Ruth Breunis: bewogen vrouw Vrouwenhulp voor Vietnam Na slachting op vliegveld Lod Israël een grote stilte viel in te a l ’T kJ L -**31 Ver van hun bed 1 f Vlechtwerk ZATERDAG 3 FEBRUARI 1973 Erbij 15 ij - :len ide en het de t n. 'J>, J<S ■F Jj| rfet is ondenkbaar: plotseling staat in de krant dat een op zich zo keurige hoofdcommies van het ministerie van justitie warm zeepsop heeft gegoten in een student die gearresteerd is bij een demonstratie tegen de 1.000 gulden collegegeld. De meest behoudende figuren in Nederland zouden nog rood aanlopen van opwinding, kabaal in de Tweede Kamer, motie van wantrouwen tegen de verantwoordelijke minister, stapels dreigbrieven aan het adres van de martelende hoofdcommies, etc. Ver weg, in Brazilië en dat soort landen wordt wel zo gemarteld; af en toe staat het in de krant, kardinaal Alfrink heeft het zelfs beves tigd, het is dus nog waar óók, maar het is wel veilig ver weg. Berichten over martelingen van gevangenen in Ierland zijn alweer wat schokkender, want Ieren zijn eigenlijk wel mensen van ons slag, en die martelen dus ook. Een marteling in België is nog weer erger, in Maastricht zou je ’t dan al kunnen horen. Om te proberen deze martelingen van politieke gevangenen wat dichter bij huis te haten, heeft Amnesty International onlangs een actie gevoerd. Amnesty International is een vereniging die opkomt voor mensen die vervolgd worden wegens het zeggen van hun me ning. In tal van landen zijn afdelingen, de meest opvallende activiteiten in Nederland zijn adoptiegroepen en kaartenacties. Iedere maand wordt een gevangene uitgekozen die dringend hulp nodig heeft en deze wordt door de leden dan bedolven onder ansichtkaarten. De gevangene krijgt zo enige morele steun, en de kaarten worden ook gestuurd naar de verantwoordelijke autoriteiten om hen er op te wijzen wat ze in hun land eigenlijk aan het doen zijn. Een adoptiegroep adopteert drie gevangenen, één uit een communistisch land, één uit het Westen en één uit de derde wereld. De groepen proberen „hun” gevangenen op alle mogelijke manieren te helpen, tal van gevangenen zijn al vrij gekomen. Mevrouw Ruth Breunis-Cohen is pers-secretaresse van de Nederlandse afdeling van Amnesty. Haar probleem: hoe krijg je welvarende Nederlanders warm voor politieke gevangenen? L K9 MAAR HEBT U DAN GEEN B t 5 en nt Amerika ben jaar in zes M cte 3 3 f moeilijk, en kwam welke r neel bij betrokken bent is altijd belang- rijker dan andere groepen”. „Ierland is ook veel erger dan Spanje. Ik vermoed dat het komt omdat Ierland in het Engelse taalgebied ligt, het is dichtbij en dat geeft een bepaalde angst. Iets in België zou nog harder aankomen. Ierland is dichtbij en je ziet het op de tv: dan geloven ze het wel. We hebben een missie naar Ierland gestuurd en als je dan die foto’s ziet: mensen met een zalk over het hoofd, in een kist opgesla- aen” en n- op P- n- 1 1 t t s cl a- ol Lr” opmerking: denk es aan de joden in Rusland. Waarop ik dan zeg: dat doen we ook mevrouw, we denken óók aan Perzen en Turken. Als je het zo stelt is het kennelijk in de hele wereld mis, hoor je dan. Ja, dat is het ook, meneer. Mensen hebben vaak ook graag dat je je met een speciaal groepje bezig houdt. Banketbakkers die graag hebben dat er iets gedaan wordt voor een banketbak ker die ergens vast zit. Of er wordt gezegd: denk eens aan de baptisten in Rusland. De groep waar je zelf emotio- a Louise Bruyn en Marjorie Swann, twee Amerikaanse vrouwen die in een voorstad van Boston wonen, wil len hun land verlaten om in Vietnam te gaan leven. Ze hopen dat honder den Amerikaanse vrouwen hun voor beeld zullen volgen en in Noord- en Zuid-Vietnam als vrijwilligster zullen gaan werken. In maandblad McCall’s lichten ze hun plannen toe. Vrouwen die tot daadwerkelijke hulpverlening bereid zijn zouden zes maanden per jaar in Vietnam op allerlei „fronten" kunnen werken. Dat werk zou varië ren van hulpverlening aan zieken en gewonden tot het repareren van ka- potgebombardeerde dijken en het be werken van het land. Afgelopen zomer zijn de beide ini tiatiefneemsters in Parijs geweest om hun plannen voor te leggen aan de afgevaardigden naar de vredesbespre kingen en aan vertegenwoordigers van diverse Vietnamese organisaties. De reacties waren volgens de beide vrouwen zeer positief en ze zijn nu volop bezig met het organiseren van de onderneming die ze voor ogen hebben. Louise en Marjorie willen beginnen met het uitzenden van een groep van minstens 50 vrouwen. Ze hebben al enkele honderden toezeg gingen binnen van vrouwen uit het hele land. „Het zijn vooral huisvrou wen en moeders en dat zijn precies de vrouwen die we zoeken”, zeggen de initiatiefneemsters, die zelf al ge ruime tijd actief zijn in de anti- oorlogsbeweging in hun land. Zijn 27-jarige dochter Jaël studeerde anthropologie aan de universiteit van Berkeley in Californië. Nog diezelfde nacht vloog zij terug naar Israël, waar zij zes jaar niet was geweest. Nu, ruim een half jaar later, tracht zij te overzien wat de moordpartij op Lod voor haar zelf en voor Israël heeft betekend. Jaël: „De terreurdaad op Lod heeft een nieuw element aan de oorlog met de Arabieren toegevoegd. Wij waren ge wend aan conventionele terreur: infil traties, bommen, beschietingen, maar met Japanse zelfmoordcommando’s had den wij nooit te maken gehad. Het Israëlisch-Arabische conflict, dat toch altijd in zekere zin een lokaal karakter heeft gehad, werd plotseling een inter nationaal vraagstuk. Wij werden betrok ken bij de vraag: wat is de derde wereld, wat bezielt revolutionaire bewe gingen, wat is de Japanse cultuur? Dat kwam als een donderslag bij heldere hemel en natuurlijk konden wij dat niet allemaal direct bevatten”. „Na het bloedbad op Lod en de begra fenis van mijn vader kwam er een stilte. Over Lod werd niet meer gesproken. Ik heb dat toen zo uitgelegd dat wij, Israël en de regering, er geen raad mee wisten. De ministers hebben zich het verlies van mijn vader persoonlijk erg aangetrok ken, want mijn vader was goed met hen bevriend. Golda Meir heeft bij ons thuis zitten huilen. Ze vertelde over de reac- Ruth Breunis-Cohen: „Ik zal je es wat laten zien”. Uit een andere kamer komt ze terug met een vlechtwerk, gemaakt door politieke gevangenen van de voed- selblikjes. die ze gekregen hebben. Die blikjes zijn allemaal in keurige reepjes gesneden en hebben zo een zeer nauw keurig vlechtwerk opgeleverd. Duidelijk werk van mensen die alle tijd hebben. Ruth Breunis-Cohen: „Toen ik het uitpakte heb ik staan janken. Kijk al leen es naar die engeltjes, gemaakt van stukjes, geknipt uit zo’n blikje. Die men sen zitten al jaren in een kamp, komen nooit meer vrij. Als je dit ziet, raak je er nog meer van overtuigd dat dit werk waanzinnig belangrijk is. Er wordt ons wel verweten: jullie moeten je met structuren, systemen in een land bezig houden en niet met individuele gevallen, terwijl jullie drie mensen helpen, krepe- ren er duizend. Maar als wij wachten tot die structuren veranderd zijn, zijn er intussen 1.003 gekrepeerd”. U hebt op de televisie eens een dag sluiting over Amnesty gedaan; wat voor reacties komen daar dan op binnen? Ruth Breunis-Cohen: „De opname ging zo: ik stond foldertjes uit te delen, dan kwam een dominee langs en vroeg: mevrouw vertelt u er es wat over en dan gingen we samen op een bankje zitten. De opnamen voor die vijf minu ten hebben een dag geduurd, allemaal mensen er om heen: roepen „dag moe der”; je was net bezig en begon iemand naar die camera te zwaaien of de groe ten aan zijn tante te doen”. „De reacties; er reageren maar weinig mensen die tegen zijn. Wel zag iemand es een foto van mij waarop ik een zilveren Davidsster droeg, waarop hij reageerde dat hij een groot respect voor mij had. Hij had gezien dat ik joodse was. En aan wat er nu in Israël gebeur de, kon je ook maar weer duidelijk zien dat je joden en joden had. Het niet duidelijk uit de verf bij groep ik nu precies behoorde”. „Wat het ook erg leuk doet FOTO’S van DAT MARTELEN?” denkt u. mevrouw, zeg ik dan, dat zo’n regime foto’s laat maken?” Het is uw vereniging nog niet gelukt in brede lagen van de bevolking leden te werven? Ruth Breunis-Cohen: „Als je zo es rondkijikt wie er lid zijn, komen ze wel uit alle lagen van de bevolking. Er zijn ook stratenmakers bij. Ik heb een bloe- menman, een man met zo’n kar, die komt hier af en toe aanbellen en brengt een paar gulden. Nou, dat is voor jouw gevangenen, zegt-ie dan, jullie doen zo je best”. „Maar dat is ook al een beetje een speciale vent, hij heeft een voogdijkind, dus toch alweer iemand die bereid is om -ja hoe moet je het omschrijven? Het zijn wel alle lagen van de bevolking, maar het is toch het soort mensen dat bereid is om door te denken. Oudere mensen die de oorlog meegemaakt heb ben en zeggen: dit nooit meer. En jon geren die er thuis over gehoord hebben en zeggen: dit hoeven we niet. Het zijn dus mensen die zien dat er behalve Bonanza nog andere dinigen in het leven zijn”. „Kijk es, als je bijvoorbeeld in een kerk een lezing houdt en je noemt gevallen dan geloven ze je. Als je zegt: we hebben hier die havenstaking gehad voor die 400 gulden; bij ons is daar niemand om gearresteerd. Maar in dat en dat land heeft die en die man 16 jaar gekregen om zoiets, dan geloven ze je: als je dit soort dingen maar gebruikt”. „Het is onwaarschijnlijk Griekenland is een erg mooi land daar ga je heen op vakantie. Van mij mogen ze er heen, hoor, als je er maar heen gaat met het idee dat niet alles goud is wat er blinkt”. Een probleem lijkt me ook dat in kranten regelmatig berichten staan over grote aantallen politieke gevangenen. Maar die enorme getallen zeggen op den duur niet zoveel meer, behalve dat het er veel zijn. HP 1^ „Als je met zo’n standje staat merk je dat de mensen het niet willen weten, er is veel ellende in de wereld, maar het is ver van hun bed. Ze kijken je aan alsof Je een kip bent die een eendeëi heeft uitgebroed. Ze kijken je aan van: mens wat moet ik nou met jou aan? Je ziet er wel snugger uit, maar geloof je zelf wat je zegt? Ze zijn er van overtuigd dat het overal zo gaat als in Nederland met keurige processen-verbaal, voorar rest, vragen in de Kamer etcetera”. „Maar dan zeg je: er zitten gewoon mensen gevangen omdat ze hun mening gezegd hebben. Dan zullen ze, hoor je dan, ook best wat anders gedaan hebben. Iemand zit niet zomaar gevangen”. „Neem Willem Duys. Als die een arm zalig bloederig kindje omhoog houdt, barst iedereen in snikken uit en pleurt geld in de melkbus. Als je gewoon zegt: er zijn landen waar je in de gevangenis komt als je je mening zegt of de verkeer de godsdienst hebt, dan hoor je weer: hebben ze dan niks anders gedaan? Nee, mevrouw, niks anders. Iemand wordt een psychiatrische inrichting ingedouwd omdat hij anders denkt dan de rege ring”. „De mensen geloven niet dat het waar is. Zolang ze het zelf niet voelen, gelo ven ze het niet. Als ze het gillen niet horen, geloven ze het niet. Weet u het »eker, hebt u dan foto’s? Maar wat (Van onze medewerker in Jeruzalem, Jaap van Wesel) Op 30 mei 1972 keerde professor Aha ron Katzir, hoogleraar in de fysische biologie aan het Weizmann Instituut in Rehovot van een wetenschappelijk con gres in Frankfurt terug naar Israel. Prof. Katzir was één van de pioniers op het gebied van de wetenschap in Israel en de oprichter van de universiteit in de Negev. Hij nam het initiatief tot de exploitatie van de potas-fosfaten in de Dode Zee. Uit Frankfurt belde hij zijn vrouw op in Tel Aviv om te vertellen dat hij met een TWA-toestel zou komen. „Geen sprake van”, zei zijn vrouw, „jij vliegt El Al, dat is veiliger”. Prof. Katzir gehoorzaamde en nam een El Al-vlieg- tuig. Tegen half elf kwam zijn vliegtuig op het vliegveld Lod bij Tel Aviv aan. Als VIP hoefde hij niet te wachten en werd door een stewardess van de El Al direct naar de aankomsthal gebracht. Daar kwam hij aan samen met de passagiers van een Air France-toestel, dat uit Parijs en Rome kwam. Onder de passagiers was een groep Portoricaanse pelgrims. Enige ogenblikken later brak de hel los. Drie Japanners openden het vuur op de passagiers die zich in de aankomsthal bevonden. Negentien Porto- ricanen en zes Israëliërs werden gedood, onder wie prof. Katzir. -J' Het probleem bij het interviewen van actiegroepen is vaak dat deze mensen sich in hun streven naar een zo volledig mogeljjke publiciteit uitdrukken in een soort stenciltaal, waardoor die publiciteit nauwelijks meer te lezen is. Niet me vrouw Ruth Breunis-Cohen, die zich be dient van een smeuig Nederlands. Dat doet niks af aan de ernst van de zaak van de politieke gevangenen, maar de problemen komen zo wel beter over. Ze woont in Rotterdam, man, twee kinderen, is Joodse („ik zit vrij dun in m’n familie”) heeft zelf drie en een half jaar in het Jappenkamp gezeten, maar wil daar liever niet over praten. Als we op zoek gaan naar haar motieven om zich in te zetten voor politieke gevange nen, komt het er toch van. „Naast ons was het gebouw van de Kempetai, een soort Gestapo. Dat gebouw was hoger dan de gevangenismuur, dat hadden ze heel slim gedaan, want zo kon je vanuit de gevangenis zien wat er gebeurde. Je kon het martelen zien, je zag die men sen zo hangen met /.e armen naar bo ven; sigarettenpeukjes, nagels eraf, de oude beproefde methoden”. „Ik heb nou het rare idee dat zij die die oorlog toch overleefd hebben, een voorbeeld moeten zijn voor de kinderen; wat er gebeurde is strijdig met alles waar je in gelooft. Wat klinkt dat onbe nullig, hè, maar als je er zelf over praat is het toch anders. Het is toch logisch! Mijn familie is er niet meer, ik heb het wel overleefd, ja, waarom doe je iets? Voor Vietnam, Griekenland het geeft niet wat, maar je doet iets”. „Amnesty trekt mij persoonlijk erg aan omdat het gaat om Oost en West en de derde wereld. Wat ik niet moet, dat zijn die kleine hokjes, ijsmutsen breien voor blanke negens, dat soort dingen. Ik ben vreselijk gefrustreerd geworden toen ik laatst een hele zaterdag heb gestaan in een standje van ons hier op het Beursplein. Dat plein wordt omslo ten door V. en D. Hema, en de Bijen korf. We hadden er een hele dag gestaan en vijf gulden en dertig cent opge haald”. „Daar lopen letterlijk duizenden men sen, zulke stromen, dat je niet meer ziet dat het allemaal mensen zijn, het is een massa pakjes-dragende figuren - zo wal gelijk. Op zaterdag, dan ga je bood schappen doen, je eet in de stad een tosti en je haalt wat lekkers bij de koffie. Zo zijn de zaterdagen geprogram meerd. En op zondag dan is er de kerk, denk je even aan iets anders, als je op zondag ergens gaat staan, krijg je de mensen wel mee”. ties in de wereld. Het meest veront waardigd was ze over een telegram dat de Noorse premier had gestuurd. Noor wegen is toch een bevriend land. De Noorse premier zei zoiets van: het is natuurlijk wel vervelend, maar de hele affaire is een intern probleem in jullie oorlog met de Arabieren. Daar was Gol da erg kwaad over en dat trok zij zich persoonlijk aan”. „Minister van Transport Shimon Peres kwam bij ons thuis en zei: je moet het zien als een natuurramp. De eerste da gen, als wij de straat op gingen en winkels binnengingen, barstten mensen die ons zagen in tranen uit. Mensen die wij helemaal niet kenden, maar die ons van de foto’s in de krant herkenden. Het werd ervaren als een nationale ramp. Alsof de mensen een familielid hadden verloren. Israël is eigenlijk geen gewoon land. Het is, zeker in tijden van tegen spoed, één grote familië”. „Dat waren de eerste reacties en toen werd het stil, zoals ik al zei. Wilde de regering het zo snel mogelijk vergeten, omdat de ministers zich er persoonlijk emotioneel te veel bij betrokken voel den? Of zaten er politieke motieven achter om de zaak verder dood te zwij gen? Er werd geen onderzoek ingesteld naar het lek in de veiligheidsmaatrege len. Iedereen schoof de verantwoorde lijkheid voor het gebeurde van zich af. De kaping van het Sabenavliegtuig was voor Israel op een succes uitgelopen. Daar wilde iedereen de vruchten van plukken, hier wilde niemand iets over horen”. „Ik dacht: de rechtvaardigheid eist toch dat wordt vastgesteld wie er ver antwoordelijk was. Hoe kan ik vertrou wen hebben in een regering die haar verantwoordelijkheid ontloopt? Het is voor mij een vreselijk groot probleem geworden, wat ik eerder nooit zo heb ervaren: waar ligt de grens tussen per soonlijke zaken en emoties en de natio nale zaak? Peres had tegen ons gezegd De Arabieren hebben er geen idee van hoe succesvol zij zijn geweest met de aanval op Lod. De dood van je vader is één van de zwaarste slagen die ze ons hebben toegebracht. Het is beter dat zij niet weten hoe belangrijk je vader was. Daarom wilden wij de zaak niet aan de grote klok hangen mijn twee broers en mijn moeder zeker niet”. Een voorbeeld nog van het stilzwij gen: „De slachtoffers van de moord op de Olympische sportlieden zijn tot oor logsslachtoffers verklaard; gelijkgesteld met soldaten die in de strijd sneuvelen De slachtoffers van Lod niet. Wij heb ben zelfs geen cent schadevergoeding gehad”. Ik zou me kunnen voorstellen dat je reactie is: Voor mij is het genoeg ge weest. Is de nationale zaak dit offer waard? Jaël: „Ik „Maar zoiets is weer minder eng als je even later over martelingen in Brazilië hoort. Bij het martelen wordt daar ge bruik gemaakt van de technische voor uitgang. Een speciale machine om bij iemand zeepsop in het lichaam te pom pen. In Brazilië is ook berekend wat de invalshoek van slagen moet zijn. Je ziet dan geen blauwe plekken, maar het slachtoffer sterft wel aan inwendige bloedingen. Het is angstaanjagend te zien hoe martelingen toenemen als on derdeel van een gevestigde orde”. Schrikt u er nog steeds van? Ruth Breunis-Cohen: „Je schrikt niet meer van de informatie: daar en daar wordt gemarteld. Dat weet je al. Als je de rapporten leest denk je wel: oh God, ze hebben er weer wat bij geleerd. Immuun word je er niet door, moede loos wel. Want wat is precies martelen? Het dringt moeilijk tot mensen door. Korea, Vietnam, dat is wel erg, maar er is een oorlogssituatie en dan krijg je van die dingen. Maar als je dan es niet naar huis terug kunt, omdat het is wegge brand? Als je vrouw en je kinderen zijn weggebracht. Ja, dat is dan wel verve lend - waarom snappen ze het nou toch niet?” Is het in de praktijk regelmatig moge lijk contacten met politieke gevangenen te leggen? Ruth Breunis-Cohen: „Met Rhodesië hebben we bijvoorbeeld een tijd gehad dat we redelijk met gevangenen konden corresponderen. Brazilië kom je niet in, Paraguay heeft een waanzinnige cen suur, Griekenland ligt ook eng moeilijk, we moeten het hebben van contacten, gewone mensen, mensen als u en ik”. En zitten de ambassades van die lan den u erg dwars? Ruth Breunis-Cohen: „Nou ja, ze zeg gen wel altijd dat wat wij zeggen niet waar is. De Braziliaanse ambassade heeft bepaald dat er in Brazilië geen berichten mogen komen die aan Amnes ty ontleend zijn”. Dat is toch in wezen een vorm van de martelingen toegeven. Ruth Breunis-Cohen: „Naar mijn gevoel ook. Als ze geen bezwaren hebben tegen wat we zeggen zouden ze ons niet tot een verboden organisatie maken. En dan weer krijgen we het etiket van links, even later zijn we weer rechts. Toen we iets zeiden over de politieke gevangenen in Indonesië waren we een communisti sche martelorganisatie, toen we even later met Rusland bezig waren, waren we anti-communistisch”. „Maar daar gaat het niet om, we zijn niet tegen bepaalde regeringen, we zijn alleen tegen dictatoriale regimes, of die nou links of rechts zijn”. geweest en had het contact met Israel een beetje verloren. Maar nu heb ik meer dan ooit het gevoel dat ik erbij hoor; dat ik ook deel uitmaak van die grote familie. Dat heeft mij ook in een geweldige conflictsituatie gebracht. Als je ergens direct bij betrokken bent, dan accepteer je fouten veel minder dan als je afstand kan nemen. Als lid van de grote familie voel je aan de ene kant een grotere gemeenschappelijke verant woordelijkheid tegenover de buitenwe reld en aan de andere kant ga je de dingen kritischer bezien”. „In Amerika heb ik me veel bezigge houden met het verdedigen van Israels politiek. Dat zou ik nu niet meer kun nen doen. Ik ben er zelf nu te veel persoonlijk bij betrokken en daarom nem ik alles juist minder vanzelfspre kend aan. Ik heb gezien hoe alle minis ters bij ons thuis hebben zitten huilen. Hoe is het dan mogelijk dat nu niemand meer iets met deze zaak te maken wil hebben?” Wat zegt Kozo Okamoto jou? Jaël: „Niets. Hij is voor mij ano niem. Het is een absurde zaak. Er waren in Berkeley heel wat studenten die een grote persoonlijke bewonde ring voor mijn vader haden, maar die op grond van hun ideeën hetzelfde hadden kunnen doen wat Okamoto gedaan heeft. Oorlog is anoniem. Voor mij heeft de dood van mijn vader het absurde van oorlog duidelijk ge maakt”. De revolutionaire ideeën die Okamoto verkondigde, zeggen die jou iets? Jaël: .Ik was op Berkely goed ver trouwd met revolutionaire ideeën. Ik had er ook wel sympathie voor, zeker in de Amerikaanse realiteit. De ideologie van Okamoto, dat een nieuwe maat schappij alleen gebouwd kan op de puinhopen van de oude maatschappij, heb ik in Amerika al zo vaak horen verkondigen. Het zijn holle frasen, waar niets achter zit”. Blijf je nu in Israel? Jaël: „Dat weet ik niet Dat is weer zoiets tegenstrijdigs. Ik voel meer Israë lisch dan ik me ooit gevoeld heb. Maar het is net zoiets als met familie: als je er heel erg bij hoort, zegt dat nog niet, dat je ze iedere dag om je heen moet hebben” Israel is door de aanslag op Lod direc- - ter bij de wereldproblematiek betrokken Is dat gevoel ook tot Israel zelf doorge drongen? „Nee, integendeel. Israel is een geïso leerd land, met een mentaliteit die pro vinciaal aandoet. Dat gevoel geïsoleerd te zijn is eerder versterkt. Men heeft niet het gevoel gekregen: wij zijn be trokken bij de problematiek van de derde wereld, maar: nu zijn de Japnner» ook al tegen ons”.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 15