jaar terug in het rampgebied Rum voor de laatste dichting Marinus, geboren in nacht van de storm Na twintig sluiting Oosterschelde „Oppositie tegen de A v I alleen van import” -Si J W -i Ongewone geboorte Baby vergeten ,,De burgemeester i 1 ZATERDAG 27 JANUARI 1973 Na twintig jaar terug in het rampgebied. De ogen toegeknepen want de mist heeft haar sluier neergelaten over de scheidslijnen tussen land, lucht en water. Autolampen flitsen voorbij over de mooie snelwegen en bruggen, die de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden aan het vasteland hebben geketend en de afstand van het Rotterdamse Zuidplein naar Zierikzee hebben bekort van vier uur tot drie kwartier. Tol, péage. Beel den van de Franse autoroute. Alleen, de tolmeesters zijn hier vriendelijker. Het omgeploegde land maskeert de plekken waar toen in een sneeuw jacht een leger van ontzielde mensen en dieren door de stroming werd meegezogen en militairen vloekend pontons over de gaten in de dijken sloegen. Indrukken, die nu onwezenlijk lijken want dit gebied heeft na de catastrofe meer dan welke provincie ook van de techniek van de moderne tijd kunnen profiteren. En, er is goed agrarisch land bijgekomen. Erbij i geheel is vrijwel ver- Sergeant v. d. Put er want ie et se Deze zeearm ligt er als een roerloze kolos bij als we er kort daarna rich ting Overflakkee overheen daveren. Uit de grijze leegte doemt Oude Tonge op. Aan de rand hoge populieren en hou ten huizen, die door het Zweedse Rode Hij had zou nog bardement, nieuwd. ie d. et )e k, )d ij le „Ik het me „Ik wie er ie tl- or or en in lie en de en trs en at re ve b- en ig >k ik id te jr at le in in ;ot ze oe k- n- n- lie ie B- a- ik in le e- ar el :n ve »n Ze n, ë- n. m m g, at sn ïr 1- Groenendijk: „Ik was die nacht aan de dijk geweest. Het was lichte maan en je zag in, de verte zulke rollers water aankomen. Ik rende naar huis en bracht mijn vrouw en kinderen naar de zolder. Direct daarna brak de dijk door. De huizen, die daar stonden, werden zo de polder ingeslagen.” Hun woning bleef staan, hoewel het water tot aan de bovenste traptrede reikte. Veel tijd om daarop te letten hadden ze niet aangezien er een nieuw leven onderweg was. Toch stuit de afsluiting van de Oos- terschelde ook hier op protesten. Hoe verklaart de heer Rotte dat dan? „Je ziet”, meent hij, „dat de oppositie daar tegen alleen van de import komt van mensen die dit niet hebben mee gemaakt. We geven ook om een goed milieu maar stellen de veiligheid toch voorop.” ven. De mensen hier die alles hebben verloren hun vrouw en hun kinde ren daar kan ik nog niet goed mee praten. Dat vind ik heel erg.” Door de Voorstraat lopen we naar de haven, waar de exploitante van café Koning hier zaten de verkleumde overlevenden rond de kachel net de deur achter zich sluit omdat ze voor onbepaalde tijd naar het ziekenhuis moet. Het is laag water en de boten liggen in de modder. Het massagraf bevindt zich op een smalle dijk, waar langs vroeger een stoomtrein water en kolen voor de gasfabriek aanvoerde. Nu rusten er tegen de achtergrond van een wit kruis 311 doden. Hun namen zijn in witte- tegels gekrast, maar vaak staat er ook alleen maar „onbekend meisje” of „onbekend kind”. De' naam De Boet komen we meer dan dertig keer tegen. Deze familie is het zwaarst getroffen: er waren slechts twee over levenden. Eén van hen was een jonge soldaat, die pas dagen later kreeg te horen dat behalve zijn ouders ook al zijn veertien broertjes en zusjes waren i - De meeste slachtoffers op Schouwen zijn ’s middags gevallen bij de tweede vloed. Ze waren gewaarschuwd door deskundigen maar wilden hun boerde rij niet verlaten, omdat de situatie er bij eb niet zo somber uitzag. Der Weduwen: „Die angst van toen blijft hangen. De ramp heeft verschrikkelijk diepe wonden geslagen en als het nu nog stormt, zie je overal in de polder ’s nachts licht branden.” Kruiningen: 66 doden, onder wie een baby die door een vluchtend gezin in de verwarring was vergeten. Kerkho ven: „Het valt niet mee als je in een uur alles kwijt bent. Het is ook geen leuk gezicht als je paarden en veulens In de bomen ziet hangen. Dat had je hier. Ik heb miljoenen guldens moeten uitkeren, maar er waren ook mensen bij die er financieel erg slecht vanaf zijn gekomen. Die ramp had niemand voorzien. Men dacht: de dijken houden het wel, maar de dijken hielden het niet.” Ruim een half uur later zitten we op Beveland in het Kruiningense café De Korenbeurs naast verzekeringsagent Leunis Kerkhoven, die destijds het ge luk had dicht bij de spoordijk te wonen, waarlangs hij zijn gezin in veiligheid kon brengen. Toen hij om keek, zag hij zijn huis wegdrijven. Alleen de kachel en de wasmachine bleven staan. Zij zegt: „Het kind kwam niet gele gen en normaal was het ook niet op die dag de ochtend van 2 februari geboren. Door de zenuwen is het eerder gekomen. We hadden op dat moment geen dokter en daarom heeft mijn man het zelf maar gedaan. De andere dag hebben ze me op een vlot en daarna op een roeiboot naar het ziekenhuis in Dirksland gebracht. Het was een verschrikkelijke tocht die vier uur duurde. Toen ik in het ziekenhuis lag, kwamen de zenuwen er pas goed uit 'en ook als het nu nog hard waait, heb ik een vreselijk slechte dag.” om op te treden tegen plunderaars. Goed idee, hoewel ik toch niet zou hebben durven schieten, maar dat is een andere zaak. De leiding begreep dat zeker, want ik en mijn colle ga’s werden niet uitgerust met pa tronen. Derhalve lieten we schop en pistool ter plaatse (eerst in Spijkenis- se, waar we in een lagere school gestationeerd waren, en later in Os- sendrecht, waar we de legerplaats deelden met evacuees). Die dagen op de dijken zijn niet de slechtste geweest van de dienstplicht- periode. Jongens, die anders vaste klanten waren op het ziekenrapport en zulke zwakke spierbundels hadden dat ze nauwelijks de schop konden vasthouden om een schuttersputje te graven (en een uur later weer dicht te gooien), werkten daar als grond werkers en barstten ’s avonds van de pijn in de rug. Motivering is maar alles. NOG HEB IK HET af en toe, als ik rum tot mij neem, dat de smaak mij terugvoert naar een heiige middag in Rilland-Bath. De datum van die mid dag staat me niet meer zo voor de geest. Maar ik zie nog haarscherp de kleffe dijk met zandzakken voor me, de jeep met grote gamellen, waaruit een alhohollucht opkringelde (nogal ongebruikelijk voor militaire gamel len), soldaten, die zich pelotonsgewijs voortrepten onder het brullen van de kreet „rum, rum". Ik was toen ook onder de wapenen. Ik spoedde me óók met de messtin (waar anders het prakkie boerekool in gedeponeerd werd) naar de rum- wagen van de landmacht. „Een ge schenk van waterstaat uit dankbaar heid voor het dichten van het laatste dijkgat," riep de etenhaler, die nu met de pollepel in een ketel met rum roerde en dan uithaalde voor een forse lading Jamaieadrank voor ieder manschap. Het resultaat van deze waterstaat - activiteit laat zich raden. Na korte tijd werden enige compagnieën zeer, zeer vrolijk per wagen afge voerd. Intussen had zich ook een levendige handel in rum ontwikkeld achter het dijktaluud. Behalve ons bataljon was namelijk ook een aantal mannen uit het Heike (de streek rond St. Willebrordt en Etten-Leur) gere- cruteerd om zandzakken te vullen en te versjouwen. Natuurlijk hadden de ze alcohol kenners snel de lucht ge kregen van de rum. Waterstaat schonk alleen voor het leger, de Bra bantse pappenheimers kennende. Haastig werden door de Heikanters de thermosflessen en blauwe kruikjes geledigd. Het handjeklap begon en in een mum van tijd verdwenen de kruiken en zelfs melkflessen met rum in de pungels. Iedereen was dus tevreden: waterstaat, militairen, Hei kanters en Zeeuwen. Dat rum-festijn was het slot van bewogen weken, waarin wij eerst de dijken van het kanaal door Voome en Putten hadden versterkt en vervol gens in de buurt van Rilland Bath alsmaar zakken zand hadden gevuld, daartussendoor inboedels uit half verdronken boerderijen en huizen ha lend en veekadavers wegslepend. Ik herinner me goed de keren, dat er nog mensen aanspoelden bij de geïmproviseerde dijken. Dan was het op de anders toch wel rumoerige zandhopen wel even stil. Maar de mannen van het Heike hadden dan hun woeste en staat me nog zeer goed bij uiterst pikante verhalen klaar om de downstemming te verja gen. Later vond ik die mannen weer terug rond hun wielervedet Rini Wagtmans en diens vader „Smokkel tje Wagtmans”. De legerleiding had me en nog een handvol collega’s een pistool 'en een pionierschopje) toevertrouwd. Dat schopje diende nergens toe, want de zakken werden middels forse, ech tte spaden gevuld. En die pistolen schoten, leeg, ook hun doel voorbij. ,x>Men had me, voordat we van onze garnizoensplaats Havelte vertrokken Het is al tegen het eind van de avond als we in Sommelsdijk het huis van Cornelis van der Put zoeken. Hij was beroepssergeant van de lucht machtbasis Deelen, maar de eilandbe woners noemden hem „de burgemees ter”, omdat hij de reddingsoperatie leidde. Een dronken man wijst ons d« weg, maar Van der Put is niet thuis. Uiteindelijk vinden we hem in een werkplaats, waar hij staat te lassen. Een gedrongen man van 55 jaar met een Yul Brynner-kop, die tien jaar geleden de luchtmacht de rug toekeer de omdat zijn vrouw h'eimwee had. De aankomst in Zierikzee, waar we een afspraak met dijkgraaf Bram Ge luk hebben. Ongelukkig genoeg is de dijkgraaf ziek, zeggen twee andere he ren van het Waterschap op Schouwen Duiveland verontschuldigend. We vra gen griffier J. A. Rotte en zijn oudere medewerker J. der Weduwen, wat er bij hen van de ramp is blijven hangen. „Vindt u dat interessant?”, antwoordt Rotte. Dat vertelt de architect Marinus le Clercq, die toen commandant van de brandweer was. Hebben de verschrik kingen hem erg aangegrepen? schudt zijn hoofd en zegt: vanaf het begin door hoe worden en eigenlijk is het meegevallen. Aan het gevaar is trou wens nog niks veranderd, want de Oosterschelde is nog open.” Cor van der Put heeft over de gebeurtenissen van die tien dagen later rapport uitgebracht. Op 6 februari staat vermeld: „Bezoek van de prins. Er zijn veel persfotografen. In de Irukte zijn drie dames van de „lichte cavalerie” erin geslaagd een slippertje met twee helikopterpiloten te maken. Ze werden opgepakt en aan de mare chaussee overgegeven. De dames kwa- We dalen af in de kelder van het patriciërshuis, waar de zoutschade on danks ettelijke kostbare restauraties nog duidelijk zichtbaar is. Dikke zout- zwammen dringen ook nu nog door de gepleisterde muren. Het is een eeuwige kwelling. Der Weduwen, wiens boerde rij was blijven staan, zegt: „Achteraf wou ik dat ik ook was weggespoeld.” ,;Ja, maar dat is niet voor de krant”, bezweert zijn chef. „Ik woog toen 63 kilo maar binnen drie dagen was er tien kilo af”, herin nert hij zich. „Je kreeg een enorme terugslag. Het was geen angst maar meer de vraag: waarom moest dit gebeuren? Ik geloof dat niemand daar een antwoord op weet. Mensen buiten het rampgebied zeiden altijd tegen ons: jullie zijn zonderlinge mensen en dit is Gods straf. Dat waren lieden van de zwarte kousenkerk. Tenminste, zo noem ik ze.” Voor de oorlog had Cor van der Put bij de KLM nachtvliegen geleerd en door zijn rol in het verzet kwamen daar nog organiseren en knokken bij. Eigenschappen die hem van pas kwa men, toen hij per buitengewone vol macht de leiding van de luchtmacht- operatie kreeg. Hij sprak de taal van de buitenlandse vliegers en had weinig moeite geschikte medewerkers rond zich te verzamelen. „Ik wist waar Abra ham de mosterd haalde. Het waren allemaal oorlogsmensen die van wan ten wisten. Het beste van het beste.” Het tragische van Kruiningen was dat het overstroomde land door de inundatie van voor de oorlog voor veel bewoners een vertrouwd beeld was. Ze dachten op zolder veilig te zijn, maar toen het water steeg zaten ze als ratten in de val. De redders kwamen te laat en hoorden ze verdrinken. Anders dan zijn collega heeft hij niet tot aan zijn nek in het water gestaan. Der Weduwen: „Je hield er niet bewust rekening mee dat zo iets kon gebeuren. Wel weet ik nog goed, dat mijn vader altijd erg bang was als het stormde. De dijk kan wel eens breken, mompelde hij dan. Ik hoor het hem nog zeggen.” Ook met hun eigen kinderen (het zijn er zeven) praten ze nooit over wat er gebeurd is. Marinus jr., die nu als metaaldraaier bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij werkt, reageert nogal stug als we vragen of het hem iets doet. „Helemaal niets”, zegt hij, waarna hij zijn voetbalspullen pakt om niet te laat op de training te komen. Hij vervolgt: „Ik maak daar een dropveldje en wie komt er? Prins Bernhard. Hij herkende me en vroeg: hoe gaat het? Ik zeg: rot. Hij vraagt: wat heb je nodig? Waarop ik ant woord: lichtspoormunitie en een sein- pistool. Nou, daar werd meteen voor gezorgd." Van der Put was tien dagen en nachten vrijwel onafgebroken in de weer om het transport van zieken, gewonden, artsen, Rode Kruis-perso- neel, lijk-identificatiedienst, goederen, medicamenten en water te regelen. Het geïmproviseerde landingsveldje bij Me lissant werd erg belangrijk. De vlieg tuigen vlogen af en aan en er waren momenten, dat er vijftien toestellen op da weg stonden ROLF STALLINGA Kruis zijn geschonken. De dorpskern, die er in 1953 uitzag als na een bom- Groenendijk knikt. Terwijl hij met zijn voeten in een teil water de schade probeert te herstellen, die een paar nieuwe klompen hebben aangericht, zegt hij: „Ja, maar wij hebben het nog goed gehad. Bij ons is er nog geboren en verder zijn we allemaal in leven geble- De nacht is al over het eiland geval len als we over de kronkelige dijk naar Nieuwe Tonge rijden. Daar, in de boerderij van Marinus en Hendrika Groenendijk, draaien we de klok twin tig jaar terug. De nacht dat Marinus jr. in de dakspanten van de vorige boerderij werd geboren. Het mirakel verdronken. In het huisje aan de dijk zit een kind voor het raam. Het wuift vrolijk als we het hek achter ons dichttrekken. i%. l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 17