haar biddende mede- nonnen als schimmen in een goudach tig licht verschijnen. Het sterven is hier bijna tot een perversie opgedre ven. Von Keiler vertelde van zichzelf, dat veel van zijn werken in halftran- ce ontstonden. Hij schilderde ook spiri- Een tentoonstelling als deze laat zien, hoe de ideeën a la Sigmund Freud aan het opkomen waren. Even eens, hoe groot de invloed van figuren als Nietzsche en Wagner was. Het Duit se symbolisme is dan ook bij uitstek een illustratieve kunst geweest, maar dan wel met een merkwaardige trek. In de beste gevallen is de illustratie geen vertaling van een. gegeven uit de literatuur, mythologie of pas ontdekte diepte-psychologische gegevens, maar een herschepping in beeldtaal. Die lite raire binding werd bewust gezocht, want bijna al deze schjlders waren bevriend met schrijvers: en dichters maar ook cómponisteft. wier muziek ze eveneens in beeld trachtten te brengen. Wagner werd in hun kring aanbeden. Toch komt heel veel werk als illus tratief in de slechte zin van het woord over. Dan wordt het drakerig, soms onuitstaanbaar opgelegd. Desondanks zijn in enkele gevallen zulke schilderij en bijzonder boeiend, zoals het enor me doek van Hans Makart (1840-1884) „Cleopatra op de Nijl”. Het is eigen lijk een onzinnig overtrokken allegorie, een samenraapsel van verkeerd geïn terpreteerde Egyptische ideeën, maar het werkt onloochenbaar. „Maria Magdalena” van Carl Strathmann, een fraai liggend naakt aan de voet van het kruis, een merkwaardige opvatting, die niets met bijbel of overlevering te maken heeft. HET TWEEDE VERHAAL uit de bundel is ,„Een Onderdak voor de Nacht” (de Engelse titel is: „A Lodging for the Night”). Een verhaal over Francois Villon. Nadat hij heeft deel genomen aan een kroeggevecht en op de vlucht slaat voor de patrouilles van de politie, komt Francois uiteindelijk uitgeput en uitgehonderd aan bij het huis van Seigneur de Brisetout. Deze onthaalt hem gastvrij, geeft hem rijke lijk te eten, hoewel Villön een volko men onbekende voor hem is. Villons reacties op deze naastenliefde van zijn gastheer zijn uitstekend beschreven. Als hij uiteindelijk weer op straat staat, vraagt hij zich alleen af of het de moeite waard zou zijn de oude man te beroven van zijn prachtige bokalen. Het derde en laatste verhaal „De Deur van de Sire de Maletroit” is strikt genomen een liefdesverhaal. Maar het heeft de zelfde wrede en angstaan jagende spanning als de andere verha len. Een jongeman valt op een donkere avond, terwijl hij zich verbergt voor de patrouilles van de gendarmes, een deur van een vreemd huis binnen. Hij blijkt daar verwacht te worden door de Sire de Malétroit, die denkt dat hij de heimelijke aanbidder van zijn nicht is. Hij stelt hem voor de keus ofwel haar te huwen ofwel te sterven. Aan gezien het meisje zeer aantrekkelijk is, is de keus niet zo moeilijk, maar allerlei ridderlijke gevoelens moeten eerst overwonnen worden. Eer het morgen is, heeft de lezer een spannend half uurtje voor de boeg. Naast alle moderne, eigentijdse lite ratuur is dit een zeer aangename afwisseling. Het is zeker de moeite waard om naast de bekendere boeken van Stevenson eens wat van zijn korte verhalen te lezen. X. 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 19