Gerrit Komrij
Lucebert
IS GEBASEERD OP EXPOSITIE
Rainbow, de musical, die het gaat maken
TONEELNOTITIES
Voltooid-onvoltooide schets op astrologische basis
VULLEN MET POETSKATOEN”
„POEZIE IS IEMAND DE OREN
„EN MORGEN DE HELE WERELD”
F
A
Vraagteken
Tussentype
ZATERDAG 3 MAART 1973
Erbij
21
:ies
-
Wat doet
die
en leest:
JACK J. BROKAAR
S.K.
CORNETS DE GROOT LEGDE SIMON
VESTDIJK OP LITERAIRE WEEGSCHAAL
F.
en
?r-
lAL
C. J. E. DINAUX
In „Een nogal hoerig manifest”, het
stukje proza dat de bundel besluit, ver
schaft Komrij mij de mooiste aanbeve
ling van zijn bundel: „Nimmer heb ik
iets gezegd wat ik nu eens echt meende.
Ik heb de lezers altijd met een rijmend
kluitje in het riet van eigendunk ge
stuurd. Poëzie is iemand de oren vullen
met poetskatoen”.
„Eer plant men bomen op de weg
eer zal men kakken in zijn hoed
dan dat ik u mijn ziel blootleg
en zeg wat ik thans lijden moet.”
„als de dood voorbij is
zal ik stenen aandragen
om bij hen in te bouwen."
„Als je maar lang genoeg blijft zitten,
komt
het vast voorbij; hoewel, het is niet ze
ker.”
twee tegengestelde „gezichtspunten”, die
in verschillende werken in verschillende
verhouding tot uitdrukking komen, vóór
en na 1940.
den een antwoord vinden kon”. Gezien
tegen de aldus geschetste achtergrond
moest er wel een geforceerde schemati
sche indeling voor de dag komen.
10-
er-
>ot,
iet
de
iie
ied
?t-
'e-
*r-
K>r
ve
te
als
En na 1951? Vestdijk schreef nadien
zegge 24 romans, waarvan maar een
enkele terloops ter sprake komt. Zou
daarin geen enkele verdere ontwikkeling
bespeurbaar zijn? Zijn werk stond sinds
1951 buiten de tijd, constateert Cornets.
Inderdaad, hij experimenteerde niet met
vormen van poëzie en novelle. Was hij
daarom minder interessant dan Her
mans, Mulisch, Ivo Michiels? Er is in de
verticale ruimte waarin Vestdijk zich
bewoog een ontzaglijke ruimte en ont
zaglijke diepte. Toch wel interessant
de zeer gewaardeerde Cornets moet er
nog maar eens induiken.
(Onmenselijk Reiziger van Eijckmans,
Gaten in de muur van De Jong, en
Gedichten van Puls, zijn uitgegeven bij
U.M. Holland.)
Veel teksten uit dit boek zijn al eens
gepubliceerd. Nieuw zijn: „Psalm voor
nieuwe gelovigen”, „En morgen de hele
Jozef Eijkmans ziet het in „Onmense
lijke Reiziger” ook niet zo zitten. Hij is
Door dit soort uitspraken vind ik de
poëzie van Komrij zo de moeite waard.
In een vaak dreunend rijmschema, de
eerste regel op de derde, de tweede weer
Was het uitgangspunt hem te traditio
neel in de Vestdijkliteratuur, paste het
niet in zijn schema, ontging het hem hoe
essentieel deze „Sternstunde” van een
jeugd, hoe horoscopisch-beslissend als
men wil, deze jeugdervaring de trein
die vertrok, de hand die een afscheid
wuifde was en bleef? Ik moet daar
even bij stilstaan omdat het waarachtig
geen bijkomstigheid is en roep Vestdijk-
zelf tot getuige op: Mijn hele „kunste
naarschap” gaat” schrijft hij in no
vember 1943 aan Theun de Vries „b.v.
regelrecht terug op de Ina Damman-
ervaring, d.L de Beatrice-ervaring, d.i. de
Orpheus-ervaring”. „Ina” werd Idee, de
niet-gerealiseerde mogelijkheid. Prousts
gemankeerde avontuur met Mme de
Stermaria in „Le cóte de Guermantes”:
„Ce ne fut pas elle que j’amai, mais
plaatsgehad. Het heet „Ambleto” (Lom-
tientallen jaren de artistieke - bardisch voor „Hamlet”) en het is dan
ook voor een groot deel gebaseerd op
Shakespeare’s tragedie, al speelt het niet
in Denemarken maar in een fictief bar
baars rijk in het Noorden van Italië. De
meeste hoofdpersonen zijn aan Shakes
peare ontleend, maar heten nu Lofelia,
Polonia, Slaertes, enzovoort, en Horatio
waarop Cornets zich voor deze schets
eigenzinnig heeft vastgelegd.
VOOR DE TIENDE en waarschijnlijk de
laatste keer wordt dit jaar in Londen de
„World theatre season” gehouden. Finan
ciële moeilijkheden zowel als de slechte
gezondheid van de ondernemer, Peter
Daubeny, dreigen de voortzetting van dit
jaarlijkse evenement onmogelijk te ma
ken. Daubeny heeft in die tien jaar
(grotendeels voor zijn eigen rekening en
risico) 43 toneelgezelschappen uit 19 lan
den met ongeveer 150 verschillende op
voeringen in Londen laten optreden.
Het „World theatre season 1973” duurt
van 26 maart tot 30 juni en omvat
voorstellingen van de Comédie Franqaise
(met twee werken van Molière en Sha-
kespeare’s „Richard III”), het Wiener
Burgtheater (met Schnitzlers „Liebelei”),
de Spaanse Compania Nuria Espert (met
Garcia Lorca’s „Yerma”), het gezelschap
scheid in de rol van keizer Augustus in
Corneille’s tragedie „Cinna”.
De wereldpremière van het nieu
we stuk van Edward Bond, „The sea”
zal in mei in het Londense Royal Court
Theatre worden gegeven. Het werk
wordt aangekondigd als een blijspel
het eerste dat Bond heeft geschre
ven „maar dan wel een somber blij
spel”, wordt erbij vermeld. Evenals vori
ge stukken van Bond zal de opvoering
van „The sea” worden geregisseerd door
William Gaskill.
De in Italië hooggeschatte toneel-
en romanschrijver Giovanni Testori,
heeft na een lange periode van stilzwij
gen een nieuw drama geschreven, waar-
De Franse acteur Maurice Escan- van de première onlangs in Milaan heeft
de, die" vooral bekend is geworden door
dat hij
leiding van de Comédie Francaise heeft
gehad, is tachtig jaar oud in Parijs
overleden. Hij debuteerde bij de Comé
die Franïaise in 1918, klom daar op tot
de belangrijkste functie en verliet het
gezelschap pas in het voorjaar van 1971
om rust te nemen. Hij nam toen af
rijmend op de vierde, tovert Komrij
ons op een soms, „lullige” manier ge
beurtenissen voor die ons op een heel
speciale manier activeren. Zoals in
„Praalstoet:
Bij Uitgeverij Van Gennep te Am
sterdam is uitgekomen van Lucebert:
„En morgen de hele wereld”. Een zeer
speciaal boek waardoor we de gelegen
heid krijgen de dichter en de tekenaar
Lucebert naast elkaar te zien.
Schiller-prijs van de stad Mannheim.
Hij ontving de onderscheiding uit han
den van de burgemeester van Mannheim
tijdens een plechtigheid in het Nationale
Theater.
Zelfs globaal beschouwd is de indeling
in perioden, die Vestijks „weg” zouden
markeren, niet houdbaar. Al bij Cornets’
vertrekpunt (1934) plaats ik een vraagte
ken: was in dat jaar werkelijk „een
ontwikkeling” zichtbaar?” Vestdijk had
toen afgezien van een efemeer debuut
met een vers in De Vrije Bladen
(1926) twee dichtbundels gepubliceerd
en één novelle; „Vrouwendienst”, de
derde poëziebundel, verscheen eind 1934;
wat wel zichtbaar genoemd kan (en
moet) worden is de onmiskenbare identi
teit van deze dichter, die onlosmakelijk
verbonden was en bleef an die éne
„Schicksalstunde” van zijn jeugd, waar
uit Vestdijks eerste roman voortkwam,
„Terug tot Ina Damman” verschenen in
november 1934. Waarom komt deze inzet
van Vestdijks schrijverschap in Cornets’
schets nauwelijks terloops ter sprake?
De nieuwe musical van Galt
McDermot, de componist van „Hair”, is
een catastrofale mislukking geworden.
De opvoering van „Via Galactica” op
Broadway haalde maar zeven voorstel
lingen en leverde een verlies van bijna
een miljoen dollar op. Een van de
schrijvers van „Hair”, James Rado, heeft
meer geluk gehad. Als componist en
tekstdichter van de musical „Rainbouw”
waarvoor hij samen met zijn broer, Ted
Rado, ook het libretto schreef, behaalde
hij in een klein Off-Broadway-theater
een enorm succes. Volgens de New York-
se critici verdient „Rainbow” spoedig
van het Schauspielhaus Bochum (met
Hans Fallada’s „Kleiner Mann, was
nun?”), de Rideau de Bruxelles (met een
stuk van Guillaume Apollinaire, „L’en-
chanteur pourrisant”), het Stary Theater
uit Krakau (met een toneelbewerking
van Dostojevski’s „Demonen”), de Thea
tre Workshop Company uit Zuid-Afrika
(met „Umabatha” een Zoeloe-versie van
„Macbeth”), het gezelschap van de Ko
ninklijke Schouwburg uit Stockholm
(met Ibsens „Wilde eend”), twee reizende
Italiaanse gezelschappen en een Japans
No-theater.
visie voortkomende „vondsten”, zijn ver
kenning van andere, niet literaire ver
klaringsmogelijkheden, zijn ruimtelijk
buitentijdelijke perspectiefprojectie. En
de „misère” is dan de opvulling van de
spleten in het beeld. Allicht weet Cor
nets wel hoe ambivalent Vestdijk tegen
over de astrologie stond. Er zijn in
diens essays, in de brieven aan Theun de
Vries, in de na jaren door Vestdijks
vriend Theun „Hernomen konfrontatie”
(1968) uitspraken genoeg, die er geen
twijfel aan laten dat Vestdijks metafysi
sche inslag niet ontkwam aan zijn dua
listische skepsis, zijn voortdurende voor
behoud. Literair-historisch ligt zijn werk
dan ook grosso modo in het verlengde
van de lijn Montaigne-Stendhal-Proust.
Het is ook opvallend, dat woorden als
„verdomme” en „naaien”, er onmiddel
lijk uitspringen. Maar ze slaan nergens
op, dan op een burger die kwalijke taal
uitslaat. Cees de Jong zal best een
aardige man zijn. Hij kent Kouwenaar,
Wenseleers en Andreus, hij draagt ver
zen aan hen op. Maar de wijn waar hij
zo veelvuldig over schrijft bevat ver
moedelijk weinig alcohol. Een soort
pleegzuster bloedwijn, maar die is dan
in ieder geval nog versterkend zegt men.
Henk Puls schrijft veelvuldig over de
dood, maar een dood niet als het einde
van alle dingen, niet zinloos, maar met
uitzicht op: „Het onmetelijke zwijgen”
En daarna:
Bij de Uitgeversmaatschappij Holland -
Haarlem zijn in de serie „De windroos”
nieuwe bundels verschenen, onder ande
re van Henk Chr. Puls, Cees de Jong en
Jozef Eijckmans. De dichters zijn res
pectievelijk 35, 41 en 65 jaar oud. Een
vrij groot verschil dus, maar als men de
bundels bladerend doorleest, is daar wei
nig van te merken. Men weet al gauw
niet meer in welke bundel men leest. Ze
zijn eigenlijk verwisselbaar. De Jong is
misschien iets agressiever, maar als men
dan weet dat hij in Zuid-Afrika woont
„Vrijheid is zo vaag dat het
bijna niet bestaat, zelfs niet in een
kroeg”, dan denk je toch, wat zou hij nu
bedoelen.
Dat hij van zijn astrologische, „mystiek-
occulte” kennis (op grond van studie en
intuïtief verkregen) een vruchtbaar ge
bruik maakte bij zijn creatie kan even
min betwist worden als de betrekkelijk
heid die hij er kritisch aan toekende:
„hogere Spielerei”, dat is een typsich
Vestdijkse kwalificatie, waarvan het
spelelement even kenmerkend is als de
ernst van het „hogere”.
Maar ik vermoed dat Vestdijk wel
even geamuseerd geglimlacht zou heb
ben als hij bij Cornets had kunnen lezen
dat „zijn mensen worden opgezogen in
de dierenriem". Was dat de enige „boute
bewering” die Cornets met zijn vaak
apodictische betoogtrant ten beste gaf in
zijn studie „Vestdijk op de weegschaal”
(Serie Literaire Verkenningen, Sijthoff,
Leiden), dan zou een kritische lezer met
kennis van Vestdijk-zaken dat op de
koop van zijn boek toe nemen omdat
elke serieuze bijdrage tot het inzicht in
het levenswerk van een onzer geniaalste
auteurs welkom is. Cornets’ studie is
serieus, daar niet van. Maar Vestdijk
wordt in dit weegschaalexperiment wel
en bijna pijnlijk be-vest-igd op
het Procrustesbed van het schema,
naar Broadway te verhuizen en heeft
Basis van de uitgave is een vorig jaar
gehouden expositie in Galerie De Tor te
Amsterdam met als onderwerp: Geld
zucht. vraatzucht, geilheid, in woord en
beeld. Het is een goede gedachte ge
weest, om iedereen die de tentoonstelling
miste, nu kennis te kunnen laten nemen
van deze complete Lucebert; niet slechts
de literaire of de beeldende, maar de
geëngageerde kunstenaar.
is een Fransman geworden die de rein
heid, de liefde en de poëzie belichaamt.
Het hoofdtheam van het stuk is veran
derd in de revolte van een man die zijn
geloof aan God heeft verloren, een exi
stentiële twijfelaar wordt en tenslotte
zelfmoord pleegt uit afkeer van het
heersende onrecht en van zijn eigen
onmacht. Zijn rijk laat hij na aan zijn
onderdanen, niet uit goedheid of uit
geloof aan een socialistische orde, maar
uit de cynische overweging dat de nieu
we eigenaars elkaar wel zullen uitmoor
den. Een nieuw Milanees gezelschap, het
„Coöperatieve Theater” van de bekende
acteur Franco Parenti, heeft „Ambleto”
als eerste stuk gegeven en daarmee een
nieuw schouwburgje, het Theatro Pietro
Lombardi, geopend.
De Oostenrijkse toneelschrijver
Peter Handke is onderscheiden met de
Hij wilde in zijn periodenschema een
tegenstelling „tegen elkaar inzetten”, die,
afgzien van pahologische gevallen,
alleen in theorie als volstrekte contrac
tie geldt: die van „individualisme” en
„menselijke solidariteit”, van isolement
en sociale betrokkenheid, zeg desnoods
van „ivoren toren” en „engagement”.
Vestdijk, door Cornets de Groot geka
rakteriseerd als een „tussentype” (wat
een ieder is!) zou dan in de periode
1934-1940 individualistisch gericht zijn,
tijdens de bezettingsjaren tot een sociale
bewustwording zijn gekomen en van
1945-1951 beide standpunten tot een
evenwicht hebben gebracht: de weeg
schaal (de zodiakale Libra) in rust
standd.w.z. statisch....
Aan de hand van tot adstructie geko
zen teksten uit de jaren 1934-1951 (een
jeugdnovelle, drie essayistische fragmen
ten, vijf sonnetten uit de „Madonna met
de valken” en vier hoofdstukken uit de
roman „De dokter en het lichte meisje”)
tracht hij zijn lezer er dan van te
overtuigen dat zijn „tussentype” door de
oorlogstijd, en wat aan kamp- en cel-
ervaring voor Vestdijk daarmee verbon
den was, werd gedwongen tot een her
ziening van zijn „individualistische” hou
ding, wat hem niet belet om op diezelfde
concluderende bladzijde te noteren dat
het de vraag was „of Vestdijk zijn
vooroorlogse houding wezenlijk wijzig
de”. Zo neen en de commentator be
wijst in geen van zijn ingelaste beschou
wingen het tegendeel dan is er van
een synthese, een weegschaal-in-even-
wicht geen sprake, maar alleen van
Vergeet niet dat de z.g. individualisti
sche Vestdijk in 1935 „Else Böhler” pu
bliceerde, een roman met een beklem
mend bij de realiteit (en wat voor één)
betrokken einde, waarin Cornets waar
schijnlijk niet de uiting van „menselijke
solidariteit” onderkende omdat hij, niet
uit ervaring schrijvend, het er blijkens
zijn inleidende schets van het toenmali
ge tijdsbeeld ervoor hield dat de schrij
vers van Vestdijks generatie vooral
achterdocht koesterden tegen „het nieu
we op het stuk van massacommunicatie
(radio) en dagelijks comfort” en in het
besef „dat het verleden voorbij is”
epoche-bewust, noemt Cornets het
hun probleem zagen in de wijze waarop
„de persoonlijkheid op de omstandighe-
Onder de hedendaagse essayisten be
hoort R. A. Cornets de Groot tot de
interessantsten, daar is na het vijftal
bundels dat hij sinds 1966 deed verschij
nen en waarin hij zich deed kennen als
een onafhankelijk denkend, speurend,
oordelend en stylerend auteur geen zin
nige twijfel aan. „Ik verwacht van een
afwijkende aanpak een afwijkend in
zicht”, verklaart hij in zijn laatst-ver-
schenen opstellenbundel „Contraterrein”.
Al is dat nu niet zó’n afwijkende onder
stelling, Cornets heeft zichzelf niet te
leurgesteld. Hij liet zich niet door de
„Literaire methodisten” dresseren, hij
weigerde om over de stok van de
rationalistische „logica” te springen
waardoor het Westerse denken zich te
lang op straffe van geestelijke verschra
ling heeft laten drillen. De ongangbare
benadering van zijn objecten heeft hij te
danken aan zijn intuïtieve intelligentie,
een verkenningsorgaan dat zich door de
wetenschappelijk gecodificeerde wetma
tigheden niet de weg laat versperren.
Nauw verbonden met zijn astrologische
en „kosmisch-metafysische” inzichten
leidt dat inderdaad tot verrassende uit
komsten, al wordt de gelding daarvan
allicht bepaald door de aanvaarding van
zijn visie: de kosmische metafoor (waar
voor ik naar Comets-zelf moet verwij
zen, daarbij herinnerend aan de vaak
misplaatst geciteerde uitspraak van Goe
the, dat „al het vergankelijke niet an
ders dan gelijkenis is”).
Natuurlijk was Vestdijk voor Cornets
de Groot „gefundenes Fressen”. Hij kap
selde hem (juister: de negen zangen van
„Mnemosyne in de bergen”, de opera-
tekst „Merlijn” beide met Willem Pij
per als trait-d’union de romans „De
vijf roeiers” en „De Kellner en de le
venden”) dan ook zodiakaal in tot een
bundel merkwaardige perspectieven: „De
chaos en de volheid”, even aanvaardbaar
als aanvechtbaar. Dat is de „grandeur”
van Cornets’ werkwijze: zijn uit zijn
Telkens wordt er wat voorgeschoteld
waar je kletsend de hand op wilt slaan
en dan blijkt de slag in de lucht, ’t
Gekke is, dat hij mij doet denken aan
Piet Paaltjes, de romanticus-ongelukki-
ge-dominee uit de vorige eeuw. Gek,
omdat ik niet weet waarom eigenlijk.
Niet dat het hoeft natuurlijk. Steeds
worden er door Komrij koevoeten gezet
tussen de gevoelswaarde van het woord
en zijn betekenis, wat de merkwaardige
sensatie oplevert van splijtend hout, zo
als in „De vliet”:
wereld”, „Naar alle uithoeken gaan” en
„Drie teksten voor de volkstelling-affi-
che”. Sommige teksten zijn in hand
schrift en vormen zo met de tekeningen
een klemmend geheel, niet mooi, niet
verfijnd, maar ongelooflijk aanwezig,
schokkend en direct. Velen zullen dit
boek toch liever niet kopen, omdat ze er
geen behoefte aan hebben om gecon
fronteerd te worden met de schofterig
heid van de wereld der volwassenen, de
wereld der rijke landen, de blanken.
Anderen zullen het uit dehanden van
hun kinderen willen houden, want hoe
beantwoord je hun vragen? Hoe dan
ook, een boek om te bezitten.
„Nu ben je boos
dissonant
Daar aan de lijn, met pas gewassen
sokken?”
het grote kans een wereldsucces te wor
den. „Rainbow” is het verhaal van een
in Vietnam gesneuvelde Amerikaanse
soldaat, die door „de geesten van de
regenboog” uit de hemel naar de aarde
wordt teruggestuurd en daar allerlei
vreemde ontmoetingen heeft: met de
president van de Verenigde Staten en
zijn „first lady”, met Jezus, met Boeddha,
met nachtclubfiguren en met gewone
moeders en vaders. De muziek (er zijn
42 muzieknummers in het stuk) bevat de
meest uieenlopende elementen, van
„hard-rock” tot Weense operette en van
„country and western” tot de kerkgezan
gen van de Amerikaanse negers. Die
elementen zijn samengesmolten tot een
muzikaal geheel dat door de critici
„baanbrekend” wordt genoemd.
c’aurait pu être elle” en Cornets weet
hoe essentieel „de gemiste kans”, elk
niet-geleefd leven, individueel en in de
menselijke geschiedenis, in Vestdijks
oeuvre is.
de oudste, maar niet veel verder dan de
anderen: „steeds dezelfde nostalgie” lees
ik op blz. 25. Dat klopt voor de hele
bundel. Overal kom je het tegen. Maar
het blijft de nostalgie van Eijckmans en
verwonderd vraag je je af: Wat hebben
wij daarmee te maken? „Mogelijkheden
voor begenadigden”, blz. 51, zijn er ge
noeg, maar zie maar dat je erbij be
hoort. Daar zit hem de kneep. Dat wil
niet zeggen dat er in deze bundels geen
leesbare regels zouden staan, maar ze
verdrinken terstond in onwaarachtig
heid. Nergens is er sprake van oorspron
kelijkheid, nergens is er spanning. Re
dacteur Ad den Besten heeft noch de
dichters, noch de lezers met deze uitgaven
een dienst bewezen.
Het is duidelijk dat Puls er beter op
wil worden. En dat maakt deze poëzie
wat inconsequent, tot een soort domi
neespoëzie. De regels zijn netjes, ner
gens ontdek ik de „kramp” van een
wezenlijk dichterschap. Puls wil eigenlijk
het keurige leven behouden, is het niet
aan deze dan maar aan gene zijde van
het graf. Daabij legt het dichterschap
het loodje.
Onder de titel Tutti-frutti heeft Gerrit
Komrij een nieuwe bundel gepubliceerd
bij Uitgeverij De Arbeiderspers te Am
sterdam. Oorspronkelijk zou het een
herdruk zijn van een bundel uit 1968
„Maagdenburger halve bollen”, genoemd
naar de destijds befaamde burgemeester
van Maagdenburg, die zijn roem te dan
ken had aan zijn natuurkundige experi
menten. „Maar zoals dat gaat, er bleven
maar vier gedichten over voor zo’n her
druk.” Negentien gedichten en een stuk
je proza moesten worden toegevoegd om
een bundel te krijgen. Met het colofon
mee zijn er 64 bladzijden, maar 17 ervan
zijn absoluut leeg, soms aan beide kan
ten. Of dat nu opzet is of niet, het
harmonieert aardig met de slotregel, de
twaalfde van het vers: „Gedicht” dat
luidt: „De twaalfde is van niets de
slotconclusie”, waarmee Komrij zijn
waardebepaling van poëzie blootlegt.
Volledig in tegenspraak met het ope
ningsgedicht „De zwijgzaamheid” waarin
Komrij juist stelt: