DECORATEUR HENK CORDUWENER:
nieuwe roman van
Maanen
Willem
van
Het dochtertje
van de wasvrouw
J)E HAGEL IS GESMOLTEN”
I
'V
MICHEL VAN DER PLAS
Een egotrip
is er niet bij
Niet domineren
Nawerken
n
Scheef bij NOS
Symboliek
bv
If
17
Erbij
ZATERDAG
MEI
1973
1 2
8
HANS VAN STRAATEN
J
‘fi
Decorcentrum van de NOS
kind met een waterhoofd
I
1ÜQI
HET FASCISME HOORT MINDER TOT
WVWWVWW
VERLEDEN DAN MEN ZOU DENKEN
,,nnc0 vvau jv jj—-
geld kosten. Knoeien kan ik niet. Dan
_x ix XnnL- «T-rAzftv nrrovrlncin
hij en wordt erin bijgestaan, door zijn
WILLEM G. VAN MAANEN
jaren uitgesmeerd.”
HANS ROMBOUTS
A.v.L.
r
lest ii i'
e 5 leste
losse ta.
lesura l>-
gewoon verbaasd als men mijn naam als
ontwerper tegenkomt.”
Net als in enkele andere boeken van
Van Maanen blijft de oorlog in sterke
mate nawerken op het heden. Zaken als
t
erij on|
i 2-7-11 f
van 4-1 I'
WWW**
n
n
i van W
u t -.
rtverlenini
ureau ms'
Alle ii'
ilrvend t
'100 P<t
tand. Cen-
Tel. 025»
tiool
Vamor-ii
stalaan i
1.
echts fd r
r. D. Het j
inlaan 1
10-23954!
stacaravu
(NH) bi
met ili
tuin. 1 I
130.
bungalow 1
voll. inge-
jrcond. i
Costa-Do
3d. Onrw
Ibert Kus
Heerto
12207-13®
weekeet »®'!-
L. J. b 1
iusstr. U
Dok v®
is.
ers voor s 1
graag
A
Tabbed
>le occas
en, che»
iten vm
aravanei
6-1579.
!S Engti
w
4k
de nw
slaagt! i'
rust v®
rijschod
ikweg J!, .1
WOW»
huis, a
1 a,
n/U,H,
op aat-
27, I9
WW»
el 10BJ
wij k»
Harren
Grootfabrikant van decors, de NOS,
heeft meermalen aan Corduwener ge
trokken om daar te komen werken. Met
weinig respect voor het decorcentrum,
kan Corduwener een half uurtje vol
praten over alles wat er volgens hem
scheef zit bij dit paradepaardje van de
NOS. „Jaren geleden heb ik het verzoek
gekregen de leiding van de schilders
werkplaats op mij te nemen. Na enige
bedenktijd heb ik nee gezegd en ik heb
er geen spijt van gekregen. Er zijn al
genoeg mensen met maagzweren en hart
infarcten. Ik noem het decorcentrum
een kind met een waterhoofd. Er wer
ken daar veel te veel mensen. Vakbe
kwame mensen krijgen veel te weinig te
doen. Waar wij 14 dagen over doen in
een normaal werktempo, daar trekt men
bij de NOS drie weken voor uit.”
ities oii
n TV 1
ukstr.
„En nog wat anders. Sommige regis
seurs weten voordat de opnamen begin
nen nog niet welke beelden zé precies
zullen schieten. Maar ze bestellen wel
decor. Het komt voor dat er decors
staan die helemaal niet in beeld komen.
Of er staan stukken die zes meter hoog
zijn, maar er komt maar vier meter in
beeld. Je zou eens moeten kijken wat er
bespaard kan worden.”
De NOS hoeft dus niet voor Corduwe
ner. Hij blijft liever op zijn stekkie
langs de Amstel. Al is hij sinds 1946 een
paar kilometer stroomopwaarts verhuisd
naar het terrein van de Zuidergasfa-
briek, waar ook collega-theatermensen
als Nauta en Berndsen, de timmerman
en decorverhuurder Beijne hun werk
plaatsen hebben.
Toekomst ziet Corduwener wel voor
hem en zijn zoon zitten. De vereenvou
diging van de decors zal volgens hem
over een paar jaar tot stilstand komen.
„Nederland loopt altijd een paar jaar
achter en als ik zie dat men in Duits
land weer is af gestapt van het roetje en
gordijntje en het simpele zetstukje, dan
verwacht ik weer een bloeitijd voor de
decorontwerpers en schilders.”
Zelf is hij sterk afhankelijk van de
Corduwener raakt niet uitgepraat over
zijn relatie met Sleeswijk. „We werken
zo nauw samen, dat mensen verwonderd
zijn als ze horen dat ik niet in dienst
ben van Slees. Ook al ben ik nu al 15
jaar leider van zijn technische groep.
■h. comi
et buitel
023-31024
ikstr. I
in Wester
m. doodt
iatsen. Pe
her Mart
ach. Jab 1
1.
vrije-produktiesector en het Nationale
Ballet, zijn vaste opdrachtgevers. Aan
het eind van vorig jaar belandden vader
en zoon Corduwener in een crisisperiode.
Er kwam geen enkele opdracht binnen.
„Ik begon aan mezelf te twijfelen. Ze
hadden me zeker niet meer nodig. Ik
had al plannen om iets anders te gaan
doen. Maar in december kwamen plotse
ling de opdrachten. Jasperina’s Ego-trip,
het Nationale Ballet kwam weer en voor
volgend seizoen toch weer de Willy Wal
den en Piet Muyselaar-revue, kan toch
niet gemist worden, Irma la Douce, een
nieuwe musical van Annie M. G.
Schmidt, shows van André van Duin en
Ted de Braak en het toneelstuk Slitters.
Nee, ik zie het weer helemaal zitten.’
tour i i
v caravan
orting e
Ajax, IJ
iburg, te
uit. Terloops geeft Wim nog zijn vlot
gestelde commentaren op andere ver-
schijnselen in onze moderne samenle
ving, zoals de „Jesus Movement” en het
verdwijnende draaiorgel.
Geschikt voor adolescenten.
or
,e lease
VV/ii
tie
:m Km
21845, IJ.
Ihelmiffi
2, Bev» r'
tr. 29ti
Jan Lij. tv
.236.
De hoofdpersoon van „De Hagel is
gesmolten”, de nieuwe roman van Wil
lem van Maanen (Querido), is een we
tenschapsman, die naar Rome is gereisd
ot „Vrij I
4 pk bi K
staat Orir 1
assage ij
Instit*
liaan 1®
Vader Slees(wijk), de grote baas,
kortom René Sleeswijk, de man achter
de schermen van talrijke amusements-
produkties, rekent het tot een eer, een
feest te organiseren voor zijn jubileren
de Henk. Een feest eind mei waar
de crème de la crème van de vaderland
se Bühne zal moeten verschijnen.
Sleeswijk kent Henk al van voor de
oorlog, toen zij nog samen decors bouw-
Maar nooit in vaste dienst. Mijn zelf
standigheid wil ik niet kwijt. Ik bereid
het werk achter de schermen voor, werk
mee aan repetities en generale, maar
dan zit het er ook op. De toneelmeesters
moeten het dan zelf doen. Na de genera
le repetitie stap ik naar de eerste de
beste platenzaak en koop een lp met
klassieke muziek. Om bij te komen van
al dat zoetsappige showwerk dat je dan
wekenlang hebt moeten aanhoren.
cker-sp. 1
m bruin
n lang.
alle M
7928.
blijft. De man is echter historicus en
geen psycholoog of criminoloog, en van
een poging tot exacte benadering van
het begrip „fascisme” als psychopatholo
gische karakteristiek vernemen we niets.
Erg veel fiducie kunnen wij in zijn
onderzoek dan ook niet hebben, maar al
spoedig blijkt dat de „ik” allereerst be
hoefte heeft aan een zelfonderzoek.
Dit onderzoek voltrekt zich in de ont
moeting met een aantal mensen, terwijl
zich op de achtergrond het sterven vol
trekt van genoemde Enrico Malacarne
in wie men zonder moeite de schrijver
Curzio Malaparte herkent, auteur van
o.a. Kaputt en De Huid, twee boeken
over oorlog en na-oorlogsetijd, die ook in
Nederland veel lezers hebben gevonden.
Malaparte was in het Italië van Mus
solini ongetwijfeld een briljant journa
list; tijdens de oorlog was hij correspon
dent aan het Oostfront, uiteraard aan
Duitse zijde (zie Kaputt). Als hij in deze
jaren géén fascist was, heeft hij zijn
ware gezindheid in elk geval bijzonder
goed weten te verbergen.
Een kwart eeuw geleden klopte ene Wim Sonneveld aan bij een boven
huis aan de Amstel in Amsterdam, bewoond door Henk Corduwener, kort
daarvoor heel moedig gestart met een eigen decoratiewerkplaats en wach
tend op zijn eerste klant „Ik heb geen geld”, bekende de beginnende
cabaretartiest. „Ik ook niet”, antwoordde Henk, „dus we staan quitte”.
Later, toen het programma van Wim goed aansloeg bij het hooggeëerde
publiek, kwamen de guldens toch en ze zijn blijven komen, want de ar
tistieke samenwerking tussen Wim en Henk (58 jaar) duurt nu al 25 jaar.
In de loop der jaren hebben beiden voor de rust na het werk de buitenlucht
verkozen. Sonneveld zoekt de Mediterranee op en Corduwener vindt vrouw
en drie zoons ’s avonds in het Populierenlaantje in Huizen.
den op de zolder van Carré. Henk Cor
duwener was in dienst van Adriaan
Grobben, indertijd de grootste toneelde-
corarteur van Nederland. Zelfs al ver
diende je maar ƒ7,50 in de week (als er
iets te doen was) en ƒ4 als er geen
opdrachten waren, werken bij Grobben
betekende voor een jongeman die het
ver in zijn vak wilde schoppen, evenveel
als het verkeren op de hogeschool van
de toneeldecoratie. Grobben maakte de
decors voor de Italiaanse opera, de
I Bouwmeester-revue. operettes en toneel
stukken.
Op die zolder van Carré had Sleeswijk
een hoekje om de decors te timmeren
voor zijn eerste Snip en Snap-revue.
Daar ontstond ook de eerste kennisma-
king met Corduwener, waaruit een sa-
:ssen te menwerking van tientallen jaren is ge-
■ing, Zee
„De hagel is gesmolten” kennelijk
slaat de symboliek op de „kilheid” in de
gevoelens van de verteller geeft geen
antwoord op de vraag naar het fascisme
van Malacarne. Maar het stelt op bijna
spookachtige wjjze de vraag aan de orde,
naar mogelijke fascistische roerselen in
de ziel van de man, die zich daarvan
bepaald niet bewust is.
Het is een thema dat men in deze
jaren bij meer schrijvers aantreft (op
geheel andere wijze bijvoorbeeld bij de
Belg Jef Geeraerts). Misschien behoort
het fascisme toch minder tot het verle
den dan wij ons, met een blik op de
jongste geschiedenis, veelal voorstellen.
z.g.u
isting, ijl
z. 9mx3.ll
Getuige in
München
fascisme en anti-semitisme zijn voor de
ze auteur nog van een sluipende actuali
teit. Ze blijven „spoken”, ongeveer zoals
het verleden in de drama’s van Ibsen
blijft spoken. De ontlading van de span
ning is echter heel anders omdat het
hier vooral gaat om het effect van de
gebeurtenissen op iemand die feitelijk
buitenstaander is.
De hoofdpersoon, die aanvankelijk
nuchter had gesteld niet te weten wat
liefde is, blijkt in de confrontatie met de
dode (hij weet dan nog niets van haar
verleden) onverwacht tot heftige emoties
in staat.
Maar als hij een ex-fasciste heeft
liefgehad, een ex-fasciste die volgens
zijn eigen stelling dan nog altijd een
fasciste was, in hoeverre is er dan bij
hemzelf sprake van een latente fascisti
sche aanleg? Deze vraag staat niet in
een boek, maar hij doet zich onont
koombaar aan de lezer voor.
In het slothoofdstuk schrijft de „ik”
een lange brief aan zijn vrouw. Daarin
vertelt hij op luchtige toon wat hij sinds
zijn aankomst in Rome alzo heeft mee
gemaakt. Het avontuur met de Engelse
verzwijgt hij.
Hij is nu weer helemaal de man die
in het begin van het boek heeft gezegd:
„Merk eens op tussen haakjes dat liefde
lozen altijd graag verhalen vertellen,
hun ervaringen altijd in toepasselijke
anekdotes verpakken, graag en goed for
muleren.
In de brief komt hij ook tot de
volgende definitie: „Een fascist is ie
mand die van de dood houdt.” Men
vraagt zich af of hij soms, gegeven die
scène met de dode Muriel, voor een
ogenblik met deze voorkeur is geïnfec
teerd.
In de jaren vijftig ontwierp en maak
te hij decors voor de Utrechtse opera,
een onderneming die slechts een korte
tijd van leven had. Corduweners stijl
komt het best tot zijn recht in romanti
sche produkties, zoals de opera’s van
Mozart en Haydn. Decors mogen nooit
opdringerig zijn, is zijn credo. Geen
,,1’art pour l’art”. „Als het publiek na
afloop zegt dat het decor niet bijzonder
is opgevallen, dan zit het goed. Ontwer
pers moeten zich aanpassen aan het
stuk, het mag nooit andersom zijn. Een
ego-trip maken is er niet bij.”
Het geluid van een helikopter is
weer een normaal gebeuren in mijn
leven. Wellicht kan dat, omdat de
KLM-helikopters, die naar de olie
platforms in de Noordzee vliegen,
groter zijn en een rustiger geluid
produceren. Of misschien omdat ze
verder weg zijn. Het is bijna een
ergerlijke zaak. Tóén, in München
tijdens de Olympische Spelen, sloegen
de vinnen van de Hubschrauber (in
die dagen een woord gelijk aan dat
van koele moord en misdaad; dat was
nu eenmaal de associatie) de vrolijke
Spelen onbarmhartig weg. Toen dacht
je: elke keer als ik nog in mijn leven
een helikopter hoor, dan zal ik onge
twijfeld moeten denken aan de
slachtpartij in München en Fürsten-
félbruck. En nu ervaar je, dat zo’n
helikopter rustig door de lucht boven
je kan wegdraaien zonder dat je
opschrikt en je netvlies weer dat
beeld oproept van de aan en uitflit
sende zwaailichten van de grens-
wacht-helikopters, die boven het
Olympische dorp hingen met Israë
liërs en terroristen op weg naar de
dood. Dat is toch wel een verbijste
rende post-Olympische gedachte.
Dat soort indrukken wringen zich
naar boven uit je onderbewustzijn,
als je het boek leest „Getuige in
München” van Michel van der Plas
(Elsevier). Het is geen boek, waarin
je haarfijn tactische zetten of mini-
tieus bijgehouden recordlijsten aan
treft. Michel van der Plas was niet
als sportverslaggever wel sport-
minnaar naar de Beierse hoofdstad
gereisd. Hij was er voor reportages,
indrukken,waarbij de kleine dinge
tjes van de dag een grotere waarde
kunnen hebben dan de bombastische
hoogtepunten.
Het is boeiend om de indrukken
zoals Van der Plas die onderging, op
je in te laten werken. Je leest met
een soort analytische honger. Hoe
ervaar je het nu, nu de tijd de rauwe
plooien van de toen-niet-meer-Heite-
re-Spiele heeft weggestreken? Je er
vaart het Duitse Olympische gebeu
ren bij het terugdraaien als een oer
oude Griekse tragedie, waarbij de
schikgodinnen de draden al klaar
hebben van het drama. Je leest
bladerend in „Getuige in München”
over de na enkele dagen schijnbaar
echt vrolijk geworden Spelen. De
schikgodinnen houden zich rustig. Ze
laten Mark Spitz van het ene goud
naar het andere razen. Ze laten die
Akii-Bua intens gelukkig zijn, zodat
hij als een uitgelaten kind denkbeel
dige hordes neemt in zijn ereronde.
Maar je weet dat het ncodlot dich
terbij komt, dag voor dag, uur voor
uur.
echtgenote, die intens meeleeft met het
werk van haar man en haar zoon Bart,
die bij vader in de zaak staat, maar
daarnaast een progressief poptheater
runt.
Die moord op de Israëlische deel
nemers staat natuurlijk volkomen
centraal in „Getuige in München”.
Centraal dan ook letterlijk, want Van
der Plas houdt gewoon zijn dagboek
bij met alle kleine en grote opmerke
lijkheden, met de randverschijnselen.
Hij weet in die eerste pagina’s ook
niet, wat het fatum voor München,
juist München, heeft klaar liggen.
Als je aan die vóór-moord-periode
bezig bent, vind je het een spijtige
zaak, dat Van der Plas niet eerder
naar Beieren is gekomen, omdat je
zelf van dichtbij in het paleis van
de vroegere keurvorst de malver
saties en het gekonkel hebt meege
maakt rond de Rhodesische kwestie
en de benoeming van Lord Killanon
als opvolger van Brundage. Dat zou
ook gefundenes Fressen voor hem
geweest zijn als Olympische kantlijn
auteur.
Je leest 69 pagina’s kostelijke her
inneringen. En dan.op pagina 78
ben je aan het eindstation van de
Vrolijke Spelen gekomen. Dan begint
die periode van de grootste verwar
ring. Persconferentie, droge zinnen.
Het harde nieuws. Het niet willen
geloven. De absurde toestand van de
Spelen, die doorgaan, terwijl er al
mensen vermoord zijn en anderen
hun laatste uren ingaan. Michel van
der Plas is in deze hoofdstukken op
zijn best. Alleen en dat is een
zaak, die je de auteur niet kunt
kwalijk nemen (althans misschien
niet) is het grote manco, dat Van
der Plas geen letter heeft geschreven
over de meest dramatische persconfe
rentie, die wellicht de laatste jaren
werd gehouden. De persconferentie,
waarop de Duitse autoriteiten moes
ten toegeven ’s nachts om 4 uur
dat ze hadden gefaald. Dat de
gijzelaars allemaal waren vermoord
en dat de voorlichting al of niet
bewust een schandalige zaak was
geweest. Die valse voorlichting van
regeringswoordvoerder Ahlers had
ook Van der Plas in bed doen stap
pen, terwijl even verderop de slach
ting ten einde liep.
Terecht laat Michel van der Plas
zijn Olympische Spelen op 29 oktober
eindigen, de dag, dat de Zwarte Sep
tember de terroristen van München
door kaping van een Lufthansa-vlieg-
tuig vrij krijgt. De Olympische cirkel
is dan gesloten.
In de verhipte taal van flodderaars
langs de samenleving schrijft Guus Kuij-
er zijn boek „Het dochtertje van de
wasvrouw”, een uitgave van Meulenhoff
in Amsterdam. Een tikje melancholiek,
maar in de zin van „mijn tijd zal het
wel uitduren”, vertelt de schrijver over
twee onvolwassen dertigjarigen, Wim en
Gijs. Ze zijn van een onduidelijk beroep
voorzien.
Guus Kuijer schrijft dan zó over
Wim: „Hij is dertig. Hij gaat werken.
Een paar jaar „indrukken opdoen”, best,
maar nu gaat hij dat universum van
hem haarfijn op het gespannen linnen
zetten.” Gijs, wat somberder, want ge
trouwd geweest: ,Je bent alleen makker,
een moeder zul je nooit meer krijgen, je
vrienden gaan dood, je vriendinnen wor
den hoe langer hoe ouder, minder in
aantal en lelijk. Sterf, sterf dan toch.
Maar niks hoor, juist jij die zo nodig
vrij moest zijn, jij sterft langzaam over
Wat is een fascist? Hoewel de Tweede Wereldoorlog al bijna drie decennia achter
ons ligt, is op deze vraag nog altijd geen sluitend antwoord te geven. Een fascist, zou
men kunnen zeggen, is een aanhanger van het leidersbeginsel, hij is overtuigd van
de superioriteit van zijn ras, en hij is een voorstander van het geweld als oplossing
van politieke problemen.
Deze criteria zijn echter op zichzelf geenszins voldoende. Het leidersbeginsel
wordt ook door andere categorieën aangehangen (Pruisische militaristen, bepaalde
groepen communisten); de Italiaanse fascisten kenden geen rassenideologie, en de
voorkeur voor geweld is, zoals men heden ten dage zonder moeite kan constateren,
allerminst een fascistisch privilege.
Maar misschien is het juist de combinatie van een aantal mentale factoren, die
de fascist maakt. De criminoloog W. H. Nagel (ook schrijvend onder het pseudo
niem J. B. Charles) heeft eens het idee geopperd van een test: als iemand de be
hoefte had bij het Wilhelmus in de houding te gaan staan, terwijl hij bovendien
Elsevier las en de schilderijen van Nagels vriend Willem Hussum niet mooi vond,
dan maakte hij al een aardige kans.
De verteller van het verhaal komt te
logeren in een Nederlands instituut,
waar hij een hoogbejaarde schrijver
ontmoet, die min of meer wordt ver
pleegd door een meisje, dat in haar vrije
uren op luidruchtige wijze de bijslaap
beoefent met een Duitse student. De „ik”
die het lawaai door de dunne muur kan
volgen, heeft op zijn beurt al spoedig
contact met een Engelse, die een haar
netje draagt met witte confetti zo op
het oog een soort hagel. Hij neemt haar
dit netje af de hagel smelt en na
enkele gesprekken komt hij in haar bed
terecht.
De volgende morgen wordt zij dood
gevonden, weinige uren nadat Malaparte
die zij achteraf goed gekend blijkt te
hebben in het ziekenhuis is overle
den. Even lijkt het of het verhaal de
kant van de misdaadroman uitgaat,
maar haar dood is zelfmoord geweest.
Wat heeft haar daartoe gedreven? Een
andere vrouw, die uit Frankrijk arri
veert, brengt de oplossing. De Engelse is
tijdens de oorlog in Italië en bezet
Frankrijk werkzaam geweest als radio-
omroepster. Voor de hoofdpersoon is dit
een schokkende ontdekking: de vrouw
met wie hij een kortstondige liefdesrela
tie heeft gehad was dus een fasciste!
om te onderzoeken, of zich aan de
persoon van de schrijver Enrico Mala
carne de stelling laat bewijzen, dat wie
eens een fascist is geweest, het altijd
Deze twee versieren een heel mooi,
nog zeer jong meisje voor een feest bij
Wim. Ze komt niet opdagen. Een op
haar gelijkend meisje blijkt diezelfde
avond vermoord te zijn.
Het verhaal gaat nu verder over de
speurtocht naar het meisje, van wie
Wim en Gijs niet geloven dat ze dood is.
Erg duidelijk hoe een en ander zich
heeft af gespeeld wordt het .liet; een
luurmaft
/loeren
prijzei
voor 5! --
dafon^* tijdje lijkt het. dat Gijs het bi st zelf
voorr* J gedaan zou kunnen hebben, maar geluk-
kig is dat niet zo. Dat zoekt Wim, die
02510-234» er2 veel van zijn vriend houdt, allemaal
r gewenst
■1 comply
nny,
IJmuid»
:ags 8*
Als we de naam van de beroemde
Tsjechische decorontwerper Svoboda
noemen, trekt Corduwener een vies ge
zicht. „Ik vind die ontwerpen foei-lelijk.
Ik zou weigeren ze te maken. Svoboda is
nou zo’n man die het decor laat domine
ren; de acteurs zijn voor hem alleen
maar Spielerei.”
Corduwener, ook ontwerper van tien
tallen decors, verwerpt de hokjesgeest in
het theaterberoep. „Als je decors maakt
dan kun je ze niet ontwerpen, is de
algemene opvatting. Gek hè? Men is
moet je het toch weer overdoen.”
Decors maken voor het muziekthea
ter doet Corduwener erg graag. Hij her-
e'Keffl l innert zich nog goed de Vagebondkoning,
een showoperette die voor de oorlog met
Johan Heesters in de hoofdrol ging.
„Zouden ze weer moeten uitbrengen;
wordt een geweldig succes”, voorspelt
groeid. Henk Corduwener („mijn naam
vind je meestal in de programma’s terug
onder de pruiken”) leerde vaardig met
de verfkwast omgaan.
Zijn ambitie kunstschilder te worden
(„ik schilder voor mijn plezier nog aqua
rellen en olieverf”) werd via een be-
roepskeuze-adviseur omgezet in een pas
sie voor de toneeldecoratie. Van Grob
ben keek hij de foefjes af. Hij zocht de
deur van het theater op en groeide uit
tot een figuur die het theatervak op zijn
duimpje kent. Vanuit de coulissen heeft
hij altijd goed in het oog gehouden wat
er op de planken gebeurde en hij is
dikwijls met echtgenote in allerlei
schouwburgen te vinden.
Na het overlijden van Grobben in
1939 trad Corduwener in dienst van de
Bouwmeester-revue en werd chef ate
lier.
Een decoratieschilder kent men niet
aan het fijn penseel. Met kwasten aan
lange stokken bevestigd tovert hij op
meterslange doeken ettelijke malen ver
groot de tekening van de ontwerper te
voorschijn. Een herscheppend kunste
naar, wiens raffinement het is datgene
wat onmogelijk lijkt mogelijk te maken.
Zijn vak is er een van hollen of stil
staan. Zich overhaasten doet hij nooit.
„Alles wat je haast-je-rep-je doet, gaat
X x...