IDEALISME IS HET ENIGE
KAPITAAL VAN BANGLADESJ
OPPOSITIE TEGEN MOEDJIBOER
BEGINT ZICH AL AF TE TEKENEN
s
5
s
WIE WIE NU DOODT”
„MEN KAN NIET ZEGGEN
f
S
LU
-§l
►♦4
Bihari’s
Bundeling
Corrupt
ol
:n
nel
dan
ding
-1
F V
S|
ML
fr:-
Sjeik Moedjiboer Rachman
ra
overal
iids
G. VADERS
V
i
Erbij
De Bihari's in Bangladesj leven nog
steeds in kampen. Hun leven loopt
geen gevaar meer, maar veel toekomst
hebben ze niet. Het Internationale Ro
de Kruis zorgt voor voedsel, maar er is
gebrek aan vitamines en medicijnen.
Zij leven als kippen in een kippenfarm
en even kunstmatig, soms acht perso
nen in een tent van 2,5 bij 2 meter. De
inpassing in de nieuwe staat verloopt
moeilijk. In de eerste plaats moeten zij
verklaren staatsburger van Bangladesj
te willen worden.
„Worden met deze wapens de poli
tieke moorden van de laatste tijd ge
pleegd?”, vraag ik. Hij zegt: „Men kan
niet precies neggen wie nu wie doodt.
Sommige vrijheidsstrijders die teleur
gesteld zijn, doen het misschien. Maar
het gebeurt.” Maar volgens Rab zit de
11 er
ok bij’
Een Amerikaanse journalist, James
Sterba, die een bezoek aan Bangladesj
had gebracht, schreef enigszins wanho
pig: „Men komt er toe om Bangladesj
te vergelijken met een gigantische fa
milieruzie, waarbij iedereen tegen ie
dereen schreeuwt en verwijten maakt
over alles en nog wat, maar waarbij
heel weinig leiders iets doen.” Een van
die kreten bij deze ruzie’is het „weten
schappelijk socialisme” van Rab en Ja
lil.
is een kleurrijke figuur, met veel in
vloed op het platteland en leider van
de pro-Chinese nationale Awamipartij.
Goon zegt van hem: „Hij is altijd
tegen de draad in. Hij heeft geen con
structief programma.” Inderdaad is het
zo, dat hij consequent geweigerd heeft
aan verkiezingen deel te nemen, maar
daar schijnt nu op zijn zeer oude dag
verandering in te komen. Op zijn initi
atief zijn zeven politieke partijen be
sprekingen begonnen met het doel de
oppositie tegen de Awamiliga van sjeik
Moedjiboer Rachman te bundelen.
Behalve de Nationale Awami Partij
van Bhashani doen de beide commu-
is gevlucht en nu hier is. Hij zegt: „Na
de val van Dacca werden 28.000 Ben
galen, die in de strijdkrachten dienden,
opgesloten. Zij zitten in zestien concen
tratiekampen, die verspreid liggen in
Baloetchistan en de grensprovincies. De
Pakistaanse regering heeft de uitbeta
ling van hun soldij stopgezet. Zij ko
men om van de honger. Zij hebben
niets, geen licht en geen water. Zij
leven in stallen.”
Goon staat volledig achter deze nieu
we partij, die enkele dagen tevoren
door de flamboyante studentenleider
en oud-strijder van de Moekti Bahini,
Abdoer Rab, en de misschien nog ro
mantischer ex-majoor van het leger,
Jalil (held uit de bevrijdingsoorlog,
maar daarna gevangen gezet, omdat hij
naar hij zei plunderende Indiase
soldaten had neergeschoten) officieel
aan het volk was gepresenteerd. Die
presentatie geschiedde met een lugube
re ceremonie: aan het begin van de
persconferentie werd het lijk van een
socialist binnengedragen, die volgens
Jalil door huurlingen van de regerende
Awamiliga van sjeik Moedjiboer was
vermoord.
„De revolutie”, zegt Goon, „is nog
niet voltooid. Bangla Desj is een speel
bal van de mogendheden. Het socialis
me, dat Moedjiboer Rachman nastreeft
is verkapt kapitalisme. Ja, als het moet
gaat hij voor bloedvergieten niet opzij.
Maar als het moet wil hij met de
voltooiing van de revolutie wel wach
ten, desnoods twintig jaar”. Dat is taal,
die hij zo van Rab kan hebben overge
nomen. Want ook Rab dreigt voortdu
rend met geweld. Bij een bepaalde
gelegenheid zei hij dreigend tot Moed
jiboer: „Heb je ooit een wapen vastge
houden? Wij zullen van jullie huid
schoenen maken.”
„Hebben jullie wapens?”. Hij haalt
zijn schouders op. „Het stikt in Bang
ladesj van wapens. De regering heeft
gevraagd ze in te leveren, maar slechts
weinigen hebben het gedaan. Iedereen
heeft wapens. De misdadigers die tij
dens de bevrijdingsoorlog werden los
gelaten hebben wapens. Het Pakistaan
se leger heeft, voor het capituleerde,
overal in het land wapens verborgen.”
Een mythe is, dat heel Bangladesj als één man achter premier sjeik
Moedjiboer Rachman, de Bangabandhoe (vriend van de Bengalen), de
vader des vaderlands staat. Ongetwijfeld zal sjeik Moedjiboer bij de ko
mende verkiezingen in maart een overwinning behalen, maar intussen
begint de oppositie zich duidelijk af te tekenen.
Kunnen zij uitleggen wat het bete
kent? Goon antwoordt: „Het is marxis
me, dat van toepassing is op de specia
le situatie in Bangladesj.” En Joha
Khan zegt: „Het betekent, dat aan elk
beleid een wetenschappelijke analyse
vooraf moet gaan. Alleen dan kunnen
wij uiteindelijk uitkomen op een klas
senloze, werkelijk socialistische maat-
misschien van Bangladesj een natie
te maken. Dat natiebesef is geen
gegeven. Er zijn nog heel wat on
derdanen van Moedjiboer, die zich
in de eerste plaats mohammedaan
(en verbonden met Pakistan) voelen
en pas in de tweede plaats Bengaal.
En weer anderen zeggen wat moe
deloos: „Laten wij een deelstaat van
India worden. Als onafhankelijke
staat hebben wij geen kans.”
De toekomst van Bangladesj zal
sowieso moeilijk zijn. Maar Dacca
begint langzamerhand weer op een
normale stad te lijken, al houdt dat
nog wel in dat de stad ’s avonds
doods en verlaten is, zonder taxi’s
en als men zich op straat waagt,
dan doet men dat nooit alleen. En
al steken, als erfenis uit de Paki
staanse tijd, overal in de stad de
staketsels van betonijzer uit de half
voltooide gebouwen omhoog. Maar
als teken dat het leven doorgaat,
ziet men soms in de holle ruimte
van een betonskelet een kamertje,
dat een vindingrijke geest met wat
hout en bamboeer tegenaan heeft
gebouwd. De Bengaal heeft geleerd
met alles te leven en er het beste
van te maken.
De kreet: Moedjiboer is een eerlijk
mens, etc. is afkomstig van de 90-
jarige Maulana Abdoel Hamid Bhasha
ni, die nooit vergeet er aan toe te
voegen: „Ik heb hem van de straat
opgeraapt en hem mijn secretaris ge
maakt.” Bhashani wordt wel „de twee
de vader van Bangladesj” genoemd. Hij
Veel Bihari’s eisen echter dat zij
naar (West-)Pakistan worden gebracht,
waar men ze niet wil hebben, want
president Bhoetto heeft genoeg aan
zijn eigen werklozen. Het tragische is,
dat de werkloosheid in Bangladesj
minstens even groot is en de Bengalen
niet van plan zijn een bevoorrecht
plaatsje in te ruimen voor de Bihari’s
die ze verfoeien en verwijten met het
Pakistaanse leger te hebben gecollabo
reerd.
Zo’n opposant is bijvoorbeeld de
kleurrijke dichter Mirmalendoe Goon
(de heldere maan). Behalve dichter is
hij ook redacteur van „Gana Kantha”,
„De Stem des Volks”, een dagblad van
de oppositie in Dacca. Hjj moet eigen
lijk een commentaar maken als wij er
zijn en elke keer probeert hij een regel
te schrijven, maar in plaats daarvan
praten wij de hele middag over „we
tenschappelijk socialisme”, de strijd
kreet van de Jatiya Samajtantric Dal.
de nieuwe Nationaal Socialistische
Partij, het spel van de wereldkrachten
en de klassenloze maatschappij.
Awamiliga van sjeik Moedjiboer er
achter? Hij haalt weer de schouders op:
„Wie weet”, zegt hij. „De Awamiliga is
door en door corrupt.”
De adjunct-hoofdredacteur, Md. Joha
Khan, die erbij zit, maar bezig is aan
een artikel, zegt al doorschrijvend:
„Sjeik Moedjiboer doet maar alsof hij
een revolutionair is, maar hij is een
echte moslim. Hij balanceert als een
angstige aap tussen de Sovjet-Unie en
de Verenigde Staten. Ik leun nog liever
tegen China aan dan tegen Washing
ton.”
Hoewel het volop dag is, heerst in
het gebouw van de „Gana Kantha” in
het hartje van de oude stad een half
duister, dat past bij de sfeer van
conspiratie. Ik slurp thee tot het mijn
neusgaten uitkomt. Thee heeft Bangla
desj in overvloed. Het is slechte thee,
die vroeger binnen de beschermde tol
muren in West-Pakistan werd afgezet
en waar nu nauwelijks een markt voor
is. De vrijheid heeft ook nadelen.
Wij spreken over de 400.000 Benga
len die door president Bhoetto in Pa
kistan worden vastgehouden en die
Bangladesj hard nodig heeft, omdat het
over het algemeen topambtenaren, za
kenlieden, bedrijfsleiders en officieren
zijn. Enkele dagen tevoren hadden de
kranten een verslag van de CBS in
grote opmaak gebracht, waarin stond
dat deze mensen beneden het bestaans
minimum leefden en bloot stonden aan
vernederingen.
Zij halen een jonge redacteur, die
met behulp van een Pakistaanse smok
kelaar uit Pakistan naar Afghanistan
Zo leefden de Bengaalse vluchte
lingen in India. Ze zijn terug, maar
ze vonden vaak hun huizen ver
woest.
schappij. Sjeik Moedjiboer houdt in
feite het kapitalisme in stand.”
„Maar onderschrijven jullie wat ik
veel gehoord heb: sjeik Moedjiboer is
een eerlijk mens, maar zijn partij is
corrupt.” Johan Khan zegt: „Moedji
boer is de leider van de Awamiliga.
Hij is verantwoordelijk.” En Goon:
„Jawel, Moedjiboer is een eerlijk mens.
Eerlijk, netjes, beschaafd, hij eet met
mes en vork, een mooie man, een goed
spreker.”
Idealisme is ongetwijfeld het be
langrijkste kapitaal van Bangladesj,
eigenlijk het enige, want zonder
buitenlandse hulp is het land ner
gens. Dat idealisme is gepersonifi-
ceerd in de figuur van premier
Moedjiboer Rachman, de vader des
vaderlands, waar zelfs een knappe
kop als prof. Hossain met eerbied
over spreekt: „Hij heeft veel gele
den in zijn leven."
Maar ook Moedjiboer Rachman
heeft de zwakheden van de Ben
gaal, die door een buitenlander te
genover ons werden beschreven als:
„Hij loopt met zijn hoofd in de
wolken en met zijn voeten in de
modder.” De rest van de vergelij
king was trouwens bepaald vijan
dig: „En met zijn handen in de
zakken van een ander, maar het
geld, dat hij daaruit haalt, weet hij
niet te gebruiken.”
Het zal voor een belangrijk deel
van Moedjiboer Rachman afhangen
welke koers de toekomst van Ban
gladesj zal nemen. Als hij, die zelf
de onkreukbare wordt genoemd, er
in slaagt de corruptie uit te bannen,
de vrijheid gestalte te geven en de
armoede te spreiden, dan lukt het
Prof. Mosharraf Hossain de
Bengaalse Plan-commissie: „Wij be
gonnen op een puinhoop. Bangladesj
is normaal al een arm land. Het
gemiddelde inkomen was in 1971,
voor de catastrofe over ons kwam,
450 taka (is 180 gulden) per jaar.
Voor de armste 20 percent van
de bevolking was dit zelfs 158 taka
(is 63 gulden) per jaar. Over de
laatste 50 jaar was als gevolg van
het koloniaal bewind eerst van
de Engelsen en daarna van de Pa
kistani de levensstandaard ge
daald in plaats van gestegen.”
„In de negen maanden van de
bevrijdingsoorlog werden 10 miljoen
mensen uit het land verdreven.
Toen deze mensen terugkwamen,
moesten ze onderdak hebben en
voedsel. Normaal heeft Bangladesj
al een jaarlijks voedseltekort van
1,2 tot l,.j miljoen ton, maar hier
bovenop kwam, dat sinds 1969 een
groot deel van het land niet meer
was bebouwd. Om dit allemaal op
te vangen en dat lukte nog maar
gedeeltelijk was meer dan een
miljard taka nodig tijdens de eerste
zes maanden van de onafhankelijk
heid. Dat is eenderde van de nor
male jaarlijkse belastinginkomsten."
Hij vertelt dan met de zachte
stem van de intellectueel die de
dingen niet wil overdrijven, dat het
gebrek aan smeermiddelen voor de
waterpompen en drainage-installa-
ties en daarna de droogte dit jaar
voor een misoogst hebben gezorgd.
Het voedseltekort in 1972 is nu
gestegen tot 3 miljoen ton. Hij somt
de verdere rampen op: huizen, die
verbrand zijn, samen met land
bouwwerktuigen, vee, vooral trek-
vee, dat verloren is gegaan, waar
door in sommige streken niet ge
ploegd kan worden. Vrijwel alle
bruggen waren opgeblazen en voor
een land met zoveel rivieren en
waterwegen betekende dat, dat het
verkeer vrijwel tot stilstand kwam.
Voorraden en reserve-onderdelen
van fabrieken zijn verdwenen. Om
de belangrijkste feiten te noemen.
„Maar”, zegt hij, „binnen een paar
maanden hadden wij een recon
structieplan op tafel, ondanks het
feit dat wij nauwelijks statistieken
hadden om mee te werken; zo’n
chaos was het. Wij zijn erin ge
slaagd hongersnood te vermijden, al
zijn er tekorten, maar die waren er
vroeger ook. Ja, dank zij de buiten
landse hulp. Die hulp zullen wij
zeker nog vijf jaar nodig hebben. De
industrie hebben wij weer op gang
gekregen en werkt op 85 percent
van zijn normale capaciteit. En dit
ondanks het feit dat het Pakistaan
se management gevlucht is.”
>t
>lder. I
./vr.
„De burgers hebben allemaal huisar
rest. Zij worden uitgescholden en besto
len, op klaarlichte dag. Zij krijgen 50
roepees voor hun onderhoud, maar
daar kunnen ze, zeker als het grote
gezinnen zijn, niet van leven. Meisjes
worden ontvoerd en duiken op in bor
delen. De politie doet niets. Het zijn
vooral de Bihari’s, die in Pakistan
leven, die wraak nemen.
De Bengaalse vrouwen waren vol
hoop voor de toekomst, toen zij
juichend de bevrijding begroetten.
Maar later stonden ze in de rij
voor de arbeidsbureaus, omdat er
geen werk was (en is).
nistische partijen mee, die van Moni
Singh en de leninistische, de Nationale
Liga Bangladesj, de Bengaalse Nationa
le Liga en nog wat kleinere partijen.
Of het tot een werkelijke coalitie
komt, moet nog worden afgewacht,
maar voorlopig is een actiecomité op
gericht dat de zaak verder moet uit
werken.
Bhashani heeft het nadeel, dat zijn
partij sterk op China is georiënteerd
en Peking heeft de toelating van Bang
ladesj tot de Verenigde Naties met een
veto verhinderd. Maar zijn kritiek op
de regering wordt ook wel door bui
tenstaanders gedeeld. Allereerst de cor
ruptie, die akkoord overal in
Azië tot de goede zeden behoort, maar
die in Bangladesj, waar tientallen mil
joenen mensen op de rand van de
honger leven, zoveel schrijnender is.
s
K
'i
■M-