Bij kinderen wordt vaak foute muzikale basis gelegd
Roman verbitterde
Muziekpeil
holde terug
jonge Israeli over
zijn land in oorlog
I
I
I
z
Grootheden
Doktersroman
Uieneters”
ZATERDAG 24
MAART
1973
Erbij
24
N
te
al
v<
d<
IV
sl
ij
I
„Eigenlijk grijpt dat; hele lesgeven van. mij terug op mijn
lyceumtijd. Op dat lyceum zat ik in het schoolorkest. De
muzieklerares, die we daar hadden, was een heel enthousiaste
tante, zo eentje, die de schoenen uittrpk en dan op de vleugel
klom om ons aan te vuren”. A
1
Addertje
I
f-
J i
VAN WOERDEKOM WERKT AAN BETER
LES GEVEN VAN MUZIEKDOCENTEN
et
1
Van Woerdekom spreekt over
Hesse’s fenomenale taalbeheersing
met
problemen
ANNE BRANDENBURG
EEN TAMELIJK veelbelovend
debuut is „Don’t ask me if I love”
van Amos Koliek. Onder de titel
„Praat me niet van liefde” is het,
vertaald door Lennaert Nijgh, uit
gegeven door Strengholt in Naar
den. De schrijver is een 23-jarige
Israëli en zijn boek is duidelijk een
roman van deze tijd met autobio
grafische gegevens. Koliek zelf is de
zoon van de burgemeester van Jeru
zalem en ook zijn hoofdpersoon. As-
saf Pyke is de zoon van rijke en
vooraanstaande ouders.
„Nou, en die wilden wel, al konden ze
geen noot lezen. Wij als orkestleden met
wat ervaring kregen de klus die kinde
ren de eerste muziekbevinselen bij te
brengen. Qui, zei de juffrouw, jij neemt
de violen maar voor ie rekening. Nou,
1963.
met
lit
he
vi
in
Di
be
de
en
to
vo
ge
hu
ov
di
ve
op
de
ge
ve
ze dat het orkest uitgebreid moest wor
den. Ze ging „nieuw bloed” werven on
der de eersteklassers.”
„Toen ze me vroegen heb ik gezegd: Ik kan wel wau
welen, maar dan moet dat gewauwel ook in de praktijk
gebracht worden. Dan moeten er kinderen komen waar
mee geoefend wordt. Dan moet er ook stage worden
gelopen. F.n bij het oefenen en bij dat stage doen, wil ik
dan aanwezig zijn om op fouten te wijzen. Nou, en daar
hebben ze ja op gezegd. Eerst het conservatorium van
Utrecht, later de conservatoria van Den Haag en Rotter
dam. Leraar vioolmethodiek ben ik daar nu”. „Waarom
die eisen van mij van oefenen in de praktijk en van
stage lopen? Omdat ik uit eigen ervaring weet dat
methodiek, het lesgeven in het lesgeven, bij de conser
vatoria in het verdomhoekje was geraakt. Ik wist, dat
ze muziekdocenten afleverden die nimmer echt les ge
geven hadden, nog nooit een leerling voor de neus had
den gehad. Om maar bij het vioolonderricht te blijven:
als zo’n conservatoriumstudent maar wat namen van
stokken- en vioolbouwers wist op te dreunen was ’ie
door z’n methodiekexamentje heen. Kon ’ie zonder man
keren regelrecht naar de muziekschool toe om er les te
geven. Zo iemand werd gewoon voor de leeuwen ge
worpen, moest maar zien hoe hij met zijn leerlingen aan
ging modderen”.
te besteden. Dat resulteert volgens ons
in betere docenten, die beter les zullen
geven en dus betere leerlingen zullen
afleveren. Leerlingen, aan wie niet
zoals nu nog steeds gebeurt gepeu
terd moet worden alvorens ze de lessen
aan het conservatorium kunnen volgen.”
word ik mijzelf?”.
De lezer is gefascineerd, wat hij
leest komt op hem over, als ware het
zijn eigen levensgeschiedenis. Adem
loos volgt hij de loop van het ver
haal, er zich zeer dicht bij betrokken
voelend. De indruk die Hesse’s wer
ken maken staat niet het minst op
het konto van zijn fenomenale be
heersing van de taal. De woorden
schat, die de innerlijke ervaringen
van een mens kan weergeven, staat
hem als geen ander schrijver ten
dienste. Hij begon dan ook met publi
ceren in een tijd waarin het taalge
bruik gericht op de psychologische
processen in de mens tot op grote
hoogte door zijn voorgangers reeds
ontwikkeld was.
„Zo deed Ik ervaring op, zo kreeg ik
ook de souplesse van het met-iemand-
anders-werken. Maar eigenlijk grijpt dat
hele lesgeven van mij terug op mijn
lyceumtijd. Op dat lyceum zat ik in het
schoolorkest. De muzieklerares die we
daar hadden, was een heel enthousiaste
tante, zo eentje die de schoenen uittrok
en dan op de vleugel klom om ons aan
te vuren. Op een gegeven moment vond
binnenkort
1906 heeft
8 werken
staan nu dus de Nederlandse lezer in
vertaling ter beschikking. Een biogra
fie van Hesse is opgenomen in de
Duitse serie Rororo Monographien,
geschreven door Bernhard Zeller. De
ze bevat veel fotomateriaal en citaten
uit brieven en dagboeken.
Het is met Herman Hesse merk
waardig gesteld: door zijn thema’s
en zijn manier van schrijven verdeelt
hij de lezers in twee groepen: de ene
groep zal, na 50 bladzijden van hem
te hebben ingezien, hem voor altijd
terzijde leggen; de andere groep zal
steeds weer naar nog meer werk van
hem grijpen. De mensen, die hij aan
spreekt, zijn waarschijnlijk de intro
verten, diegenen, die zich in de eerste
al tijdenlang aan het proberen verander
ingen aan te brengen”) en wijst op de
discussie- en overlegbijeenkomsten, die
momenteel zowel door conservatorium-
als door muziekschooldirecties, worden
gehouden. Vertelt voorts dat er onder
zoekcommissies actief zijn, en dat er ook
van de kant van de overheid op veran
deringen wordt aangestuurd. Van Woer
dekom: „De zaak is volop in beweging”.
Zowel in Utrecht als in Den Haag en
Rotterdam verplicht Van Woerdekom
zijn conservatoriumleerlingen om les te
geven waar hij bij is. Van Woerdekom:
„Ik stuur bij, grijp in, geef advies. Dat is
iets wat er vroeger niet bij was. Nu
kunnen de leerlingen gebruik maken
van de ervaring van iemand anders: dat
scheelt ze jaren van experimenteren”.
Van Woerdekom, zelf afkomstig van
een conservatorium, heeft van daar dus
ook weinig les-ervaring meegekregen.
Met welke pretentie zich dan nu zo op
het pedagogische vlak gestort? Hij zegt
erover: „Door allerlei toestanden en si
tuaties heb ik tijdens mijn opleiding in
Den Haag wel ervaring kunnen opdoen.
Ik had Nap de Klijn als hoofddocent.
Dat was een geweldig fijn man, bij wie
ik heel veel heb opgestoken.”
„Op een bepaald moment stuurde hij
alle nieuwkomers op me af om aan ze
te sleutelen. Dat waren jongens en meis
jes die van de muziekschool af kwamen
en „het vak” in wilden en aanklopten
bij het conservatorium. Maar, en daar
heb je het al weer, de basis die bij de
muziekscholen was gelegd deugde niet.
Daar moest eerst aan geknutseld worden
eer De Klijn daarop kon verder bouwen.
Ik kreeg zodoende heel veel leerlingen
in m’n handen en bij problemen vroeg
ik De Klijn: hoe moet ik zus, hoe moet
ik zo.”
„we” en
en dat heb i k geweten. Twaalf man
sterk kwamen ze na schooltijd op me af.
Ze noten leren, ze leren hoe de stok
vast te houden, en ga zo maar door. Had
ik de viool van nummer twaalf gestemd,
zaten de snaren van nummer een alweer
los. Ontzettend was het. Ik schaam me
als ik aan die tijd terugdenk. Maar ik
heb er wel wat van geleerd. Geleerd,
hoe het in ieder geval niet moest!”
„Kortom: we gingen in Nederland wat
het muziekpeil betreft meer en meer
achteruit. Dat kringetje van slechte do-
centen-slechte leerlingen-slechte resulta
ten willen we nu ombuigen in een
cirkelgang waarbij het niveau langzaam
maar zeker hoger, beter wordt. Ombui
gen, door te zorgen voor een betere
opleiding aan de conservatoria door
naast aandacht aan het instrumentale
gedeelte ook aandacht aan de methodiek
Van Woerdekom: „Vroeger ook in
de tijd dat ik zelf op het conservatorium
zat trokken de conservatoria docen
ten aan die een geweldige naam hadden
als instrumentalist. Dus kreeg je een
cello-beroemdheid die celloles gaf, een
grootheid op de viool voor vioolles en ga
zo maar door. Dat was prachtig natuur
lijk, mensen die het als solist helemaal
„hadden gemaakt”. Door hun grote naam
waren ze voor de conservatoria boven
dien nog eens mooie leerlingentrekker-
tjes. Maar er werd geen rekening mee
gehouden, dat niet iedere uitvoerende
kunstenaar die op zijn instrument excel
leert even goed is als pedagoog. Dat
heeft de praktijk wel uitgewezen. Veel
van die docenten spanden zich voorna
melijk in om hun leerling een goede
hand cello, een goede hand viool te
leren spelen, maar over het lesgeven zelf
repten ze nauwelijks of niet.”
„En, dat is toch wel wat wonderlijk
•Is je bedenkt, dat het overgrote deel
van de conservatoriumleerlingen straks
een werkkring op het pedagogische vlak
zal moeten aanvaarden:
Van Woerdekom vervolgt zijn betoog
met: „Er rolden muziekdocenten van het
conservatorium af, die geen enkele erva
ring in het lesgeven hadden. Dat werd
krukken en prutsen. Dat leverde kinde
ren op bij wie een volledig foute mu-
ziekbassis werd gelegd. Ik zou je zo
namen van violisten kunnen opnoemen,
bij wie het nu nog duidelijk te merken
is, dat tal van dingen in het begin
verwaarloosd zijn. En door die slechte
basis waar maar op voortgeborduurd is,
zijn ze nu op een niveau terecht geko
men, dat lager ligt dan ze qua muzikali
teit en mogelijkheden hadden kunnen
bereiken.”
„ons”. Zegt dat bewust te doen, want,
„het is heus niet zo, dat ik in m’n eentje
de bestaande puinhoop wel eens eventjes
zal opruimen. Er zijn tal van mensen
die druk in de weer zijn om het muziek -
onderwijs beter van de grond te krij
gen.” Hij noemt namen als die van
Louis Metz („die heeft talloze boekjes
over vioolmethodiek geschreven, is ook
Balthazar B.” (1968) zijn ze in het Ne
derlands uitgekomen, respectievelijk on
der de titels „De somberste zomer van
Samuel S.” en „De beestachtige bekorin
gen van Balthazar B.”
„The Onion Eaters” verscheen in 1971.
Het is al even bizar en boeiend als zijn
vorige romans. Clayton Cleaver Clemen
tine erft van zijn tante een oud Iers
spookachtig kasteel en een geweldig gro
te hond, die nauwelijks kan lopen. Het
meest interessante wat we van Clemen
tine kunnen zeggen is zijn rechtstreekse
afstamming van „Clementine met de
drie ballen”. Dit schijnt verder nauwe
lijks een rol te spelen in het verhaal,
het zet hem hooguit nog meer apart van
de anderen.
Nauwelijks is Clementine op het kas
teel gearriveerd of de heksenketel be
gint. Hij krijgt bezoek van een aantal
vreemdelingen. Dit is het begin, waaraan
geen eind komt. Steeds meer merkwaar
dige mensen komen in het kasteel te
recht. Iedereen blijft hangen en profi
teert van de voor Clementine onver
klaarbare en benauwende weelde. Men
doet precies waar men zin in heeft.
Midden in het kasteel zijn opgravingen,
proefnemingen van allerlei aard, ook
seksuele, worden gedaan; er wordt gege
ten en gedronken naar hartelust, het is
een voortdurende orgie.
Iedereen schijnt zich kostelijk te amu
seren, behalve Clementine. Hij blijft los
staan van de waanzin en slaat het
allemaal verbijsterd gade. Zijn pogingen
eraan mee te doen lukken niet zo best.
Tussen dit alles probeert hij een vorm
van liefde te vinden, wil’liefde geven,
maar ook ontvangen.
Het eind van het boek is een „feest”,
waarbij zelfs de veestapel in het kasteel
belandt. Samen met de hond Elmer
verlaat Clementine de volgende dag het
kasteel:
„Wees
Zonder bitternis
Wees
Zonder gal
En je zult
Wezen
Geheel bevrijd
Eens en vooral”.
Naast zijn komische vindingrijkheid
weet Donleavy ons het gevoel over te
brengen van Clementine’s intense een
zaamheid. Hij is een buitenstaander in
een absurde, vaak komische, maar door
gaans vooral onprettig aandoende, nogal
verziekte omgeving. De „stream of con
sciousness” stijl, uiterst fragmentarische
zinnen, die de gedachtenwereld van de
hoofdfiguur weergeven, tekent het alle
maal nog scherper, evenals de poëtische
gevormde eindregels van ieder hoofd
stuk. Hierdoor krijgt ook de lezer het
gevoel, dat hij er buiten blijft staan.
Evenals Clementine voelen we one
vreemd temidden van deze bizarre
waanzin Een onprettig, maar goed boek.
EEN TYPISCH voorbeeld van het
genre doktersroman is „Code 5” van
Frank G. Slaughter. Jud Tyler is de
wonderdokter, een chirurg zelfs! De si
tuatie is echter moderner dan gebruike
lijk, want de dokter is een slachtoffer
van de Vietnamoorlog. Hij lijdt aan
afasie, wat hem met gebruik van zijn
rechterarm onmogelijk maakt en hem
moet doen vertrouwen op een stok bij
het lopen. Deze handicaps maken hem
echter alleen maar een interessanter
mens. Hij wordt uitgenodigd door
Chuck Rogers, vroeger een legeraal
moezenier. nu werkend in een achter-
buurtziekenbuis, om een baan in dat
ziekenhuis te aanvaarden. Zij kunnen
dan samen proberen het weer in zijn
oude glorie te herstellen.
In het korte tijdsbestek van het boek
weet hij een begin te maken met het
opvijzelen van het ziekenhuis en de
zakenmannen in het rijkere stadsgedeel
te, die de huizen in de gettobuurt ver
waarlozen, aan de kaak te stellen. Zelfs
speelt hij een belangrijke rol in de
negerrellen, die tot een opstand dreigen
uit te groeien. Als hii onverwacht zijn
vriend, die ernstig gewond is geraakt
tijdens de onlusten moet opereren,
krijgt hii zelfs de macht over zijn rech
terarm terug. Tot slot houden ook de
vrouwen van hem en hij krijgt degene,
die niet alleen mooi is. maar ook een
volmaakt karakter heeft.
U ziet, alle elementen zijn aanwezig.
Maar voor wie van het genre houdt, zit
er best een gezellig avondje in. Het is
uitgegeven door Fontein en door Frans
van Oldenburg Ermke vertaald,
BAUDINE NIEUWENHUIZEN
veel contact met schrijvers en beel
dende kunstenaars.
Tot Hermann Hesse’s vroege wer
ken behoort Gertrud, het enige pro
zastuk, dat hij een roman noemde.
Jaar van publicatie is 1910, de schrij
ver was toen 33 jaar oud. Het thema
is eigenlijk conventioneel: hartstocht
die een verhouding berustend op
sympathie en begrip terzijde dringt.
De zanger Muoth verovert Gertrud,
de jonge vrouw, die reeds lange tijd
door de muziek met de ik-figuur van
de roman verbonden was, een aan
één been manke componist. Muoth
kan aan de eisen, die zijn op een
kortstondige passie berustend huwe
lijk stelt, niet voldoen en pleegt zelf
moord. De componist blijft acher, hij
ziet Gertrud dagelijks: „Zij is mijn
vriendin, en als ik na periodes van
rusteloosheid en afzondering uit mijn
stilte naar buiten treed met een lied
of een sonate, dan is dat in eerste
instantie ons beider eigendom”. Mis
schien is dit boek bijna ondanks
het onderwerp toch zeer accepta
bel, omdat de zware pathetiek verme
den is en om de prachtige stem
mings- en natuurbeschrijvingen.
Hesse’s Sprookjes zijn het lezen
zeker waard. Alle bekende Hesse-
themata vindt men er in terug, ze
zijn beeldend en verzorgd wat taalge
bruik en opbouw betreft. Wellicht
zijn ze wat al te voortreffelijk.' Reis
naar het morgenland kon mij slechts
matig bekoren, het is abstract en
raadselachtig, vormt de verbinding
met het afsluitende belangrijke werk
Das Glasperlenspiel.
In 1928 schrreef Hesse „Ik geloof
niet dat datgene wat het merendeel
van mijn lezers aantrekt, de litteraire
kwaliteit van mijn boeken is. Zij
vinden in deze boeken hun eigen
geestesgesteldheid terug, hun eigen
geestelijke talenten en
worden er uitgesproken en bevestigd".
Hij formuleerde hiermee eens en
voor al zijn mogelijkheden en zijn
grenzen.
Hij is geen gelukkige jonger», Assaf,
die het moeilijk heeft met zichzelf en de
wereld om hem heen. Ondanks zijn
af keer, dient hij toch in het leger. Zijn
beste vriend sterft in „actieve dienst” en
hierdoor wordt zijn apathie nog groter.
Thuis voelt hij zich niet op zijn gemak
hoewel hij op zijn ouders is gesteld.
Door het generatieverschil zijn er '-niet
veel punten waar hun opvattingen over
eenkomen. Hij heeft een grote behoefte
zich waar te maken en wel door een
eigen prestatie, zonder dat de invloed
van de vader daaraan te pas hoeft te
komen.
Assaf besluit een boek te schrijven.
„De belangrijkste stelregel: schrijf in het
Engels, al kun je het woord „butter” nog
niet spellen. Een goed verkopende
schrijver in het Hebreeuws kan er nau
welijks van leven en blijft voorgoed
onbekend in het buitenland.Het
boek, dacht ik, moest over een jongeman
gaan. Hij kon veel op mij liiken, maar
dan met een paar tragische liefdesaffai
res. Op de zwakste punten van het
verhaal, waar het rammelde, kon je wat
filosofie kwijt.” Op deze ietwat cynische
wijze bereidt hij zijn roman voor.
Als hij uit het leger komt gaat hij
studeren, omdat zijn vader het wil. Om
dezelfde reden gaat hij in de politiek.
Geen van beiden doet hij met veel
succes. Ook de religie van het land trekt
hem niet aan: ..Ze zeggen dat je er trots
op moet zijn, dat je een jood bent. Het
kon me niets schelen of ik een jood was
of een moslem of een christen. Ik ge
loofde niet in religie. Het was de oudste
en primitiefste uitvinding van allemaal.”
En verderop zegt hij: „En de religie voor
schut zetten, religie is geouwehoer.”
Naast het schrijven heeft Assaf
slechts één andere belangstelling. Hij
wordt verliefd op een Amerikaans
meisje, Joy. Ze is tvnisch Amerikaans,
vol idealisme voor het beloofde land. Zij
is welhaast tegenovergesteld aan Assaf.
Toch houden ze van elkaar en trouwen.
Alles keert zich ten goede. Het boek van
Assaf is klaar en zal worden gepubli
ceerd en zelfs verfilmd. Maar dan
komt Joy om het leven bij een ontplof
fing in een warenhuis. De oorlog gaat
door. Het idealisme van Joy. die altijd
witte jurken droeg, past niet in deze
wereld. Assaf is terug bij het begin,
alleen, cynisch er» ongelukkig.
Het boek is bekroond. Het heeft de
„M. Evans Award” gekregen en speciale
vermeldingen van twee schriivers, die
beiden bekend zijn geworden door hun
boeken over Israel: Leon Uris, die onder
andere „Exodus” op zijn naam heeft
staan en James Mishener, die „De Bron”
schreef.
„Het gevolg van die docentenopleiding
is slechte muzieklessen. Povere resulta
ten bij de muziekschooUeerlinigen. Mu-
ziekleerlingen, die als ze door willen
■toten naar het conservatorium daar
eerst bijgeschaafd moeten worden, om
dat op de basis die op de muziekschool
werd gelegd, gewoon niet verder te bou
wen was. Al met al een cirkelgangetje
waarbij het peil, het niveau meer en
meer zakte. Nou, en daar willen we
verandering in brengen!”
Aan het woord: Qui van Woerdekom.
In Amersfoort en omgeving bij de bui
tenwacht voornamelijk bekend als diri
gent van de Amersfoortse Orkest Vere
niging. Maar Van Woerdekom is „meer”,
doet meer ook. Niet alleen experimen
teert hij momenteel aan de Amersfoortse
Muziekschool met het geven van vioolles
in groepsverband, aan de conservatoria
van Utrecht, Den Haag en Rotterdam
spuit hij als leraar methodiek zo zijn
eigen ideeën over de manier waarop
muziekonderwijs gegeven moet worden
en brengt hij daar die ideeën ook in de
praktijk. En hij doet dat naar hijzelf
verklaart en anderen bevestigen met
bijzonder goede resultaten.
Qui van Woerdekom (qua uiterlijk
iemand die zo in het decor van de
Passiespelen in Tegelen zou kunnen
stappen; bovendien een man die goed
van de tongriem is gesneden, snel, en
duidelijk, formuleert) zet zich flink af
tegen de wijze waarop in het verleden
les aan conservatoriumleerlingen werd
gegeven. Op het conservatorium, zo zegt
hij, werd nagenoeg het hele accent op
het instrumentale gelegd.
plaats in hun eigen gevoelsleven en
hun gevoelsmatige relaties met ande
ren verdiepen. Hesse schrijft dan ook
ergens: „Bijna alle prozawerken, die
ik geschreven heb, zijn biografieën
van de ziel”. Zijn hoofdpersonen zijn
vaak overgevoelig en daardoor kwets
baar, ze wijken altijd af van de
doorsneemens. In de roman Gertrud
bijvoorbeeld is de hoofdpersoon een
componist, ernstig gehandicapt door
een stijf been. Hesse kiest zijn hoofd
personen ook vaak onder jeugdigen
die op de drempel van de volwassen
heid staan, een kritieke fase in hun
volwassenwording doormaken. Dit is
onder andere het geval in Demian
Vrijwel altijd beschrijft Hesse een
ontwikkelingsproces, een katharsis in
het leven van de hoofdpersoon. De
steeds terugkerende vraag is: „Hoe
„DE UIENETERS” van Donleavy is,
opnieuw vertaald door M. en L. Cou-
thinho, verschenen bij De Bezige Bij in
Amsterdam. James Patrick Donleavy is
in ons land geen onbekende meer. Zijn
meeste boeken zijn hier in vertaling
uitgekomen. Hij is in 1926 in Brooklyn
geboren, is opgeleid in Dublin en kreeg
in 1967 de Ierse nationaliteit. Zijn oeu
vre breidt zich regelmatig uit. De ..Gin
ger Man” verscheen in 1955 in Parijs.
Zijn naam werd er direct mee gevestigd
Een jaar later kwam het boek in Lon
den uit. Onder de titel „De rosse bietser”
is het in ons land verschenen en tevens
bewerkt tot toneelstuk. Het bevat alle
elementen voor de latere boeken: bizarre
fantasie, vaak onprettig aandoend, ge
weld gespaard gaande met komische
kluchten.
„A Singular Man” volgde in
handelende over een rijke man
achtervolgingswaanzin. In 1964 kwam er
een bundel korte verhalen uit „Meet my
maker the mad molecule”. „The saddest
summer of Samuel S.” verscheen in
1966 en evenals „The beastly attitudes of
Sommige schrijvers hebben het ge
luk, wel 30 jaar of nog langer pro-
duktief te zijn. Hun oeuvre blijkt bij
latere beschouwing hoogte- en diep
tepunten te vertonen. Maar de uitge
ver, die het publiek op de hoogte wil
houden en die aan een beroemde
naam hoopt te verdienen (het is hun
van harte gegund!) verspreidt bereid
willig alles, wat de werkkamr van
zijn coryfee verlaat. Van een schrij
ver, die „herontdekt" is, zoals dat met
Hermann Hesse (1877-1962) al weer
sinds enige jaren het geval is, behoeft
niet alles, wat eens van de drukpers
kwam, opnieuw te worden uitgege
ven. De afstand in de tijd biedt
ruimschoots gelegenheid te schiften
tussen belangrijk en minder belang
rijk werk. Zo vraag ik mij af waar
om de Arbeiderspers in de zo plezie
rige Kattengatreeks Hesse’s verhalen-
cyclus Knulp deed verschijnen. Het is
best een aardig boekje over de opge
wekte, levensblije Knulp, die in het
laatste hoofdstuk in eenzaamheid
langs de kant van de weg sterft.
Knulp is een zeer verzorgd werkstuk,
nog al conventioneel, duidelijk in de
schaduw blijvend van Hesse’s andere
werk.
Eigenlijk moet men constateren,
dat het meest importante werk van
Hermann Hesse reeds enige tijd in
het Nederlands voorhanden was, voor
de diverse uitgeverijen met de hier
onder aangekondigde beslist toch wel
minder significante werken kwamen
Vertaald waren reeds: Demian, Sid-
dharta en De Steppewolf (alle bij de
Bezige Bij, die nu ook Tussen de
raderen uit 1906 uitgaf) en Narziss en
Goldmund (de Arbeiderspers). Of het
moeilijk toegankelijke Glasperlen
spiel, Hesse’s laatste werk, dat hij in
1943 voltooide, ooit in vertaling zal
worden uitgegeven, is voor mij nog
een vraag.
In het laatste half jaar werd het
beeld van Hesse afgerond met de
roman Gertrud uit 1910 en Knulp
van 1915 (beide bij de Arbeiders
pers), Sprookjes uit 1910 (Bert Bak
ker) en Reis naar het Morgenland uit
1932 (de Bezige Bij), terwijl deze
laatste uitgeverij voor
Tussen de raderen uit
aangekondigd. Minstens
Toch ligt er voor mij bij alle
Hesse-lectuur De Steppewolf uit
gezonderd, dat werkelijk eenmalig is
een addertje onder het gras. Ik
heb het gevoel, dat ik eens Hesse’s
werken zal gaan afwijzen. Hij
schrijft zo mooi en meeslepend, dat
hij allerlei gevoelens en gewaarwor
dingen opdringt. Hij sleept de lezer
helemaal mee, spint hem in in zijn
Hesse’s gevoelswereld, die wel eens
geheel van die van de lezer kan
verschillen.
Je kunt je als Hesselezer niet dis
tantiëren, je kunt niet objectiveren,
want je bent ingekapseld, wordt vol
ledig bij het gebeuren betrokken. Wie
eenmaal afstand kan nemen, zal vaak
tot afwijzing komen.
De maatschappij speelt in Hesse’s
werken nauwelijks een rol. Nog niet
zo lang geleden pas is aan velen
duidelijk geworden, dat Hesse zelf
terdege geïnteresseerd was in het po
litieke leven van zijn tijd en dat hij
niet steeds als een kluizenaar in het
fraaie Zwitserse dorpje Montagnola
in afzondering heeft geleefd. Reeds
zeer vroeg heeft hij op de gevaren
van het nationaal-socialisme en het
antisemitisme gewezen. Hij had
'f if
-■:A