Ernie van de Shakers
O
J
Ji
4
4
4
Rock-revival
Aardige jongens
Lekker
Auto’s
Leopold Verhagen
Johnny Hoes
A
5
20
94
HD
Arnie Treffers zonder snor stapt op. Hy moet zich
verkleden, zijn haar nat maken en een kuif draaien. „Ver
velend Waarom Een buschauffeur moet toch ook een
uniform aantrekken. Het hoort er voor ons echt bij”.
I
IK
gecultiveerde vetkuiven
gen
zoveel
sen
rdam
FERRY TROMP
PROTESTZANGER ARMAND ERGERT
ZICH AAN ONBENUL VAN DE MENSEN
TERS m
12.-
k.ANWB
rg (D
JAN TROMP
getrokken (dat kan gewoonte zijn), maar uiterlyk
nog zeer relaxed aan de onveranderlijk lange haren
plukt, shaken en zweten de Shakers zich de kleren
van het lijf, wordt een piano gedegradeerd tot brug
met ongelijke leggers en weerklinkt en passant een
soort muziek, die bij mij angstige associaties oproept
met roerige tijden.
elegen
Keuze
lenten
mee
uur
it.
Er valt dus nogal het een en ander uit
te leggen, een taak waarvan Amie Tref
fers zich op verzoek gaarne kwijt. Zes
voortdurend groeiend aantal eigen
Dat geeft het toch een eigen
dienst kan zijn? Nou, zeg ik, ik wil een
nieuwe gitaar hebben, een Gibson. Goed,
zegt ie, ik heb nog wat geld liggen. Ik
heb het eens opzij gelegd voor iemand
die het later nodig zou hebben. Ik vind
nu dat jij het nodig hebt. Ik zal de
eerste aanbetaling voor je doen”.
nel;
70.-
Imitatie-gespuis met
Het is zaterdagavond in Paradiso, Amsterdam. In de
bloedhete zaal lopen de kouwe rillingen me over de
rug. Zelden heb ik meer angstaanjagend gespuis inclu
sief blote-billengezichten en gecultiveerde vetkuiven
gezien als de vijf ouwe-rock-muziek makende „heren”
die zich Long Tall Ernie and The Shakers noemen.
Terwijl Amsterdams hippe volkje ietwat witjes weg
verweten dat we dat niet deden, maar ik
ben blij dat we met de rock toch gelijk
hebben gekregen. Je moet het natuurlijk
wel goed brengen, ook muzikaal; het
moet goed in mekaar zitten. Eén van de
oorzaken van ons succes is, dacht ik, dat
we niet alleen maar de zoveelste versie
van ouwe rockers brengen, maar ook
Haley en Carl Perkins triomfen vierden,
maar de Arnhemmers geven in ieder
geval het gevoel meer te doen dan
naapen.
Voortgestuwd door deze sjieke mobie
len reed Armand dan van gehucht tot
vlek om in elk gaatje van Nederland op te
treden. Hij zegt: „Met name in ’67 heb
ik een krankzinnige periode gehad. Ik
had weekends dat ik twintig tot vijf
entwintig keer optrad, dat ik 2000 kilo
meter reed en helemaal gek werd. Dat
verdom ik tegenwoordig, één optreden j
per week is nu meer dan genoeg. Ik zat
Waarom? Een buschauffeur moet toch
ook een uniform aantrekken. Het hoort
er voor ons echt bij, net als een sigaret
je en een pilsje vooraf. De mensen
weten toch dat het allemaal fake is? Of
niet?”
Vind je het jammer dat je de muziek
van Moan niet meer kunt spelen?
„Ach nee, we waren toch al veel meer
de rock-kant opgegaan. We hebben geen
pretenties. Al dat idealisme van sommi
gen zegt mij weinig. Muziek hoeft voor
mij niet altijd zo vreselijk inventief te
zijn, als het maar lekker is. Als het
publiek het maar goed vindt. Je hoort
ontzettend veel gekanker op mensen als
Pierre Kartner. Dat vind ik onzin. Die
man heeft zijn eigen publiek met een
eigen smaak. De een wil dit, de ander
dat. Waarom moet iedereen altijd nieu
we dingen creëren? Ons is wel eens
Auto’s hebben in het leven van Ar
mand een belangrijke rol gespeeld. Na
bekommert hij zich er niet meer om,
maar een paar jaar geleden stelde hij
enorm veel plezier in zeer gedistingeer
de, luxueuze auto’s. In snel tempo volg
den diverse limousines elkaar op: twee
Jaguars (waaronder één die van Luns
was geweest), een Cadillac, een Chrysler,
een New Yorker, twee Chevrolets en
zelfs een Rolls Royce. Armand: „Ik deed
alles in die wagen, het was mijn huis.
Het was een schitterend geval, alles zat
er in. Ook nog zo’n spreekbuis naar de
plaats van de chauffeur, weet je wel. Te
gek, hè, te maf”.
Aanleiding tot het gesprek met Ar
mand vormde het verschijnen van zijn
tweede elpee, Rue de la Paix, Straat van
de Vrede zogezegd. Het is een uitsteken
de plaat met dertien door hem zelf
geschreven liedjes en gestoken in een
door hem zelf ontworpen collage-hoes.
De elpee is verschenen bij het smartlap-
pen-imperium van Johnny Hoes. Nou
niet bepaald een maatschappij waar Ar
mand thuishoort, ben je geneigd te den
ken, maar die mening blijkt op een
vergissing te berusten. „Het zijn ver
schrikkelijk aardige mensen daar”, zegt
Armand. „Heel wat anders dan de on
constant onder de speed. Het vrat aan
me. Ik ging er aan kapot. Je kan het n,
een tijdje volhouden, misschien wel vijf
jaar, maar dan is het uit. Kijk .naar
naar wat er is gebeurd met Jimmy
Hendrix en Janis Joplin”.
Na enig doorzeuren roept hij uit: „Er
gernis, ja, dat heb ik wel. Ergernis over
de onbenulligheid van de mensen. Schil
ler heeft gezegd: tegen de dommen
vechten zelfs de góden tevergeefs en dat
is waar; daarover wind ik me op. Maar
ook alleen in m’n liedjes. Ik moet het
van me afschrijven, ik moet het in een
liedje stoppen en dan ben ik het kwijt.
Het moest er dan alleen maar even uit”.
Kort daarvoor hebben we het er ook
al over gehad, hoe we zijn protesthou
ding moeten interpreteren. Hij zei, dat
hij zichzelf niet cynisch vond, dat hij
altijd voor een komische noot zorgde,
maar was kwaad geworden (de enige
keer in het vier uur durende gesprek)
bij de suggestie dat zijn lied „De Neder
lander is een meelzak” niet serieus moet
worden genomen. Fel sputterend: „Als
je naar die kast zit te kijken (hij wijst
in de richting van de tv) en je ziet dat
ze in Delfzijl een schutsluis aan het
wegslepen zijn van tien miljoen, weet ik
veel, misschien was het wel twintig of
dertig miljoen, omdat even verderop
precies zo’n zelfde schutsluis wordt ge
bouwd, dan zeg je toch: de Nederlander
is een meelzak. Ja, dan wind ik me op,
wat dacht je”.
jaar lang, legt hij uit, werkte deze
Arnhemse formatie onder de naam „Mo
an” zonder al te veel succes een reper
toire van redelijk progressieve muziek
af. Ondanks tegenwerpingen van het
thuispubliek en de Arnhemse pers werd
stukje bij beetje een rock-session inge
voerd die bleek aan te slaan. Toch was
de single „Kiss me baby” met bijbeho
rende agressieve tekst niet meer dan een
grap. Een uit zijn krachten gegroeide
grap inmiddels, want de op gevestigde
namen moegeschreven pop-pers dook als
een gier op deze reïncarnatie van haar
eigen jeugdsyndroom.
Moan, manager Rein Muntinga en
platenmaatschappij Negram hadden bij
zonder weinig tijd nodig om daarop in
te haken. Arnie stelt simpelweg: „We
zijn allemaal beroeps. Muziek maken is
ons vak, ons brood. Met Mo?->
we een dunne plak kaas op brood, nu
een hele dikke”. En hij vermetel n.
zonder trots dat twee maanden geleden
een compleet n ieuwe apparatuur werd
aangeschaft die inmiddels al is afbe
taald.
Maar dat geldt dan ook alleen voor
het toneel. In het „gewone leven” blij
ken Arnie Treffers (zang), Alfons Haket
(solo-gitaar, Alfie Muscus), Henk Bruy-
(basgitaar, Hank the Knive), Jan
Rietman (piano. Jumping Johnny) en
Alan MacFarlane (drums. Tenderfoot
MacFarlane) tot mijn opluchting kuiflo-
ze en aardige jongens, zelf ex-kikkers
wie de boksbeugel vreemd is.
Via zijn orthodox katholieke opvoe
ding die al vroeg uitliep op een fiasco
(„Jezus in je hartje vinden, weet je wel,
daar deed ik niet aan mee”) komen we
toch terecht bij een zeer godsvruchtig
man: pater Leopold Verhagen. Armand
heeft hem leren kennen tijdens zijn een
jarig verblijf op de plaatselijke techni
sche school („Ik wilde eigenlijk naar het
conservatorium, maar m’n ouders von
den muziek geen vak. Daar zit toch geen
brood in, zeiden ze”). Hoewel beiden
nogal verschilden van opvattingen,
groeide een hechte vriendschapsband en
werd de augustijner pater een toeverlaat
voor Armand in droevige uren.
Armand herinnert zich nog heel goed
hoe de pater hem vooral financieel bij-
sprong: „Ik had een ouwe rotgitaar.
Daar speelde ik al jaren op; ik liep er
alle talentenjachten mee af. Toen ik
twaalf was, won ik m’n eerste prijs. Ik
werd kampioen van de Kempen, ik zong
„Geef mij maar Amsterdam”. Maar
goed, Verhagen zegt tegen mij: ik weet
dat ik je met woorden niet kan helpen.
Is er iets anders waarmee ik je van
„WE HEBBEN GEEN PRETENTIES”
Wat het sterkst opvalt in die eerste momenten van de ontmoeting is zijn be-
•cheidenheid. Hij is schichtig bjjna. Armand, wel eens de Bob Dylan van de Lage
Landen genoemd, heeft in zjjn privéverschtfnlng als Herman George van Loenhout
niets van de onverschillige, agressieve en chagrijnige figuur waarvoor hij wel wordt
versleten. Armand is een page, en het moet gezegd: het staat hem prachtig. Zoals zijn
figuur is, zo is ook Armand zelf. Hjj bestrijdt dat hij een verbitterd mens is die alleen
in scheldwoorden kan spreken over de dingen rondom hem. „Zo word ik vaak afge
schilderd, ja. Maar de mensen die mij echt kennen, mijn vrienden, die zeggen: Jij
bent geen branieschopper. En dat ben ik ook niet. Ik ben goed beschouwd een erg
lieve jongen. Ik heb één ontzettend goede eigenschap: ze kunnen me niet kwaad
krijgen”.
De Beatles mogen dan destijds In
Blokker tot enig gegil, gekrijs en flauw
vallen aanleiding hebben gegeven, ze
waren niettemin en zeker niet alleen
muzikaal de grote rustbrengers. Met
Lennon-McCartney en hun „I want to
hold your hand”-muziek waren ze in
eens allemaal verdwenen: de „nozems”
en de „kikkers”, oftewel de buikschuif-
rijders en de sluipers-dragers, de (ruw
weg gezegd) werkende en schoolgaande
jeugd, de maatschappelijke exponenten
van het rock- en rolltijdperk, die ooit
nog eens redelijk verwoede gevechten
leverden op het Zandvoortse strand; die
elke van de lagere school komende jon-
dwongen tot een onverbiddelijke
keus: „wie niet voor ons is, is tegen
ons”.
Niet alleen ten behoeve van het nage
slacht zij hier vastgesteld, dat de „kik
kers” op zuiver fysieke gronden meestal
het onderspit dolven. Ik was zo’n „kik
ker” en bovendien lang niet één van de
sterksten, dus ziedaar de grond voor
mijn angsten bij het aanschouwen van
de Arnhemse heer Amie Treffers en zijn
tamelijk onfrisse kornuiten.
Sinds hun geruchtmakende opkomst
vorig jaar met een „persbericht” waarin
werd meegedeeld dat directeur Keller
man van Negram het ziekenhuis ingesla
gen zou worden als hij niet bereid zou
zijn een voorschot te geven op de eerste
single van de Shakers, roepen ze bij mij
herinneringen op aan dreigende koppen
op glimmende buikschuivers, in een ge
sloten kring rond mijn schamele fiets.
Long Tall Ernie The Shakers had
den en hebben, niet in het laatst tot hun
eigen verbazing, opvallend veel succes.
En dat zonder de in de huidige popwe
reld als een heilige koe vereerde Top-10-
notering. De al genoemde eerste single
„Kiss me baby” kwam in maart 1972 op
de markt, maar kon pas maanden later
dankzij uitgebreide belangstelling van de
pers een plaatsje in de lagere regionen
van de Top-40 bereiken. Niettemin bar
sten de Shakers al maandenlang van het
werk, want de rock-revival is in volle
gang en hun toneel-act is er een van het
soort die iedereen tenminste één keer
gezien moet hebben: agressief, baldadig
en beweeglijk.
Bestond vorig jaar nog de ietwat ver
warrende situatie dat de Shakers als
Moan in het voorprogramma van de
Shakers optraden, sinds 1 januari van
dit jaar heeft Moan definitief het loodje
gelegd. Arnie nuchter: „Veel mensen
wisten niet dat wij een en dezelfde
groep waren, herkenden ons niet. Dan
krijg je reacties als: „Spelen jullie altijd
met die klote band in het voorprogram
ma?” Kijk, succes is vaak maar kort.
Wie weet hoe lang het duurt. Voor ons
geldt ergens hetzelfde als voor voetbal
lers: je moet het in korte tijd verdienen.
Dan is het dus zaak om je kans te
grijpen als die komt. Bovendien, je staat
niet voor je eigen ego te spelen, maar
voor het publiek dat voor je betaalt”.
tolerant en daarom fijn om in te wonen.
Hij zegt dat hij recht van spréken heeft
omdat hij weet wat Frankrijk is.
Armand vertelt van een hem bekende
Franse cineast die een film aan het ma
ken is over de Algerijnse vrijheidsstrijd.
„Daar is heldenmoed voor nodig, jongen,
als je zo’n film durft te maken in
Frankrijk.
Ik ken Frankrijk door m’n vrouw, en
als je je in de situatie daar inleeft, dan
weet je dat die vent met vuur speelt”.
Armand: „Holland is het beste land
van de wereld. Ik ben er van overtuigd
dat iedereen die verder kijkt dan zijn
neus lang is, dat moet toegeven. Holland
is een van de zeer weinige landen waar
je zonder identiteitspapieren op straat
kan lopen”.
persoonlijke toestanden van Philips
waar ik vroeger zat. Hoes is een gewel
dige man, echt waar. En wat hij verder
voor muziek maakt, interesseert me niet.
Hij weet dat ik het niet goed vind en
dat aanvaardt-ie”.
Na drie magere jaren lijkt Armand
met zijn nieuwe elpee te zijn terugge
keerd in de gratie van het Publieke Oog.
Armand zingt over de vervlakking en de
eenvormigheid in onze samenleving, over
het maatschappelijk juk dat ons wordt
opgelegd door status, geld, eigenwaan,
geweld en angst. Dat zijn Grote Zaken
die meer schrijvers uit dit volk hebben
beroerd, maar vaak zijn deze blijven
steken in modieuze prietpraat. Hetgeen
ons direct brengt bij het aardigste van
Armand: zijn krassende protesten zijn
uit het leven zelf gegrepen, als het ware.
Het overtuigt.
Armand (26 jaar) woont met zijn
vrouw Suzy, een Parijse schone, in een
flat in Eindhoven. Het interieur is wuft
en, naar ik maar aanneem, gewild kit
scherig. Naast de tafel, waaraan wij
zitten, staat een eikehouten dressoir
met een marmeren plaat. Het marmer
blijkt opgeschilderd en ook het eiken
hout is met de kwast aangebracht. Naast
het dressoir staat de telefoon, afgedekt
met mosgroen fluweel. De muren van
het gehele woonvertrek, waarin verder
een hardrose bankstel en een imitatie-
open haardvuur domineren, zijn voor
zien van dieprood dan wel groen behang
op een goudkleurige ondergrond. De
deuren zijn af gezet met vergulde biesjes.
Armand schenkt koffie en trakteert
daarnaast op de hasj-pijp. Echte Kasj
mir, vijf gulden de gram, maar dan ook
het neusje van de zalm.
Armand steekt zijn verknochtheid aan
de drugs niet onder stoelen of banken.
Ook op de plaat laat hij weten „hoe
heerlijk het is om apestoned te zijn”.
Trippen niet, want daarvan heeft hij
zijn aekomst. Hij houdt het nadrukke
lijk op soft-drugs.
Armand vindt Nederland behoorlijk
een
nummers,
gezicht”.
Arnie spreekt met reine tong. Een
optreden van hem en zijn Shakers
ademt de sfeer van de vijftiger jaren
toen geluk al niet meer zo gewoon was
en de heren Presley, Chuck Berry, Bill
Een constatering die ons brengt bij de
heersende rock-revival en de vraag naar
het waarom van deze nostalgische aan
doening. Aarnie is er zeker niet vóór om
alles aan het heimwee toe te schrijven:
„Met name in het begin hadden we veel
ouder publiek, de onvervalste rock-fans
die het nooit verleerd zijn plus de
trendvolgers. Maar nu spelen we erg
veel op scholen, voor jonger publiek dus-
Logisch ergens, want scholieren van 16,
17 jaar hebben de rock alleen maar van
ouwe platen en van horen zeggen. Ze
hebben het nooit bewust meegemaakt.
Ik geloof dat met name die groep nu
wel eens wil swingen. De luistermuziek
zal wel blijven, maar voor een klein
publiek. Het publiek wil iets nieuws, iets
dat ze nog nooit meegemaakt hebben;
het wil weer vermaakt worden. Kijk
maar naar de opkomst van de Kinks,
Alice Cooper, David Bowie etcetera. Ik
denk niet dat het gillen en schreeuwen
helemaal zal terugkomen, maar wel
voor vijftig percent”.
En de vetkuiven?
„Ik ben bang dat we daarvoor hier te
nuchter zijn. Ofschoon, je weet nooit.
We krijgen eigenlijk pas de laatste we
ken in de gaten dat we een topgroep
zijn. Dat merk je aan de rijen voor de
zalen. En dan heb je ook onmiddellijk
reacties als die van die twee meisjes in
een zaal in Terwolde, die plotseling het
toneel opklommen en ons om de nek
vlogen. Toch wel een gekke gewaarwor
ding”.
Wat nu?
„Onze LP loopt erg lekker. Er zijn er
al zesduizend van verkocht en we hopen
op tienduizend tegen april. Dat vind ik
niet gek voor een eerste LP. Volgende
maand komt de nieuwe single uit: „You
should have seen me rock and rollin’’.
We komen net uit Baden-Baden terug
waar we opnamen maakten voor Hits*
A-Gogo, de Duitse Eddy Ready Go. We
gokken in ons hart een beetje op de
Duitse markt. Als we daar doorstomen,
zitten we voor jaren gebakken. Maar
voorlopig zijn we uitermate tevreden
met Nederland”.
Arnie zonder snor stapt op. Hij
moet zich verkleden, zijn haar nat ma
ken en een kuif draaien. „Vervelend?
a
i
1