Ruth Breunis: bewogen vrouw
Vrouwenhulp
voor Vietnam
Na slachting op vliegveld Lod
Israël een grote stilte
viel in
te
a
l ’T
kJ L
-**31
Ver van hun bed
1
f
Vlechtwerk
ZATERDAG
3
FEBRUARI
1973
Erbij
15
ij
-
:len
ide
en
het
de
t
n.
'J>, J<S
■F
Jj|
rfet is ondenkbaar: plotseling staat in de krant dat een op
zich zo keurige hoofdcommies van het ministerie van justitie
warm zeepsop heeft gegoten in een student die gearresteerd is
bij een demonstratie tegen de 1.000 gulden collegegeld. De meest
behoudende figuren in Nederland zouden nog rood aanlopen van
opwinding, kabaal in de Tweede Kamer, motie van wantrouwen
tegen de verantwoordelijke minister, stapels dreigbrieven aan
het adres van de martelende hoofdcommies, etc. Ver weg, in
Brazilië en dat soort landen wordt wel zo gemarteld; af en toe
staat het in de krant, kardinaal Alfrink heeft het zelfs beves
tigd, het is dus nog waar óók, maar het is wel veilig ver weg.
Berichten over martelingen van gevangenen in Ierland zijn
alweer wat schokkender, want Ieren zijn eigenlijk wel mensen
van ons slag, en die martelen dus ook. Een marteling in België
is nog weer erger, in Maastricht zou je ’t dan al kunnen horen.
Om te proberen deze martelingen van politieke gevangenen wat
dichter bij huis te haten, heeft Amnesty International onlangs
een actie gevoerd.
Amnesty International is een vereniging die opkomt voor
mensen die vervolgd worden wegens het zeggen van hun me
ning. In tal van landen zijn afdelingen, de meest opvallende
activiteiten in Nederland zijn adoptiegroepen en kaartenacties.
Iedere maand wordt een gevangene uitgekozen die dringend
hulp nodig heeft en deze wordt door de leden dan bedolven
onder ansichtkaarten.
De gevangene krijgt zo enige morele steun, en de kaarten
worden ook gestuurd naar de verantwoordelijke autoriteiten
om hen er op te wijzen wat ze in hun land eigenlijk aan het
doen zijn. Een adoptiegroep adopteert drie gevangenen, één uit
een communistisch land, één uit het Westen en één uit de
derde wereld. De groepen proberen „hun” gevangenen op alle
mogelijke manieren te helpen, tal van gevangenen zijn al vrij
gekomen.
Mevrouw Ruth Breunis-Cohen is pers-secretaresse van de
Nederlandse afdeling van Amnesty. Haar probleem: hoe krijg
je welvarende Nederlanders warm voor politieke gevangenen?
L
K9
MAAR HEBT U DAN GEEN
B
t
5
en
nt
Amerika
ben
jaar in
zes
M cte
3
3
f
moeilijk,
en
kwam
welke
r
neel bij betrokken bent is altijd belang-
rijker dan andere groepen”.
„Ierland is ook veel erger dan Spanje.
Ik vermoed dat het komt omdat Ierland
in het Engelse taalgebied ligt, het is
dichtbij en dat geeft een bepaalde angst.
Iets in België zou nog harder aankomen.
Ierland is dichtbij en je ziet het op de
tv: dan geloven ze het wel. We hebben
een missie naar Ierland gestuurd en als
je dan die foto’s ziet: mensen met een
zalk over het hoofd, in een kist opgesla-
aen”
en
n-
op
P-
n-
1
1
t
t
s
cl
a-
ol
Lr”
opmerking: denk es aan de joden in
Rusland. Waarop ik dan zeg: dat doen
we ook mevrouw, we denken óók aan
Perzen en Turken. Als je het zo stelt is
het kennelijk in de hele wereld mis,
hoor je dan. Ja, dat is het ook, meneer.
Mensen hebben vaak ook graag dat je je
met een speciaal groepje bezig houdt.
Banketbakkers die graag hebben dat er
iets gedaan wordt voor een banketbak
ker die ergens vast zit. Of er wordt
gezegd: denk eens aan de baptisten in
Rusland. De groep waar je zelf emotio-
a
Louise Bruyn en Marjorie Swann,
twee Amerikaanse vrouwen die in
een voorstad van Boston wonen, wil
len hun land verlaten om in Vietnam
te gaan leven. Ze hopen dat honder
den Amerikaanse vrouwen hun voor
beeld zullen volgen en in Noord- en
Zuid-Vietnam als vrijwilligster zullen
gaan werken. In maandblad McCall’s
lichten ze hun plannen toe. Vrouwen
die tot daadwerkelijke hulpverlening
bereid zijn zouden zes maanden per
jaar in Vietnam op allerlei „fronten"
kunnen werken. Dat werk zou varië
ren van hulpverlening aan zieken en
gewonden tot het repareren van ka-
potgebombardeerde dijken en het be
werken van het land.
Afgelopen zomer zijn de beide ini
tiatiefneemsters in Parijs geweest om
hun plannen voor te leggen aan de
afgevaardigden naar de vredesbespre
kingen en aan vertegenwoordigers
van diverse Vietnamese organisaties.
De reacties waren volgens de beide
vrouwen zeer positief en ze zijn nu
volop bezig met het organiseren van
de onderneming die ze voor ogen
hebben. Louise en Marjorie willen
beginnen met het uitzenden van een
groep van minstens 50 vrouwen. Ze
hebben al enkele honderden toezeg
gingen binnen van vrouwen uit het
hele land. „Het zijn vooral huisvrou
wen en moeders en dat zijn precies
de vrouwen die we zoeken”, zeggen
de initiatiefneemsters, die zelf al ge
ruime tijd actief zijn in de anti-
oorlogsbeweging in hun land.
Zijn 27-jarige dochter Jaël studeerde
anthropologie aan de universiteit van
Berkeley in Californië. Nog diezelfde
nacht vloog zij terug naar Israël, waar
zij zes jaar niet was geweest. Nu, ruim
een half jaar later, tracht zij te overzien
wat de moordpartij op Lod voor haar
zelf en voor Israël heeft betekend.
Jaël: „De terreurdaad op Lod heeft
een nieuw element aan de oorlog met de
Arabieren toegevoegd. Wij waren ge
wend aan conventionele terreur: infil
traties, bommen, beschietingen, maar
met Japanse zelfmoordcommando’s had
den wij nooit te maken gehad. Het
Israëlisch-Arabische conflict, dat toch
altijd in zekere zin een lokaal karakter
heeft gehad, werd plotseling een inter
nationaal vraagstuk. Wij werden betrok
ken bij de vraag: wat is de derde
wereld, wat bezielt revolutionaire bewe
gingen, wat is de Japanse cultuur? Dat
kwam als een donderslag bij heldere
hemel en natuurlijk konden wij dat niet
allemaal direct bevatten”.
„Na het bloedbad op Lod en de begra
fenis van mijn vader kwam er een stilte.
Over Lod werd niet meer gesproken. Ik
heb dat toen zo uitgelegd dat wij, Israël
en de regering, er geen raad mee wisten.
De ministers hebben zich het verlies van
mijn vader persoonlijk erg aangetrok
ken, want mijn vader was goed met hen
bevriend. Golda Meir heeft bij ons thuis
zitten huilen. Ze vertelde over de reac-
Ruth Breunis-Cohen: „Ik zal je es wat
laten zien”. Uit een andere kamer komt
ze terug met een vlechtwerk, gemaakt
door politieke gevangenen van de voed-
selblikjes. die ze gekregen hebben. Die
blikjes zijn allemaal in keurige reepjes
gesneden en hebben zo een zeer nauw
keurig vlechtwerk opgeleverd. Duidelijk
werk van mensen die alle tijd hebben.
Ruth Breunis-Cohen: „Toen ik het
uitpakte heb ik staan janken. Kijk al
leen es naar die engeltjes, gemaakt van
stukjes, geknipt uit zo’n blikje. Die men
sen zitten al jaren in een kamp, komen
nooit meer vrij. Als je dit ziet, raak je
er nog meer van overtuigd dat dit werk
waanzinnig belangrijk is. Er wordt ons
wel verweten: jullie moeten je met
structuren, systemen in een land bezig
houden en niet met individuele gevallen,
terwijl jullie drie mensen helpen, krepe-
ren er duizend. Maar als wij wachten
tot die structuren veranderd zijn, zijn er
intussen 1.003 gekrepeerd”.
U hebt op de televisie eens een dag
sluiting over Amnesty gedaan; wat voor
reacties komen daar dan op binnen?
Ruth Breunis-Cohen: „De opname
ging zo: ik stond foldertjes uit te delen,
dan kwam een dominee langs en vroeg:
mevrouw vertelt u er es wat over en
dan gingen we samen op een bankje
zitten. De opnamen voor die vijf minu
ten hebben een dag geduurd, allemaal
mensen er om heen: roepen „dag moe
der”; je was net bezig en begon iemand
naar die camera te zwaaien of de groe
ten aan zijn tante te doen”.
„De reacties; er reageren maar weinig
mensen die tegen zijn. Wel zag iemand
es een foto van mij waarop ik een
zilveren Davidsster droeg, waarop hij
reageerde dat hij een groot respect voor
mij had. Hij had gezien dat ik joodse
was. En aan wat er nu in Israël gebeur
de, kon je ook maar weer duidelijk zien
dat je joden en joden had. Het
niet duidelijk uit de verf bij
groep ik nu precies behoorde”.
„Wat het ook erg leuk doet
FOTO’S van DAT MARTELEN?”
denkt u. mevrouw, zeg ik dan, dat zo’n
regime foto’s laat maken?”
Het is uw vereniging nog niet gelukt
in brede lagen van de bevolking leden te
werven?
Ruth Breunis-Cohen: „Als je zo es
rondkijikt wie er lid zijn, komen ze wel
uit alle lagen van de bevolking. Er zijn
ook stratenmakers bij. Ik heb een bloe-
menman, een man met zo’n kar, die
komt hier af en toe aanbellen en brengt
een paar gulden. Nou, dat is voor jouw
gevangenen, zegt-ie dan, jullie doen zo
je best”.
„Maar dat is ook al een beetje een
speciale vent, hij heeft een voogdijkind,
dus toch alweer iemand die bereid is om
-ja hoe moet je het omschrijven? Het
zijn wel alle lagen van de bevolking,
maar het is toch het soort mensen dat
bereid is om door te denken. Oudere
mensen die de oorlog meegemaakt heb
ben en zeggen: dit nooit meer. En jon
geren die er thuis over gehoord hebben
en zeggen: dit hoeven we niet. Het zijn
dus mensen die zien dat er behalve
Bonanza nog andere dinigen in het leven
zijn”.
„Kijk es, als je bijvoorbeeld in een
kerk een lezing houdt en je noemt
gevallen dan geloven ze je. Als je zegt:
we hebben hier die havenstaking gehad
voor die 400 gulden; bij ons is daar
niemand om gearresteerd. Maar in dat
en dat land heeft die en die man 16 jaar
gekregen om zoiets, dan geloven ze je:
als je dit soort dingen maar gebruikt”.
„Het is onwaarschijnlijk
Griekenland is een erg mooi land
daar ga je heen op vakantie. Van mij
mogen ze er heen, hoor, als je er maar
heen gaat met het idee dat niet alles
goud is wat er blinkt”.
Een probleem lijkt me ook dat in
kranten regelmatig berichten staan over
grote aantallen politieke gevangenen.
Maar die enorme getallen zeggen op
den duur niet zoveel meer, behalve dat
het er veel zijn.
HP 1^
„Als je met zo’n standje staat merk je
dat de mensen het niet willen weten, er
is veel ellende in de wereld, maar het is
ver van hun bed. Ze kijken je aan alsof
Je een kip bent die een eendeëi heeft
uitgebroed. Ze kijken je aan van: mens
wat moet ik nou met jou aan? Je ziet
er wel snugger uit, maar geloof je zelf
wat je zegt? Ze zijn er van overtuigd
dat het overal zo gaat als in Nederland
met keurige processen-verbaal, voorar
rest, vragen in de Kamer etcetera”.
„Maar dan zeg je: er zitten gewoon
mensen gevangen omdat ze hun mening
gezegd hebben. Dan zullen ze, hoor je
dan, ook best wat anders gedaan hebben.
Iemand zit niet zomaar gevangen”.
„Neem Willem Duys. Als die een arm
zalig bloederig kindje omhoog houdt,
barst iedereen in snikken uit en pleurt
geld in de melkbus. Als je gewoon zegt:
er zijn landen waar je in de gevangenis
komt als je je mening zegt of de verkeer
de godsdienst hebt, dan hoor je weer:
hebben ze dan niks anders gedaan? Nee,
mevrouw, niks anders. Iemand wordt
een psychiatrische inrichting ingedouwd
omdat hij anders denkt dan de rege
ring”.
„De mensen geloven niet dat het waar
is. Zolang ze het zelf niet voelen, gelo
ven ze het niet. Als ze het gillen niet
horen, geloven ze het niet. Weet u het
»eker, hebt u dan foto’s? Maar wat
(Van onze medewerker in Jeruzalem,
Jaap van Wesel)
Op 30 mei 1972 keerde professor Aha
ron Katzir, hoogleraar in de fysische
biologie aan het Weizmann Instituut in
Rehovot van een wetenschappelijk con
gres in Frankfurt terug naar Israel.
Prof. Katzir was één van de pioniers op
het gebied van de wetenschap in Israel
en de oprichter van de universiteit in de
Negev. Hij nam het initiatief tot de
exploitatie van de potas-fosfaten in de
Dode Zee.
Uit Frankfurt belde hij zijn vrouw op
in Tel Aviv om te vertellen dat hij met
een TWA-toestel zou komen. „Geen
sprake van”, zei zijn vrouw, „jij vliegt
El Al, dat is veiliger”. Prof. Katzir
gehoorzaamde en nam een El Al-vlieg-
tuig. Tegen half elf kwam zijn vliegtuig
op het vliegveld Lod bij Tel Aviv aan.
Als VIP hoefde hij niet te wachten en
werd door een stewardess van de El Al
direct naar de aankomsthal gebracht.
Daar kwam hij aan samen met de
passagiers van een Air France-toestel,
dat uit Parijs en Rome kwam. Onder de
passagiers was een groep Portoricaanse
pelgrims. Enige ogenblikken later brak
de hel los. Drie Japanners openden het
vuur op de passagiers die zich in de
aankomsthal bevonden. Negentien Porto-
ricanen en zes Israëliërs werden gedood,
onder wie prof. Katzir.
-J'
Het probleem bij het interviewen van
actiegroepen is vaak dat deze mensen
sich in hun streven naar een zo volledig
mogeljjke publiciteit uitdrukken in een
soort stenciltaal, waardoor die publiciteit
nauwelijks meer te lezen is. Niet me
vrouw Ruth Breunis-Cohen, die zich be
dient van een smeuig Nederlands. Dat
doet niks af aan de ernst van de zaak
van de politieke gevangenen, maar de
problemen komen zo wel beter over.
Ze woont in Rotterdam, man, twee
kinderen, is Joodse („ik zit vrij dun in
m’n familie”) heeft zelf drie en een half
jaar in het Jappenkamp gezeten, maar
wil daar liever niet over praten. Als we
op zoek gaan naar haar motieven om
zich in te zetten voor politieke gevange
nen, komt het er toch van. „Naast ons
was het gebouw van de Kempetai, een
soort Gestapo. Dat gebouw was hoger
dan de gevangenismuur, dat hadden ze
heel slim gedaan, want zo kon je vanuit
de gevangenis zien wat er gebeurde. Je
kon het martelen zien, je zag die men
sen zo hangen met /.e armen naar bo
ven; sigarettenpeukjes, nagels eraf, de
oude beproefde methoden”.
„Ik heb nou het rare idee dat zij die
die oorlog toch overleefd hebben, een
voorbeeld moeten zijn voor de kinderen;
wat er gebeurde is strijdig met alles
waar je in gelooft. Wat klinkt dat onbe
nullig, hè, maar als je er zelf over praat
is het toch anders. Het is toch logisch!
Mijn familie is er niet meer, ik heb het
wel overleefd, ja, waarom doe je iets?
Voor Vietnam, Griekenland het geeft
niet wat, maar je doet iets”.
„Amnesty trekt mij persoonlijk erg
aan omdat het gaat om Oost en West en
de derde wereld. Wat ik niet moet, dat
zijn die kleine hokjes, ijsmutsen breien
voor blanke negens, dat soort dingen. Ik
ben vreselijk gefrustreerd geworden
toen ik laatst een hele zaterdag heb
gestaan in een standje van ons hier op
het Beursplein. Dat plein wordt omslo
ten door V. en D. Hema, en de Bijen
korf. We hadden er een hele dag gestaan
en vijf gulden en dertig cent opge
haald”.
„Daar lopen letterlijk duizenden men
sen, zulke stromen, dat je niet meer ziet
dat het allemaal mensen zijn, het is een
massa pakjes-dragende figuren - zo wal
gelijk. Op zaterdag, dan ga je bood
schappen doen, je eet in de stad een
tosti en je haalt wat lekkers bij de
koffie. Zo zijn de zaterdagen geprogram
meerd. En op zondag dan is er de kerk,
denk je even aan iets anders, als je op
zondag ergens gaat staan, krijg je de
mensen wel mee”.
ties in de wereld. Het meest veront
waardigd was ze over een telegram dat
de Noorse premier had gestuurd. Noor
wegen is toch een bevriend land. De
Noorse premier zei zoiets van: het is
natuurlijk wel vervelend, maar de hele
affaire is een intern probleem in jullie
oorlog met de Arabieren. Daar was Gol
da erg kwaad over en dat trok zij zich
persoonlijk aan”.
„Minister van Transport Shimon Peres
kwam bij ons thuis en zei: je moet het
zien als een natuurramp. De eerste da
gen, als wij de straat op gingen en
winkels binnengingen, barstten mensen
die ons zagen in tranen uit. Mensen die
wij helemaal niet kenden, maar die ons
van de foto’s in de krant herkenden. Het
werd ervaren als een nationale ramp.
Alsof de mensen een familielid hadden
verloren. Israël is eigenlijk geen gewoon
land. Het is, zeker in tijden van tegen
spoed, één grote familië”.
„Dat waren de eerste reacties en toen
werd het stil, zoals ik al zei. Wilde de
regering het zo snel mogelijk vergeten,
omdat de ministers zich er persoonlijk
emotioneel te veel bij betrokken voel
den? Of zaten er politieke motieven
achter om de zaak verder dood te zwij
gen? Er werd geen onderzoek ingesteld
naar het lek in de veiligheidsmaatrege
len. Iedereen schoof de verantwoorde
lijkheid voor het gebeurde van zich af.
De kaping van het Sabenavliegtuig was
voor Israel op een succes uitgelopen.
Daar wilde iedereen de vruchten van
plukken, hier wilde niemand iets over
horen”.
„Ik dacht: de rechtvaardigheid eist
toch dat wordt vastgesteld wie er ver
antwoordelijk was. Hoe kan ik vertrou
wen hebben in een regering die haar
verantwoordelijkheid ontloopt? Het is
voor mij een vreselijk groot probleem
geworden, wat ik eerder nooit zo heb
ervaren: waar ligt de grens tussen per
soonlijke zaken en emoties en de natio
nale zaak? Peres had tegen ons gezegd
De Arabieren hebben er geen idee van
hoe succesvol zij zijn geweest met de
aanval op Lod. De dood van je vader is
één van de zwaarste slagen die ze ons
hebben toegebracht. Het is beter dat zij
niet weten hoe belangrijk je vader was.
Daarom wilden wij de zaak niet aan de
grote klok hangen mijn twee broers
en mijn moeder zeker niet”.
Een voorbeeld nog van het stilzwij
gen: „De slachtoffers van de moord op
de Olympische sportlieden zijn tot oor
logsslachtoffers verklaard; gelijkgesteld
met soldaten die in de strijd sneuvelen
De slachtoffers van Lod niet. Wij heb
ben zelfs geen cent schadevergoeding
gehad”.
Ik zou me kunnen voorstellen dat je
reactie is: Voor mij is het genoeg ge
weest. Is de nationale zaak dit offer
waard?
Jaël: „Ik
„Maar zoiets is weer minder eng als je
even later over martelingen in Brazilië
hoort. Bij het martelen wordt daar ge
bruik gemaakt van de technische voor
uitgang. Een speciale machine om bij
iemand zeepsop in het lichaam te pom
pen. In Brazilië is ook berekend wat de
invalshoek van slagen moet zijn. Je ziet
dan geen blauwe plekken, maar het
slachtoffer sterft wel aan inwendige
bloedingen. Het is angstaanjagend te
zien hoe martelingen toenemen als on
derdeel van een gevestigde orde”.
Schrikt u er nog steeds van?
Ruth Breunis-Cohen: „Je schrikt niet
meer van de informatie: daar en daar
wordt gemarteld. Dat weet je al. Als je
de rapporten leest denk je wel: oh God,
ze hebben er weer wat bij geleerd.
Immuun word je er niet door, moede
loos wel. Want wat is precies martelen?
Het dringt moeilijk tot mensen door.
Korea, Vietnam, dat is wel erg, maar er
is een oorlogssituatie en dan krijg je van
die dingen. Maar als je dan es niet naar
huis terug kunt, omdat het is wegge
brand? Als je vrouw en je kinderen zijn
weggebracht. Ja, dat is dan wel verve
lend - waarom snappen ze het nou toch
niet?”
Is het in de praktijk regelmatig moge
lijk contacten met politieke gevangenen
te leggen?
Ruth Breunis-Cohen: „Met Rhodesië
hebben we bijvoorbeeld een tijd gehad
dat we redelijk met gevangenen konden
corresponderen. Brazilië kom je niet in,
Paraguay heeft een waanzinnige cen
suur, Griekenland ligt ook eng moeilijk,
we moeten het hebben van contacten,
gewone mensen, mensen als u en ik”.
En zitten de ambassades van die lan
den u erg dwars?
Ruth Breunis-Cohen: „Nou ja, ze zeg
gen wel altijd dat wat wij zeggen niet
waar is. De Braziliaanse ambassade
heeft bepaald dat er in Brazilië geen
berichten mogen komen die aan Amnes
ty ontleend zijn”.
Dat is toch in wezen een vorm van de
martelingen toegeven.
Ruth Breunis-Cohen: „Naar mijn gevoel
ook. Als ze geen bezwaren hebben tegen
wat we zeggen zouden ze ons niet tot
een verboden organisatie maken. En dan
weer krijgen we het etiket van links,
even later zijn we weer rechts. Toen we
iets zeiden over de politieke gevangenen
in Indonesië waren we een communisti
sche martelorganisatie, toen we even
later met Rusland bezig waren, waren
we anti-communistisch”.
„Maar daar gaat het niet om, we zijn
niet tegen bepaalde regeringen, we zijn
alleen tegen dictatoriale regimes, of die
nou links of rechts zijn”.
geweest en had het contact met Israel
een beetje verloren. Maar nu heb ik
meer dan ooit het gevoel dat ik erbij
hoor; dat ik ook deel uitmaak van die
grote familie. Dat heeft mij ook in een
geweldige conflictsituatie gebracht. Als
je ergens direct bij betrokken bent, dan
accepteer je fouten veel minder dan als
je afstand kan nemen. Als lid van de
grote familie voel je aan de ene kant
een grotere gemeenschappelijke verant
woordelijkheid tegenover de buitenwe
reld en aan de andere kant ga je de
dingen kritischer bezien”.
„In Amerika heb ik me veel bezigge
houden met het verdedigen van Israels
politiek. Dat zou ik nu niet meer kun
nen doen. Ik ben er zelf nu te veel
persoonlijk bij betrokken en daarom
nem ik alles juist minder vanzelfspre
kend aan. Ik heb gezien hoe alle minis
ters bij ons thuis hebben zitten huilen.
Hoe is het dan mogelijk dat nu niemand
meer iets met deze zaak te maken wil
hebben?”
Wat zegt Kozo Okamoto jou?
Jaël: „Niets. Hij is voor mij ano
niem. Het is een absurde zaak. Er
waren in Berkeley heel wat studenten
die een grote persoonlijke bewonde
ring voor mijn vader haden, maar die
op grond van hun ideeën hetzelfde
hadden kunnen doen wat Okamoto
gedaan heeft. Oorlog is anoniem. Voor
mij heeft de dood van mijn vader het
absurde van oorlog duidelijk ge
maakt”.
De revolutionaire ideeën die Okamoto
verkondigde, zeggen die jou iets?
Jaël: .Ik was op Berkely goed ver
trouwd met revolutionaire ideeën. Ik
had er ook wel sympathie voor, zeker in
de Amerikaanse realiteit. De ideologie
van Okamoto, dat een nieuwe maat
schappij alleen gebouwd kan op de
puinhopen van de oude maatschappij,
heb ik in Amerika al zo vaak horen
verkondigen. Het zijn holle frasen,
waar niets achter zit”.
Blijf je nu in Israel?
Jaël: „Dat weet ik niet Dat is weer
zoiets tegenstrijdigs. Ik voel meer Israë
lisch dan ik me ooit gevoeld heb. Maar
het is net zoiets als met familie: als je
er heel erg bij hoort, zegt dat nog niet,
dat je ze iedere dag om je heen moet
hebben”
Israel is door de aanslag op Lod direc- -
ter bij de wereldproblematiek betrokken
Is dat gevoel ook tot Israel zelf doorge
drongen?
„Nee, integendeel. Israel is een geïso
leerd land, met een mentaliteit die pro
vinciaal aandoet. Dat gevoel geïsoleerd
te zijn is eerder versterkt. Men heeft
niet het gevoel gekregen: wij zijn be
trokken bij de problematiek van de
derde wereld, maar: nu zijn de Japnner»
ook al tegen ons”.