Bij kinderen wordt vaak foute muzikale basis gelegd Roman verbitterde Muziekpeil holde terug jonge Israeli over zijn land in oorlog I I I z Grootheden Doktersroman Uieneters” ZATERDAG 24 MAART 1973 Erbij 24 N te al v< d< IV sl ij I „Eigenlijk grijpt dat; hele lesgeven van. mij terug op mijn lyceumtijd. Op dat lyceum zat ik in het schoolorkest. De muzieklerares, die we daar hadden, was een heel enthousiaste tante, zo eentje, die de schoenen uittrpk en dan op de vleugel klom om ons aan te vuren”. A 1 Addertje I f- J i VAN WOERDEKOM WERKT AAN BETER LES GEVEN VAN MUZIEKDOCENTEN et 1 Van Woerdekom spreekt over Hesse’s fenomenale taalbeheersing met problemen ANNE BRANDENBURG EEN TAMELIJK veelbelovend debuut is „Don’t ask me if I love” van Amos Koliek. Onder de titel „Praat me niet van liefde” is het, vertaald door Lennaert Nijgh, uit gegeven door Strengholt in Naar den. De schrijver is een 23-jarige Israëli en zijn boek is duidelijk een roman van deze tijd met autobio grafische gegevens. Koliek zelf is de zoon van de burgemeester van Jeru zalem en ook zijn hoofdpersoon. As- saf Pyke is de zoon van rijke en vooraanstaande ouders. „Nou, en die wilden wel, al konden ze geen noot lezen. Wij als orkestleden met wat ervaring kregen de klus die kinde ren de eerste muziekbevinselen bij te brengen. Qui, zei de juffrouw, jij neemt de violen maar voor ie rekening. Nou, 1963. met lit he vi in Di be de en to vo ge hu ov di ve op de ge ve ze dat het orkest uitgebreid moest wor den. Ze ging „nieuw bloed” werven on der de eersteklassers.” „Toen ze me vroegen heb ik gezegd: Ik kan wel wau welen, maar dan moet dat gewauwel ook in de praktijk gebracht worden. Dan moeten er kinderen komen waar mee geoefend wordt. Dan moet er ook stage worden gelopen. F.n bij het oefenen en bij dat stage doen, wil ik dan aanwezig zijn om op fouten te wijzen. Nou, en daar hebben ze ja op gezegd. Eerst het conservatorium van Utrecht, later de conservatoria van Den Haag en Rotter dam. Leraar vioolmethodiek ben ik daar nu”. „Waarom die eisen van mij van oefenen in de praktijk en van stage lopen? Omdat ik uit eigen ervaring weet dat methodiek, het lesgeven in het lesgeven, bij de conser vatoria in het verdomhoekje was geraakt. Ik wist, dat ze muziekdocenten afleverden die nimmer echt les ge geven hadden, nog nooit een leerling voor de neus had den gehad. Om maar bij het vioolonderricht te blijven: als zo’n conservatoriumstudent maar wat namen van stokken- en vioolbouwers wist op te dreunen was ’ie door z’n methodiekexamentje heen. Kon ’ie zonder man keren regelrecht naar de muziekschool toe om er les te geven. Zo iemand werd gewoon voor de leeuwen ge worpen, moest maar zien hoe hij met zijn leerlingen aan ging modderen”. te besteden. Dat resulteert volgens ons in betere docenten, die beter les zullen geven en dus betere leerlingen zullen afleveren. Leerlingen, aan wie niet zoals nu nog steeds gebeurt gepeu terd moet worden alvorens ze de lessen aan het conservatorium kunnen volgen.” word ik mijzelf?”. De lezer is gefascineerd, wat hij leest komt op hem over, als ware het zijn eigen levensgeschiedenis. Adem loos volgt hij de loop van het ver haal, er zich zeer dicht bij betrokken voelend. De indruk die Hesse’s wer ken maken staat niet het minst op het konto van zijn fenomenale be heersing van de taal. De woorden schat, die de innerlijke ervaringen van een mens kan weergeven, staat hem als geen ander schrijver ten dienste. Hij begon dan ook met publi ceren in een tijd waarin het taalge bruik gericht op de psychologische processen in de mens tot op grote hoogte door zijn voorgangers reeds ontwikkeld was. „Zo deed Ik ervaring op, zo kreeg ik ook de souplesse van het met-iemand- anders-werken. Maar eigenlijk grijpt dat hele lesgeven van mij terug op mijn lyceumtijd. Op dat lyceum zat ik in het schoolorkest. De muzieklerares die we daar hadden, was een heel enthousiaste tante, zo eentje die de schoenen uittrok en dan op de vleugel klom om ons aan te vuren. Op een gegeven moment vond binnenkort 1906 heeft 8 werken staan nu dus de Nederlandse lezer in vertaling ter beschikking. Een biogra fie van Hesse is opgenomen in de Duitse serie Rororo Monographien, geschreven door Bernhard Zeller. De ze bevat veel fotomateriaal en citaten uit brieven en dagboeken. Het is met Herman Hesse merk waardig gesteld: door zijn thema’s en zijn manier van schrijven verdeelt hij de lezers in twee groepen: de ene groep zal, na 50 bladzijden van hem te hebben ingezien, hem voor altijd terzijde leggen; de andere groep zal steeds weer naar nog meer werk van hem grijpen. De mensen, die hij aan spreekt, zijn waarschijnlijk de intro verten, diegenen, die zich in de eerste al tijdenlang aan het proberen verander ingen aan te brengen”) en wijst op de discussie- en overlegbijeenkomsten, die momenteel zowel door conservatorium- als door muziekschooldirecties, worden gehouden. Vertelt voorts dat er onder zoekcommissies actief zijn, en dat er ook van de kant van de overheid op veran deringen wordt aangestuurd. Van Woer dekom: „De zaak is volop in beweging”. Zowel in Utrecht als in Den Haag en Rotterdam verplicht Van Woerdekom zijn conservatoriumleerlingen om les te geven waar hij bij is. Van Woerdekom: „Ik stuur bij, grijp in, geef advies. Dat is iets wat er vroeger niet bij was. Nu kunnen de leerlingen gebruik maken van de ervaring van iemand anders: dat scheelt ze jaren van experimenteren”. Van Woerdekom, zelf afkomstig van een conservatorium, heeft van daar dus ook weinig les-ervaring meegekregen. Met welke pretentie zich dan nu zo op het pedagogische vlak gestort? Hij zegt erover: „Door allerlei toestanden en si tuaties heb ik tijdens mijn opleiding in Den Haag wel ervaring kunnen opdoen. Ik had Nap de Klijn als hoofddocent. Dat was een geweldig fijn man, bij wie ik heel veel heb opgestoken.” „Op een bepaald moment stuurde hij alle nieuwkomers op me af om aan ze te sleutelen. Dat waren jongens en meis jes die van de muziekschool af kwamen en „het vak” in wilden en aanklopten bij het conservatorium. Maar, en daar heb je het al weer, de basis die bij de muziekscholen was gelegd deugde niet. Daar moest eerst aan geknutseld worden eer De Klijn daarop kon verder bouwen. Ik kreeg zodoende heel veel leerlingen in m’n handen en bij problemen vroeg ik De Klijn: hoe moet ik zus, hoe moet ik zo.” „we” en en dat heb i k geweten. Twaalf man sterk kwamen ze na schooltijd op me af. Ze noten leren, ze leren hoe de stok vast te houden, en ga zo maar door. Had ik de viool van nummer twaalf gestemd, zaten de snaren van nummer een alweer los. Ontzettend was het. Ik schaam me als ik aan die tijd terugdenk. Maar ik heb er wel wat van geleerd. Geleerd, hoe het in ieder geval niet moest!” „Kortom: we gingen in Nederland wat het muziekpeil betreft meer en meer achteruit. Dat kringetje van slechte do- centen-slechte leerlingen-slechte resulta ten willen we nu ombuigen in een cirkelgang waarbij het niveau langzaam maar zeker hoger, beter wordt. Ombui gen, door te zorgen voor een betere opleiding aan de conservatoria door naast aandacht aan het instrumentale gedeelte ook aandacht aan de methodiek Van Woerdekom: „Vroeger ook in de tijd dat ik zelf op het conservatorium zat trokken de conservatoria docen ten aan die een geweldige naam hadden als instrumentalist. Dus kreeg je een cello-beroemdheid die celloles gaf, een grootheid op de viool voor vioolles en ga zo maar door. Dat was prachtig natuur lijk, mensen die het als solist helemaal „hadden gemaakt”. Door hun grote naam waren ze voor de conservatoria boven dien nog eens mooie leerlingentrekker- tjes. Maar er werd geen rekening mee gehouden, dat niet iedere uitvoerende kunstenaar die op zijn instrument excel leert even goed is als pedagoog. Dat heeft de praktijk wel uitgewezen. Veel van die docenten spanden zich voorna melijk in om hun leerling een goede hand cello, een goede hand viool te leren spelen, maar over het lesgeven zelf repten ze nauwelijks of niet.” „En, dat is toch wel wat wonderlijk •Is je bedenkt, dat het overgrote deel van de conservatoriumleerlingen straks een werkkring op het pedagogische vlak zal moeten aanvaarden: Van Woerdekom vervolgt zijn betoog met: „Er rolden muziekdocenten van het conservatorium af, die geen enkele erva ring in het lesgeven hadden. Dat werd krukken en prutsen. Dat leverde kinde ren op bij wie een volledig foute mu- ziekbassis werd gelegd. Ik zou je zo namen van violisten kunnen opnoemen, bij wie het nu nog duidelijk te merken is, dat tal van dingen in het begin verwaarloosd zijn. En door die slechte basis waar maar op voortgeborduurd is, zijn ze nu op een niveau terecht geko men, dat lager ligt dan ze qua muzikali teit en mogelijkheden hadden kunnen bereiken.” „ons”. Zegt dat bewust te doen, want, „het is heus niet zo, dat ik in m’n eentje de bestaande puinhoop wel eens eventjes zal opruimen. Er zijn tal van mensen die druk in de weer zijn om het muziek - onderwijs beter van de grond te krij gen.” Hij noemt namen als die van Louis Metz („die heeft talloze boekjes over vioolmethodiek geschreven, is ook Balthazar B.” (1968) zijn ze in het Ne derlands uitgekomen, respectievelijk on der de titels „De somberste zomer van Samuel S.” en „De beestachtige bekorin gen van Balthazar B.” „The Onion Eaters” verscheen in 1971. Het is al even bizar en boeiend als zijn vorige romans. Clayton Cleaver Clemen tine erft van zijn tante een oud Iers spookachtig kasteel en een geweldig gro te hond, die nauwelijks kan lopen. Het meest interessante wat we van Clemen tine kunnen zeggen is zijn rechtstreekse afstamming van „Clementine met de drie ballen”. Dit schijnt verder nauwe lijks een rol te spelen in het verhaal, het zet hem hooguit nog meer apart van de anderen. Nauwelijks is Clementine op het kas teel gearriveerd of de heksenketel be gint. Hij krijgt bezoek van een aantal vreemdelingen. Dit is het begin, waaraan geen eind komt. Steeds meer merkwaar dige mensen komen in het kasteel te recht. Iedereen blijft hangen en profi teert van de voor Clementine onver klaarbare en benauwende weelde. Men doet precies waar men zin in heeft. Midden in het kasteel zijn opgravingen, proefnemingen van allerlei aard, ook seksuele, worden gedaan; er wordt gege ten en gedronken naar hartelust, het is een voortdurende orgie. Iedereen schijnt zich kostelijk te amu seren, behalve Clementine. Hij blijft los staan van de waanzin en slaat het allemaal verbijsterd gade. Zijn pogingen eraan mee te doen lukken niet zo best. Tussen dit alles probeert hij een vorm van liefde te vinden, wil’liefde geven, maar ook ontvangen. Het eind van het boek is een „feest”, waarbij zelfs de veestapel in het kasteel belandt. Samen met de hond Elmer verlaat Clementine de volgende dag het kasteel: „Wees Zonder bitternis Wees Zonder gal En je zult Wezen Geheel bevrijd Eens en vooral”. Naast zijn komische vindingrijkheid weet Donleavy ons het gevoel over te brengen van Clementine’s intense een zaamheid. Hij is een buitenstaander in een absurde, vaak komische, maar door gaans vooral onprettig aandoende, nogal verziekte omgeving. De „stream of con sciousness” stijl, uiterst fragmentarische zinnen, die de gedachtenwereld van de hoofdfiguur weergeven, tekent het alle maal nog scherper, evenals de poëtische gevormde eindregels van ieder hoofd stuk. Hierdoor krijgt ook de lezer het gevoel, dat hij er buiten blijft staan. Evenals Clementine voelen we one vreemd temidden van deze bizarre waanzin Een onprettig, maar goed boek. EEN TYPISCH voorbeeld van het genre doktersroman is „Code 5” van Frank G. Slaughter. Jud Tyler is de wonderdokter, een chirurg zelfs! De si tuatie is echter moderner dan gebruike lijk, want de dokter is een slachtoffer van de Vietnamoorlog. Hij lijdt aan afasie, wat hem met gebruik van zijn rechterarm onmogelijk maakt en hem moet doen vertrouwen op een stok bij het lopen. Deze handicaps maken hem echter alleen maar een interessanter mens. Hij wordt uitgenodigd door Chuck Rogers, vroeger een legeraal moezenier. nu werkend in een achter- buurtziekenbuis, om een baan in dat ziekenhuis te aanvaarden. Zij kunnen dan samen proberen het weer in zijn oude glorie te herstellen. In het korte tijdsbestek van het boek weet hij een begin te maken met het opvijzelen van het ziekenhuis en de zakenmannen in het rijkere stadsgedeel te, die de huizen in de gettobuurt ver waarlozen, aan de kaak te stellen. Zelfs speelt hij een belangrijke rol in de negerrellen, die tot een opstand dreigen uit te groeien. Als hii onverwacht zijn vriend, die ernstig gewond is geraakt tijdens de onlusten moet opereren, krijgt hii zelfs de macht over zijn rech terarm terug. Tot slot houden ook de vrouwen van hem en hij krijgt degene, die niet alleen mooi is. maar ook een volmaakt karakter heeft. U ziet, alle elementen zijn aanwezig. Maar voor wie van het genre houdt, zit er best een gezellig avondje in. Het is uitgegeven door Fontein en door Frans van Oldenburg Ermke vertaald, BAUDINE NIEUWENHUIZEN veel contact met schrijvers en beel dende kunstenaars. Tot Hermann Hesse’s vroege wer ken behoort Gertrud, het enige pro zastuk, dat hij een roman noemde. Jaar van publicatie is 1910, de schrij ver was toen 33 jaar oud. Het thema is eigenlijk conventioneel: hartstocht die een verhouding berustend op sympathie en begrip terzijde dringt. De zanger Muoth verovert Gertrud, de jonge vrouw, die reeds lange tijd door de muziek met de ik-figuur van de roman verbonden was, een aan één been manke componist. Muoth kan aan de eisen, die zijn op een kortstondige passie berustend huwe lijk stelt, niet voldoen en pleegt zelf moord. De componist blijft acher, hij ziet Gertrud dagelijks: „Zij is mijn vriendin, en als ik na periodes van rusteloosheid en afzondering uit mijn stilte naar buiten treed met een lied of een sonate, dan is dat in eerste instantie ons beider eigendom”. Mis schien is dit boek bijna ondanks het onderwerp toch zeer accepta bel, omdat de zware pathetiek verme den is en om de prachtige stem mings- en natuurbeschrijvingen. Hesse’s Sprookjes zijn het lezen zeker waard. Alle bekende Hesse- themata vindt men er in terug, ze zijn beeldend en verzorgd wat taalge bruik en opbouw betreft. Wellicht zijn ze wat al te voortreffelijk.' Reis naar het morgenland kon mij slechts matig bekoren, het is abstract en raadselachtig, vormt de verbinding met het afsluitende belangrijke werk Das Glasperlenspiel. In 1928 schrreef Hesse „Ik geloof niet dat datgene wat het merendeel van mijn lezers aantrekt, de litteraire kwaliteit van mijn boeken is. Zij vinden in deze boeken hun eigen geestesgesteldheid terug, hun eigen geestelijke talenten en worden er uitgesproken en bevestigd". Hij formuleerde hiermee eens en voor al zijn mogelijkheden en zijn grenzen. Hij is geen gelukkige jonger», Assaf, die het moeilijk heeft met zichzelf en de wereld om hem heen. Ondanks zijn af keer, dient hij toch in het leger. Zijn beste vriend sterft in „actieve dienst” en hierdoor wordt zijn apathie nog groter. Thuis voelt hij zich niet op zijn gemak hoewel hij op zijn ouders is gesteld. Door het generatieverschil zijn er '-niet veel punten waar hun opvattingen over eenkomen. Hij heeft een grote behoefte zich waar te maken en wel door een eigen prestatie, zonder dat de invloed van de vader daaraan te pas hoeft te komen. Assaf besluit een boek te schrijven. „De belangrijkste stelregel: schrijf in het Engels, al kun je het woord „butter” nog niet spellen. Een goed verkopende schrijver in het Hebreeuws kan er nau welijks van leven en blijft voorgoed onbekend in het buitenland.Het boek, dacht ik, moest over een jongeman gaan. Hij kon veel op mij liiken, maar dan met een paar tragische liefdesaffai res. Op de zwakste punten van het verhaal, waar het rammelde, kon je wat filosofie kwijt.” Op deze ietwat cynische wijze bereidt hij zijn roman voor. Als hij uit het leger komt gaat hij studeren, omdat zijn vader het wil. Om dezelfde reden gaat hij in de politiek. Geen van beiden doet hij met veel succes. Ook de religie van het land trekt hem niet aan: ..Ze zeggen dat je er trots op moet zijn, dat je een jood bent. Het kon me niets schelen of ik een jood was of een moslem of een christen. Ik ge loofde niet in religie. Het was de oudste en primitiefste uitvinding van allemaal.” En verderop zegt hij: „En de religie voor schut zetten, religie is geouwehoer.” Naast het schrijven heeft Assaf slechts één andere belangstelling. Hij wordt verliefd op een Amerikaans meisje, Joy. Ze is tvnisch Amerikaans, vol idealisme voor het beloofde land. Zij is welhaast tegenovergesteld aan Assaf. Toch houden ze van elkaar en trouwen. Alles keert zich ten goede. Het boek van Assaf is klaar en zal worden gepubli ceerd en zelfs verfilmd. Maar dan komt Joy om het leven bij een ontplof fing in een warenhuis. De oorlog gaat door. Het idealisme van Joy. die altijd witte jurken droeg, past niet in deze wereld. Assaf is terug bij het begin, alleen, cynisch er» ongelukkig. Het boek is bekroond. Het heeft de „M. Evans Award” gekregen en speciale vermeldingen van twee schriivers, die beiden bekend zijn geworden door hun boeken over Israel: Leon Uris, die onder andere „Exodus” op zijn naam heeft staan en James Mishener, die „De Bron” schreef. „Het gevolg van die docentenopleiding is slechte muzieklessen. Povere resulta ten bij de muziekschooUeerlinigen. Mu- ziekleerlingen, die als ze door willen ■toten naar het conservatorium daar eerst bijgeschaafd moeten worden, om dat op de basis die op de muziekschool werd gelegd, gewoon niet verder te bou wen was. Al met al een cirkelgangetje waarbij het peil, het niveau meer en meer zakte. Nou, en daar willen we verandering in brengen!” Aan het woord: Qui van Woerdekom. In Amersfoort en omgeving bij de bui tenwacht voornamelijk bekend als diri gent van de Amersfoortse Orkest Vere niging. Maar Van Woerdekom is „meer”, doet meer ook. Niet alleen experimen teert hij momenteel aan de Amersfoortse Muziekschool met het geven van vioolles in groepsverband, aan de conservatoria van Utrecht, Den Haag en Rotterdam spuit hij als leraar methodiek zo zijn eigen ideeën over de manier waarop muziekonderwijs gegeven moet worden en brengt hij daar die ideeën ook in de praktijk. En hij doet dat naar hijzelf verklaart en anderen bevestigen met bijzonder goede resultaten. Qui van Woerdekom (qua uiterlijk iemand die zo in het decor van de Passiespelen in Tegelen zou kunnen stappen; bovendien een man die goed van de tongriem is gesneden, snel, en duidelijk, formuleert) zet zich flink af tegen de wijze waarop in het verleden les aan conservatoriumleerlingen werd gegeven. Op het conservatorium, zo zegt hij, werd nagenoeg het hele accent op het instrumentale gelegd. plaats in hun eigen gevoelsleven en hun gevoelsmatige relaties met ande ren verdiepen. Hesse schrijft dan ook ergens: „Bijna alle prozawerken, die ik geschreven heb, zijn biografieën van de ziel”. Zijn hoofdpersonen zijn vaak overgevoelig en daardoor kwets baar, ze wijken altijd af van de doorsneemens. In de roman Gertrud bijvoorbeeld is de hoofdpersoon een componist, ernstig gehandicapt door een stijf been. Hesse kiest zijn hoofd personen ook vaak onder jeugdigen die op de drempel van de volwassen heid staan, een kritieke fase in hun volwassenwording doormaken. Dit is onder andere het geval in Demian Vrijwel altijd beschrijft Hesse een ontwikkelingsproces, een katharsis in het leven van de hoofdpersoon. De steeds terugkerende vraag is: „Hoe „DE UIENETERS” van Donleavy is, opnieuw vertaald door M. en L. Cou- thinho, verschenen bij De Bezige Bij in Amsterdam. James Patrick Donleavy is in ons land geen onbekende meer. Zijn meeste boeken zijn hier in vertaling uitgekomen. Hij is in 1926 in Brooklyn geboren, is opgeleid in Dublin en kreeg in 1967 de Ierse nationaliteit. Zijn oeu vre breidt zich regelmatig uit. De ..Gin ger Man” verscheen in 1955 in Parijs. Zijn naam werd er direct mee gevestigd Een jaar later kwam het boek in Lon den uit. Onder de titel „De rosse bietser” is het in ons land verschenen en tevens bewerkt tot toneelstuk. Het bevat alle elementen voor de latere boeken: bizarre fantasie, vaak onprettig aandoend, ge weld gespaard gaande met komische kluchten. „A Singular Man” volgde in handelende over een rijke man achtervolgingswaanzin. In 1964 kwam er een bundel korte verhalen uit „Meet my maker the mad molecule”. „The saddest summer of Samuel S.” verscheen in 1966 en evenals „The beastly attitudes of Sommige schrijvers hebben het ge luk, wel 30 jaar of nog langer pro- duktief te zijn. Hun oeuvre blijkt bij latere beschouwing hoogte- en diep tepunten te vertonen. Maar de uitge ver, die het publiek op de hoogte wil houden en die aan een beroemde naam hoopt te verdienen (het is hun van harte gegund!) verspreidt bereid willig alles, wat de werkkamr van zijn coryfee verlaat. Van een schrij ver, die „herontdekt" is, zoals dat met Hermann Hesse (1877-1962) al weer sinds enige jaren het geval is, behoeft niet alles, wat eens van de drukpers kwam, opnieuw te worden uitgege ven. De afstand in de tijd biedt ruimschoots gelegenheid te schiften tussen belangrijk en minder belang rijk werk. Zo vraag ik mij af waar om de Arbeiderspers in de zo plezie rige Kattengatreeks Hesse’s verhalen- cyclus Knulp deed verschijnen. Het is best een aardig boekje over de opge wekte, levensblije Knulp, die in het laatste hoofdstuk in eenzaamheid langs de kant van de weg sterft. Knulp is een zeer verzorgd werkstuk, nog al conventioneel, duidelijk in de schaduw blijvend van Hesse’s andere werk. Eigenlijk moet men constateren, dat het meest importante werk van Hermann Hesse reeds enige tijd in het Nederlands voorhanden was, voor de diverse uitgeverijen met de hier onder aangekondigde beslist toch wel minder significante werken kwamen Vertaald waren reeds: Demian, Sid- dharta en De Steppewolf (alle bij de Bezige Bij, die nu ook Tussen de raderen uit 1906 uitgaf) en Narziss en Goldmund (de Arbeiderspers). Of het moeilijk toegankelijke Glasperlen spiel, Hesse’s laatste werk, dat hij in 1943 voltooide, ooit in vertaling zal worden uitgegeven, is voor mij nog een vraag. In het laatste half jaar werd het beeld van Hesse afgerond met de roman Gertrud uit 1910 en Knulp van 1915 (beide bij de Arbeiders pers), Sprookjes uit 1910 (Bert Bak ker) en Reis naar het Morgenland uit 1932 (de Bezige Bij), terwijl deze laatste uitgeverij voor Tussen de raderen uit aangekondigd. Minstens Toch ligt er voor mij bij alle Hesse-lectuur De Steppewolf uit gezonderd, dat werkelijk eenmalig is een addertje onder het gras. Ik heb het gevoel, dat ik eens Hesse’s werken zal gaan afwijzen. Hij schrijft zo mooi en meeslepend, dat hij allerlei gevoelens en gewaarwor dingen opdringt. Hij sleept de lezer helemaal mee, spint hem in in zijn Hesse’s gevoelswereld, die wel eens geheel van die van de lezer kan verschillen. Je kunt je als Hesselezer niet dis tantiëren, je kunt niet objectiveren, want je bent ingekapseld, wordt vol ledig bij het gebeuren betrokken. Wie eenmaal afstand kan nemen, zal vaak tot afwijzing komen. De maatschappij speelt in Hesse’s werken nauwelijks een rol. Nog niet zo lang geleden pas is aan velen duidelijk geworden, dat Hesse zelf terdege geïnteresseerd was in het po litieke leven van zijn tijd en dat hij niet steeds als een kluizenaar in het fraaie Zwitserse dorpje Montagnola in afzondering heeft geleefd. Reeds zeer vroeg heeft hij op de gevaren van het nationaal-socialisme en het antisemitisme gewezen. Hij had 'f if -■:A

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 24