Instructieve
boeken en films
Saaie titels
van
sportboeken
i
r
1
i
D
0
n
Doping-la
A
Niet over de kop
Onthullend
E
22
ZATERDAG 24
FEBRUARI
1973
us,
f
Eigenaardige stok
Van Dale en sport
2.-
Theo Koomen wordt in deze Boeken-Erbij niet naar voren geschoven
als de luid bejubelde en geridderde (zaterdagavond racede hij tussen twee
schaatsdagen in naar Eysden, waar hij in de carnavalsorde van Crabillon
of zoiets werd opgenomen) commentator, maar als auteur van sportboeken
en binnen niet al te lange tijd van een semi-godsdienstig werk, dat
de al of niet gebenedijde sfeer van wierook zal ademen. Nog later weer
hoopt Koomen een reeks griezelverhalen a la Roald Dahl en science fic-
tion-boeken te gaan produceren. „Ik heb al zo’n driehonderd intrigues
uitgebroed en verzameld. Ik zal even mijn zwarte mapje met intrigues
pakken”.
Erbij
K
L X
aan.
isen,
HANS ROMBOUTS
een
'VVWVVWVVIMfVVVVVVVVVVVWVVIMfWWWVVVVVIAfVVVVVVVVVVVWVVVVVVVVUVVVVVVUVVVVVVVIAAfVVVVVVVVV^
STOPPER
14
WWMIMIWVlNMlIinMRWWlMfWWVVVVVVVVVWVWIflWVWl^^
hftpken
THEO KOOMEN DE SCHRIJVER
erbii73
Omdat minister Engels volgens de
geruchten met de gedachte speelt om
in het kader van de culturele revolu
tie ieder artikel dat in de boeken
week over boeken of literatuur ge
schreven wordt, extra te honoreren,
heb ik deze sportrubriek voor alle
zekerheid niet aan de Cijferen, maar
aan de Letteren gewijd. Ik heb daar
voor de boekenafdeling van de Bijen
korf in Amsterdam nader bestudeerd.
Verschillende dingen vielen daarbij
op. Ten eerste, dat alle onder sport
en spel gerangschikte boeken in het
Nederlands waren, op enkele Engelse
en Duitse schaakboeken na.
Koomen is eigenlijk nog steeds een
verbaasd man. Een man, die tien jaar
geleden niet kon en durfde dromen van
zo’n populariteit. „Het is te gek. In de
boek over paarden en paardrijden”,
enz.
In de zesde uitgave van 1924 van
de Van Dale heet het korfbalspel nog
een „balspel waarbij men den bal
Ik heb, in het kader van de boe
kenweek, ook nog enkele definities
van andere sporten in de Van Dale
opgezocht. Atletiek staat nog steeds
omschreven als: „1. worstelkunst, 2.
lichaamssport, bep.: hardlopen, sprin
gen, speer- en discuswerpen”. In de
Van Dale van 1924 was athletiek al
leen nog maar „worstelkunst"Kogel
stoten mag blijkbaar nog steeds niet
meedoen. Merkwaardig is ook, dat
hordenloop als „wedloop waarbij over
horden gesprongen moet worden” te
genwoordig wel vermeld staat, maar
dat de enige sportieve verwijzing bij
„horden” luidt: „ook in de vorm van
een draaibaar raam als hindernis bij
wedrennen”.
Theo Koomen en zijn vrouw Riet, terug-
luisterend naar een reportage.
Het boek „Pas op, ik geef rood” is iets
geheel anders. De titel van het boek
Maar wat moeten die scholen dan in
de winter? En als het slecht weer is?
Men moet wel met de beide benen in de
boot blijven.
„Dit is Zeilen”, door Creagh-Osbomo
en Kramer, uitgeverij Unieboek.
land
Jan
s en
rmd.
I
inii
Merkwaardig, dat Koomen, wiens eer
ste sportliefde toch wielrennen is, nooit
een boek over dat hardfietsen heeft
geschreven. Waarom niet? „Ik kom er
Zo heb je in Amsterdam ook de
Eerste Helmersstraat, de Tweede Hel
mersstraat, De Derde Helmersstraat,
terwijl er toch nooit meer dan één
dichter Helmers is geweest. Wel wa
ren er drie beroemde schilderende
broers die Maris heetten. Maar een
Eerste Marisstraat, een Tweede Ma-
risstraat en een Derde Marisstraat
zult u overal tevergeefs zoeken....
I
n
2468
Maar de meeste boeken over paar-
desport heten toch „Het rijpaard”,
„Het zieke rijpaard”, „Leren paardrij
den”, „Over paarden en paardrijden”,
„Ken uw paard”, „Te paard!”, „Het
springpaard”, „Hippische rijproble-
men", „Zo verdient men de sporen”,
„Paard en ruiter”, „Het ruiterboek”
en „Het eerste boek over paarden en
paardrijden”, „Het tweede boek over
paarden en paardrijden”, „Het derde
wintertijd, als ik veel tv doe met dat
schaatsen dan rijden hier files voorbij
van mensen, die komen kijken, waar
Koomen woont. Koomen, hetzelfde jo
chie, dat in zijn tijd als journalist bij
het Noordhollands Dagblad in Hoorn,
door collega’s van de landelijke bladen
met de nek werd aangekeken, omdat hij
een provinciaaltje was. Dat veranderde
toen die jongen uit Wervershoof bij De
Volskrant belandde. Ik werd al snel
voor de vuurdoop gezet. Ik moest Pierre
Huyskens opvolgen als schrijver van de
voortreffelijke rubriek Omnium. Na een
tijdje zei mijn zwager: je doet het
aardig, maar je haalt het niveau van
Huyskens nog lang niet. Neem nou eens
dat verhaal van Volendam speler Dick
de Knoest Tol. Ik grinnikte: dank je.
dat was mijn eerste Omnium.”
En Theo Koomen herinnert zich uit
zijn Volskrant-tijd ook nog goed, dat hij
eens een gedichtje had gezet in een
Tour-Omnium. Zijn collega’s wilden eer
lijk zijn: het zijn leuke verhalen, maar
zet nou niet zo’n rijmpje in je Omnium.
Koomen grinnikte weer: vrienden, dat
gedichtje is van Bertus Aafjes. Ik zal
jullie kritiek aan hem doorgeven. Nu
zegt Theo Koomen: „Zo zie je maar dat
het om namen gaat. Zo ben je bekend
en kun je alles maken. Zo ben je een
jaar weg en niemand kent je meer. Ik
houd dat allemaal goed in de gaten. Ik
pluk de dagen momenteel wel. Ik zou
gek zijn, als ik dat niet deed.”
Ter verduidelijking: niet de grep
pels heten „links”, maar de golfbaan.
Handbal wordt minder uitvoerig
behandeld: „balspel waarbij de bal
Over zeilen en watersport in het
algemeen waren er veel meer boeken
dan over voetbal: een stuk of 40 bij
de Bijenkorf. De titels zijn nog veel
recht-door-zeeïger dan bij de voetbal-
boeken. Ik doe even een greep: „Wa
tersport”, „Wedstrijdzeilen op zee”,
door eene bodemlooze mand, onge
veer 2 M. boven den grond aan een
paal bevestigd moet trachten te wer
pen’. Voor zover ik heb kunnen na
gaan is de korf, ook toen hij nog een
ring was, nooit lager geweest dan 2,75
meter.
Conclusie: Wie schaakt wordt ge
acht zijn talen te spreken of: wie
schaakt hoeft niet te kunnen lezen,
alleen maar schaakdiagrammen te
kunnen ontrafelen. De boeken over
dammen waren alle in het Neder
lands, bovendien waren ze verre in
de minderheid: 18 tegen 5. Toch meer
een denksport voor de gewone man
dus.
soms zelfs merkwaardige omschrij
vingen van zaalsporten in Van Dale’s
groot woordenboek der Nederland
se taal. Zoals bijvoorbeeld Van Dale’s
omschrijving van volleybal: „Door
twee ploegen van zes spelers gespeeld
balspel waarmee zelfs grotemensen
zich wel vermaken, bestaande in het
heen en weer slaan van een bal over
een net”. Let op „zelfs” en „grote
mensen”.
Terug naar het antieke secretaire-
kastje. Theo Koomen verdwijnt bijna
met zijn hoofd in een la. Enigszins
omfloerst laat zijn stem, die zondag nog
de Zweed Claeson met adjectieven be
groef, uit de la weten: „Dit is de doping-
la.” Hij komt aanzeulen met stapels
om de
maar
niet aan toe. Ik krijg verzoeken genoeg
van uitgevers, zelfs om kinderboeken te
schrijven of portretten van sportslieden.
Ze denken ook: Koomen is in, vlug een
boek van hem. Laatst wilde een uitgeve
rij een boek van me, waarover is me nu
nog onduidelijk. Maar ik werk me niet
over de kop. Ik ben nog niet helemaal
de ouwe hoewel het goed gaat na
dat ongeluk van vorig jaar. Ik hou het
trouwens bij dezelfde uitgever. Daar heb
ik een vertrouwensrelatie mee opge
bouwd.”
Het gebruik van doping in de sport is
altijd een zaak geweest die zich af speel
de in de sfeer van obscure optrekjes,
van het wegmoffelen van mysterieuze
koffertjes, van het naarstig bedekken
van doorprikte dijbenen, van duister ge
smoes en geheim gekonkel .Uitzonderin
gen waren de eerlijke meningen van
coureurs of doktoren. Pas de laatste tijd
wordt zogezegd een sluier van de dijbe
nen weggehaald, maar het fijne (wat
een woord in dit verband) van het
dopinggebruik is moeilijk te achterhalen.
Koomen geeft het toe: „Het is een
heidense klus. Het is lastig. Ik ga dan
ook grondig te werk. Kijk maar naar al
mijn documenten. Ik durf te zeggen, dat
ik materiaal over doping heb, dat uniek
is. Dat is in heel Europa niet verkrijg
baar. Daar zijn o.a. geheime rapporten
bij, daar zijn onthullende en onthutsen
de gegevens over slachtoffers van do
ping, kijk, hier heb ik een Belgisch
proefschrift over doping met enorm ”eel
speurwerk, hier heb ik een Nederlands
onvoltooid proefschrift over doping. Ik
ga natuurlijk niet over één nacht ijs. Ik
laat alles controleren door deskundigen.
Ik maak er ook een menselijk boek van
met interviews met renners, die vertel
len hoe en waar ze het spul bemachtig
den en onder elkaar verdeelden. Het is
niet de bedoeling om er een sensatieboek
van te maken. Het wordt een gedocu
menteerd verslag. Als het goed is, komt
dat boek vóór september uit.” Theo
Koomen kijkt met een bedenkélijk ge
zicht naar de grote stapel, die weer
verdwijnt in de dopingla.
Waterpolo is van „waterbalspel”
(1924) geëmancipeerd tot „balspel in
het water, gespeeld door twee ploe
gen van zeven” (1970). Ook de kennis
van tennis is sterk gestegen tussen
1924 en 1970. Tegenwoordig weet Van
Dale dat er sprake is van een „soort
van balspel, meestal in de openlucht
op een baan van gemalen baksteen
gespeeld", waaraan wordt toegevoegd'
„tennis speelt men met rackets en
gummiballen: het doel is de bal zoda
nig in het veld van de tegenpartij te
slaan, dat deze hem niet kan terug
slaan”. In 1924 heette het in de Van
Dale nog: „eene soort van balspel in
de openlucht: het doel is den bal zoo
lang mogelijk in beweging te houden,
zonder dat hij den grond raakt”. Er
werd toen al 40 jaar getennist in
Nederland, Henk Timmer was al
kampioen geweest!
Wat de voetbalboeken betreft,
schijnt de schwung er een beetje uit
te zijn. Men raakt verzadigd. Hetzelf
de geldt voor boeken over schaatsen
en wielrennen, sporten dus die voor
namelijk passief worden ondergaan.
Boeken over zeilen, hengelen schaken
en dergelijke, waar de actieve sport
beoefenaars iets van kunnen meene
men, worden continu goed verkocht,
met een versnelling in de verkoop als
de Hiswa aan de gang is, of het
Hoogovenschaaktoernooi wordt ver
speeld.
Willen de uitgevers wat wijzer
worden van sportboeken, dan zullen
zij dus boeken moeten uitgeven waar
ook dg lezers (letterlijk) wijzer van
worden...
Trouwens, bij korfbal volstaat Van
Dale met: „balspel gespeeld door
twee partijen van 12 personen, waar
bij men de bal door een bodemloze,
aan een paal bevestigde mand, welks
bovenrand overal 3,5 meter boven de
grond moet zijn, moet trachten te
werpen". Het unieke van korfbal, dat
elk team uit zes heren en zes dames
dient te bestaan, wordt niet vermeldt!
knipselboeken, documenten en proef
schriften. Uit deze paperassenbrei plus
de eigen ervaringen, in vele jaren sport
journalistiek opgedaan, moet het boek
„25 jaar doping” samengesteld worden.
Een precair, om niet te zeggen duivels
werk wordt dat. Omdat ik zelf ook
nogal enige tijd langs de zelfkant van de
sport heb lopen snuffelen, ben ik zo vrij
Koomen te wijzen op het gevaarlijke
van zo’n onderneming.
met de hand voortbewogen wordt”.
Zou voetbal nu, vroeg ik mij be
nieuwd af, een balspel zijn waarbij
de bal met de voet wordt voortbewo
gen? Nee, voetbal, voetbalspel en
voetbalsport worden wel genoemd
maar niet nader omschreven. Dat
moet je maar weten, vindt dr. Kruys-
wijk (samensteller van de Van Dale),
en gelijk heeft-ie.
Wie ben ik om daar een vraagteken
bij te zetten? On troerend mooi (hoe
leg je aan een kind van vier jaar uit
wat golf is?) is de uitvoerige om
schrijving van het golfspel: „natio
naal balspel in Schotland, in onze
eeuw in andere landen algemeen
overgenomen. Op een terrein met
kort gras begroeid en door greppels
doorsneden („links” geheten) zijn van
9 tot 18 kuiltjes, benevens lage zand-
hoopjes. Nu moet een 60 g. zware
gummibal et zo weinig mogelijk
slagen van de ene kuil naar de ande
re gedreven worden met een eigen
aardige stok; deze kuilen zijn tot
500 m. van elkaar verwijderd”.
Koomen duikt chaotisch naar
schitterende antieke secretaire, graait
wanhopig in een paar laden en roept:
„Riet, waar is mijn intrigue-mapje?”
Koomens echtgenote grinnikt: „Tja, hij
was zo gelukkig met dit kastje. Nu had
hij het voor elkaar. Alle onderwerpen
geordend per la. Maar nu weet hij niet
meer in welke la hij dat ding gestopt
heeft.” Een triomfantelijke kreet. Mapje
terecht. Rust tijdelijk terug. Intrigues
bekeken. Beloftevol.
Voorlopig echter moeten de horror-
liefhebbers nog wachten, want KRO’s
Koomen is nog niet aan het publiceren
van dat soort werk toe. Hij heeft behal
ve „God bewaar me” (waartoe hij van
heinde en ver roomse geloofsbijver-
schijnselen krijgt toegezonden, de gekste
dingen en boeken) enkele andere libret
to’s op stapel staan. Daar is een soort
routineklus een nieuw schaatsboek,
den gewetensvol speurwerk een
boek over doping in de sport, en tenslot
te knetterend vuurwerk een boek
over de Gooise matras-society „Pas op,
ik geef rood.” Dat laatste onthullende
werkje, waarvan ik enkele hoofdstukken
mocht zien!, wordt pas uitgegeven, als
Theo Koomen de omroepwereld uitstapt,
dit mede op aanraden van zijn uitgever.
Theo Koomen loopt vol trots in zijn
nieuwe huis rond („als ik dit telkens
De hengelsport lijkt überhaupt een
sport te zijn die de fantasie wat meer
stimuleert, getuige boektitels als:
„Juist nu!”, „Vastslaan en vasthou
den”, „Haken en ogen”, „Een leefnet
vol”, „Voorbij de derde breker’,
„Man, ga vissen, zegt de dokter”,
„Met droge vlieg en nimf” en „Luie
dweilen, felle vechters”. Ik denk dat
hengelaars meer tijd hebben om over
een leuke titel na te denken dan
zeilers.
Met „God bewaar me” zal Theo Koomens religieuze verleden bin
nen afzienbare tijd uit Asch herrijzen. Verklaring van deze, ietwat
cryptische zin: Theo Koomen, sinds kort bewoner van een zeer fraai
landhuis in het Betuwse vlek Asch werkt aan een boek (de titel zal
worden: „God bewaar me”), waarin hij de randverschijnselen van
het katholieke geloof haarfijn uit de schaduw van de godslamp zal
halen. Voor degenen, die sportcommentator Koomen slechts kennen
van zijn emotionele toelichtingen bij sportbedrijvigheden als Tour
de France, schaatskampioenschappen of AjaxFeyenoord, wellicht
een wat vreemde zaak, die verklaring behoeft. Wel, onze razende
radio (en TV-) roeland nummer één, is een gevoelig mens, die uit
de schoot van de moederkerk is gevallen, maar er door zijn opvoeding
(moeder Grietje en vader Jaap) en opleiding (diverse seminariejaren
in Arcen) toch nog een soort sadistisch-mystieke banden mee onder
houdt. „Dat boek wordt mijn levenswerk”, monkelt Theo Koomen,
de schrijver, mij en passant zijn roomse hoekje tonend in de goed met
antiek gedoseerde kamer: Een bidstoel met het nummer 13, een uiter
mate fraaie prent met vrome leuzen en een collectantenzakje met
steel. Een koperen altaarschel en kandelabers elders in huis plus een
verzameling boeiende oud-roomse kerkliteratuur vullen de collectie
Vier uitgeverijen (uit Duitsland, Enge
land, Italië en Nederland Unieboek
hebben een samenwerkingsvorm ge
vonden om instructieve boeken en film»
te produceren op het gebied van de
watersport. Het kwartet startte met „Dit
is zeilen” van Richard Creagh-Osborne
(onder andere drie maal lid van het
Engelse Olympische zeilteam) en de be
kende Nederlandse zeilscribent Jaap
Kramer. Het is een kleurig geïllustreer
de zeilcursus opgezet volgens de concen
trische leermethode. De theorie is tot
een minimum beperkt. Drie films, cor
responderend met de drie delen van het
boek duur ieder een half uur
vullen de stof visueel aan. Men kan de
films op 16 mm en super 8 krijgen. Het
is allemaal heel leerzaam, maar het doet
utopistisch aan om zoals het boek
besluit te suggereren: je kan beter
vijftien boten voor een school aanschaf
fen plus deze zeilcursus dan een gym
nastiekzaal of sportveld bezitten. „Zelfs
als de kosten gelijk zouden liggen”, zo
schrijft men, „is het de moeite waard
om met schoolzeilen te beginnen”.
„De zeilsport”, „Zeilen", „Zeilen op
zee”, „Zeilen!”, „Leer zeilen”, „Dit is
zeilen”, „Het is fijn als je kunt zei
len”, „Spiertraining voor wedstrijdzei-
lers”. Het voordeel van zulke titels is,
dat er geen twijfel behoeft te bestaan
waarover het in de betreffende boe
ken gaat, terwijl je bij „Flitsend
nylon” nog aan pornografie kunt
denken, hoewel het in werkelijkheid
over vissen gaat.
Hockey hoef je niet te weten, dat
legt hij, namens meneer van Dale, die
immers op antwoord wacht, wel uit:
„soort van kolfspel, waarbij de spe
lers (twee elftallen) de bal door het
doel der tegenpartij moeten trachten
te slaan met een van onderen omge
bogen stok”. Ook honkbal krijgt na
dere uitleg: „slagbalspel in de open
lucht, gespeeld door twee negentallen
(slag- en veldpartij), waarbij de spe
lers aan een honk vrij staan”. Welke
spelers? De „honkmannen”? In de
Van Dale van 1924 werd voor honk
bal nog volstaan met: „een open
luchtspel voor den zomer”, dus we
gaan vooruit.
Basketball (in tegenstelling tot vol
leybal met twee I’s) is volgens Van
Dale: „Uit Amerika afkomstig balspel
dat vrijwel overeenkomt met korf
bal, maar in een zaal gespeeld
wordt”. Er zijn uiteraard grotere ver
schillen te noemen (aantal spelers,
afmetingen van het veld, puntentel
ling, hoogte basket) dan dat korfbal
buiten en basketball binnen wordt
gespeeld, te meer omdat basketball in
warme landen ook buiten wordt ge
speeld.
weer zie, weet ik, dat ik niet voor niets
hard gewerkt heb en misschien wel wat
roofbouw op mezelf gepleegd heb. Kan
ik over enkele jaren lekker gas terugne
men’’). Hij grijpt wat sportboeken uit de
kast met de naam Koomen erop: „Tien
jaar topschaatsen”, „Topschaatsen '72”*
„Op hoog niveau” (boek over de Olympi
sche Spelen in Mexico) en „Olympische
Spelen München” (een Duits-Nederland-
se coproduktie, waarop naast de naam
van Theo Koomen ook dde van Ben de
Graaf had moeten prijken. De Graf
moet het met kleine lettertjes doen aan
de binnenzijde).
„Die schaatsboeken” geeft Koomen
toe, „zijn geen echte boeken. Het zijn
chronologische schaatsverhalen, die je
erin vindt. Je moet ze ook niet als boek
beoordelen. Mijn uitgever (Luitingh in
Laren) zegt terecht, dat men over een
aantal jaren niet meer geïnteresseerd is
in de achtergronden van de verbroken
verloving van Schenk, maar wel in diens
tijden.”
Leo Zeef uit Schiedam heeft Hop
per in de Volkskrant opmerkzaam
gemaakt op enkele ontoereikende,
Ook de paardrijders hebben kenne
lijk al hun aandacht bij het mennen
nodig, want de titels van hun boeken
(die merkwaardig genoeg op één ta
feltje waren gezet met boeken over
katten, die toch geen grote rol in de
sport spelen, al zijn schakers weleens
gebelgd geweest over een vervaarlijke
zwarte kat die Aljechien als motief in
zijn trui had laten breien bij wijze
van psychologische oorlogvoering)
zijn ook bijzonder fantasieloos, al wil
ik graag een uitzondering maken
voor zulke romantische titels als
„Koning volbloed” en „Van de poesta
wil ik dromen....”.
„God bewaar me
Veel boeken over voetbal waren er
verhoudingsgewijs niet. Ik telde er
negen, waarbij aangetekend dient te
worden dat de Bijenkorf geen aan
spraak maakte op volledigheid. Wat
me weer eens opviel was, dat voet
balboeken over het algemeen recht
lijnige titels dragen: „Voetbal”, „Top
voetbal”, „Voetbalboek voor de
jeugd”, „De Ajacieden”, „Cruijff,
Hendrik Johannes, fenomeen”, „Voet
balsport als ideologie”, „Topclub
Ajax", „Topclub Feyenoord” en
„Voetbal” (sport voor iedereen).
slaat op een technische omroep term: pas
op, je uitzending gaat beginnen. Koomen
gaat in dit boek het een en ander
onthullen over allerlei zaken betreffende
het Hilversum-Bussum-fenomeen. Hij
vertelt over zijn avonturen achter zijn
microfoonoptreden. In elk hoofdstuk
vindt men krantenkritieken, die nergens
op slaan (zoals van Telegraaf-man Leo
Riemens die Koomens verslaggeving
kraakte, terwijl de goede Koomen niet
achter de microfoon zat maar in het
ziekenhuis lag, maar wist Riemens
veel.Theo Koomen zal pittige in-
orowdverhalen in zijn boek stoppen. „Ik
heb al zeven hoofdstukken klaar. De
uitgever vindt het schitterend. Die lag
bij het lezen blauw van het lachen.
Maar zei-ie: Theo, denk wel
consequenties. We wachten nog
met uitgeven.”
Tenslotte dan „God bewaar me”. Theo
Koomen heeft zich uit het roomse vel
geworsteld. Losmaken van zijn katholie
ke opvoeding kan hij zich niet. Dat is
gewoon een onmogelijke zaak. Dat leven
van de roomse blijheid, vaak een obses
sie, is een soort jeugdsentiment gewor
den, zoals van zo veel oud-roomsen. Met
bitterheid maar toch ook met een soort
heimwee terugkijken naar de ouwe
moeder de heilige kerk met zijn
vreemdsoortigste instituten en gebruiken.
Koomen heeft al heel wat oud-roomse
stuf vergaard. Het stroomde binnen na
zijn verzoek in „Van twaalf tot twee”
(van de KRO) om toezending van we
tenswaardigheden rond de randver
schijnselen van het katholieke geloof.
Het roomse hoekje van de Koomens
groeit en bloeit in Asch
iNWB.,
t J