DichtErbij PRECIES HET VERLENGSTUK VAN MIJN BOEK" „K1TTY COURBOIS’ REACTIE IS 11 'W A af i ZATERDAG Erbij 18 NOVEMBER 19 1972 (Onder redactie van Hein Steehouwer) Masochisme Schuimbekkend Gedichten voor de volgende afleveringen graag weer binnen twee weken aan: Hein Steehouwer, kunstredactie Haarlems Dagblad, Grote Houtstraat 93, Haarlem, met in de linkerboven hoek van de enveloppe „Dichterbij”. HET HEEFT, door een late vakantie en de afwezigheid van Bas Baan (voorlopig in India) enige tijd moeten duren. Maar nu dan toch weer een vervolg op deze rubriek voor jongeren tussen 16 en 24 jaar. Ook deze keer gelukkig enige debutanten en dan natuurlijk verder trouwe inzen ders, die we evenmin zouden willen missen, want ze vor men de ruggegraat van „Dichterbij”. Enige nieuwe inzenders van de laatste maanden, die hun gedichten niet geplaatst zien, moeten maar bedenken, dat het in het begin ook aan die genoemde trouwe inzen ders is overkomen. Het niet plaatsen moet een aanmoedi ging zijn om verder te werken aan het niveau van de ge dichten. Soms wordt verzocht om schriftelijk commentaar te geven bij niet plaatsing. Dat kan helaas niet, want het zou een dagtaak betekenen. „Ik ben anders” Geld verdienen Ss w (Van een medewerker) SPELING PAUL NADORP Hugo Claus: „Ik kom door ZONET NOG DAAN LAUTENSLAGER SEPTEMBER INE ZANTING MARTHA MOOY Nog sterker vereenzelvigd doet Martha Mooy het. Zij heeft haar idee gevangen in een geestig en heel kort beeld over dé en haar eigen natuur, waarin ze tevens een nieuwe betekenis geeft aan een oud gezegde. Het inlevingsvermogen bij een vrouw gaat in de natuur meestal verder dan bij een man. Er zijn psychologische verklaringen voor, waar ik hier niet op inga. Die vereenzelviging met de natuur doet vaak vanzelf sprekender en daardoor weldadiger aan. Er komt wat minder wijsgerig heid aan te pas en daardoor vermoedelijk ook een kortere woordenval, zoals bij Ine Zantingh, die al eens eerder in deze rubriek schreef. ik ben een door de zon gerijpte vrouw waar eenvoudigweg geen zure druiven van te plukken zijn. in vrede lopend langs de scheppende waterkant in schemer onpeilbaar diepe rust vliegt in het geluid van schoonheid de westelijke hemel in brand; schept huizen zwart contouren bomen. vensters van kinderen tegen slapen gaan zijn gekaderde lichtvlekken in vlammend rood. dan wil ik de aarde kussen deel hebben aan de warmte van het gras EEN VAN DE DEBUTANTEN in deze rubriek is Paul Nadorp, een 24-jarige student theologie die meestal liturgische teksten schrijft. Deze tekst is niet liturgisch, toch eigenlijk wel religieus getint, maar dan in de zin van natuur-religie. die vrede kan overdragen in een gedicht, waarin „brandende aarde” een dubbele betekenis kan hebben. nu weerkaatsen holle stemmen tegen de harde grijze wolken vlak boven hun eigenlijk holle hoofden zonder ogen zonder oren want zij zijn blind en doof en in wezen zonder wezen maar schreeuwen als pasgeboren baby’s zonet nog warm omhelzend zon nu dekken donkere sluiers mijn ogen ook de laatste vogels zijn gevlogen toch waren ze hier zonet nog als de zomer zegt ik blijf nog even houden de bloemen hun tranen in om het naderend afscheid licht klimt in de bomen spinnewebben dansen ademloos om de takken het mos zingt een stil groen sonnet zonet nog warm omhelzend: zon kinderstemmen kaatsten vrolijk tegen warmgestoofde huizen kleuren en geluiden spraken de voorbijflitsende mensen aan die hun blinde gang vertraagden warm en gelukkig zonet nog een jonge eend strijkt neer in een even zacht gedruis; dit uur laat mij sterven tegen passiemuziek de hemel in; ik adem vrede op een brandende aarde even maar: een speling van kleur, geluid en mijzelf. Wat heeft u ertoe gezet om een boek als „Het jaar van de kreeft” te schrij ven? Wij zijn het genre niet van u gewend. „Ik weet van die zaak rond Wolkers weinig af. Ik heb duidelijk verklaard Is de wijze waarop u uw vroegere verhouding met Kitty Courbots in het boek op de voorgrond plaatst verge lijkbaar met de manier waarop Wol kers zijn eertijdse vrouw in „Turks Fruit” beschrijft? U heeft het weer druk bij het Ne derlands toneel. „Ja, ik ben nu bezig met „De Vosse- jacht”. Met enige beklemtoning zeg ik. een stuk van mij. Want het is geba seerd op drie stukken eigenlijk: op een Heeft u als toneelschrijver voldoende tijd en ruimte in het Nederlandse to- neelbestel? Godard zelf schijnt niets van een toneelbewerking van zijn film af te weten. Klopt dat? zo te zien. Op dat punt is er misschien een vergelijking met Wolkers. Ik vind dat in beide gevallen een beetje onver kwikkelijk”. I is heel goed. Er zijn alleen helaas geen pasklare oplossingen. Men zal zich dus nog harder moeten concentreren op de mogelijkheden, die geboden worden”. „In december - direct na de premiè re van „De Vossejacht”, - begin ik aan de repetities van „Gekke Gerrit”, een bewerking van Godard’s film „Pierrot le Fou”. En dat wordt een veel vrij blijvender soort toneel. Het filmscript kwam mij op een bepaald ogenblik voor als het Ei van Columbus. Film annexeert altijd toneel, boeken, terwijl het omgekeerde nooit gebeurt. Er zijn zo veel goede films in elk mogelijk genre. En het toneel maakt helemaal geen gebruik van al dat gedramatiseer de materiaal. Ik wil de eerste kolonisa tor zijn van dat gebied en trachten film over te hevelen naar het toneel, zonder dat ik film wil imiteren. Het is toch logisch. Het gaat nu al vijftig laar de ene kant op. Laat ik nu de eerste zijn, die het eens omgekeerd doet”. „Ik heb de directeur van het Am sterdams Toneel er wel op gewezen: zorg dat het goed zit met de rechten, dat we niet op het allerlaatste moment geconfronteerd worden met een schuimbekkende Godard. Misschien zou het beleefder zijn als ik hem een briefje schreef”. Wij zien de natuur als object buiten ons. Zelf zijn we ook natuur en daardoor beïnvloed vereenzelvigen we onze innerlijke gevoelens met de stemmingen, die het natuurbeeld oplevert. Zijn we er gevoelig voor, dan geeft de natuur ons antwoord op wat in ons leeft Is dat vrede bij Paul Nadorp hierboven, het kan ook onvrede opleveren, zoals bjj een andere debuterende, Daan Lautenslager. Beiden hebben gemeen, dat ze zoeken naar een eenvoudige verwoording, in dubbele zin dus „natuur lijke” verzen. „Als Kitty Courbois de vrou welijke hoofdpersoon is in „Het jaar van de kreeft”, dan zegt Claus „moet ik wel de man nelijke tegenspeler zijn. Maar niemand heeft medelijden met mij. En ik kom toch heel lullig tevoorschijn”. Nogmaals be nadrukt hij dat het boek geen autobiografie is, geen „ware” roman, maar een romance, die niet op de realiteit is geënt. „In het andere geval zou mijn be nadering veel extremer, veel griezeliger zijn geweest”. Men klaagt erover dat in Nederland te weinig toneel van eigen schrijvers wordt opgevoerd. Is er naar uw me ning wel toneelschrijftalent aanwezig? „Dat dacht ik wel. Maar ik ben wat dat betreft geen democraat. Ik ben er nogal square en elitair in. Als iemand iets reëels te vertellen heeft, dan moet het op één of andere manier doorbre ken. Ik kan niet aannemen dat al die schouwburgdirecteuren allemaal zo stupide zijn. Iets springt er uit of niet, hè. Het niet aanvaarden van een geni aal meesterwerk is een uitzondering. Ze zitten te springen om goede stuk ken.. Ik wil niets liever dan dat er zo veel mogelijk Nederlandstalige toneel schrijvers aan bod komen. Het zou mij tenminste stimuleren. Ik geloof in de competitie. Een Nederlandse Anouilh, een Nederlandse Beckett zou heel vruchtbaar op mij inwerken. Het klinkt een beetje als Ajax tegen Feyen- oord, maar het heeft er mee te ma ken”. dat ik mjj in het boek geïnspireerd heb op de verhouding die ik had met Kitty Courbois. Maar ik heb uiteraard de persoon van Kitty of de liefde tot haar niet geëxploiteerd. In het werke lijke leven is Kitty intelligenter, inte ressanter en mooier dan de hoofdper soon in mijn boek. Dat heb ik heel duidelijk gesteld. Kitty betrok zelf die prlvé-verhouding wél in het verhaal. Zij heeft er blijkbaar belang bij om dit kwantiteit tot kwaliteit” Nadat een aantal malen de afspraak moest worden verzet - Hugo Claus heeft het zeer druk met regiewerk- zaamheden voor het stuk „De Vosse jacht” (Amsterdams Toneel) -, is het ons tenslotte gelukt in het comfortabe le hoofdstedelijke pand Raamgracht 7 door te dringen. Claus, het voorhoofd nog altijd getooid met Romeins aan doende krullen, in gebloemd open overhemd met leren jack er overheen, blijkt een uiterst beminnelijk gastheer, die niet aarzelt onmiddellijk na de kennismakingshanddruk een stevige sherry in te schenken, terwijl minstens even vriendelijke vriendin Els aan het andere uiteinde van de onmetelijke woonkamer een veelbelovende maaltijd bereidt, want Hugo is een onbedaarlij ke smulpaap. Aan niets is te merken dat hij op het punt staat aan de heftige discussies over zijn nieuwste boek „Het jaar van de kreeft” (een liefdesverhaal geba seerd op zijn verhouding met actrice Kitty Courbois) en de daarbij behoren de rellerige publiciteit (die hij overi gens voor een deel zélf heeft gewild) ten onder te gaan. De befaamde Vlaamse schrijver, die zegt door kwan titeit tot kwaliteit te willen komen, zit er ontspannen bij. En verheugt zich er zichtbaar op dat de kleurenontvanger hem over enkele uren een half uurtje „Weerzinwekkende excuses” van „Mon ty Python’s vliegende circus” aanbiedt. de kreeft” lazen. Het is een gezonde oefening om het boek te lezen. Een hygiënische operatie, die de lezer be hoedt om begrippen als liefde soms helemaal au serieux te nemen. Het schouwspel, de botsing tussen twee personen in naam van een grote liefde, is tegelijkertijd amusant en leerzaam. En soms misschien ontroerend”. „Maar vrouwen kunnen niet zo goed lezen. Een ingeboren masochisme is ons allen eigen Vrouwen neigen er eerder toe om minder sympathieke kanten van zichzelf op te schroeven en niet meer te plaatsen in het geheel. Ik heb er niet zo veel last van dat ik mijn privéleven openbaar wil maken. Wat ik aan u of mijn vrienden vertel wil ik ook aan twee miljoen mensen vertellen. Het is evenwel wél delicaat over een relatie, die je gehad hebt, smalend te doen. Dat is in mijn geval ook helemaal niet gebeurd. De toon van mijn boek geeft geen blijk van minachting of misprijzen. Integendeel het spreekt juist de achting voor de ander uit. Maar ja, ik kan mij voor stellen dat als je meent voorwerp van een verhaal te zijn, je de kritische aantekeningen in zo’n boek opblaast”. Bent u geïrriteerd over de reacties van Kitty Courbois? (lacht) „Nee, hoe zou ik. Haar reactie is precies het verlengstuk van mijn boek. Het is nog een duidelijker bewijs dat het natuurgetrouw is. Kitty Cour bois heeft via haar advocaat verzocht het boek te stoppen bij de Bezige Bij. Ja, en dat is natuurlijk nog dommer. Om te beginnen kun je niet stoppen. Ten tweede: welke gronden zijn er aan te voeren? En ten derde: als je geen publiciteit wilt hebben, moet je vooral dat doenIk was zeer verbaasd over het verzoek van Kitty’s advocaat”. Bent u zelf blij met het boek? U bent wel beticht van een te barokke taalstijl. Het tegendeel vindt men nv in „Het jaar van de kreeft". „Ja, het is een heel goed boek (schertsend). Er zijn altijd literaire re censenten, die vinden, dat als een boek makkelijk leesbaar is, het werk a prio ri oppervlakkig is. Ik kan zó een aantal auteurs noemen, die ook een voudig schrijven. Een Scott Fitzgerald bijvoorbeeld. Dat vermindert hun waarde niet”. Latijns voorbeeld, op „Volpone” van Ben Johnson en op „Volpone”’ van Stefan Zweig. Maar mijn stuk is zo eigen geworden, dat ik het schaamte loos als het mijne betitel. Ik heb het zo duidelijk veranderd van taal en structuur, dat ik het als het mijne beschouw. Tenslotte heeft Shakespeare ook nooit een plot zelf verzonnen. Of zoals Brecht, die zijn hele leven nog nooit een zin geschreven heeft die van hem zelf is. En daar heb ik ook niets op tegen. De originaliteit ligt niet daar in. Het gaat om de aanpak van een toneelstuk”. „Ja, ik ben geen man als Albee, die vele malen zijn stukken herschrijft. Ik ben anders. Bij mij moet, zoals één van onze meesters, Friedrich Engels, het zei, de kwantiteit de kwaliteit ma ken. Ik moet het meer hebben van het vele doen. En dan hopen dat een wrattige student ooit ontdekt dat ik talent had. Vandaar dat ik niet zo geba%t ben bij herschrijven of bewer ken van mijn stukken. Ik doe het wel tijdens het schrijven zelf. Maar dan moet het op een bepaald moment afge lopen zijn. Dan wil ik een nieuw stuk schrijven”. Wat u zelf betreft dus helemaal geen klachten over het Nederlandse toneel? „Nee, helemaal niet. Ik heb ruimte genoeg. Ik heb natuurlijk wel een aantal wensdromen. Ik zou graag een eigen klein gezelschap willen hebben, waardoor ik meer continuïteit zou kunnen krijgen in de speelstijl. Nu krijg ik vrij toevallig bij elkaar ge raapte mensen. En moet ik elke keer weer mijn principes vertellen. Mis schien dat ik hier te weinig ruimte heb. Maar ik behelp me wel, en graag, met het talent dat er is. Laten we daar vooral niet smalend over doen. Mis schien is er op het huidige bestel wél aan te merken dat de acteurs niet ge noeg gelegenheid krijgen zich reëel te concentreren op hun vak in de maal- molen om toneelstukken uit te bren gen. Over het geheel genomen zie ik de toekomst van het Nederlandse toneel dus niet zo optimistisch. Maar de hui dige malaise hoort er ook eigenlijk bij Dat is een bewijs van de ernst van de situatie. De crisis wijst op de onvrede van de acteurs over de omstandigheden waaronder ze moeten werken. En dat „Je hebt twee soorten schrijvers. Schrijvers, die op zoek zijn naar hun eigen identiteit en die dat doen door het graven naar de waarheid omtrent zichzelf via anderen. Zoals Hermans en Van het Reve, mensen die gebonden zijn aan een bepaald soort boeken. En dan heb je een ander soort schrijvers, en daar behoor ik dan toe, die hun eigen Identiteit niet zo op de voorgrond stellen. Ik vind het interessanter om vormen te verkennen. Je hebt diepgra- vers en aan de andere kant de spelers. Tk behoor zeer duidelijk tot de spelers. Vandaar dat ik niet alleen verschillen de genres beoefen, zoals poëzie, korte verhalen, romans en toneel, en ook toneel regisseer. Ook binnen die genres - neem nu het toneel - spring ik van het historische, burleske drama via een zeer naturalistisch stuk zoals „Vrijdag” naar een komedie. Eén van de vormen die ik verken, is in het laatste geval dan de moderne liefdesroman, met verwijzingen naar het patroon, de cli ché van de liefdesroman, zoals die beoefend wordt sedert de Middeleeu wen („Tristan en Isolde”). Dat is een bewust gehanteerde vorm, waarmee ik dan toch iets nieuws wil doen, probeer er iets aan te te voegen”. „Mijn vorige boek, „Schaamte”, was een ingewikkelde hermetische roman, gebaseerd op een ander schema. Mijn volgende roman zal dan ook weer anders zijn. Dat is mijn manier van werken. Dat betekent dat men pas op mijn tachtigste zal kunnen achterhalen wie of wat ik was. De mogelijkheid van wat ik ben, die verken ik via bet avontuur van het schrijven van elk boek in een nieuwe vorm. Dus deze keer heb ik een vorm gehanteerd, die lekker leesbaar is, terwijk ik toch geprobeerd heb een bepaald niveau te handhaven. Het is geen onwaarachtig heid. Het is het bedienen van een bestaand patroon bijna. Daar binnenin probeer ik dat patroon te ontwrichten en literatuur te maken. Of me dat gelukt is of niet, dat is een ander hoofdstuk”. Is het boek niettemin vooral ge schreven om geld te verdienen? Uzelf en uw uitgeverij hebben ongewoon veel publiciteit aan „Het jaar van de kreeft” gegeven. „Ik zou een hypocriet zijn, als ik niet zei dat ik wist dat van deze roman méér exemplaren verkocht zouden worden dan van een boek als „Schaamte”. Maar ik geloof niet dat het tijdens het maken van het boek ook maar één seconde ter sprake is geko men. Als ik bezig ben aan een boek of toneelstuk, dan probeer ik dat zo eer lijk en intens mogelijk te doen. Daar na, als ik het boek eenmaal heb afge leverd, heb ik het recht adequate mid delen te zoeken om het boek te plaat sen”. „Bijvoorbeeld in het geval van „Schaamte” heb ik niet één interview weggegeven, omdat ik van oordeel ben dat dit een boek is dat zich richt tot hooguit vijfhonderd mensen, die met enig plezier lezen. Het heeft geen en kele zin om daar het Nederlandse volk voor wakker te houden. Dit boek ech ter is bestemd voor een groot aantal mensen. Mijn stelling is dan ook niet: hoe maak ik publiciteit, nee, hoe be reik ih het grootst aantal mensen. Vandaa- ook, dat ik - en dat is mij door velen kwalijk genomen - ook een interview in De Telegraaf heb wegge geven”. „Voor „Schaamte” heb ik bijna alle Interviews geweigerd. Ik ben niet zo’n publiciteitsmens. Ik zou wel willen dat io veel mogelijk mensen „Het jaar van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 19