Amsterdams Strijktrio valt
op door hechte eenheid
César Franck
waardig
herdacht
Satirische schetsen over
verplichte rol van vrouw
s
Verrukkelijk
komediespel
Realisme in veel soorten brengt
lijn in expositie van De Groep
HG
N
VUURWERK
ft
1
w
1
t
■f
JAARLIJKSE CONFRONTATIE IN HAARLEMSE VISHAL
Koffieconcert trekt veel belangstelling
idel
HET WERKTHEATER IN TONEELSCHUUR
Zinman moet aan
plichten voldoen
„De kleine hut”
■fa
7
MAANDAG
1 1
DECEMBER
1972
I
N
sen
Omzichtigheid
Plastieken
ORGELCONCERT door
KLAAS J. MULDER
op het electronirch
GIEBELS SCHALKWIJK
M
HAARLEM Onder auspiciën van de afdeling Moderne kunst van het
Frans Halsmuseum exposeert de Haarlemse Groep in de Vishal op de
Grote Markt. Als steeds dezelfde namen, aangevuld met enige gasten. Zo’n
groepsexpositie kan het ene jaar met een gelukkige hand zijn samengesteld,
een ander jaar minder goed. Dit jaar is de oogst kennelijk een goede ge
weest. In het algemeen genomen is het een heel plezierige tentoonstelling.
Als altijd zijn er veel stijlen vertegenwoordigd en toch storen de samenstel
lende elementen elkaar niet. Zoals elders het geval is, kan hier eveneens
worden geconstateerd, dat het non-figuratieve element terugloopt ten
gunste van het figuratieve en dat het aan de dag tredende realisme steeds
sterker gebonden is aan persoonlijk commentaar daarop, vaak in absurde
of fantastische zin.
i
HAARLEM „Mijn naam is
Woudenberg, leuk dat u gekomen
bent. Kent u mijn vrouw?’’. Zo werd
je zaterdagavond in de Toneel
schuur begroet bij de ingang van de
zaal door een keurig kalend heer in
net pak. Natuurlijk kende je zijn
vrouw niet. „Herma!”, comman
deerde meneer en daar kwam ze aan
getript in een zilver lurexjurkje, op
gouden naaldhakken, een en al
glimlach maar met de zorgjes van
het gastvrouwtje achter de vrien
delijkheid. Nu was Herma duidelijk
een man en een beetje giechelig liet
je je door haar naar je plaats bren
gen, waar ze onmiddellijk weer
vandaan gecommandeerd werd door
manlief.
Beeldpoëzie
HAARLEM Hollanders staan
bekend als fervente koffiedrinkers,
maar ik geloof niet dat het bij de
koffieconcerten uitsluitend om de
koffie gaat. In ieder geval pleit het
voor de koffieleuten, dat hun muzi
kale voorkeur deze zondagmorgen
uitging naar het „Amsterdams
Strktrio” en dat zij er 350 man
sterk op afgekomen zijn.
W IB
I
igeot-
ur ic
ADVERTENTIE
Tret-
.4868.
46 19
HEIN STEEHOUWER.
56 07
JOHAN TIMMERMAN
Joop
iaMw
J. HEIJER.
JAC HEIJER
Een absurde situatie, techniek rond een
hanekop, een boeiend doek van Bruce
Dunlap.
dit
Wim
Johannus Kerkorgel in de
Koningskerk aan de Kloppersingel
te Haarlem
op 20 december, aanvang 2015 u.
Kaarten grabs af te halen bij
Muziekhandel
ALPHENAAR
Kruisweg 47-49, Haarlem
tel. 320032
Alleen vertegenwoordiging
Johannus Orgelbouw
Alles voor de Doe Het Zelver.
WINKELCENTRUM
Rivièradreef 30
etsen.
HAARLEM. Het is verrukkelijk om
een avond lang naar het komediewerk
van Bob de Lange te kijken. Het straalt
gewoon van hem af dat hij het heerlijk
vindt z’n rubberen gezicht heel fijntjes
te laten verschuiven van de ene uit
drukking in de andere, om af en toe los
te barsten in een clowneske grimas
met bijbehorende pasjes. Met alle mid
delen waarover hij beschikt geeft hij
van zo’n blijspelfiguurtje, ongeacht de
kwaliteit van het stuk waarin het voor
komt, een sympathiek menselijk portret.
HEEL HEFTIG is dan weer in zijn
contrasten, als het om stadsgezichten
gaat, Kees Hak. Veel zwart in hoekig
penseelschrift tegen kleurige achtergron
den. Het zijn versomberde stadsgezich
ten, waarvan de structuren worden
blootgelegd. In zijn figuurstukken, even-
Herman van Tongeren suggereert in
zijn grote doeken kosmische bewegingen
van deeltjes in de ruimte door middel
van een non-figuratieve calligrafie, don
kere vegen tegen een licht fond. In een
ander geval plaatst hij mathematische
gekleurde vormen tegen zo’n achter
grond. De decoratieve werking spreekt
voor mijn gevoel sterker dan het kosmi
sche effect.
Ik heb een zwak voor magische inter
pretaties in kunstuitingen en heb dus
het meeste plezier beleefd aan Victor de
Beyer. Hij komt nu wel veel koeler voor
de dag dan anders, maar zijn absurde
„ladenkastje” op gebogen pootjes blijft
toch nog net binnen de typische Beyer-
sfeer en daardoor zo intrigerend. Het
mag niet, maar je kunt er bijna niet
af blij ven. Zelf zou ik in ieder laatje een
andere soort wierook opbergen.
kwelling zou ervaren als
werkelijk van bewust was.
Het Werktheater laat achterwege
en dat vind ik jammer dat er huis
vrouwen, moeders en echtgenotes zijn
die ondanks alles echt wel een beetje
gelukkig kunnen zijn in hun rol.
Wat evenmin getoond wordt is, dat ook
de man in de samenleving eenzelfde
soort rol te spelen heeft; en dat men
dus dieper moet graven wil men de
wortels van het kwaad, dat ons rollen
patroon is, blootleggen. Dit laatste vind
ik een ernstiger bezwaar dan het eerste.
Het Dolle Mina-standpunt, dat het
Werktheater verdedigt, is erg eenzijdig.
Maar allé, je moet toch ergens beginnen
met de mensen bewust te maken van
hun situatie in het geheel van de maat
schappij.
Helmert Woudenberg (rechts) en
Admiraal als buikspreker en pop in
,,’t Is maar een meisje”.
poneerde de fuga in d-mineur en
schreef de partijen uit voor het strijk
trio van Van Swieten, die op zondag
morgen met zijn vrienden placht te
musiceren.
In de Serenade opus 10 van Ernst von
Dohnanyi kwamen de zigeunerachtige
talenten van de strijkers naar voren.
Met een melancholieke „Romanza” en
met een temperamentvol gespeelde fina
le brachten zij het publiek in verbazing.
De Serenade opus 8 van Beethoven
spande de kroon het samenspel kwam
tot een volkomen eenheid en de solisti
sche prestaties van ieder afzonderlijk,
stegen tot grote hoogte.
J. H. MOOLENIJZER.
De eenzijdigheid van het dolle Mina-
standpunt heeft het werktheater in ieder
geval de ideale kans gegeven om een
bijtende satire te maken op de rol van
de vrouw. Die satire bestaat uit een
groot aantal sketches, waarom je je
tranen moet lachen. Zo hard hebben we
zaterdag gelachen dat het ging schrijnen.
Err om de laatste sketch viel helemaal
niet meer te lachten. Helmert Wouden
berg voert met Joop Admiraal man en
vrouw op als buikspreker en zijn pop.
Op een gegeven moment vertikt de pop
het nog langer de voorgeschreven pop-
penrol te spelen. Ontredderd gaat de
man af en de bewustgeworden pop zegt
tot het doodstil geworden publiek: „Er
Iemand die in dit opzicht opvalt is een
gast van De Groep, namelijk Jan Ver
borg met heel fijne kleuretsen in lichte
tinten, schijnbaar realistisch, maar vol
absurde momenten. Hij etst mannen in
vreemde situaties, slachtoffers van hun
eigen verwarring, of dromen. Een leeg
costuum zit bij Verburg netjes rechtop
in een stoel en de man bij wie het behoort
ligt achteloos over een andere stoel ge
worpen als een vuil hemd. Verburg doet
dat heel geestig, zonder goedkope effec
ten en als het ware bijna achteloos. Hij
doet in zijn werk iets denken aan Mari-
nus Fuit met diens mannen in angstsitu-
aties, ook met weinig middelen tot ex
pressie gebracht. Maar omdat Fuit bin
nenkort een solo-expositie krijgt, ga ik
op zijn hier aanwezige werk nu niet in.
Frank Masion, ook een gast, ridiculi
seert de samenleving en de mens op nog
veel simpeler manier in pentekeningen
met een enkel lijntje. Meer dan absurde
„signalen” zijn het eigenlijk niet, bladen
als „Een oog in de regen”, maar ze
werken heel trefzeker.
Bruce Dunlap doet zulke dingen in
het groot, olieverven in nieuw-figuratie-
ve stijl, uitstekend van kleur, een soort
surrealistische pop-art van een hoge
kwaliteit. Hij koppelt „zegeningen van
de techniek” aan biologische gegevens,
een kop van een haan, de uier van een
koe en komt dan tot een heel gekke en
bevrijdende humor.
Hans Mulder evolueert verder in de
van hem gewende richting. Hij schildert
gestileerde mythische gegevens op een
schijnbaar eenvoudige manier met een
knipoog naar Paul Klee. Hij doet het
quasi-primitief in vaak geraffineerde
kleuren en heel welbewust, wat blijkt
uit een titel als „Cultusschip”.
Dit laatste concert was toevertrouwd
aan Albert de Klerk, wiens affiniteit tot
het oeuvre van Franck wel door geen
kenner in twijfel zal worden getrokken.
Het Choral en la mineur, het laatste
uit „Trois Chorals”, de zwanenzang van
de meester, vormde het overtuigende
begin van deze bespeling van het Willi-
brordorgel. Kennelijk geïnspireerd door
de orkestrale klank van het orgel, maar
wellicht nog meer door de wijdse akoes
tiek van de kerkruimte, zonder welke
Francks muziek het niet stellen kan,
wist De Klerk de drie elementen van dit
Choral: de toccata-achtige inleiding en
haar reminescenties door het hele werk
heen, het streng beheerste choralthema s
en het elegische adagio tot een hecht en
homogeen bouwwerk aaneen te smeden.
Minder gecompliceerd van vorm, doch
boeiend op een geheel andere wijze was
de daaropvolgende Prélude, fugue et va
riation waarvan de uitgesponnen melo
die der boekdelen een Uitdaging vormt
voor die organisten, die beseffen, dat een
melodie méér is dan een verzameling
noten.
Piece Heroïque, dat zijn naam dankt
aan het ritmische karakter van deze
compositie, kreeg van Albert de Klerk
juist die geladenheid mee die het stuk
van het begin tot het eind deed boeien.
De pittoreske Pastorale droeg César
Franck op aan de maker van „zijn”
orgel in de St. Clotilde in Parijs, Aristi
de Cavaillé-Coll, uit dankbaarheid voor
de geslaagde tongwerken van dit instru
ment. Behalve dooi’ een adequate toe
passing van >de tongregisters van het
Willibrordorgel wist de organist ook door
een ingehouden stuwing aan dit fijnzin
nige werkje voortreffelijk gestalte te
geven.
Met het virtuoze en briljante, in de
klassieke hoofdvorm geschreven Final
besloot Albert de Klerk op waardige
wijze dit laatste César Franckconcert,
dat werd bijgewoond door een verheu
gend aantal belangstellenden.
eens in gouache, werkt hij enigszins zo,
maar veel minder heftig. Ook hier ech
ter een ontluistering en dat van een
type als bijvoorbeeld bij Francis Bacon
te vinden is.
Tegen die ontluistering ingaande zet
dan bijvoorbeeld Albert Loots een land-
schap neer, waarin kleuren en vormen
expressief zijn opgegaan in een natuur
impressie, veel dichter bij de realiteit
gebleven dan de hierboven genoemden.
En zoekende naar eenvoudiger „vertalin
gen” van de realiteit sluiten we de kring
met Poppe Damave, die hier deze keer
ook in kleur hangt, aquarellen in lichte
tinten. Nog steeds een voorkeur voor
kustlijnen en water, met weinig midde
len en toch sfeervol tot leven gebracht.
Landschappelijk, maar geheel buiten
de sfeer van alle vorigen werkt Robert
de Vries, ook een gast-exposant. Er han
gen een paar schetsen van land-art-
objecten, nu dus nog conceptual-art
Zo’n schets doet alleen denken aan een
soort kunstmatig opgejutte tuin-archi-
tectuur waar niets zinnigs over valt te
schrijven totdat zo’n object is uitge
voerd. Een grote witte schijf, waarvoor
een gebogen TL-buis completeert het
werk van Rob de Vries.
Wat het Werktheater in de navolgende
scenes doet is tonen, waaruit die code
bestaat en hoe een vrouw zich langzaam
maar zeker, en soms ongewild, volgens
de code in het patroon laat dringen:
huisvrouw, moeder, echtgenote. De
vrouw voelt zich in de opvatting van het
Werktheater, die het boek van de femi
niste Germaine Greer „De vrouw als
eunuch” tot inspiratiebron nam, als in
een te nauw corset. Dat er vrouwen zijn
die zich in dat corset heel prettig voelen,
laat het Werktheater buiten beschou
wing. Of beter gezegdhet toont aan dat
de vrouw eigenlijk niet weet, dat ze in
zo’n corset zit, maar dat ze het als een
Bosman zijn koele golvende lijnen in
cirkelvormige of elliptische plastieken.
Hij groeit als een zeer waarachtige
beeldhouwer heel snel uit naar een per
fecte estetiek. Zijn zwart marmeren
werkstuk is een juweel van vormenspel.
En dan weer helemaal kubistisch
strak toont Remco van der Gugten zich,
zowel in hout als in ijzeren buis, samen
gevoegd tot rijzige constructies, waarin
alleen vierkanten en rechthoeken fuga-
tisoh samenwerken.
EEN ECHTE „klassieke” surrealist is
hier Haye Gemser ook weer in heel
fijne getekende aquarellen. Hij levert
visionaire gruwelcommentaren, soms
evenals veel dromen „onleesbaar”. Niet
altijd echter, want in zijn „Schietschijf”
wordt het doden als een nationale sport
met vlag en wimpel getekend binnen
een surrealistische contekst. Het is een
even bizarre als perfecte beeldpoëzie te
gen een achtergrond van angsten.
Op een totaal andere wijze poëtisch
groeit ook Roelof Klein steeds verder in
zijn persoonlijk reageren op het schijn
baar nietige in de natuur, een stuk
schors, een schelp, wat stenen onder
water. Zulke gegevens worden semi-ab-
stracties, waarin kleuren en vormen de
boventoon gaan voeren tot een soort
natuurlofzang is bereikt. Tn grote gehe
len, als een rotskust, bereikt Klein een
zelfde bijzonder mooi effect.
Binnen de Cobra-vaktaal komen ook
de olieverven van Kees Okx over, even
eens semi-abstracties van landschappe
lijke gegevens, maar veel forser opgezet
en ruiger van expressie.
Een volkomen andere expressie wordt
door Kees Bierman gezocht. Ook bij
hem landschappelijke elementen, maar
teruggebracht tot het uiterste in zwarte
inkt op grote witte bladen. Een vorm
van een wolk, maar het kan ook een
boomkruin zijn, contrasteert met een
hoekige baan, die misschien een muur is,
maar eventueel ook een weg. Het is
volkomen vlak gedacht en werkt toch
ruimtelijk voor wie het wil zien.
wordt vanavond geen nummer meer ge
speeld”.
De spelers van he* Werktheater heb
ben de scenes, waaruit ,,’t Is maar een
meisje” bestaat, via improvisaties zelf
verzonnen en rorm gegeven. Als toneel
recensent kan ik er niet over uit met
hoeveel precisie, frisheid, vakmanschap
en gevoel voor theater dat gebeurd is.
Likkebaardend heb ik naar al die vond
sten zitten kijken en meer nog heb ik de
manier bewonderd waarop het Werkthe
ater in een ontspannen sfeer in het
publiek ieder persoonlijk aanspreekt.
’n Bezwaar heb ik ook wel. De sketches
zijn variaties >p hetzelfde thema, zodat
dit thema stap voor stap nader ontwik
keld wordt. Zeker, de scenes worden aan
elkaar gelast door huishoudelijke bezig
heden van voornoemde gastvrouwe Her
ma. Maar dat geeft elk onderdeel nog
niet het onderlinge verband dat nodig is
om er een dramatische lijn in te bren
gen die het geheel opvoert naar een
climax. Herhaling doet het geheel daar
om wat lang duren. Maar ik zou niet
kunnen zeggen welke variatie er nu uit
zou moeten.
Ik hoop dat net Werktheater dit stuk
nog eens in de Toneelschuur kan laten
zien, zodat méér mensen het kunnen
zien. Gebrek aan belangstelling lijkt me
onwaarschijnlijk; zaterdag zat het al
stampvol.
Ook TL-buizen, maar dan blauw in
een donkere tent, zijn hier te vinden
van Enno Kammeijer, zeer onpersoonlijk
uiteraard en als modieus nieuwtje al
weer definitief voorbij in kunstcentra,
waar de-stijl-van-het-jaar opgeld pleegt
te doen. Triest eigenlijk, kunst waarbij
de naambordjes kunnen worden verwis
seld, zonder dat iemand merkt wie wie
is, en dat terwijl kunst als communica
tie toch de leuze van dit moment is of
heet te zijn.
Nu andere abstractici. Lei Molln speelt
nog steeds zijn spel met tot bijna-niets
gereduceerde tegenstellingen in collages
van amper getint tekenpapier en een
enkele „tekening”. Het is een sterk on
derkoelde registratie van vorm- en tint-
tegenstellingen die, anders dan bij
sommigen, wél een persoonlijk karakter
heeft.
Zedeloosheid. Paus Paulus heeft scherpe
kritiek geuit op „de ongebondenheid
en zedeloosheid die de moderne we
reld verziekt”. Hij sprak tot pelgrims
die op het Sint Pietersplein in Rome
bijeen waren om zijn zegen te krijgen
op het feest van Maria onbevlekte
ontvangenis. „Wij zijn”, aldus de oaus
„ondergedompeld m de moderne we
reld en verblind door de uiterlijke
verlokking van de zinnen, beroofd van
werkelijke schoonheid, gratie of on
schuld”.
Vorige week werd in deze krant ge
meld dat hij aan het einde van het
lopende seizoen zijn functie bij het USO
zou neerleggen. „Dat is onjuist”, aldus
USO-directeur H. van Leeuwen. „We
hebben David Zinman voor drie jaar als
vaste gastdirigent gecontracteerd en hij
zal dat contract volledig nakomen. Het
contract eindigt 1 september 1974”. aldus
de heer Van Leeuwen.
Hij voegde daaraan toe, dat in princi
pe reeds is overeengekomen dat David
Zinman ook na die datum nog inciden
teel als gastdirigent van het USO zal
optreden.
OOK BIJ DE plastieken grote tegen
stellingen. Binnen zijn eigen deformatie-
ve stijl gaat Piet van Keerden verder
met opgebolde lijven, uitlopend in dunne
extremiteiten. In het algemeen althans,
want in andere gevallen blijft hij dich
ter bij de natuur. Ook is er nog steeds
zijn persoonlijke expressie in een heel
mooie „huid” van zijn bronsjes.
Als flagrante tegenstelling met
zintuiglijk-sensuele werk plaatst
Een dergelijke belangstelling voor ka
mermuziek is een hoge uitzondering en
wij mogen aannemen dat de zeldzaam
heid van het gebodene een woordje
meesprak.
Het strijktrio is immers een verfijnde
vorm van kamermuziek, die wij maar
zelden te horen krijgen. Ten eerste om
dat het zeer moeilijk is om drie strijkers
te vinden die qua karakter en muzikali
teit bij elkaar passen en ten tweede
omdat zij bereid moeten zijn om jaren
lang hard te studeren, ook als er niet
direct een concert valt voor te bereiden.
Het Amsterdams Strijktrio bestaat nu
10 jaar en Gijsbert Beths, Jaap Moelker
en Henk Lambooy zijn zeker niet van
plan hun idealen op te geven. Er is een
tijd geweest dat zij elkaar dagelijks
zagen, omdat zij alle drie in het Con
certgebouworkest speelden, maar door
het drukke werkrooster schoot er weinig
tijd over voor het triö. Nü is de situatie
haast nog moeilijker, want Beths is
concertmeester van het Noordhollands
Philharmonisch Orkest, Jaap Moelker de
altist, is tegenwoordig klarinettist in het
Concertgebouworkest en Henk Lambooy
is solo-cellist geworden van het Radio
Philharmonisch Orkest. De liefde voor
het strijktrio is gebleven en rasmuzikan
ten als zij zijn weten zij hun prestaties
nog steeds op te voeren.
Dat bleek ook dadelijk gistermorgen
de omzichtigheid waarmee zij de
eerste tonen van het Adagio van Mozart
inzetten, was een bewijs van hun kun
stenaarsschap, dat geschraagd werd door
een diep respect voor het werk van een
muzikaal genie.
Dit Adagio heeft Mozart geschreven
als inleiding bij de fuga in dis-mlneur,
uit het Wohltemperierte Clavier van
Bach. Zijn beschermheer Baron van
Swieten, gezant aan het Weense Hof,
had een copie meegebracht uit Berlijn
en Mozart aangezet dit harmonische
meesterwerk te bestuderen. Mozart trans-
Dat doet hij weer in „De kleine hut,”
een blijspel over een driehoeksverhou
ding in de Parijse bourgeoisie van de
Franse veelschrijver André Roussin. Dit
keer speelt de driehoeksverhouding zich
niet af in een salon in het 16e arrondis
sement, maar op een onbewoond tro
pisch eiland, waar een bankdirecteur,
zijn vrouwtje en haar minnaar in
avondkleding aanspoelen na een schip
breuk. Odanks deze primitieve omstan
digheden blijft het een salonkomedie,
waarin betrekkelijk weinig gebeurt
maar destemeer wordt gebabbeld over
de onderlinge driehoek en wat daarin
gepast en ongepast is.
Roussin laat wel de burgerlijke hypo
crisie zien, maar eerder als een onver
mijdelijk gegeven dan iets waaraan hij
iets zou kunnen doen.
Het gebabbel geschiedt in die haast
onontwarbare Franse spaghettizinr
Het verbaast me als Hollander iedere
keer weer dat ze vertaald kunnen wor
den en dat de acteurs er met ongebro
ken tong uitkomen. Wat een rechniek,
wat een techniek! Bob de Lange, Paul
Cammermans en Hetty Verhoogt staan
voor niets. Daarnaast leveren ze ver
zorgd komediespel op hoog niveau. De
vrije produktie, die zondag voor het
eerst in Haarlem werd gegeven, komt
met de kerstdagen in de Haarlemse
schouwburg terug; een gezellig avondje
uit na het kerstgebraad.
Aangezien je weet dat je naar de
voorstelling ,,’t Is maar een meisje” van
het Werktheater gaat kijken, ben je
direct nieuwsgierig naar wat je boven
het hoofd hangt. En dat wordt alras
duidelijk. Het werktheater laat het pu
bliek de rol van de vrouw zien in de
samenleving. Die rol moet je letterlijk
opvatten. De vrouw krijgt een rol als in
een toneelstuk te spelen. En dat stuk is
de samenleving, de samenleving, die
door de man vastgelegd is en in stand
gehouden wordt.
De eerste scene van de eigenlijke
voorstelling laat je dat al direct zien. De
beeldschone acteur Cas Enklaar komt op
in een glanzende robe met minkstola en
een hoed van aigrette veertjes. Kokette
rend op de wijze van fotomodellen, ver
telt hij het publiek dat ze een vrouw is,
die zich mooi maakt om de man te
behagen en die haar daartoe in staat
stelt met geld. Nu bekent ze wel dat ze
vroeger een man was en dat de dokter
in Casablanca haar geslacht heeft weg
genomen en er niets voor in de plaats
heeft gegeven. Maar een vrouw is ze,
warrt ze is mooi, draagt een jurk en
heeft een minkstola. Met andere woor
den de vrouw hoeft geen echte vrouw te
zijn, zolang ze zich maar precies aan de
code houdt die de mannenmaatschappij
haar oplegt.
Dit is de vertaling door Victor de Beyer
van het begrip „ladekastje-op-salon-
tafelpootjes”. Ook in de pootjes laatjes.
Het geheel is van blanke gelaste staal
plaat.
ze er zich
iig'ïïU
UTRECHT. David Zinman, die in
gaande september 1974 is benoemd tot
chef-dirigent van de Rochester Philhar
monic in New York, blijft tot die datum
vaste gastdirigent van het Utrechts
Symfonie Orkest (USO).
HAARLEM. Het laatste orgelcon
cert in de César Franckcyclus, die dit
najaar in de kathedrale Basiliek St.
Bavo werd gegeven, had zondagmiddag
10 december plaats. Op deze datum werd
de „Maïtre Angelique” 150 jaar geleden
geboren. Men had derhalve geen betere
dag kunnen vinden om de herdekkings-
manifestaties in de kathedraal, tijdens
welke bijna alle grote orgelwerken van
Franck ten gehore zijn gebracht, te
besluiten.