Zilveren Gerard (van het) Reve vernieuwing toe is weer aan Lieve jongens": meesterlijk slot moet redding brengen Het boek zal wijken voor electronisch leesapparaat KIJK OP DE TOEKOMST Topvijf van de maand(en) Ontgoocheling Per strekkende meter Pover Engels Sentiment Diodetjes Vrijer Erbij 21 ZATERDAG 24 1973 FEBRUARI Het feestelijk herdenken van der gelijke gebeurtenissen is in de let terwereld geen gebruik en het is ze ker niet mijn bedoeling daarvoor propaganda te maken (beware!), maar juist in dit geval heeft een terugblik op de afgelegde weg wel degelijk zin. Het blijkt namelijk dat die periode van 25 jaar zich zonder moeite laat verknippen tot een vijf tal korte perioden, die telkens een vernieuwing van Van het Reve’s schrijverschap markeren. het wel heb, ook nooit meer een voet in de schouwburg gezet. ;t er HANS VAN STRATEN MlftfMtfMIAMMIMVMMWWWVWVWWVVVVVVVWVWVVWtfWVVWVWVUVVVWVWVVWVVWVI a- Prof. Bordewijk K. der Nederlander toeken erbii73 Maar hij is, zoals bekend, nooit voor één gat te vangen geweest. Hij zag opnieuw kans in een nieuwe huid te kruipen en ditmaal gebeurde dat geheel bij toeval. Tirade zat, als zoveel litterai re bladen, constant in kopijnood en nu zijn toneelvertogen plotseling ophielden, moest er iets anders komen. ny Michaelis). „De Taal der Liefde”, vorig jaar verschenen, was daarvan het eerste produkt, het nieuwe boek „Lieve jongens” sluit daar ontniddellijk bij aan. Maandelijks overzicht van de meest verkochte boeken, opgesteld op basis van gegevens van vijfenzestig boek verkopers. Plus nog een andere, ongepubliceerd gebleven novelle die Van het Reve in 1951 heeft opgestuurd naar het departe ment van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen. Een letterkundige jury be kroonde zijn inzending mét een reis beurs van 2000, maar een dag later liet de katholieke (o ironie der geschiedenis!) minister Cals hem weten, dat hij deze bekroning het verhaal handelde o.m. over masturbatie niet kon honoreren. Maar in Engeland had hij nog iets anders opgestoken. Hij was er behept geraakt met een heftige interesse in het toneel en vooral ook in het schrijven van toneel. De derde periode, Van het Reve als toneelschrijver, was begonnen. Er gingen in die dagen weinig toneelpre- mières voorbij waar je hem niet zag en je kon geen nummer van Tirade ter hand nemen of er stond wel een stuk van hem in, „Over de tragedie” en zo meer. Het waren heldere, instructieve, Dat heeft hij gedaan. Zijn toneelde buut „Commissaris Kennedy” werd een verschrikkelijke ontgoocheling. Het stuk moest daags na de première van het repertoire worden genomen (bij het Rot terdams Toneel, ook toen al) en sinds dien heeft Van het Reve geen letter meer over toneel geschreven en, als ik scheen de eerste verzameling „Op weg naar het einde”, drie jaar later kwam de tweede, „Nader tot u”. Dit overzicht toont geloof ik wel aan dat dit schrijverschap leeft van vernieu- wingsimpulsen. Zoals Trotsky de man was van de permanente revolutie, zo is Van het Reve de man van de permanen te vernieuwing. Dat wordt nog geaccen tueerd door zijn diverse naamsverande ringen: officieel heet hij Gerard Komelis van het Reve, maar aanvankelijk noem de hij zich als schrijver Simon, ter onderscheiding van zijn vader, die ook schreef en ook Genard heette. Al gauw werd het toch weer Gerard Kornelis, bij zijn doop in de jaren ’60 kwam daar Franciscus achter en nu is het opeens „Gérard Reve”, een naam waarmee zijn vader in de Communistische Partij Hol land ook wel werd aangesproken. Eerst gaat het over een gefantaseerde figuur Fonsje, later over de al evenzeer fictieve SS’er Wolfgang en diens zoon die, om het eenvoudig te houden, ook Wolfgang heet. Deze verhaaltjes worden wel verteld met een knipoog naar de lezer, want Wolf beseft zelf heel goed hoe enorm hij aan het zwetsen is („Ou- dehoeren, dat is geweldig, maar je kan ook het moeras in, op die manier”, zo wordt op pagina 62 overwogen). Het boek valt dus duidelijk in twee gedeelten uiteen, een nogal landerige eerste helft en een voortreffelijk slot. Is hiermee opnieuw een periode in Van het Reve’s schrijverschap tot een einde ge komen? Hij is aan zichzelf verplicht zich voor de zoveelste maal te vernieuwen, al zal dat er met het klimmen der jaren niet gemakkeltfker op worden. Maar de verrukkingen van de jongensbillen wil ik verder wel geloven. De brieven vormden de overgang naar de vijfde, de onbekommerd-homoseksue- le periode, de late bevestiging van een ontwikkeling die zich al in de jaren vijftig was gaan aftekenen (in 1948 was hij nog getrouwd met de dichteres Han- blijf nog altijd met mjjn oude rekenli- neaal werken. Ik ben met die reken- lineaal opgevoed: je ziet met dat ding wat je doet. En, zeg ik dan, wat een gemak, je steekt ’m zo in je zak. Maar dan zeggen die studenten: de minicomputer steek je ook zó in je zak en die wordt nóg kleiner”. >n l? n is ie n ng a- »n ft n- a- iij rd Jg st :i- P- n- m Hj lg n- le k, it- re ie Het is allemaal met bekwame hand geschréven, zoals dat heet, maar ik krijgt zo langzamerhand de indruk dat Van het Reve dit soort proza per strek- Het vorige boek eindigde met een langdurige bedscène van Wolf (het ande re ik van de schrijver) en zijn jeugdige vriendje Woelrat. Bij het begin van „Lieve Jongens” liggen ze alweer (of misschien nog steeds?) in bed en Wolf gaat door met het vertellen van ver haaltjes, die Woelrat en Wolf zelf tot een seksuele climax moeten brengen. de lage landen en Hans Sleute- In de eerste periode, die loopt van 1947 tot 1951, bestond die vernieuwing uit het schrijven zelf. Op instigatie van een psychiater (zo heeft Lucas van der Land onlangs in HP-magazine onthuld), is Van het Reve begonnen aan „De Avonden”, het boek van de wanhoop over het leven in Hollandse huiskamers, maar voor wie het goed leest ook het boek van de wanhoop over de ontdek king van de eigen homoseksueel-sadistl- sche aanleg. Tot diezelfde periode beho ren de novellen „De ondergang van de familie Boslowits”, „Werther Nieland” en „De laatste jaren van mijn grootvader”. De schrijver was door deze grievende gang van zaken danig in zijn wiek geschoten en nam een wat overhaast besluit: hij maakte bekend dat hij voortaan nog uitsluitend in het Engels zou publiceren. Hij had genoeg van de Hollandse bekrompenheid, de Engelse taal moest hem helpen aan een ruimer afzetgebied en daarmee aan de moge lijkheid, voortaan van zijn pen te leven. maar zeer doctrinaire en vaak ongelofe lijk pedante stukken. Niemand in Ne derland had een bal verstand van to neelschrijven. Hij, Van het Reve, zou wel even laten zien hoe dat moest. Over hét lezen vanaf een tv- scherm: „Het gekke is dat we wél een flink eind op weg zijn met de registratie van beelden en geluiden, maar nog niet van grafische symbo len. Dat kun je goed zien aan de ondertitels op de tv. In vergelijking met de prachtige beelden die we kunnen maken, zijn dé ondertitels vaak bar slecht. Toch kun je al heel wat lettertekens op het scherm bren gen, zodanig dat ze goed leesbaar zijn. Over de hele wereld is iedereen bezig de kwaliteit verder te verbete ren”. Prof. Bordewijk legt uit dat men daarbij langs twee wegen zoekt: men gebruik ofwel vloeibare kristallen of wel een dioden-mozaïek. Bij de eerste Mei/juni ’72. 1. Herinneringen aan Godfried Bo mans. 2. De vrouw als eunuch, Germaine Greer. 3. Rapport van de Club van Rome. 4. De taal der liefde, G. K. van het Reve. 5. Geef mij je handMevr. dr. A. A. A. Terruwe. December ’72/janlari *73 1. Knotsgekke uitvindingen van de 19de eeuw. Leonard de Vries. 2. Bartje - Bartje zoekt het geluk. Anne de Vries. 3. Het Nederlandse Puzzelwoorden- boek, Van den Bosch e.a. 4. Begraaf mijn hart bij de bocht, van de rivier, Dee Brown. 5. Meer liefde is.Kim Grove. leraar nuchter vast. „In principe pak je dus een hele boekenkast onder je arm als je zo’n beeldplaat pakt”. Het „eenvoudig elektronisch leesap paraat” zal straks de „eenvoudige” uitkomst zijn van de optelsom van de drie geschetste ontwikkelingen. Prof. Bordewijk heeft nog geen foto’s van het ding, maar hij heeft het wel al helemaal in zijn hoofd en praat ero ver alsof hij het voor zich ziet: „Het apparaat zal een druktoetssysteem hebben, waarmee jé met het grootste gemak de groef kunt kiezen die je nodig hebt. Het heeft een knop voor een grove en voor een fijne keuze”. „Zo kun je met een speciale knop ook de titelpagina’s afspelen. Dat heeft dan hetzelfde effect als wan neer je nu voor een volle boekenkast staat en het ene na het andere boek in je handen pakt tot je het gezochte hebt gevonden. Het apparaat zal ook toetsen hebben waarmee je onmiddel lijk één bepaalde pagina kunt op slaan. Wat een gemak, tegenover dat vermoeiende zoeken en sjouwen met boeken wat we nu nog moeten doen”. Bordewijk: „Zowel dioden-mozaïek als vloéistofkristallen leveren mo menteel nog slechtere beelden op dan het bekende tv-scherm. Dat zal niet zeer snel veel beter worden, maar er wordt op dit gebied een geweldige inspanning geleverd. Dat betekent: er komt dus zeker een tv-Schriftbeeld dat even lekker leest als éen boek”. Al loopt de hoogleraar met zijn hoofd wellicht in de futurologische wolken, met zijn beide voeten staat hij op de vaste grond. Hij begint zijn verhaal dan ook met de vaststelling dat „we eerst even moeten doorne men wat er al aan ontwikkelingen is”. Hij blijkt er drie op hét oog te hebben: verbetering van het tv- scherm, zodat je daarvan gemakkelijk letters kunt af lezen; de miniaturisatie van het scherm die het beter han teerbaar moet maken, en ten slotte de beeldplaat. Veel mensen zijn ook aan het boek gehecht, omdat het mooi is, goed verzorgd en prettig leesbaar. Ver dwijnt dat streks allemaal? Prof. Bordewijk is er helemaal gerust op. „Dat zal allemaal omgezet worden. Er zullen prijzen uitgeloofd blijven wor den voor de beste grafische vormge ving. Er zullen prijzen bijkomen bij voorbeeld voor de beste filmische il lustratie. En ook het apparaat zelf zal een fraaie vormgeving krijgen, zodat het gebruik ervan pleziering zal zijn”. En hoe zal het dan verder met de boeken gaan? „Veel goede boeken zullen omgezet worden voor het elektronisch leesap paraat. Maar ook als dat niet gebeurt, blijven de goede boeken onge twijfeld antiquarisch hun waarde be houden. Ze worden net zo waardevol als de kleitabletten en de papyrusrol len”, belooft prof. dr. ir. Bordewijk en glimlacht. April/mei ’72 1. Rapport van de Club van Rome. 2. Herinneringen aan Godfried Bo mans. 3. De taal der liefde, G. K. van het Reve. 4. Pippi Langkous. Astrid Lindgren. 5. Op reis rond de wereld en op Rottumerplaat, Godfried Bomans. Naast de haast dwingende ontwik keling van de techniek in de richting van de elektronische leesapparatuur ziet prof. Bordewijk trouwens nog „een filosofische reden om die ont wikkeling ook echt te willen”. Dat ziet hij aldus: „Het boek is feitelijk in bepaalde opzichten asociaal. Met een boekje in een hoekje. Je kunt het niet hebben als iemand over je Het werd een „Brief uit Londen” en daarmee was de vierde periode, die van de brieven, aangebroken. Zijn ster, die tot diep onder de horizon was gezakt, begon weer te rijzen. Er kwamen méér brieven van hem, uit Edinburgh, uit Amsterdam uit Berlijn, uit Schrijvers- land en noem maar op. In 1963 ver- Wat het dioden-mozaïek betreft: er zijn tegenwoordig heel kleine diodet- jes die licht geven als ze een span- ninkje toegevoegd krijgen. Zo kan men een dioden-mozaïek samenstel len; als de juiste dioden de juiste spanning krijgen, ontstaat opnieuw een beeldindruk. En dan ziet prof. Bordewijk nóg een belangrijk voordeel in het leesap paraat: „Het maakt de schrijver vrij er, of liever nog: het vraagt om een universele kunstenaar. Behalve met grafische tekens zal ook met bewe gende beelden en met geluid gewerkt kunnen worden. Nu zie je een boek vaak geïllustreerd met tekeningen. Dan zal dat met geluidsfilmpjes kun nen. Je hoeft de afspeelautomatiek in het leesapparaat alleen maar een ex tra signaal mee te geven dat hem bijvoorbeeld vertelt: na groef 23567 moeten de volgende zoveel honderd groeven met extra snelheid afge speeld worden. In die groeven zit die geluidsfilm dan. Die moet snel wor den afgespeeld, terwijl de lees-roeven stilstaande beelden moeten leveren”. September/oktober ’72. 1. Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 4, Prof. dr. L. de Jong. 2. De kinderen van het licht, Jan de Hartog. 3. De Peetvader, Mario Puzo. 4. Sprookjes van de lage landen. Eellke de Jong en Hans Sleute laar. 5. Tegels lichten, H. J. A. Hofland. Hoe stelt prof. Bordewijk zich dat toekomstige „eenvoudig elektronisch leesapparaat” voor? Zul je er gezellig mee op jé knie kunnen gaan zitten lezen? Met deze brievenboeken heeft Van het Reve voor het eerst een groter publiek bereikt. Hoewel ze verschenen in de saaie uitvoering van de Stoa-reeks, gin gen ze bij tienduizenden de winkels uit (waarmee hij overigens nog ver beneden de honderdduizenden van Wolkers en Cremer bleef). De derde ontwikkeling, die verwijst naar het „eenvoudig elektronisch leesapparaat” van prof. Bordewijk, is de beeldplaat. Die is zelfs al in de handel. Ze ziet er vrijwel uit als een grammofoonplaat, maar dan een met rond 60.000 groevén. „Telkens drie groeven kunnen het beeld van één boekpagina aan. Dat betekent dat „Je op één zo’n plaat 100 boeken van 200 pagina’s kunt opslaan”, stelt de hoog- Februari/maart ’72. 1. De taal der liefde, G. K. van het Reve. 2. Pippi Langkous, Astrid Lindgren. 3. Praw! Der Hemeldonderweder Marten Toonder. 4. Een Hollander ontdekt Vlaande ren, Godgried Bomans. 5. Wie is van houtJan Foudrai- ne. Met de verschijning van zijn nieuwe boek „Lieve jongens” (A- thenaeum-Polak Van Gennep) viert Gerard van het Reve onopge merkt zijn Zilveren Schrijversjubi- leum, want het was in december 25 jaar geleden dat hij zijn debuut maakte met zijn eerste boek, dat te vens zijn enige roman zou blijven: „De Avonden”. mogelijkheid kan de leek zich voor stellen dat het scherm een vloeistof- vlak is. Door dat plaatselijk tekens wisselende spanningen te geven, kan de doorlaatbaarheid voor licht veran derd worden en daarmee wordt dan de indruk van een beeld gewekt. Op de twintigste verdieping van het gebouw voor elektrotechniek, uitkij kend over de TH-stad Delft, herhaalt prof. Bordewijk echter met dezelfde ernst, „dat het boek best wel eens kan verdwijnen. Niet op korte ter mijn. Ik zal er persoonlijk ook niet blij om zijn. Maar het kan en dan zal het ook wel”, zo verwacht hij. „We hebben het wel voortdurend over de- toekomst-sturen, maar meestal wor den we nog gestuurd”. Het Rj kt geenszins uitgesloten dat in de komende decennia een eenvoudig elektronisch leesapparaat zal worden ontwikkeld, dat in combinatie met moderne elektronische registratiemethoden het papier als drager van gra fische informatie zal kunnen vervangen. Indien zulk een eenvoudig elektronisch leesapparaat ter beschikking komt, zal het papier als drager van informatie tot de antiquarische staat vervallen, waarin de papyrusrol en het kleitablet zich allang bevinden. Voor zover men het materiaal papier als essentieel aan merkt voor het begrip boek, zal er dan inderdaad sprake z(jn van het verloren gaan van het boek. Ziedaar een ietwat verkorte versie van drie van de twaalf stellingen, die prof. dr. ir. J. L. Bordewijk onlangs in Amersfoort voorhield aan een zeer uitgelezen gezelschap, dat daar bijeen was voor een symposium over „de toe komst van het boek”. Als een vloek in het heilige der heiligen, zo. klonken Bordewijks toekomstbespiegelingen de vergaderde uitgevers, schrijvers en communicatiegeleerden in de oren. Het boek zou verdwijnen, hoe kon een professor in ernst ooit zoiets verkondigen. schouders staat mee te lezen bij een passage die je wat doet. Dan kijkt hij in je ziel en dan wil je niet. Maar als je naar de tv kijkt, is dat meestal een sociaal gebeuren: het hele gezin kijkt samen. Je ziet allemaal hetzelfde, je wordt met hetzelfde materiaal opge laden en als dat ding dan uitgaat, praat je over hetzelfde door”. En wat zal er nu gebeuren als het elektro-leesapparaat er eenmaal is? Bordewijk: „Dat voert ons dan weer af van al dat gezamenlijke televisie kijken, wat namelijk ook niet alles is en het geeft ons een moderne manier om die fijne asociale toestand weer terug te krijgen: weer lekker met ons boekje in een hoekje”. Maar dan moet dat beeld ook nog zo gemakkelijk hanteerbaar worden als een boek. „We zijn nog niet zover dat je zegt: kom ik pak dat ding onder de arm en ga er lekker in de tuin van zitten lezen. Maar we gaan al in de richting van de tv-ontvanger, die je bij wijze van spreken als een schilderij aan de muur kimt hangen. Het platte beeldscherm zal er binnen kort al zijn. Dat is eigenlijk al geen probleem meer, evenmin als de mini aturisatie ervan. Straks pak je je scherm inderdaad gezellig op je knie ën en gaat ernaar zitten kijken”. Maar ook Bordewijk begrijpt dat veel mensen „aan papier zijn ge hecht”; dat ze het verdwijnen van het boek niet slechts waarderen als een vergroting van hun gemak. „Dat sentiment heb ik zelf ook en ik zal vermoedelijk ook nooit meer van het papier afstappen. Maar als ik nu hier om me heen kijk: dat werken met mini- en tafelcomputers ligt mij ook niet zo erg. Het avontuur is eraf; ik November/december ’72. 1. Sprookjes van Eelke de Jong laar. 7 Het koninkriik in de Tweede Wereldoorlog, deel 4, Prof. dr. L. de Jong. 3 De kinderen van het licht, Jan de Hartog. 4 Het Nederlandse Puzzelwoorden- boek. Van den Bosch e.a. 5 Knotsgekke uitvindingen van de 19de eeuw Teonard de Vries. Juli/augustus ’72. 1. Herinneringen aan Godfried Bo mans. 2. Asterix en de Olympische Spelen, Goscinny. 3. Olympisch Logboek. 4. Augustus veertien. Solzjenitsyn. 5. Zien-soms even, Oosterhuis. Augustus/september ’72. 1. De kinderen van het licht, Jan de Hartog. 2. De Peetvader, Puzo. 3. Heel de mens, Fortmann. 4. Zien-soms even, Oosterhuis. 5. Groot Denkraam, Toonder. December 1971/januari ’72 1. De man met de witte das, G. Bomans. 2. Een Hollander ontdekt Vlaande ren, G. Bomans. 3. Luns: „Ik herinner mij.M. van der Plas. 4. Wie is van hout.J. Foudraine. 5. Groeten van Rottumerplaat, J. Wolkers. kende meter kan leveren. Bovendien word ik nu wel wee van de jongensbil len, de jongenskontjes, de jongensheu- vels, de jongens-Alpen en de zadels, waarmee dit werk is geaccidenteerd. Er komt pas énige coupe in het ver haal als Woelrat uit bed stapt en Wolf niet meer hoeft te fantaseren, maar zich overgeeft aan zijn herinneringen. Er volgt nu een schitterend verhaal over het bezoek van de „oude” dichter Albert S. en zijn vriendje Freddie L. aan de Friese plattelandswoning „Het Gras", waar Van hét Reve een aantal jaren met „Tijger” heeft gewoond. Die Freddie is voor Albert S. een jaloers gekoesterd bezit en voortdurend is hij in de weer om een mogelijke aanslag van de kant van zijn gastheer te verhinderen. Hoe de oude Albert S. ten slotte toch in de boot wordt genomen, wordt vertéld in een verhaal, dat zonder bezwaar in een moderne „Decamerone” of „Canterbury Tales” kan worden over genomen. De klucht heeft trouwens een melan cholieke onderstroom, zoals moge blij ken uit deze mooie romantische volzin, waarin zelfbeklag en zelfironie elkaar in een subliem evenwicht houden: „Boven mij, achter het kleine dakraam zonder gordijn, joeg mijn uitzichtsloze leven voort langs de door iets minder dan een halve maan verlichte nachthemel vol peilloze afgronden en onweerswolken.” Januari/februari '72. 1. Wie is van hout.J. Foudraine. 2. Een Hollander ontdekt Vlaande ren, G. Bomans. 3. Pippi Langkous, A. Lindgren. 4. De man met de witte das, G. Bomans. 5. Luns: „Ik herinner mij....”, M. van der Plas. Maart/april ’72 1. Rapport van de Club van Rome. 2. De taal der liefde, G. K. van het Reve. 3. Pippi Langkous, Astrid Lindgren. 4. Wie is van houtJan Foudrai ne. 5. De Werelden van M. C. Escher. Inderdaad verscheen kort daarna in het tijdschrift Podium de novelle „Me lancholia” in een uiterst pover Engels. Daarmee was Van het Reve’s tweede periode aangebroken. Die bestond aan vankelijk vooral uit zwijgen. De schrij ver verbleef in Engeland en maakte zich grondig het Engelse idioom tegen. Pas in 1956 verscheen er weer een boek van zijn hand, de novellenbundel „The Acrobat”, niet bij een Engelse uit gever maar bij Geert van Oorschot in Amsterdam. Het vond in Nederland maar sporadische kopers en in Engeland (ondanks enkele gunstige kritieken) he lemaal geen. Kort daarna hééft de schrijver zijn Engelse experiment opge geven. Hij vond een nieuw werkterrein in het door Van Oorschot opgerichte maandblad Tirade. Uit zijn verhalen bleek, dat Engeland hem wel degelijk iets had geleerd: in de bundel „Tien vrolijke verhalen” vindt men duidelijke pogingen om Nederlandse short-stories te schrijven in de trant van om nu maar iemand te noemen Saki.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 21