Persmuseum: ruim
drie eeuwen nieuws
AMSTERDAMSE HAVEN GEEFT MOED NIET OP
Mevrouw „Paprika
staat er alleen voor
o
Lokale TV moet als dorpspomp fungeren
DE ONVERVALSTE zeebonken
in het Amsterdamse kamp rammen
zich nog wat voorzichtigjes op de
borst, maar zeggen toch optimis
tisch: „Het trekt weer aan”. Ze wij
zen op het feit dat Rotterdam niet
meer dan een haven met een stad
is en Amsterdam toch maar een
stad met een haven. Alleen, wat
schiet je daar nu mee op als er in
het westelijk havengebied 500 hec
tare industrieterrein al jaren voor
uitgifte klaar ligt? Ongetwijfeld
het duurste stukje woestijn ter we
reld, waar volgens zwartkijkers al
leen nog de kamelen aan ontbreken.
De hoop in het Amsterdamse kamp
is gevestigd op de voorhaven bij
TJmuiden, want dan zo wordt
betoogd zal alles anders worden.
t
d
r
f
a
d
r
•v
d
c
I
c
ONDER REDACTIE VAN ROLF STALLINGA/
I..
Miljoenendans rond een
woestijn
ER
NOS-je in de
Bijlmermeer
EEN HEEL andere vraag is hoe de
kabelstations de kosten kunnen opvan-
Kortom, het KNSM-devies „Wie zee
houdt, wint de reis” moet de fakkel in
de Amsterdamse haven brandend hou
den en het eindeloze geduld waarmee
ook de stadsbestuurders over de kale
landstrip naar de IJmond turen, recht
vaardigt het vermoeden dat ook zij dat
streven niet gauw prijs zullen geven.
ZELF SLOFT ze nu het vuur uit haar
schoenen om alle inkopen, de admini
stratie- en belastingrompslomp te doen
een
naar
ii3 v”
iiF 1® t
Sindsdien is er echter veel veranderd.
Paprika is nog steeds een erg gezellige
en goede eetsalon, maar de bruidsmaal-
tijd is op het menu vervangen door een
Zevenburger en de eigenaresse staat er
nu vrijwel alleen voor.
Judith (aangesproken met het meer
zangerige „Joedika”) Hollay-Brudy. In
1956 tijdens de Hongaars opstand met
haar man een ingenieur die hier niet
aan de slag kwam en zoon naar
Nederland gevlucht en daarna hard aan
een zelfstandig bestaan bouwend.
„Mevrouw Paprika”, zoals men haar
in de buurt al gauw noemde, werd
restaurantière. Een vak dat haar overi
gens al met de paplepel was ingegoten
door haar grootmoeder, die aan de Bala-
tonmeren een hotel-pension dreef. In die
tijd moest ze haar aandacht verdelen
tussen de paprika en de artistieke plan
ken van de Opera in Boedapest, waaraan
haar vader als regisseur was verbonden.
Hoe is dat persmuseum ontstaan? Te
gen het einde van de vorige eeuw kwa
men enkele scribenten tot de droevige
ontdekking, dat er zo weinig over histori
sche kranten te vinden was. Toch duur
de het tot 1903 voordat dr. Waalwijk,
directeur van het Nieuwsblad van Ne
derland, een aantal collecties in huis
haalde met de bedoeling ze te exposeren.
Maar hoe gaat dat, journalisten zijn
geen archivarissen en er gebeurde wei
nig. In 1915 kwam er een stichting die
daar de nodige verbetering in bracht.
er een bevolkingsgroep commentaar op
laat geven.”
Hij vervolgt: „Ik ben geneigd De Lob
te zien als een Bijlmer Nos-je. Je moet
in opstelling en beleid een beetje neu
traal zijn.” Dat neemt niet weg dat de
tv-amateurs ook in de komende stille
maanden al in de ether zullen komen
ils de sociale toestand dat noodzakelijk
maakt.
HET FEIT dat het gunstige rapport
over Euromin opvallend weinig stampij
heeft veroorzaakt geeft de burgers aan
het Prinsenhof in dit opzicht moed,
maar aan de andere kant mokt men nog
na over de afgedwongen afgang van
Progil. „In Rotterdam was die zaak met
een hamerklapje afgedaan”, verzekerde
me een havenfunctionaris.
Het acquisitiebeleid blijft een moeilij
ke zaak en een verzoek om daarover
met wethouder Bootsma een gesprek te
voeren, werd als zijnde „niet opportuun”
Om het museum ook voor het grote
publiek aantrekkelijk te houden worden
er regelmatig tentoonstellingen gehou
den, die gericht zijn op een bepaalde
periode of gebeurtenis. Ze worden verle
vendigd door politieke spotprenten,
waarvan er alleen al 2.000 van Albert
Hahn in bezit zijn.
HET IS alweer een jaar of negen
geleden dat ik er, in lieftallig gezelschap,
kort na elkaar een bruidsmaaltijd kreeg
voorgeschoteld die iets betoverends had.
Waarschijnlijk doordat de ober er eerst
de vlammen aan liet likken. Dat was
nog in de tijd, dat er in het Hongaarse
restaurant Paprika in de Leidsekruis-
straat vier meisjes in de keuken stonden.
namelijk wel zien wat het voor het
achterland betekent om grote schepen te
zien varen. Ik krijg enthousiaste brieven
uit de hele wereld van mensen, die dat
dolgraag zouden zien”.
Zo’n gedachte doet het nog erg goed
in de haven en men ziet met welgeval
len, dat een Indonesische reder een boot
met Zweeds hout op Amsterdam heeft
gezet, dat de Amerikanen wat meer
belangstelling vertonen en dat er in de
hoek van het passagiers- en container
vervoer toch zaken kunnen worden ge
daan.
Het „museum” zat toen nog in het
Korenmakershuisje aan de Nieuwezijds
Voorburgwal. Via de Keizersgracht be
landde het pas in 1960 op het huidige
adres, nadat de universiteit van Amster
dam het in haar armen had gesloten.
afgewezen. De top van de gemeentelijke
dienst Haven- en Handelsinrichtingen,
een club van 400 man, verhelderde deze
weigering door de stelling dat enkele
uiterst belangrijke zaken nog in discus
sie zijn.
Een van die zaken is het nog onzekere
voornemen van de regering om de selec
tieve investeringsheffing door te voeren.
Een stap, waarop Amsterdam bij voor
baat al ongewoon fel heeft gereageerd,
omdat de arbeidssituatie in de regio
hierdoor nog meer zou verslechteren en
de fabriekspijpen langs het Noordzeeka-
naal waarschijnlijk helemaal weg zou
den blijven. Zelfs de komst van Euro
min, erg belangrijk omdat het een hele
boel na een hele tijd niets is, zou in dat
geval volledig op losse schroeven komen
te staan. Men stelt overigens, dat het
afremmingseffect er al heel duidelijk is.
RESTEERT het verdriet over de oppo
sitierol, die vooral Velsen zich in de
voorhaven-kwestie heeft aangemeten.
Wim Kubbenga van de vereniging De
Amsterdamse Haven laat zich hierover
ontvallen: „Ik begrijp dit niet. Het
zelfde Velsen dat toch Hoogovens aan
zijn boezem heeft gedrukt, kan er alleen
maar economisch voordeel bij hebben.
Het trekt toerisme en recreatie. Je moet
en tijdig de gasten te kunnen ontvangen.
„Vooral dat uitladen van alle spullen is
zwaar werk, maar gelukkig roept de
bloemenkoopman om de hoek meestal
wel: mevrouw Paprika, zal ik een hand
je helpen?” aldus Judith, die er trots op
is dat zij ondanks alle energie Amster
dams enige Hongaarse restaurant toch
maar mooi overeind weet te houden.
DE KOGEL is door de CRM-kerk
maar toch zal het nog wel een tijdje
duren, voordat de bewoners van de Bijl
mer regelmatig hun „eigen” programma
op de buis kunnen bekijken. Dat is
onder meer een gevolg van het feit, dat
het Amsterdamse stadsbestuur volslagen
verrast is door het besluit van de demis
sionaire minister Engels om de Bijlmer
in te delen bij de zes plaatsen, waar
men voor twee jaar met kabeltelevisie
mag experimenteren.
Het is er allemaal terug te vinden en
mevrouw Esther Cohen kan daar boei
end over vertellen. Zij heeft de dagelijk
se leiding van het Nederlandse Pers
museum, dat met het Instituut
voor perswetenschap en de Nederlandse
Persbibliotheek in één gebouw zit en
waar ook nog eens het universitair se
minarium van de leer der communica
tiemiddelen een plaatsje heeft gekregen.
ZIJN lieden die zich afvragen
waarom de hoofdstad maar zand is blij
ven spuiten en Bootsma’s tegenspeler
Martini, het D’66-raadslid, merkte in dit
verband schamper op dat het alleen
maar geldverkwisting is „omdat de rest
vanzelf wel vol waait als de Houtrak-
polder nog enkele jaren braak blijft
liggen”.
Vooral het tot dusver gevoerde acqui
sitiebeleid, tenslotte is men al tien jaar
met het westelijk havengebied bezig,
wordt om de haverklap aan de schand-
Hoe is de situatie? „Matig tot
slecht”. oordeelt Ton van Doormaal, op
bouwwerker en één van de mannen
achter de vorig jaar opgerichte stichting
De Lob, die tot dusver alleen dank zij
een surplus aan enthousiasme en knut-
selkunde de Bijlmerianen vier tv-pro-
grammaatjes heeft kunnen voorschote-
Mevr. Cohen vertelt dat het doorgaans
„serieuze” mensen zijn, die de leggers
napluizen maar dat ze aan de andere
kant toch ook de idiootste dingen mee
maakt. „Laatst kwam er een meneer”,
zegt ze, „die vroeg: kunt u voor mij
nagaan wanneer er in de vorige eeuw
een schip van de Holland-Amerikalijn is
vergaan? Weet u, mijn grootvader zat
ook op dat schip en waarschijnlijk is dat
de Vliegende Hollander.
Ingewijden weten te vertellen dat die
voor de komst van 225.000-tonners zo
onmisbare buitenhaven er zeker zal ko
men en dat het alleen een kwestie van
tijd is. Ze zeggen ook bewondering te
hebben, dat het stadsbestuur niet in
paniek raakt en de dure grond voor „een
appel en een ei” verkwanselt. Geduld is
alles voor de Amsterdamse haven, want
de tijd zal komen dat alle andere Euro
pese poorten vol zitten en de „captains
of industry” hun, uiteraard schone, fa
briekspijpen op de zuidelijke oever van
het Noordzeekanaal zullen neerzetten.
Die tijd lijkt echter nog ver weg en er
zijn ongeduldige mannen in de gemeen
teraad, die levensgrote vraagtekens ach
ter deze filosofie plaatsen. Was het twee
jaar geleden immers niet zo, dat er van
achter de collegetafel nog triomfantelijk
kon worden betoogd dat het aantal be
drijven, waarmee werd onderhandeld,
een veelvoud bedroeg van de plaatsings
mogelijkheid in de mammoet-zandbak?
Tot op heden is daar bitter weinig van
gebleken en de degenpunt van wethou
der Jan Bootsma, die met de economi
sche zaken van de stad ook de haven
beheert, is door de steekspellen op twee
fronten Den Haag en de milieugevoe-
lige raad heel wat botter geworden.
paal genageld en het argument, dat de
grootste zondebok in Den Haag zetelt,
wordt niet in alle kringen voor zoete
koek aangenomen. Men stelt zich alles
voor, men is alles van plan maar er
gebeurt niets, is het verwijt. Wethouder
Bootsma stelt daar weer tegenover dat
krantekoppen als „Eurominraffinaderij
voor Amsterdam stinkende noodzaak” de
voor een aardige entree bij het bedrijfs
leven zo onmisbare goodwill lelijk on
dermijnen.
Een ander probleem is dat men in het
aantrekken van zware petrochemische
industrie altijd de dynamo heeft gezien,
die de motor van het Noordzeekanaalge-
bied een regio die door onderlinge
concurrentie tussen de gemeenten erg
verdeeld is op gang moest krijgen.
Die filosofie is er nog wel, maar wordt
in verklaringen naar buiten danig afge-
zwakt om de „milieu-fatsoensrakkers”
ni,et al te zeer meer tegen de haren te
strijken.
DAT ARTISTIEKE heeft de tempera
mentvolle Hongaarse meegenomen naar
Amsterdam, zij het dat het sinds 1960
toen het restaurant open ging meer
op het culinaire vlak kwam te liggen
De laatste tijd wordt ze echter achter
volgd door tragische tegenslagen. Behal
ve het feit, dat het „goede publiek” hei
niet alleen rossiger doch ook onveiliger
geworden Leidseplein ging mijden, over
leed een half jaar geleden eerst haar
moeder en daarna haar man.
„Dat was een klap”, aldus Judith dir
zich echter niet liet ontmoedigen („er is
voor mij geen alternatief”) en de zaak
moderner inrichtte om aan de eisen var
het veranderde horecapatroon te vol
doen.
Toch zegt ze: „Mijn publiek is uitge
storven. Het zit nu in een chalet in
Zwitserland of ergens anders. Tien jaar
geleden kwamen ze bij een kerstdiner in
smoking en avondtoiletjes, maar dat is
voorbij. De laatste keer kwam er een
jongeman met blote borst binnenstappen
en ik kan het financieel niet opbrengen
dat ik ’m weiger. Maar wat wil je als
Rod McKuen op tennisschoenen op
treedt?”
Daarom moet lokale tv de functie van
een dorpspomp hebben. Het probleem is
alleen: hoe krijg je dat marktpleinachti
ge In deze vrij dooie stad terug?”
Volgens hem kan dat alleen door erg
veel informatie te brengen over het
Wijkgebeuren, maar daarbij ontstaat een
ander probleem. „Dit vraagt een andere
manier van kijken en de mensen zijn
bedorven door de prachtige, afgelikte
plaatjes die uit Hilversum komen. We
moet voorkomen dat de knop wordt
omgedraaid. Maar hoe maak je iets inte
ressant en hou ie het toch lokaal?”
Niettemin werkt de controlerende rol
van de gemeente in het kabel-tv-spel
'net wel in de hand, dat het „Hilversum”
van de Bijlmer bij al te kritische gelui
den wel eens op een stekelig matje zou
kunnen worden geroepen.Aan de andere
kant: je weet het maar nooit. De „stad
van de toekomst”, waarvan een kwart
van de be”olking iaarljks naar elders
vertrekt en waar de meeste niet-Am-
sterdammers wonen, is immers een pro
bleemgebied.
Bij de andere kranten is dat niet het
geval. De eerste nummers zijn er, extra-
edities en triest genoeg ook de
laatste uitgaven. Die beperking heeft het
museum, waar directeur Couvé van het
Frans Halsmuseum ooit eens is begon
nen, zich opgelegd omdat het anders alle
Amsterdamse pakhuizen voor de opslag
nodig zou hebben gehad.
Promotion van de vereniging De Am-
sterdamsche Haven in het Engelstalige
Nederlandse tijdschrift „Holland He
rald”, waarin op de industriële mo
gelijkheden wordt gewezen.
Hoe zijn de reacties tot dusver ge
weest? „Dat is moeilijk te peilen. We
hebben een onderzoekje gedaan en daar
kwam een erg verward beeld uit. Het
varieerde van ontzettend leuk tot waar
deloos. Bij de laatste uitzending over de
parkeergarages haalden we echter een
frappant hoge score.”
Over het programma zegt Van Door
maal: „Het zit meer in de motivering,
waarmee je dit doet. De Bijlmer is een
vreselijk introvert gebied, waar prak
tisch geen ontmoetingsplaatsen zijn en
het gewoon een dooie boel is. Daarbij
komt nog de merkwaardige bevolkings
samenstelling. Het is hier niet vanzelf
sprekend dat je je buurvrouw kent.
WE HEBBEN ze niet allemaal voor u
geturfd, daar aan de Oude Turfmarkt
151, maar toch liggen er tenminste een
paar honderdduizend kranten keurig ge
rangschikt opgeslagen. Het nieuws van de
laatste 350 jaar omvattend. Wist u dat
de vrijheid van meningsuiting in 1795
nog zover ging, dat de courantiers een
pak slaag konden krijgen als ze kritisch
over de regering schreven en dat er
ruim een eeuw geleden al geklaagd
werd over het volstrekte gebrek aan
openheid bij de overheid?
gen nu minister Engels heeft gedecre
teerd dat de commercie niet mag mee
doen. Het eerste jaar betaalt CRM, maar
wat dan? De bevolking moet dokken,
aldus Engels.
Van Doormaal: „Ik ben wel teleurge
steld over de profijtachtige manier,
waarop dit is opgezet, maar ik kan me
een vorm voorstellen waarmee je dit
kunt financieren. Ik denk hierbij aan
allerlei organisaties, ook de overheid, die
de bevolking willen bereiken. Dat bete
kent dat als de dienst Volkshuisvesting
of voorlichting een ei kwijt willen, dal
zij dit voor de camera kunnen leggen.
Het is aan de redactie om te beoordelen:
wat doe je ermee? Het kan zijn dat je
BROER JANS komt de eer toe in 16U
de eerste Nederlandse krant te hebben
gemaakt. „Tijdingen uit Duitsland en
Italië” heet hij. De eerste exemplaren
liggen evenwel in Stockholm, omdat
daar gevestigde Nederlandse kooplieden
er kennelijk erg zuinig op waren. Maar
de wat later verschenen Onrechte Haar-
lemsche Courant heeft het heel wat
langer volgehouden. Esther Cohen: „Als
mensen hier komen om oude familiebe
richten te zoeken, geven we ze altijd de
Oprechte want daarvan hebben we de
complete collectie”.
En ook op het Prinsenhof beseft men
heel goed dat, als de Bijlmerianen echt
met de botte, betonnen bijl gaan hakken,
er wel iets aan de hand moet zijn. De
parkeergarage-rellen illustreren de soe
pelheid van het bestuur in zo’n situatie.
Dat is allemaal alweer een jaar geleden
en er is nog steeds geen oplossing in
zicht. De bewoners betalen inhi««‘»n nog
geen cent en we hebben horen fluiste
ren, dat de kostprijs van een autoplaats
de gemeente maandelijks op 110 gulden
komt.
len. In één geval vond de uitzending
plaats vanuit een gekraakte ruimte.
Ton van Doormaals misgenoegen over de
houding van het gemeentebestuur houdt
verband met de „dikke mist” rond het
Prinsenhof als De Lob iets wilde en
voorts met de ruime bedenktijd, die
wethouder Brautigam thans heeft ge
vraagd om te beslissen of de stichting al
dan niet gemachtigd wordt te zenden.
INTUSSEN wil het tv-clubje gewoon
doorgaan en de inrichting van een studio
is daarbij het eerste punt. Bij de eerste
uitzendingen was het improviseren ge
blazen en kon slechts een klein publiek
worden bereikt. Volgend jaar hoopt men
zover te zijn, dat door het doorkoppelen
van de centrale antenne-secties 12.000
van de 24.000 bewoners op kanaal 2 kan
afstemmen.
r
s
1
z
8
n
s
o
d
v
I
1
8
t
t
e
B
k
r
z
I
I
8
1
z
,1
e
- Stóft'
I
Vil
IH.L