JEUGD PRAAT NU MEER EN OPEN OVER SEKSUALITEIT w a sgS iim SBBSiOftSFéa ZATERDAG 23 DECEMBER 1972 Erbij Vrouw en beroep Probleem Vaste relatie s» A K Sp Kg ;r- ,Ik en lat de o- en Grotere vrijheid F. «O SB (Vervolg vorige pagina) Probleem in het huwelijk: vijftig jaar iemand aardig blijven vinden ers ten we PROF. VAN EMDE BOAS er j Ik ken dé vrouw niet tussen man en ze en a- n- is ?n p! een iA 0 en len lOg lan VAN HESSEN: „Je moet wel zeggen, dat de jeugd meer over seksualiteit praat, dat er grotere openheid is, een verlaagde drempel van communicatie met de buitenwereld. De meisjes doen veel meer mee, dat is onmiskenbaar”. VAN EMDE BOAS: „Waaróm doen de meisjes veel meer mee?” ge :el IN ’T VELD: „Waarom weet ik niet, maar ze nemen veel meer het initiatief’. VAN EMDE BOAS: „In leder geval gaan de meisjes één of twee jaar eerder met een jongen naar bed dan zjj vroeger deden. Het cijfer van het voorechte- lijx geslachtsverkeer is eindelijk weer terug op het goed oud-Hollandse pa troon. Voor zover ik met jongeren te maken heb, heb ik vaak het gevoel dat hts bij de jongen meer uit aandrift gebeurt, de meisjes doen het meer om mee te doen, om bjj de club te blijven horen. Als je nee zegt, dan lig je eruit". IN ’T VELD: „Ik zou er niets over durven zeggen. Ik durf het niet te be amen, ik durf het ook niet te ontkennen. Een zekere nieuwsgierigheid sal er wel bij zfln, dat had je vroeger ook”. ot rs ze er <e- .tie Pij iag en eens vrouw groep VAN EMDE BOAS: „Daarom vind ik het zo godvergeten belangrijk dat de vrouw een beroep heeft”. IN ’t VELD: „En dus in de gelegen heid komt contacten te leggen. Mis schien is dat ook wel de reden waarom zoveel mannen zeggen, ga jij maar niet werken. Maar ik vind dat er een teveel is als je hier ook ziet in dat onder zoek van Kooij hoe alles wordt geïnves teerd, alle affectie in die ene relatie. Je bent helemaal afhankelijk van je man ze je ur, VAN EMDE BOAS: „Het gezin blijft dus eigenlijk als enige mogelijkheid van samenleven over, want ik heb de indruk dat we niet in communes gelo ven. Maar dan krijg je de heel princi piële vraag: op grond van onze biologi sche geaardheid zijn man en vrouw van nature niet monogaam. Dat is niet meer een kwestie van de gelijkwaardig heid tussen man en vrouw. Maar als we zo jong trouwen en we halen de zeventigjarige leeftijd, dan zitten we zo’n vijftig jaar tegen elkaar aan te kijken. En dat is wel een groot pro bleem. Ik bepleit dan ook in al mijn lezingen een grotere vrijheid voor rela ties buiten de echtelijke”. i 3 I 1 lie )e- en pie le- lar ten en ige jke ;en je is Er jke am 10- len la- ;en ok de it- >ie el y. ïk ie :ht ets ke nt. rd, :rs lok eel te :en ra ket :en lar la ke, mr lie not Betekent de grotere seksuele vrij heid tegenwoordig dat er een andere opvatting ontstaat over de latere part nerbinding? IN ’t VELD: „Vast niet. Men stelt zich nog altijd een huwelijk voor ogen dat levenslang zal duren, dat zuiver monogaam is. Of dat nu allemaal zo uitwerkt is een tweede. Men stelt zich dat wel degelijk als vroeger voor”. VAN EMDE BOAS: „Het aantal voorechtelijke partners dat ik zo in de praktijk zie, is bij mannen vaak wat hoger dan bij meisjes. De meisjes stel len zich heel duidelijk op volgens dat ideaalbeeld”. Maar als dat huwelijk eenmaal is gesloten of als er eenmaal een exclu sieve partnerband is dan hoeven we nog niet eens te denken aan de juridis che formule van het huwelijk met de gang naar het stadhuis wat is dan de houding tegenover die partnerbin ding? Is er dan een neiging van: ook daarin kunnen wij ons losser opstellen dan een of twee generaties geleden? VAN EMDE BOAS: „Ik bedoel niet uit nieuwsgierigheid experimenteren, ik bedoel meer dat het een opgedrongen patroon waa”. Geldt dat niet ook voor de jongens? VAN EMDE BOAS: „Het aantal meisjes dat ik ken, die voor de eerste keer naar bed gaan op eigen initiatief, is heel klein. En dat het niet op eigen initia tief gebeurt, wordt onder meer bewezen door het feit dat ook meisjes die van het bestaan van voorbehoedmiddelen op de hoogte zijn, zo ontstellend vaak de eerste keer coïteren zonder iets”. IN 'T VELD: ,,’t Is natuurlijk wel zo, dat meisjes er onderling veel over praten. Wat er gebeurt wordt in detail aan elkaar verhaald, en daar kan na tuurlijk een zekere stimulans van uitgaan om dat ook eens te doen en weer een stapje verder te gaan. Of het nou zo is, dat je het moet doen om een zekere status te behouden VAN HESSEN: „Uit verscheidene onderzoekingen is wel gebleken dat meis. jes er over het algemeen veel gereserveerder tegenover staan. Maar of de meisjes niet op hun manier het initiatief nemen een grotere vrijheid verlangen, een grotere vrijheid om ook eens een ver houding daarnaast aan te knopen, maar dan kom je direct weer in het probleem van: wat is het belangrijkste, wat ga je in die andere relatie investe ren en wat betekent het voor de derde. Je zou je ook kunnen voorstellen dat je een opeenvolging van huwelijken krijgt. Dat zie ik niet zo erg zitten”. VAN HESSEN: „Men zegt dat er veel jonger wordt getrouwd, maar dat is niet juist. Want de lager maatschap pelijke klassen hebben altijd veel jon gere huwelijken gekend dan de hogere. Het enige wat spectaculair lager komt, zijn de huwelijksleeftijden van de uit gesproken hogere milieus. Waar het eerst zo tussen de 26 en 30 lag, is het nu zo rond de 20 komen te liggen. Bij de arbeiders is het ook wel lager komen te liggen, maar niet zoveel. Eerst komt in het huwelijk de seksuele impuls. Dan zijn er kinderen en dan heeft de situatie iets onwrikbaars: er zijn kinderen en wat moet je doen? Als de kinderen weg zijn, moet je samen oud worden en dan is de speel ruimte om uit de band te springen ook niet zoveel groter”. „De meeste scheidingen komen op de breukpunten voor, namelijk als de im pulsieve periode achter de rug is en er nog geen vastgegroeide situatie is én bij het gezin dat samen bleef omdat de kinderen te klein waren”. Maar zijn er mogelijkheden van gro tere vrijheden binnen het huwelijk? VAN EMDE BOAS: „Ik zie dat wel komen, als we eenmaal over de part nerruil heen zijn. Want dat is natuur lijk een van de armoedigste vormen van vrijheid: de partners zijn de „toe vallige partners uit een ander huwelijk en de relatie moet ook nog tegelijker tijd worden beleefd. Maar wat gebeurt er, als een man van zijn vrouw er een vriendin op na mag houden, dan mag hij eens een avond uit, maar hij moet ’s nachts thuiskomen”. IN 't VELD: „Dat geldt dus voor de ongehuwde vrouwen die een relatie hebben met een getrouwde man”. VAN EMDE BOAS: „Ja, bij ge trouwde vrouwen ligt het meestal een voudiger Maar tot nu toe zoeken de mannen hun vriendinnen meestal on der de ongehuwde vrouwen die 10 tot 20 jaar jonger zijn. Maar nu het vrouwen overschot bezig is te verdwijnen, zoe ken ze waarschijnlijk extra-maritale verhoudingen met getrouwde vrou wen”. VAN HESSEN: „Overigens is het voor de getrouwde vrouw bijzonder moeilijk op haar beurt een vriendje te hebben; dat wordt nauwelijks getole reerd” IN ’t VELD: „Ja, dat is inderdaad een probleem, om vijftig jaar iemand aardig te vinden. Als je toch dat gezin Wilt h-ndhaven en ik zie er ^el zoveel in. dat het wel in stand zal blijven. Men wil graag trouwen, men trouwt jonger dan ooit, ziet alles in het huwelijk Ze krijgen natuurlijk wel met teleurstellingen te kampen, maar wat doe je daar aan. Je kan natuurlijk van die verschillende facetten. Waarom kan de partner dat dan niet aanvaar den? IN ’t VELD: „Ik dacht dat juist het feit dat je een stuk van je persoonlijk heid kunt cultiveren in een relatie met een ander heel goed kan werken op je huwelijk. Maar daarnaast blijft de kwestie van de jaloezie, ongeacht de vraag of het een seksuele relatie is”. IN ’t Veld: „Je schakelt de jaloezie ook niet uit met de volledige monoga mie zoals we die nu in feite kennen. In polygame situaties evenmin”. VAN HESSEN: „Jq, wat denkt u bijvoorbeeld van de enorme jaloezie van haremvrouwen onder elkaar. En de man die die vrouwen moet bewaken wordt door zijn meester gecastreerd, omdat hij anders een bedreiging vormt. De hele zaak hangt van jaloezie aan elkaar”. VAN EMDE BOAS: „Het geldt voor die vrouwen als een eer om tien nach ten achter elkaar door de sheik ge haald te worden”. Als ik het goed begrijp, dan kiest u voor het gezin, omdat u geen beter alternatief ziet. VAN EMDE BOAS (lachend): „Nou, nou”. IN ’t VELD: „Dat vind ik wel erg negatief gesteld”. VAN HESSEN: „Het doet me denken aan de uitspraak: democratie is de slechtste bestuursvorm die ik ken, maar er is geen betere”. IN ’t VELD: „Ik zie allerlei positieve dingen in het gezin”. VAN EMDE BOAS: „Als ik als psy chiater mag spreken, dan ben ik alleen daarom al voor het behoud van het gezin, omdat het kind van nature veel langer bescherming nodig heeft dan welk levend wezen dan ook. En ten tweede is er een compleet gezin nodig om ieder meisje de kans te geven zich met de moeder te identificeren en om in de vader een patroon van de man te ontdekken. Voor de jongen geldt van zelfsprekend het omgekeerde”. IN ’t VELD: „Ik vraag me af of dat complete gezin zo noodzakelijk is. Is het complete gezin nog zo nodig als de rolverdelling tussen man en vrouw gaat veranderen en meer overeenkomst gaat vertonen?” weg dat er tussen die twee mensen types verschillen zullen blijven be staan, die positief verwerkt kunnen worden in de vorming, in de emoti onele en geestelijke vorming van de komende generatie”. VAN HESSEN„De man pro grammeert zijn vrouw, maar ont neemt in feite zichzelf wat hij in zijn vrouw stopt. De huidige positie van de vrouw is het gevolg van eer sociaal proces waarin door wissel werking de functies zijn verdeeld”. Beleven wij dan nu misschien een soort terugdraaien van dat pro ces, waarbij man en vrouw ieder een eigen, niet met elkaar te ver mengen specifieke rol hebben ge kregen in onze cultuur? IN 'T VELD: „Tot op zekere hoogte. In het gezin is het misschien al het verst gevorderd. Elke man moet toch wel iets in het huishou den doen. Maar het Margriet-onder- zoek heeft wel uitgewezen, dat de gehuwde vrouwen die werken, hele maal niet geëmancipeerd zijn”. VAN EMDE BOAS: „We hebben een ontwikkeling meegemaakt in een maatschappij, waarin een be paald mensentype nodig was. En dat mensentype heeft van de man een harde, consumptieve figuur ge maakt, bij wie elke zachte trek voor zijn seksegenoten onderdrukt U zegt dat u in al uw lezingen een grotere vrijheid binnen het huwelijk bepleit en vervolgens noemt u een groot aantal zeer zwaarwegende pro- blemen op. Ik mis nog een beetje de relatie tussen uw pleidooi en uw be schrijving van de realiteit. VAN EMDE BOAS: „Ik zie aan de ene kant het onvermogen van de mens, zoals ik al heb gezegd, om vijftig jaar lang emotioneel en erotisch tevreden te zijn met één partner maar dat geldt voor man én vrouw. Ik zie aan de andere kant een enorme discriminatie wanneer de mannen het wel rationaal kunnen accepteren, maar emotioneel nog niet de mogelijkheid hebben de vrouw dezelfde mate van vrijheid toe te staan. En in de derde plaats zie ik een enorm aantal praktische moeilijk heden, die onvermijdelijk zijn wan neer je van die vrijheid gebruik gaat maken”. Maar die toch niet opwegen tegen IN 't VELD:tegen de huidige knellende banden”. VAN EMDE BOAS: „Ik geloof dat je kunt zeggen dat de voorechtelijke ver houdingen een versterking betekenen voor het monogame huwelijk, omdat een heleboel ervaringen dan niet meer opgedaan behoeven binnen het huwe lijk. Maar dat geldt alleen voor een begintijd. Wanneer de periode van de echtelijke afstomping komt. IN ’t VELD: „Ik geloof dat in de toekomst die buitenechtelijke verhou dingen meer zullen plaatsvinden tussen getrouwden; die zitten dan beiden in hetzelfde schuitje en stellen dus hun huwelijk primair”. VAN EMDE BOAS: „Maar als beide echtgenoten het weten, van zo’n ver houding. weet u waardoor het dan toch nog naar de bliksem gaat? Door de buren en de kennissenkring”. U zegt dus eigenlijk: zoals ouders te veel beslag leggen op hun kinderen, zo leggen echtgenoten te veel beslag op elkaar? IN ’t VELD: „We investeren alles in elkaar”. IN ’t VELD: „Een vriendin erop nahouden, dat wekt bij mij de indruk van een vast relatie, bijna een tweede huwelijk. Is dat realiseerbaar? Als je een huwelijk en een gezin in stand houdt, dan moet je dat in bepaalde opzichten primair stellen. En dan zie ik de mogelijkheid van buitenechtelijke relaties waar ik in beginsel ook voor ben zeker niet als een „tweede huwelijk”, maar als secondaire en vluchtige verbintenissen”. VAN EMDE BOAS: „Dat hoeft niet vluchtig te zijn. Ik ken relaties die jaren lang duren. Maar daar wordt de „andere vrouw” enorm gediscrimi neerd: zij trouwt niet en mag geen kinderen krijgen”. moest worden. Dat hing natuurlijk ook samen met de onderdrukking van de homoseksualiteit. Terwijl mannen alleen maar lief voor el kaar kunnen zijn wanneer niet alle homo-erotiek wordt onderdrukt (dat is iets anders dan homoseksualiteit)”. „Wanneer we naar een maat schappij toegroeien waarin het competitiekarakter is verzwakt en de prestatiedwang verminderd, en aan de andere kant net als in de Romaanse landen en in Latijns- Amerika meer tederheid tussen mannen wordt geaccepteerd, dan kunnen we ech' liever zijn voor elkaar”. „We kunnen voor de maatschap pij ontzettend veel leren van de groepstherapie. Want onder een ge slaagde groepstherapie ondergaat niet alleen het individu maar de hele groep een verandering. Er ont staat een steeds grotere onafhanke lijkheid van de leider. Een geslaag de groepstherapie eindigt ermee dat de mensen zich niet alleen eikaars gelijke voelen zonder dat de ver schillen zijn weggevallen (de ver schillende persoonlijkheden blijven bestaan), maar er is een absolute pariteit". IN ’T VELD: „Je ziet wel groepen opkomen van mensen die met el kaar praten. Niet onder leiding van een psychiater of psycholoog, Man- Vrouw-Maatschappij heeft praat groepen bijvoorbeeld, dat zijn vrou wen die bij elkaar gaan zitten en dat schijnt echt veel te doen. Wat je ook ziet, is dat ouders betrokken worden bij crèches. Dus niet je kind ’s morgens brengen en ’s avonds afhalen, maar meedenken en mee praten. Ik vind dat een gunstige ontwikkeling die ik ook zou willen bevorderen, maar ik verwacht er niet alle heil van. Want het is nog op te kleine schaal, dat: mensen meer betrekken bij hun eigen leven. Ik vind dat er ook wel andere dingen moeten gebeuren, ten eerste dus de emancipatie van de vrouw waar veel meer vaart achter gezet moet worden. Ten tweede moet het hele arbeidsethos veranderen. Het werk zelf zal in de toekomst niet meer zo centraal staan en dat zal betekenen dat de mensen aan ande re dingen aandacht kunnen schen ken. En ten derde vind ik dat het gezin opengebroken moet worden. Het is niet zo sterk aan de orde gekomen, maai niet ten onrechte is wel eens gezegd dat het gezin broedplaats van neuroses is”. VAN EMDE BOAS: „En dat het een broedplaats van neuroses ss, komt weer door de macro-sociale structuur En daarom lopen wij er gens vast”. - VAN HESSEN: „Het zit veel dieper dan die negentiende eeuw. Wij schrij ven veel te veel dingen toe aan die ongelukkige negentiende eeuw, die in die fractie van die duizenden jaren dat de mens bestaat, maar een seconde is geweest”. VAN EMDE BOAS: „Ik zeg dat de man nog altijd onder de invloed staat van de moraal waardoor hij buitenech telijke relaties niet aanvaardt. Hij kent zichzelf nog altijd rechten toe die hij aan zijn vrouw niet toekent. En als we eerlijk zijn, dan mogen we met onze mond zo reformatorisch en zo weinig discriminatoir optreden als we voor ons gehoor wenselijk achten, zodra je ermee in je eigen leven geconfronteerd wordt, ga je op je achterste poten staan”. VAN HESSEN: „Als je dat van ken nissen hoort, dan heb ik altijd meer medelijden met de vrouw die in zo’n situatie is gekomen dan met de man. Want ze zal het er veel moeilijker mee hebben, terwijl het bij de man een vergeeflijk slippertje kan zijn”. IN t VELD: „Dat vind ik juist het gemene. Ik ben volkomen geneigd om de vrouw van een vriend dat slippertje te vergeven en dan te zeggen: als hij het doet mag zij het ook. Maar ik betwijfel of ik dezelfde situatie in mijn eigen huwelijk aan zou kunnen. VAN HESSEN: In zekere zin wel. ft en omgekeerd. Eigenlijk mag je niet eens praten met een ander”. VAN HESSEN: „De natuurlijke ja loezie is niet te vermijden, dat is gewoon een natuurgegeven”. VAN EMDE BOAS: „Daarmee heb ben wij nog niet het recht om te zeggen dat het jaloezie-instinct alleen aan de man toekomt. Hoelang zijn wij zelf eigenlijk getrouwd? Ik 31 jaar”. IN ’t VELD: „Ik 21 jaar”. VAN HESSEN: „Ik ben maar een junior.Hoe komt het overigens dat wij die totale persoonsinvestering zo geweldig hebben opgeschroefd?” VAN EMDE BOAS: „Omdat dat in de afspraak besloten ligt”. VAN HESSEN: „De vraag is: wat geeft nu eigenlijk de stabiliteit aan een huwelijk? Want laten we wel wezen: het is nogal een opgave: soms vijftig jaar of langer. Toch gaat ’t veel beter dan je denkt, in 't algemeen. Alle herinneringen gaan meespelen natuur lijk, en een heel stuk gemeenschappe lijk doorleefde ervaring, waarop je te rugvalt Er zijn signalen, uitdrukkin gen. Dat ga je niet in één keer hupsakee verbreken of bij een ander opnieuw investeren.Ga er maar aan staan. Zelfs mannen die twee keer getrouwd zijn geweest en daarvan ver slag uitbrengen, moeten toegeven dat er toch een stuk jeugdsentiment is met die eerste vrouw dat ze nooit meer kwijtraken”. Uw betoog komt er zo’n beetje op neer dat je op één tijdstip maar met één persoon zo’n relatie kunt hebben? VAN EMDE BOAS: „Daar ben ik het niet mee eens. We zijn zo veelzij dig als persoonlijkheid. Als je een heel intieme relatie van een bepaald karak ter opbouwt, bijvoorbeeld met degene met wie je getrouwd bent, dan kan er toch een heel stuk 'essentiële behoefte onbevredigd blijven die je in een ande re relatie dat kan een vriend of een vriendin zijn bevredigen kunt. En ondanks het feit dat de huwelijkspart ner weet dat het om iets gaat dat in hun verhouding met de beste wil van de wereld niet gerealiseerd kan wor den, blijft er dan toch een stuk jaloe zie” Hoe verklaart u dat dan? U zegt: in de persoonlijkheid zit de mogelijkheid VAN EMDE BOAS: „Ik geloof dat er een ontzettende hoop cultu rele verschillen vrouw volkomen kunnen verdwij nen. Als al die door de huidige maatschappijvorm bevorderde kunstmatige verschillen zijn ver dwenen, blijven er echter toch emo tionele en lichamelijke verschillen bestaan, die bij de opvoeding het kind prepareren voor respectievelijk de mannen- of vrouwenrol”. Is dat niet een beetje het oude Freudiaanse denkpatroon? VAN EMDE BOAS: „Omdat ik het woord identificeren heb ge bruikt? Nee, dit heeft niets met Freud te maken. In elke theorie over het gezin kom je dat woord teigen. Maar begrijp me niet ver keerd. Al die kreten dat een vrouw geen aanleg zou hebben voor wis kunde, dat ze gemiddeld minder in telligent zou zijn., dat is natuurlijk allemaal onzin. Maar het klinkt misschien gek wat ik nu zeg ik ken de vrouw niet. Ik ken haar niet, omdat ik nog nooit een vrouw heb gezien die zich in deze maatschappij onder optima le condities heeft ontwikkeld. En ik ken de man niet, omdat ik nog nooit de man zich heb zien ontwik kelen in een situatie waarin hij werkelijk als gelijke tegenover de vrouw stond. Maar dat neemt niet VAN EMDE BOAS: „Hier kan ik u een heel direct antwoord op geven, want ik heb pas hele discussies met hele groepen hierover gehad en dan blijkt, dat de tolerantie tegenover het vóórechtelljke (premaritale) verkeer vrijwel algemeen is, en dat er een extreme intolerantie blijft bestaan te genover het buitenechtelijke, het ex tra-maritale verkeer. Ook bij degenen die het doen. En daarbij komt dan nog dubbel de discrimi natie van de naar voren. Want in dezelfde waarin de mannen tolerantie bepleiten voor het extra-maritale ver keer, daar geven zij een vrouw vijf minuten later in een groepstherapeuti- sche zitting op haar sodemieter omdat zij het deed. Dat is een overblijfsel van de negentiende eeuw”. JA, - m -- F F.,..., -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 21