MR. VAN THIEL GAAT WEG 24 jaar leven hotels - Ja, dat is vreselijk ongezellig Ik heb het wel es moeilijk met scherpe kritiek van nu BEL VOOR LAATSTE RONDE in $0 - 17 ZATERDAG 18 NOVEMBER 1972 Erbij in zijn aquarium kijkt. Zes jaar lang zat hij op kostschool bij de verzekeringsmaatschappij en een suikerfabriek. Ogen en was vlak voor de oorlog enige jaren directeur van de van de Van Thiels te Helmond, dat zich bezig houdt met de van Dolle Mina’s moet hebben, op de vrije zaterdag bloemen en fietsonderdelen. Vier commissariaten staan op zijn naam, een feodale trekjes, een gezonde eter, gevat spreker aan diners, een laat Op Mr. Van Thiel is een fervent hengelaar. Bij de behandeling van de kinder bijslag sprak iedereen over het bevrie zen van het eerste kind en dan is er niemand die erg hard begint te lachen. „Ik zie hem nog staan, met een stoel boven zijn hoofd. Hij werd door vier agenten weggedragen.” Eenmaal heeft mr. F. J. F. M. van Thiel (tot aan de komende verkie zingen voorzitter van de Tweede Kamer) een vechtpartij in het par lement meegemaakt. Het was in 1949 (hij is sinds 1948 Kamerlid voor de KVP), een CPN’er ging tot de aanval over. De tien jaar dat mr. Van Thiel zelf Kamervoorzit ter is geweest, is zonder handge meen of grote incidenten verlopen. De treurigste herinnering heeft hij zelf aan de dag dat iemand vanaf de publieke tribune zijn kunstbeen in de vergaderzaal wierp. „Afschu welijk, hè, ik heb even geschorst.” Tien jaar lang heeft de heer Van Thiel de zaken in de Tweede Kamer zeer duidelijk in de hand gehouden. Voortdurend rondkij kend, de hand vlak bij de voorzit tershamer. Sinds de televisie in de Kamer kwam, i s hij voor veel Nederlanders het symbool van de politiek geworden, als „meneer de voorzitter”. werk, toe. alle altijd U bent directeur geweest van een fabriek voor naadloze buizen en voor zitter van de Tweede Kamer. Zijn er overeenkomsten tussen beide functies? Van Thiel: „Ik was directeur in een zeer ongunstige tijd van '37 tot begin ’40 en het was een middelgrote fami- lievennootschap. In de Tweede Kamer was het toen ook anders dan in 1972. De politiek van toen is onvergelijkbaar met nu". „Maar in de fabriek kende ik alle mensen persoonlijk, ik kwam ook on der de mensen. In Helmond kende iedereen me ook bij de voornaam. Dat is ook de tik geweest waarom ik in de politiek ging: ik was open voor de mensen. Men kon gemakkelijk binnen komen, ik heb niet het gevoel dat ik iemand op een afstand houd, dat is ook een karaktertrek.” ren, dat moet je als voorzitter van de Kamer ook wel hebben.” In welke heilige ontdekte u de meeste sympathieke trekjes? „Ik heb het al eens eerder gezegd: aan de ogen kan ik in de Kamer zien wat er gaat gebeuren. Ik weet op een gegeven moment wanneer iemand gaat interrumperen, dat is een stuk routine, het is ook een stuk plezier in je werk. Ik weet ook ongeveer wanneer ik het Reglement van Orde nodig heb, ik lees iets dan zo’n twee minuten van tevo ren al even na, dat is plezierig, het maakt het spel wat vlotter.” losgemaakt van wat je zegt. Het heeft een betekenis gekregen die zonder eni ge humor bedoeld is.” Begrijpt u zelf alles wat er in de Tweede Kamer gezegd wordt? Van Thiel: „Ik kan elke discussie wel volgen, maar bepaalde onderwer pen hebben je bijzondere interesse en dan veer je op. Ik veer vooral op bij algemene politieke beschouwingen en diepgaande discussies over algemeen menselijke onderwerpen. Maar de ech te discussie is de laatste jaren veel meer op de achtergrond geraakt. Het is meer een vaststellen van standpunten geworden, er is een grote moeilijkheid om naar elkaar te luisteren. Dat komt onder meer omdat men streeft naar een andere maatschappij langs heel verschillende wegen, die gemonopoli seerd worden. Maar de maatschappij in Nederland kun je niet een beeld opleg gen dat ergens anders vandaan komt, het moet uit het volk zelf komen. Dat betekent niet dat je per se in de lauwe middenweg terecht hoeft te komen.” Is de politiek u te radicaal gewor den? Wat is er in die jaren dan in de politiek veranderd? Van Thiel: „Het woordgebruik bij voorbeeld is veel meer rechtstreeks geworden. Het elkaar onmiddellijk be naderen is sterk ontwikkeld. De offi ciële taal staat nu alleen nog in de stukken. In de verslagen laten ze me dingen zeggen, die ik niet heb gezegd. „Thans stel ik aan de orde” staat er dan, maar dat heb ik niet gezegd, hè.” „Laatst sprak men bijvoorbeeld plot seling over de modale werknemer. De modale werknemer werd ineens stevig ten tonele gevoerd. Wat is dat dan, een modale werknemer? Het is een uit drukking die we kennelijk moeten ge bruiken om tot zaken te komen.” Van Thiel: „Ja, het is wel erg radi caal geworden, het is harder geworden. De standpunten zijn gevestigd.” U bent grootvader. Willen uw kleinkinderen het over een jaar of 20 in Nederland naar de zin hebben, wat moet er dan volgens opa veranderen? Van Thiel: „Dat vind ik wel een erg persoonlijke vraag. (Na even nadenken.) Er was één heilige aan wie je alles kon vertellen en dat is Judas Thadeus. De patroon voor moeilijke zaken. Als je vroeger iets kwijt was, moest je Antonius aanroepen. Je kreeg het dan nog terug ook, als je goed ging zoeken lukte dat heel wel. Judas Thadeus was meer een manusje van alles.” V spreekt graag aan diners. Van Thiel: „Ja, en als ik spreek dan werkt het. Het is improviseren. Ik kan helemaal niet schrijven. Ik kan nau welijks een brief schrijven. Ik weet alleen: dat en dat moet er in staan. Ik denk ook te snel, het is achter je gedachten aan hollen, het is niet bij te houden, ik kan er na een speech ook niets van navertellen. Dit snel reage- V bent Erekei van een carnavals vereniging. Van Thiel: „Ja, dat is één keer per jaar leuk, maar voor de andere 364 dagen moet je het vergeten. Ik had het ook nog nooit gevierd tot ze me uitno digden. Ik ben geen beroepscarnaval- vierder, daarvoor ben ik ook al te lang uit Brabant weg geweest, 24 jaar Ka merlid, zes jaar studie, zes jaar kost school.” Is dat niet benauwend, tien jaar leven in zo’n heel klein gebiedje? Van Thiel: „Jawel, daarom vocht ik er altijd voor het weekeinde vrij te houden. Dat is aardig gelukt. Ik zit dan rustig wat te lezen, trouwens nooit iets anders dan tijdschriften. Ik lees zelden boeken, ook door de week niet. Als van maandag tot vrijdag per dag 10 tot 15 keer de telefoon gaat en je binnen drie minuten weer moet opstaan,kun je niet rustig lezen. Daarom alleen kranten, tijdschriften, die gooi je zo weer even weg en je hoeft er ook je hersens niet zo bij te houden.” Op de dag van de afspraak is het Allerheiligen. De heer Van Thiel is intensief katholiek en daarom beginnen we op voorstel van de interviewer wat over heili gen te praten. Van Thiel: „In boekjes over heiligenlevens waren het wezens die in het heelal rond zweefden. Dat hebben wij nog ge leerd.” Van Thiel: „Kan ik niet precies zeg gen, daar is nog niks over te zeggen, het is een heel stuk eigen leven. Het wordt een heel, heel andere tijd. Een nivellering krijg je niet, die heb je nergens, de rangen en standen zullen wel meer naar elkaar toegroeien. Maar er zullen alle mogelijke verschillen blijven, want de belangen lopen niet parallel." „Je hele denkwereld is ook bepaald door je ontwikkeling, dat kun je niet veranderen. Als uw broer (laat ik een eerzaam beroep nemen als landbouwer) als uw broer landbouwer is, zal hij anders denken dan u. Ik heb een broer die is jezuïet we komen uit het zelfde gezin, hij heeft lang in Indonesië geze ten, als hij nu terugkomt, voelt hij zich hier helemaal niet meer thuis. Terwijl hij in Indonesië vooruitstre vend is.” Door de week leeft u hier in Den Haag al 24 jaar in hotels, is dat niet vreselijk ongezellig? Van Thiel: „Ja, dat is vreselijk onge zellig, maar er zit niets anders op. Toen ik minister werd (in 1952 van Maatschappelijk Werk - red.) hadden we zes jonge kinderen, de jongste was één. Daarom zijn we in Helmond blij ven wonen. Maar voor mij is het leven in een hotel geweest: ’s morgens om acht uur weggaan en ’s avonds laat terugkomen. Ik kan de keren tellen dat ik voor twaalf uur op m’n kamer ben geweest. De tijd dat ik nog geen Kamervoorzitter was, was ik nog wat ambulanter. Maar de laatste tien jaar was ik óf in het hotel óf in de Kamer, 's Morgens ga ik naar de Kamer en die verlaat ik meestal niet meer voor 'sa- vonds laat. Ik stap dan weer in de auto naar het hotel, en vraag dan sorps aan de chauffeur wat voor weer het die dag geweest is. Ik heb dan geen enkel contact met de buitenwereld, maar het is hier natuurlijk altijd vol met mensen." van uur tot uur, het kan een eigenwijze tik zijn maar ik vind niet dat ik het kan overlaten aan een ander. Als ik eerr keer vroeg uit Den Haag weg moet en ik ben om zes uur in Helmond, dan bel ik meteen met de Kamer om te vragen hoe de stand van zaken is.’* Van Thiel: „Hahaha, dat is moeilijk om zo te zeggen. Ik zal het ook wel niet meer meemaken, dat is het enige waarom ik opzie tegen het ouder wor den, ik zou de kans willen hebben me ook in die wereld te bewegen. Het lijkt me een hele andere wereld, sneller nog, hoe zal de wereld er in het jaar 2000 uitzien? In 2000 zul je over 1972 spreken zoals ik nu over mijn studen tentijd in 1922 spreek. Je moet afstand nemen. De huidige generatie kun je nt ook nog niet beoordelen, je kunt he pas beoordelen als je afstand heb genomen.” Maar wat moet er veranderen wil uw kleinzoon het hier nog fijn heb ben? „Maar dit is allemaal zo per soonlijk. Ik vind dat ik een eigen privé-leverr moet overhouden, ik vind niet dat iemand zich in in nerlijke zaken moet mengen, daar is niemand in geïnteresseerd, hoop In zijn royale werkkamer („Ka binet van de Voorzitter” staat in krulletters op de deur), hangt een tijdloze sfeer. De heer Van Thiel zit vriendelijk in een grote leun- toel, hij heeft twee uur voor dit interview uitgetrokken en is ken nelijk bereid het genoeglijk te houden. Vragen over wat moeilijk liggende zaken beantwoordt hij uiterst behoedzaam; als het gladde ijs in zicht komt, weert hij duide lijk af. Hij blijft daarbij vriende lijk. Zelf begint hij niet over I maatschappelijke veranderingen, wel over zijn aquarium. Hebt u het zelf ook moeilijk met de veranderingen van dit moment? Van Thiel: „Ik heb het wel es moei lijk met de scherpe kritiek, de uitlatin gen die ik niet gewend ben. De films, dat kost me wel wat moeite. Dat afbreken van taboes, dat vind ik erg interessant, maar enige beperking moet er toch zijn.” U hebt in deze kamer vele actie groepen ontvangen. Kon u hun streven steeds begrijpen? Van Thiel: „Jaja, meestal wel. Soms niet, Baas in eigen buik, dat vond ik geen sympathieke actie. Bij wijze van voorbeeld. Ik vind het helemaal niet nodig een tekst op je buik te schrijven, daar is je buik ook niet voor. Ander onderwerp. U tuiniert graag. Van Thiel: „Ik snij graag bloemen en rangschik ze dan. Deze chrysanten hier zijn erg mooi, het is het seizoen. Dahlia’s vind ik ook bijzonder mooi. Ik laat hier ook altijd bloemen kopen. In deze kamer staan altijd bloemen. Als ik hier dinsdags kom staan er verse bloemen. Die reken ik zelf af, dat vind ik erg leuk.” ,,’s Zaterdagsmorgens rangschik ik vaak bloemen. Je loopt dan nog weer even de tuin in om er twee andere bij te zoeken. Een mooi boeket maken, daar gaat vrij veel tijd inzitten. Je ziet het: er mankeert nog wat aan, nog even drie gele er bij. Ik doe het louter voor m’n plezier, niet voor wedstrijden of zo. Ik heb ook een aquarium, dat leven vind ik ontzaglijk leuk. Mijn vrouw zegt dat het komt omdat ik daar nooit tegengesproken wordt. Als je die visjes zo ziet, zijn ze vriendelijk, net zo vriendelijk als mensen die liede ren hebben.” Mr. Van Tiel laat niet makke lijk iets aan een ander over. „Ik heb nooit echt vakantie, ik kan me tot vakantie laat ik kranten na sturen, ik heb telefonisch contact. Ik volg het tot uur, het kan Van Thiel: „Eigenlijk is het toch waanzin, hè, het bevriezen van het eerste kind, het eerste kind is bevro ren. Het is een jargon dat helemaal is Als u dat hele drukke gefriemel in zo’n aquarium ziet, moet u dan ook aan politiek denken? Van Thiel: „Ik zie geen gelijkenis. De kleuren in een aquarium vind ik erg aardig, in de politiek zijn de kleu ren soms niet even mooi, als ze er allemaal al een kleur hebben.” De heer Van Thiel pakt van zijn bureau een brief van iemand die hem gedurig schrijft. Evenals de koningin is hij ook hét adres voor mensen die zich verongelijkt voelen, al jaren voor een bepaalde zaak vechten of zich achter gesteld weten. „Vaak gewoon zielige mensen. Het is afschuwelijk, hè, maar ik weet niet hoe ik ze tevreden kan stellen. Veel correspondentie komt vaak terug op het zelfde. Van iemand krijg ik elke week zestien pagina’s. Jammer, heel jammer, ik heb geen antwoord, het is ook niks, het is vol schrijven van papier”. U bent hier nu zo’n 25 jaar op het Binnenhof. Hebt u hier al die tijd ooit iets meegemaakt dat werkelijk verras send was? Van Thiel, na enig nadenken: „Als ik nu praat over de laatste tien jaar dan zeg ik: nee. De grootste verrassing was de laatste kabinetscrisis. Dat was voor mij het meest onverwachte, het meest verrassende. Dat geldt voor velen, hier in Den Haag.” niet losmaken van m’n in het hinderlijke -aart

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 17