Amsterdams Strijktrio valt op door hechte eenheid César Franck waardig herdacht Satirische schetsen over verplichte rol van vrouw s Verrukkelijk komediespel Realisme in veel soorten brengt lijn in expositie van De Groep HG N VUURWERK ft 1 w 1 t ■f JAARLIJKSE CONFRONTATIE IN HAARLEMSE VISHAL Koffieconcert trekt veel belangstelling idel HET WERKTHEATER IN TONEELSCHUUR Zinman moet aan plichten voldoen „De kleine hut” ■fa 7 MAANDAG 1 1 DECEMBER 1972 I N sen Omzichtigheid Plastieken ORGELCONCERT door KLAAS J. MULDER op het electronirch GIEBELS SCHALKWIJK M HAARLEM Onder auspiciën van de afdeling Moderne kunst van het Frans Halsmuseum exposeert de Haarlemse Groep in de Vishal op de Grote Markt. Als steeds dezelfde namen, aangevuld met enige gasten. Zo’n groepsexpositie kan het ene jaar met een gelukkige hand zijn samengesteld, een ander jaar minder goed. Dit jaar is de oogst kennelijk een goede ge weest. In het algemeen genomen is het een heel plezierige tentoonstelling. Als altijd zijn er veel stijlen vertegenwoordigd en toch storen de samenstel lende elementen elkaar niet. Zoals elders het geval is, kan hier eveneens worden geconstateerd, dat het non-figuratieve element terugloopt ten gunste van het figuratieve en dat het aan de dag tredende realisme steeds sterker gebonden is aan persoonlijk commentaar daarop, vaak in absurde of fantastische zin. i HAARLEM „Mijn naam is Woudenberg, leuk dat u gekomen bent. Kent u mijn vrouw?’’. Zo werd je zaterdagavond in de Toneel schuur begroet bij de ingang van de zaal door een keurig kalend heer in net pak. Natuurlijk kende je zijn vrouw niet. „Herma!”, comman deerde meneer en daar kwam ze aan getript in een zilver lurexjurkje, op gouden naaldhakken, een en al glimlach maar met de zorgjes van het gastvrouwtje achter de vrien delijkheid. Nu was Herma duidelijk een man en een beetje giechelig liet je je door haar naar je plaats bren gen, waar ze onmiddellijk weer vandaan gecommandeerd werd door manlief. Beeldpoëzie HAARLEM Hollanders staan bekend als fervente koffiedrinkers, maar ik geloof niet dat het bij de koffieconcerten uitsluitend om de koffie gaat. In ieder geval pleit het voor de koffieleuten, dat hun muzi kale voorkeur deze zondagmorgen uitging naar het „Amsterdams Strktrio” en dat zij er 350 man sterk op afgekomen zijn. W IB I igeot- ur ic ADVERTENTIE Tret- .4868. 46 19 HEIN STEEHOUWER. 56 07 JOHAN TIMMERMAN Joop iaMw J. HEIJER. JAC HEIJER Een absurde situatie, techniek rond een hanekop, een boeiend doek van Bruce Dunlap. dit Wim Johannus Kerkorgel in de Koningskerk aan de Kloppersingel te Haarlem op 20 december, aanvang 2015 u. Kaarten grabs af te halen bij Muziekhandel ALPHENAAR Kruisweg 47-49, Haarlem tel. 320032 Alleen vertegenwoordiging Johannus Orgelbouw Alles voor de Doe Het Zelver. WINKELCENTRUM Rivièradreef 30 etsen. HAARLEM. Het is verrukkelijk om een avond lang naar het komediewerk van Bob de Lange te kijken. Het straalt gewoon van hem af dat hij het heerlijk vindt z’n rubberen gezicht heel fijntjes te laten verschuiven van de ene uit drukking in de andere, om af en toe los te barsten in een clowneske grimas met bijbehorende pasjes. Met alle mid delen waarover hij beschikt geeft hij van zo’n blijspelfiguurtje, ongeacht de kwaliteit van het stuk waarin het voor komt, een sympathiek menselijk portret. HEEL HEFTIG is dan weer in zijn contrasten, als het om stadsgezichten gaat, Kees Hak. Veel zwart in hoekig penseelschrift tegen kleurige achtergron den. Het zijn versomberde stadsgezich ten, waarvan de structuren worden blootgelegd. In zijn figuurstukken, even- Herman van Tongeren suggereert in zijn grote doeken kosmische bewegingen van deeltjes in de ruimte door middel van een non-figuratieve calligrafie, don kere vegen tegen een licht fond. In een ander geval plaatst hij mathematische gekleurde vormen tegen zo’n achter grond. De decoratieve werking spreekt voor mijn gevoel sterker dan het kosmi sche effect. Ik heb een zwak voor magische inter pretaties in kunstuitingen en heb dus het meeste plezier beleefd aan Victor de Beyer. Hij komt nu wel veel koeler voor de dag dan anders, maar zijn absurde „ladenkastje” op gebogen pootjes blijft toch nog net binnen de typische Beyer- sfeer en daardoor zo intrigerend. Het mag niet, maar je kunt er bijna niet af blij ven. Zelf zou ik in ieder laatje een andere soort wierook opbergen. kwelling zou ervaren als werkelijk van bewust was. Het Werktheater laat achterwege en dat vind ik jammer dat er huis vrouwen, moeders en echtgenotes zijn die ondanks alles echt wel een beetje gelukkig kunnen zijn in hun rol. Wat evenmin getoond wordt is, dat ook de man in de samenleving eenzelfde soort rol te spelen heeft; en dat men dus dieper moet graven wil men de wortels van het kwaad, dat ons rollen patroon is, blootleggen. Dit laatste vind ik een ernstiger bezwaar dan het eerste. Het Dolle Mina-standpunt, dat het Werktheater verdedigt, is erg eenzijdig. Maar allé, je moet toch ergens beginnen met de mensen bewust te maken van hun situatie in het geheel van de maat schappij. Helmert Woudenberg (rechts) en Admiraal als buikspreker en pop in ,,’t Is maar een meisje”. poneerde de fuga in d-mineur en schreef de partijen uit voor het strijk trio van Van Swieten, die op zondag morgen met zijn vrienden placht te musiceren. In de Serenade opus 10 van Ernst von Dohnanyi kwamen de zigeunerachtige talenten van de strijkers naar voren. Met een melancholieke „Romanza” en met een temperamentvol gespeelde fina le brachten zij het publiek in verbazing. De Serenade opus 8 van Beethoven spande de kroon het samenspel kwam tot een volkomen eenheid en de solisti sche prestaties van ieder afzonderlijk, stegen tot grote hoogte. J. H. MOOLENIJZER. De eenzijdigheid van het dolle Mina- standpunt heeft het werktheater in ieder geval de ideale kans gegeven om een bijtende satire te maken op de rol van de vrouw. Die satire bestaat uit een groot aantal sketches, waarom je je tranen moet lachen. Zo hard hebben we zaterdag gelachen dat het ging schrijnen. Err om de laatste sketch viel helemaal niet meer te lachten. Helmert Wouden berg voert met Joop Admiraal man en vrouw op als buikspreker en zijn pop. Op een gegeven moment vertikt de pop het nog langer de voorgeschreven pop- penrol te spelen. Ontredderd gaat de man af en de bewustgeworden pop zegt tot het doodstil geworden publiek: „Er Iemand die in dit opzicht opvalt is een gast van De Groep, namelijk Jan Ver borg met heel fijne kleuretsen in lichte tinten, schijnbaar realistisch, maar vol absurde momenten. Hij etst mannen in vreemde situaties, slachtoffers van hun eigen verwarring, of dromen. Een leeg costuum zit bij Verburg netjes rechtop in een stoel en de man bij wie het behoort ligt achteloos over een andere stoel ge worpen als een vuil hemd. Verburg doet dat heel geestig, zonder goedkope effec ten en als het ware bijna achteloos. Hij doet in zijn werk iets denken aan Mari- nus Fuit met diens mannen in angstsitu- aties, ook met weinig middelen tot ex pressie gebracht. Maar omdat Fuit bin nenkort een solo-expositie krijgt, ga ik op zijn hier aanwezige werk nu niet in. Frank Masion, ook een gast, ridiculi seert de samenleving en de mens op nog veel simpeler manier in pentekeningen met een enkel lijntje. Meer dan absurde „signalen” zijn het eigenlijk niet, bladen als „Een oog in de regen”, maar ze werken heel trefzeker. Bruce Dunlap doet zulke dingen in het groot, olieverven in nieuw-figuratie- ve stijl, uitstekend van kleur, een soort surrealistische pop-art van een hoge kwaliteit. Hij koppelt „zegeningen van de techniek” aan biologische gegevens, een kop van een haan, de uier van een koe en komt dan tot een heel gekke en bevrijdende humor. Hans Mulder evolueert verder in de van hem gewende richting. Hij schildert gestileerde mythische gegevens op een schijnbaar eenvoudige manier met een knipoog naar Paul Klee. Hij doet het quasi-primitief in vaak geraffineerde kleuren en heel welbewust, wat blijkt uit een titel als „Cultusschip”. Dit laatste concert was toevertrouwd aan Albert de Klerk, wiens affiniteit tot het oeuvre van Franck wel door geen kenner in twijfel zal worden getrokken. Het Choral en la mineur, het laatste uit „Trois Chorals”, de zwanenzang van de meester, vormde het overtuigende begin van deze bespeling van het Willi- brordorgel. Kennelijk geïnspireerd door de orkestrale klank van het orgel, maar wellicht nog meer door de wijdse akoes tiek van de kerkruimte, zonder welke Francks muziek het niet stellen kan, wist De Klerk de drie elementen van dit Choral: de toccata-achtige inleiding en haar reminescenties door het hele werk heen, het streng beheerste choralthema s en het elegische adagio tot een hecht en homogeen bouwwerk aaneen te smeden. Minder gecompliceerd van vorm, doch boeiend op een geheel andere wijze was de daaropvolgende Prélude, fugue et va riation waarvan de uitgesponnen melo die der boekdelen een Uitdaging vormt voor die organisten, die beseffen, dat een melodie méér is dan een verzameling noten. Piece Heroïque, dat zijn naam dankt aan het ritmische karakter van deze compositie, kreeg van Albert de Klerk juist die geladenheid mee die het stuk van het begin tot het eind deed boeien. De pittoreske Pastorale droeg César Franck op aan de maker van „zijn” orgel in de St. Clotilde in Parijs, Aristi de Cavaillé-Coll, uit dankbaarheid voor de geslaagde tongwerken van dit instru ment. Behalve dooi’ een adequate toe passing van >de tongregisters van het Willibrordorgel wist de organist ook door een ingehouden stuwing aan dit fijnzin nige werkje voortreffelijk gestalte te geven. Met het virtuoze en briljante, in de klassieke hoofdvorm geschreven Final besloot Albert de Klerk op waardige wijze dit laatste César Franckconcert, dat werd bijgewoond door een verheu gend aantal belangstellenden. eens in gouache, werkt hij enigszins zo, maar veel minder heftig. Ook hier ech ter een ontluistering en dat van een type als bijvoorbeeld bij Francis Bacon te vinden is. Tegen die ontluistering ingaande zet dan bijvoorbeeld Albert Loots een land- schap neer, waarin kleuren en vormen expressief zijn opgegaan in een natuur impressie, veel dichter bij de realiteit gebleven dan de hierboven genoemden. En zoekende naar eenvoudiger „vertalin gen” van de realiteit sluiten we de kring met Poppe Damave, die hier deze keer ook in kleur hangt, aquarellen in lichte tinten. Nog steeds een voorkeur voor kustlijnen en water, met weinig midde len en toch sfeervol tot leven gebracht. Landschappelijk, maar geheel buiten de sfeer van alle vorigen werkt Robert de Vries, ook een gast-exposant. Er han gen een paar schetsen van land-art- objecten, nu dus nog conceptual-art Zo’n schets doet alleen denken aan een soort kunstmatig opgejutte tuin-archi- tectuur waar niets zinnigs over valt te schrijven totdat zo’n object is uitge voerd. Een grote witte schijf, waarvoor een gebogen TL-buis completeert het werk van Rob de Vries. Wat het Werktheater in de navolgende scenes doet is tonen, waaruit die code bestaat en hoe een vrouw zich langzaam maar zeker, en soms ongewild, volgens de code in het patroon laat dringen: huisvrouw, moeder, echtgenote. De vrouw voelt zich in de opvatting van het Werktheater, die het boek van de femi niste Germaine Greer „De vrouw als eunuch” tot inspiratiebron nam, als in een te nauw corset. Dat er vrouwen zijn die zich in dat corset heel prettig voelen, laat het Werktheater buiten beschou wing. Of beter gezegdhet toont aan dat de vrouw eigenlijk niet weet, dat ze in zo’n corset zit, maar dat ze het als een Bosman zijn koele golvende lijnen in cirkelvormige of elliptische plastieken. Hij groeit als een zeer waarachtige beeldhouwer heel snel uit naar een per fecte estetiek. Zijn zwart marmeren werkstuk is een juweel van vormenspel. En dan weer helemaal kubistisch strak toont Remco van der Gugten zich, zowel in hout als in ijzeren buis, samen gevoegd tot rijzige constructies, waarin alleen vierkanten en rechthoeken fuga- tisoh samenwerken. EEN ECHTE „klassieke” surrealist is hier Haye Gemser ook weer in heel fijne getekende aquarellen. Hij levert visionaire gruwelcommentaren, soms evenals veel dromen „onleesbaar”. Niet altijd echter, want in zijn „Schietschijf” wordt het doden als een nationale sport met vlag en wimpel getekend binnen een surrealistische contekst. Het is een even bizarre als perfecte beeldpoëzie te gen een achtergrond van angsten. Op een totaal andere wijze poëtisch groeit ook Roelof Klein steeds verder in zijn persoonlijk reageren op het schijn baar nietige in de natuur, een stuk schors, een schelp, wat stenen onder water. Zulke gegevens worden semi-ab- stracties, waarin kleuren en vormen de boventoon gaan voeren tot een soort natuurlofzang is bereikt. Tn grote gehe len, als een rotskust, bereikt Klein een zelfde bijzonder mooi effect. Binnen de Cobra-vaktaal komen ook de olieverven van Kees Okx over, even eens semi-abstracties van landschappe lijke gegevens, maar veel forser opgezet en ruiger van expressie. Een volkomen andere expressie wordt door Kees Bierman gezocht. Ook bij hem landschappelijke elementen, maar teruggebracht tot het uiterste in zwarte inkt op grote witte bladen. Een vorm van een wolk, maar het kan ook een boomkruin zijn, contrasteert met een hoekige baan, die misschien een muur is, maar eventueel ook een weg. Het is volkomen vlak gedacht en werkt toch ruimtelijk voor wie het wil zien. wordt vanavond geen nummer meer ge speeld”. De spelers van he* Werktheater heb ben de scenes, waaruit ,,’t Is maar een meisje” bestaat, via improvisaties zelf verzonnen en rorm gegeven. Als toneel recensent kan ik er niet over uit met hoeveel precisie, frisheid, vakmanschap en gevoel voor theater dat gebeurd is. Likkebaardend heb ik naar al die vond sten zitten kijken en meer nog heb ik de manier bewonderd waarop het Werkthe ater in een ontspannen sfeer in het publiek ieder persoonlijk aanspreekt. ’n Bezwaar heb ik ook wel. De sketches zijn variaties >p hetzelfde thema, zodat dit thema stap voor stap nader ontwik keld wordt. Zeker, de scenes worden aan elkaar gelast door huishoudelijke bezig heden van voornoemde gastvrouwe Her ma. Maar dat geeft elk onderdeel nog niet het onderlinge verband dat nodig is om er een dramatische lijn in te bren gen die het geheel opvoert naar een climax. Herhaling doet het geheel daar om wat lang duren. Maar ik zou niet kunnen zeggen welke variatie er nu uit zou moeten. Ik hoop dat net Werktheater dit stuk nog eens in de Toneelschuur kan laten zien, zodat méér mensen het kunnen zien. Gebrek aan belangstelling lijkt me onwaarschijnlijk; zaterdag zat het al stampvol. Ook TL-buizen, maar dan blauw in een donkere tent, zijn hier te vinden van Enno Kammeijer, zeer onpersoonlijk uiteraard en als modieus nieuwtje al weer definitief voorbij in kunstcentra, waar de-stijl-van-het-jaar opgeld pleegt te doen. Triest eigenlijk, kunst waarbij de naambordjes kunnen worden verwis seld, zonder dat iemand merkt wie wie is, en dat terwijl kunst als communica tie toch de leuze van dit moment is of heet te zijn. Nu andere abstractici. Lei Molln speelt nog steeds zijn spel met tot bijna-niets gereduceerde tegenstellingen in collages van amper getint tekenpapier en een enkele „tekening”. Het is een sterk on derkoelde registratie van vorm- en tint- tegenstellingen die, anders dan bij sommigen, wél een persoonlijk karakter heeft. Zedeloosheid. Paus Paulus heeft scherpe kritiek geuit op „de ongebondenheid en zedeloosheid die de moderne we reld verziekt”. Hij sprak tot pelgrims die op het Sint Pietersplein in Rome bijeen waren om zijn zegen te krijgen op het feest van Maria onbevlekte ontvangenis. „Wij zijn”, aldus de oaus „ondergedompeld m de moderne we reld en verblind door de uiterlijke verlokking van de zinnen, beroofd van werkelijke schoonheid, gratie of on schuld”. Vorige week werd in deze krant ge meld dat hij aan het einde van het lopende seizoen zijn functie bij het USO zou neerleggen. „Dat is onjuist”, aldus USO-directeur H. van Leeuwen. „We hebben David Zinman voor drie jaar als vaste gastdirigent gecontracteerd en hij zal dat contract volledig nakomen. Het contract eindigt 1 september 1974”. aldus de heer Van Leeuwen. Hij voegde daaraan toe, dat in princi pe reeds is overeengekomen dat David Zinman ook na die datum nog inciden teel als gastdirigent van het USO zal optreden. OOK BIJ DE plastieken grote tegen stellingen. Binnen zijn eigen deformatie- ve stijl gaat Piet van Keerden verder met opgebolde lijven, uitlopend in dunne extremiteiten. In het algemeen althans, want in andere gevallen blijft hij dich ter bij de natuur. Ook is er nog steeds zijn persoonlijke expressie in een heel mooie „huid” van zijn bronsjes. Als flagrante tegenstelling met zintuiglijk-sensuele werk plaatst Een dergelijke belangstelling voor ka mermuziek is een hoge uitzondering en wij mogen aannemen dat de zeldzaam heid van het gebodene een woordje meesprak. Het strijktrio is immers een verfijnde vorm van kamermuziek, die wij maar zelden te horen krijgen. Ten eerste om dat het zeer moeilijk is om drie strijkers te vinden die qua karakter en muzikali teit bij elkaar passen en ten tweede omdat zij bereid moeten zijn om jaren lang hard te studeren, ook als er niet direct een concert valt voor te bereiden. Het Amsterdams Strijktrio bestaat nu 10 jaar en Gijsbert Beths, Jaap Moelker en Henk Lambooy zijn zeker niet van plan hun idealen op te geven. Er is een tijd geweest dat zij elkaar dagelijks zagen, omdat zij alle drie in het Con certgebouworkest speelden, maar door het drukke werkrooster schoot er weinig tijd over voor het triö. Nü is de situatie haast nog moeilijker, want Beths is concertmeester van het Noordhollands Philharmonisch Orkest, Jaap Moelker de altist, is tegenwoordig klarinettist in het Concertgebouworkest en Henk Lambooy is solo-cellist geworden van het Radio Philharmonisch Orkest. De liefde voor het strijktrio is gebleven en rasmuzikan ten als zij zijn weten zij hun prestaties nog steeds op te voeren. Dat bleek ook dadelijk gistermorgen de omzichtigheid waarmee zij de eerste tonen van het Adagio van Mozart inzetten, was een bewijs van hun kun stenaarsschap, dat geschraagd werd door een diep respect voor het werk van een muzikaal genie. Dit Adagio heeft Mozart geschreven als inleiding bij de fuga in dis-mlneur, uit het Wohltemperierte Clavier van Bach. Zijn beschermheer Baron van Swieten, gezant aan het Weense Hof, had een copie meegebracht uit Berlijn en Mozart aangezet dit harmonische meesterwerk te bestuderen. Mozart trans- Dat doet hij weer in „De kleine hut,” een blijspel over een driehoeksverhou ding in de Parijse bourgeoisie van de Franse veelschrijver André Roussin. Dit keer speelt de driehoeksverhouding zich niet af in een salon in het 16e arrondis sement, maar op een onbewoond tro pisch eiland, waar een bankdirecteur, zijn vrouwtje en haar minnaar in avondkleding aanspoelen na een schip breuk. Odanks deze primitieve omstan digheden blijft het een salonkomedie, waarin betrekkelijk weinig gebeurt maar destemeer wordt gebabbeld over de onderlinge driehoek en wat daarin gepast en ongepast is. Roussin laat wel de burgerlijke hypo crisie zien, maar eerder als een onver mijdelijk gegeven dan iets waaraan hij iets zou kunnen doen. Het gebabbel geschiedt in die haast onontwarbare Franse spaghettizinr Het verbaast me als Hollander iedere keer weer dat ze vertaald kunnen wor den en dat de acteurs er met ongebro ken tong uitkomen. Wat een rechniek, wat een techniek! Bob de Lange, Paul Cammermans en Hetty Verhoogt staan voor niets. Daarnaast leveren ze ver zorgd komediespel op hoog niveau. De vrije produktie, die zondag voor het eerst in Haarlem werd gegeven, komt met de kerstdagen in de Haarlemse schouwburg terug; een gezellig avondje uit na het kerstgebraad. Aangezien je weet dat je naar de voorstelling ,,’t Is maar een meisje” van het Werktheater gaat kijken, ben je direct nieuwsgierig naar wat je boven het hoofd hangt. En dat wordt alras duidelijk. Het werktheater laat het pu bliek de rol van de vrouw zien in de samenleving. Die rol moet je letterlijk opvatten. De vrouw krijgt een rol als in een toneelstuk te spelen. En dat stuk is de samenleving, de samenleving, die door de man vastgelegd is en in stand gehouden wordt. De eerste scene van de eigenlijke voorstelling laat je dat al direct zien. De beeldschone acteur Cas Enklaar komt op in een glanzende robe met minkstola en een hoed van aigrette veertjes. Kokette rend op de wijze van fotomodellen, ver telt hij het publiek dat ze een vrouw is, die zich mooi maakt om de man te behagen en die haar daartoe in staat stelt met geld. Nu bekent ze wel dat ze vroeger een man was en dat de dokter in Casablanca haar geslacht heeft weg genomen en er niets voor in de plaats heeft gegeven. Maar een vrouw is ze, warrt ze is mooi, draagt een jurk en heeft een minkstola. Met andere woor den de vrouw hoeft geen echte vrouw te zijn, zolang ze zich maar precies aan de code houdt die de mannenmaatschappij haar oplegt. Dit is de vertaling door Victor de Beyer van het begrip „ladekastje-op-salon- tafelpootjes”. Ook in de pootjes laatjes. Het geheel is van blanke gelaste staal plaat. ze er zich iig'ïïU UTRECHT. David Zinman, die in gaande september 1974 is benoemd tot chef-dirigent van de Rochester Philhar monic in New York, blijft tot die datum vaste gastdirigent van het Utrechts Symfonie Orkest (USO). HAARLEM. Het laatste orgelcon cert in de César Franckcyclus, die dit najaar in de kathedrale Basiliek St. Bavo werd gegeven, had zondagmiddag 10 december plaats. Op deze datum werd de „Maïtre Angelique” 150 jaar geleden geboren. Men had derhalve geen betere dag kunnen vinden om de herdekkings- manifestaties in de kathedraal, tijdens welke bijna alle grote orgelwerken van Franck ten gehore zijn gebracht, te besluiten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 7