Opticienne
vlak bij de
Himalaja
WW
CU
rs
Electroden
Zorgen
Nacht op stoel
Beledigingen
liste
Nieuwe taak
NV
en
b.v.
de zolen openbonsten”.
„Ze duwden met veel kracht iets ik weet niet wat
tegen mijn voetzolen. De pijn was niet te harden. Later
hoorde ik dat het een middel was om te voorkomen dat
op-
olaats
tLEM
ik:
>n en
ingen
133,
jIs-
Het Nederlandse Tweede-Kamerlid Piet Dankert
van de Partij van de Arbeid heeft in Parijs een
voor de Raad van Europa in Straatsburg bestemd
rapport over „Schendingen van de Europese con
ventie voor de mensenrechten door Turkije” toe
gelicht. Hierbij een reportage van zijn hand over
martelingen in Turkije.
Laten we hem maar X noemen, of drs. X misschien,
want het gaat tenslotte om een intellectueel, een man
die zijn talen spreekt. „X omdat hij een Turks intel
lectueel is van wie het na één keer martelen niet nog
eens een keer hoeft. Het relaas dat hij me op een hotel
kamer in Ankara deed, het ware verhaal, is iets bij
geschaafd, om X ook X te kunnen laten blijven. Het
blijft er niet minder waarom.
1
Kjte
■1®
1<F
pe-
TURK WERD ZWAAR GEMARTELD
OMDAT DEZOEK VERDACHT WAS
en
oor
lor
es:
uti-
irif-
PIET DANKERT.
Gezichtsvermogen terug voor twee kwartjes
hier
voor
ANS v. d. HAM
dd.
week.
huwde
van
i En-
talen
de
en
Daarna bevestigden ze elektroden aan
de tenen van mijn rechtervoet en de
i B.V.,
l. Tel.
ige
ior-
verwaarloosde injecties, dk>or onwe
tendheid, soms door pokken of lepra
of door trachome, een kwaadaardige
aantasting van het slijmvlies.
„Veel van die kwalen zijn met
eenvoudige hulpmiddelen te verhel
pen. In zo’n land is de oogheelkundi
ge dienst een heerlijke afdeling, om-
In vergelijking met andere delen
van India is de Poenjab betrekkelijk
welvarend. De mensen zijn vooruit-
»n met
chrijf-
sarlem
Bloe-
i.
de toedracht
van de drie
in zijn flat
strevend en leergierig en vooral de
Sikhs, een hindoesecte, staan open
voor moderne gedachten. Maar on
danks dat wordt er toch nog veel
honger geleden.
vingers van mjjn rechterhand.
Het deed niet echt zeer, je voelde je als
een dode vis. Maar je moest wel
schreeuwen, het was net Tarzan. Ik zei
bij mezelf dat het al met al niet zo’n
verschrikkelyke ervaring was, al was het
dan een erg onprettige. Het was moeilijk
voor me een oordeel te hebben over de
intensiteit van de pijn- Ik weet ook niet
welke stroomsterkte ze op mij hebben
toegepast. Het kan best zijn dat ze bij
anderen veel verder gaan.
Terwijl de stroom aanstond, werd ik
ook geslagen, waarschijnlijk om de pijn
te verhevigen. Daarna plaatste men een
soort stok over mijn benen en deed men
iets op mijn tenen. Ik weet echt niet
wat het was. Vervolgens dwong men me
op te staan, te rennen en in het water te
springen. Ze dreigden me met van alles
en nog wat, zodra ik tekenen van moe
heid vertoonde. (Dat springen in (zout)
water is om te voorkomen dat de voeten
gaan zwellen).
Aan het begin van deze martelseance
hadden ze me alle metalen voorwerpen
die ik op me droeg af genomen: een
polshorloge en een ring. Toen het mar
telen afgelopen was, kreeg ik mijn hor
loge terug en een officier schoof heel
zorgzaam de ring aan mijn vinger. Ik
stond op. Bij de deuropening riep de
leider van mijn groepje martelaren, een
kolonel, tegen een van zijn onderge
schikten „Breng me een klein mesje om
zijn voetzolen open te snijden en wat
zout om de wonden mee in te wrijven”.
Na enige ogenblikken stilte antwoordde
een jonge stem: „Het spijt me, maar we
hebben alleen slagersmessen”. Mijn mar
telaars barstten in lachen uit. Het was
alleen maar de bedoeling geweest me
helemaal van mijn verhaal te brengen.
De kolonel zei: „Goed, laat maar”
„Onze bijzondere zorg ging uit naar
de melaatsen, die je ook in de Poen
jab, net STS th eTR ander tropisch
land, veel aantreft. Het nare is dat in
die landen de lepra leidt tot sociale
verachting; de patiënten zijn daar
door moeilijk bereikbaar en voor de
oogheelkunde zie je ze vaak pas in
een gevorderd stadium”, zo vertelt zij
nuchter.
Ze zegt er niet bij hoeveel zelfo
verwinning ervoor nodig moet zijn
om voor een geschonden en aangetast
gelaat waarvan de normale steunpun
ten zijn weggeteerd een bruikbare
bril te ontwerpen, waarmee stumpers
die het gewone gebruik van hun
ledematen al missen ten minste nog
het licht van de ogen wordt terugge
geven.
„Als je de westerse medicijnen los
maakt van het christendom, werken
ze niet meer, heeft mij eens een
professor uit India gezegd. Over zo’n
uitspraak moet je wel even naden
ken. Het woord „dienst” is met ons
maatschappelijk denkpatroon zo sterk
vervlochten, dat we niet meer stil
staan bij de letterlijke betekenis. Als
je een poosje uit dit land weg bent
geweest, valt je bij terugkeer een
toenemend materialisme op bij een in
gelijke mate afnemend christendom.
Ik vrees dat men daarmee op een
gevaarlijke weg is geraakt. Als het zo
doorgaat zijn we hier over 50 jaar
met de gezondheidsdienst net zo ver
als in een ontwikkelingsland, zij het
dan in wat weelderiger omstandighe
den. Men doet alleen wat omdat er
voor betaald wordt en het woord
dienst wordt een uitgehold begrip”.
Dit zegt Ans van der Ham, die
geïnspireerd door haar (gereformeerd,
christelijke overtuiging, vier jaar als
opticienne heeft gewerkt in een zie
kenhuis in Ludhiana in de Poenjab
een landstreek van India aan de voet
van de Himalaja. Ze heeft daar een
groepje jonge opticiens opgeleid, die
nu in staat zijn de grote oogheelkun
dige afdeling van het ziekenhuis te
bedienen. Oogziekten komen in tropi
sche landen veelvuldig voor. Staar is
er een gebruikelijke kwaal, maar an
dere oogziekten worden veroorzaakt
door gebrek aan vitamine A, door
Toen de opleiding van de jonge
opticiens voltooid was, werd Ans van
der Ham naar Nederland teruggeroe
pen om zich voor te bereiden voor
een nieuwe taak in een ander ont
wikkelingsland. Zij heeft in die tus
sentijd enige maanden gewerkt in de
optiek van haar broer in Bergen op
Zoom om voor haar nieuwe opdracht
uitrusting te kunnen aanschaffen.
Om nog onafhankelijker te kunnen
werken, heeft zij in de Nederlandse
Focusslijperij in Amsterdam de kunst
van het slijpen van samengestelde
We werden eerst naar het militaire
hoofdkwartier gebracht, maar we waren
daar nauwelijks binnen, of we werden
weer in een auto gezet die ons naar het
politiebureau bracht. Daar moeste we, in
de criminele afdeling, de nacht door
brengen. Iedereen was uitermate beleefd.
De volgende ochtend werden we naar de
politieke afdeling gebracht, een etage
hoger, waar foto’s van ons genomen
werden.
Na de fotograaf kwamen we in een
lange, donkere gang. Daar zag ik voor
het eerst sinds lange tijd „Y”, een oud-
medewerker van me, een briljante
knaap. Ik wist dat hij vier a vijf weken
geleden was aangehouden. Hij zag er
moe uit; hij leek er slecht aan toe te
zijn. Bewakers verhinderden me een ge
sprek met hem aan te knopen.
Die zelfde dag zag ik ook een jong
meisje, dat uit onze groep gehaald werd
en naar beneden werd gebracht. Kort
daarna hoorden we schreeuwen, gebrul.
Toen ze weer boven was, bleek dat zij
het was die zo geschreeuwd had- Het
was erg warm in die tijd van het jaar,
maar dat meisje had het koud, ijskoud,
*n ik leende haar mijn pullover.
In het politiebureau moesten we zitten
en slapen op ongeveer twee meter lange
banken, twee man per bank. Aan die
„Doordat we een christelijk zieken
huis waren, hadden we veel contact-
met de Indiase christenen en vooral
met de christen-jongeren. We ont
moetten ze vaak in clubs en uit de
gesprekken bleek dan dat ze vooral
christen waren omdat ze daardoor in
het zadel waren geholpen. In zulke
gevallen moet je proberen er inhoud
aan Te geven, want met een uitslui
tend materialistische mentaliteit kan
geen ziekenhuis functioneren,
niet en in India niet”, zegt ze.
Een vertrouwd straatbeeld in de grote
steden van Turkije: Patrouillerende
militairen die altijd wel ergens vijanden
van het regime vermoeden.
genheid aanbood, meldde zij zich aan
bij het zendingsseminarie in Doorn
waar men haar vroeg zich ook nog in
contactlenzen te bekwamen. Intussen
was er contact gelegd met de Neder
lander dr. S. Franken, die in het
ziekenhuis in Ludhiana werkte en die
liet weten dat er vooral behoefte
bestond aan een specialist in thera
peutische contactlenzen, een speciaal
soort lenzen dat tijdelijk voor het
herstel van de oogfunctie dienst moet
doen. Om daarvoor het persen, slijpen
en draaien te leren, ging zij (op
nieuw) naar Engeland.
In 1968 vertrok zij naar India als
all-round opticienne. Ze begon in
Ludhianana met het uitsorteren van
duizenden gebruikte brillen die er
systeemloos hadden gelegen en met
het organiseren van een opleiding
voor vier jonge mannen en twee
meisjes. „Die gebruikte brillen zijn
een onvoorstelbare uitkomst. De helft
ervan is zonder meer te gebruiken en
25 procent kan met geringe aanpas
sing bruikbaar worden gemaakt. Veel
oogklachten kunnen daardoor bijna
zonder kosten worden verholpen”, zo
vertelt ze.
Het ziekenhuis beschikt over een
mobiele kliniek die een interessante
werkwijze heeft. Op geregelde tijden
trekt men naar het platteland en de
komst van de ogendokters wordt
vooraf door een soort reclamekara-
hem nu maar in het gat stoppen en zijn
gezicht met jam of honing insmeren”.
Daartoe kwam het echter niet.
Wat me werkelijk onbegrijpelijk voor
komt, is dat die officieren zich het ene
ogenblik gedragen als onvoorstelbare
bruten en het volgende ogenblik een
voorbeeldige beleefdheid en zelfs vrien
delijkheid aan de dag kunnen leggen. zo
liet men mij na deze tweede seance een
luchtje happen en kreeg ik op de meest
hoffelijke wijze een sigaret aangeboden.
De derde seance had niet veel om het
lijf. Ik werd ondervraagd over allerlei
futiliteiten en als het antwoord de on
dervragers niet zinde, kreeg ik van
echteren een stevige klap toegediend.
Toen dat afgelopen was, moest ik
weer gaan liggen. Een van de officieren
stak een stok een eindje in mijn anus en
zei pesterig:„Dat vind je lekker he? Zeg
eens dat je dat lekker vindt”. Het regen
de beledigingen.
Vervolgens gingen ze over tot het
beledigen van mijn volwassen dochter.
Ik wist dat ze haar kenden vanwege
haar werk aan de universiteit en haar
houding tijdens de studentenonlusten en
ook vanwege haar verloofde, die door de
politie gezocht werd. „Waar zit Ismael?”
Ik had niet onmiddellijk door dat ze
mijn dochters verloofde bedoelden. „Je
weet wel, die knaap die je dochter
naait”. Dat ging zo een tijdje door. Aan
het eind van deze tweede martelzitting
hoorde ik iemand roepen: „Laten we
vaan met enig tam-tam bekendge
maakt. Voor het „oogkamp” wordt
jewoonlijk een school of een groot
huis in het dorp als ziekenhuis inge
richt en een grote tent doet dienst
voor de verdere behandeling. Als re
gel worden er dan vijf kliniekdagen
gehouden en gemiddeld worden er
per dag 60 oogoperaties verricht.
Door deze methode wordt de oogheel
kundige afdeling van het ziekenhuis
sterk ontlast.
glazen geleerd. Ze is nu in dienst van
de Christoffel Blinden Mission, de
grote Duitse organisatie die in ont
wikkelingslanden over de gehele we
reld bijzonder veel goed werk doet
voor blinden en zwakzichtigen. „Ik
ben vol verlangen om er weer op uit
te trekken”, zegt ze dapper en het
kan haar weinig schelen waar dat
heen is. Want zij ziet haar werk
vooral missionair en dan is de hele
wereld haar werkterrein.
beweging zou proberen te maken.
Daarop zei de man die zich met mij
bezighield: „Open je ogen, hoerezoon”.
Hij deed mij de blinddoek af, maar ik
had zoveel last van het licht, dat ik
alleen maar grijze bakkebaarden kon
onderscheiden. Ik werd opnieuw gesla
gen. Na enkele ogenblikken begon mijn
linkerbeen geweldig pijn te doen. Men
deed mij dit keer niet de elektroden aan,
maar liet me een andere behandeling
ondergaan: ze duwden met veel kracht
iets ik weet niet wat tegen mijn
voetzolen. De pijn was niet te harden.
Later hoorde ik dat het een middel was
om te voorkomen dat de zolen openbar
sten.
Na een kort ogenblik hielden ze ermee
op en bevalen mij met aan elkaar geslo
ten voeten door het vertrek te springen.
Ik kon het echter onmogelijk opbrengen
Een van mijn martelaren kwam toen op
me af met twee aan de uiteinden bloot-
gemaakte elektrische draden in hand.
„Als je nu niet onmiddellijk springt, dan
zullen we je eens laten springen”. Na
dat dreigement heb ik gesprongen zoals
ik van mijn leven nog niet gesprongen
had.
In mei vorig jaar zijn drie leden van
het Turkse Volksbevrijdingsfront opge
hangen. Ze waren ter dood veroordeeld
door een krijgsraad die hen schuldig had
bevonden aan „pogingen om het wettig
gezag met geweld omver te werpen” en
aan ontvoering van Amerikaanse mili
tairen.
Erbij
Een paar dagen later zochten de offi
cieren van de MIT me op in mijn cel.
Ze maakten zich zorgen over de toestand
waarin mijn linkerbeen verkeerde. Ze
raadden me aan er veel op te lopen- Ik
antwoordde hen dat ik dat wel wilde,
maar dat het in de kleine cel niet
mogelijk was en dat men mij niet uit de
cel wilde laten. Zij gaven toen de cipier
het bevel mij, als er niemand anders in
de buurt was, uit mijn cel te halen en
op de gang heen en weer te laten lopen.
In de vierde week van mijn gevangen
schap vond de laatste en langste seance
plaate. Gedurende zeven uur werd ik
ondervraagd en aan het eind dwongen
ze me het proces-verbaal van mijn ver
klaringen te tekenen. Gemarteld werd ik
die dag niet. Wel hoorde ik herbaalde
lijk het geschreeuw van meisjes en op
een zeker ogenblik een stem die riep:
„Ik geef je nog vijf minuten als je
dan nog niets gezegd hebt kleed ik je
helemaal uit”.
Toen ik mijn proces-verbaal getekend
had, drukte de man die ze de „kapitein
noemden me de hand en zei: „Zo, het is
allemaal voorbij nu. Over een paar da
gen zul je vrijgelaten worden”. Na 34
dagen lieten ze me, na een bezoek aan
de procureur van het militair tribunaal,
inderdaad los. Gedurende die hele perio
de van 34 dagen had ik geen enkel
contact met de buitenwereld gehad.
Noch mijn vrouw, noch mijn advocaat
wist waar ik was”
„Op 12 juni kwam ik ’s avonds tegen elven, de avondklok-tjjd, thuis. Ik bleek drie
bezoekers te hebben. Een van hen kende ik uit mijn eerste gevangenisperiode, een
paar maanden tevoren. Ik begroette hen en ging naar het balkon om nog een blik op
straat te werpen. Beneden zag ik een militaire bus vol soldaten. Twee andere bussen
kwamen eraan. Daarna een tiental jeeps. Ik had geen flauw vermoeden van wat er
san de hand was, tot ik zag dat de soldaten het pand waar ik woonde insloten en ik
op de trap stappen hoorde. Enige ogenblikken later drongen geüniformeerde en in
burger geklede personen mjjn flat binnen, doorzochten het huis en geboden mij en
mijn drie bezoekers mee te gaan.
tweeën in een cel- Er waren nogal wat
militairen bij.
Na twee uur kwamen ze me weer
halen. Ik werd geblinddoekt en moest
weer in een auto stappen. We gingen
over een slechte weg, tegen een heuvel
op. Toen ik uit de auto stapte, werd met
toegeroepen: „hoerezoon”, „vuile com
munist”. Ik ging twee of drie ijzeren
treden op en kwam toen in een soort
vertrek. Ik was nog niet binnen, of ik
werd aan handen en voeten gebonden
en, terwijl mijn hoofd omlaag gedrukt
werd, begon men op mijn voetzolen te
slaan. Ik had veel van de „falaka”
gehoord, was altijd nieuwsgierig geweest
hoe het ging, maar door mijn blinddoek
kon ik alleen maar voelen, niet zien.
„Hoe heb je de generaal proberen te
kidnappen?” Ik zei dat ik van die kid-
nap-poging niets afwist. „Hoe heb je de
kaping van het vliegtuig naar Sofia
voorbereid?” Ik wist er niets van. Het
enige dat ik uit kon brengen, was: „Ik
ben bijna 60 en ik heb een zwak hart”.
Het beste was te doen alsof je uitgeput
was, dat kalmeerde ze wat. Ze vroegen
me namen, telefoonnummers, maar ze
hielden nooit aan ze sprongen van de
hak op de tak. Ik zei: „Als jullie erop
Staan dat ik wat beken, schrijf het dan
maar op, dan zal ik wel tekenen”.
dat je met betrekkelijk weinig kosten
heel veel mensen weer gelukkig kunt
maken. Stel je voor, voor twee
kwartjes gaven we de mensen het
gezichtsvermogen terug. Dat kon
vooral door de „actie gebruikte bril
len"; per jaar konden we wel 3600
brillen uitgeven", vertelt ze.
Ans van der Ham (33 jaar) is een
rustig en zelfverzekerd type. Als
christin voelde zij de plicht om haar
opticienskennis ruimer dienstbaar te
maken en toen zich daarvoor de gele-
Later kwam X achter
van zijn arrestatie. Een
bezoekers die met' hem
gearresteerd was, was een verklikker
van de MIT. Een van de twee anderen
werd ervan verdacht betrekkingen te
onderhouden met een van de kapers
van een toestel van Turkish Airlines, dat
op een vlucht van Ankara naar Istan-
boel werd overmeesterd en naar Sofia
werd gevlogen. Het simpele feit dat die
ene verdachte zich in Xs flat bevond
was dus voldoende reden om X een
maand lang te martelen.
Volgens mijn horloge had de hele
seance zo’n twee en een half uur ge
duurd Ik werd in de auto naar de
gevangenis teruggebracht. Men zette me
niet in een cel, maar op een stoel in de
gang. Nadat de telefoon gegaan was,
werd ik een uur lang op het toilet
opgesloten- Daarna mocht ik terug naar
mijn stoel in de gang, waarop ik de
nacht doorbracht.
De volgende nacht, tegen twaalven
ik had nog steeds mijn plaatsje op de
gang werd ik op de schouder geklopt.
De soldaat van de wacht gaf me een
stuk brood en beval me het op te eten.
Even later kreeg ik een deken. De dag
daarop kwamen ze me opnieuw halen
Ik werd naar de mij reeds bekende
martelkamer gebracht. Ik moest gaan
liggen en mijn mond houden. Gedurende
enkele ogenblikken was het volmaakt
stil in de kamers. Plotseling voelde ik
een hand op mijn mond. Vervolgens
drukten twee zeer stevige handen mijn
borstkas in. Dat ging met zoveel kracht,
dat ik bang was dat mijn ribben zouden
breken zodra ik ook maar de minste
banken werden we vastgeketend, 's
Nachts kreeg ik de kans met Y te
praten. Hij lag niet ver van me af. Hij
was ernstig gemarteld, drie of vier van
zijn nagels, ik weet het niet meer pre
cies, waren half uitgerukt. Men had ze
met sigaretten ingebrand. Het schijnt
dat je daar in het begin weinig last van
hebt, maar zodra de nagel begint te
smelten en de sigaret de huid raakt, is
de pijn ondraaglijk. Dan kun je niets
ander meer dan flauwvallen. Y zei me
dat ik me maar op zulk soort martelin
gen moest voorbereiden. Ik heb hem
toen maar allerlei technische vragen ge
steld om er beter tegen gewapend te
zijn.
's Middags om een uur of drie, vier
werd mijn naarn afgeroepen en nam men
me mee, eerst met de lift naar beneden,
daarna in een gereedstaande auto,
waarin reeds twee mannen zaten. Ze
zagen er gewichtig uit. Tot mijn verba
zing gingen we niet naar de contra
spionagedienst (MIT), maar naar een mi
litaire verbindingsschool, waarin zich de
mij uit een vorig verblijf bekende mili
taire gevangenis no. 5 bevindt. We moes
ten even wachten bij de ingang. Pas na
20 minuten werden we binnengelaten.
Het was nogal vol in de gevangenis. De
mensen zaten of alleen, of met zijn
V iH
WW