DECORATEUR HENK CORDUWENER: nieuwe roman van Maanen Willem van Het dochtertje van de wasvrouw J)E HAGEL IS GESMOLTEN” I 'V MICHEL VAN DER PLAS Een egotrip is er niet bij Niet domineren Nawerken n Scheef bij NOS Symboliek bv If 17 Erbij ZATERDAG MEI 1973 1 2 8 HANS VAN STRAATEN J ‘fi Decorcentrum van de NOS kind met een waterhoofd I 1ÜQI HET FASCISME HOORT MINDER TOT WVWWVWW VERLEDEN DAN MEN ZOU DENKEN ,,nnc0 vvau jv jj—- geld kosten. Knoeien kan ik niet. Dan _x ix XnnL- «T-rAzftv nrrovrlncin hij en wordt erin bijgestaan, door zijn WILLEM G. VAN MAANEN jaren uitgesmeerd.” HANS ROMBOUTS A.v.L. r lest ii i' e 5 leste losse ta. lesura l>- gewoon verbaasd als men mijn naam als ontwerper tegenkomt.” Net als in enkele andere boeken van Van Maanen blijft de oorlog in sterke mate nawerken op het heden. Zaken als t erij on| i 2-7-11 f van 4-1 I' WWW** n n i van W u t -. rtverlenini ureau ms' Alle ii' ilrvend t '100 P<t tand. Cen- Tel. 025» tiool Vamor-ii stalaan i 1. echts fd r r. D. Het j inlaan 1 10-23954! stacaravu (NH) bi met ili tuin. 1 I 130. bungalow 1 voll. inge- jrcond. i Costa-Do 3d. Onrw Ibert Kus Heerto 12207-13® weekeet »®'!- L. J. b 1 iusstr. U Dok v® is. ers voor s 1 graag A Tabbed >le occas en, che» iten vm aravanei 6-1579. !S Engti w 4k de nw slaagt! i' rust v® rijschod ikweg J!, .1 WOW» huis, a 1 a, n/U,H, op aat- 27, I9 WW» el 10BJ wij k» Harren Grootfabrikant van decors, de NOS, heeft meermalen aan Corduwener ge trokken om daar te komen werken. Met weinig respect voor het decorcentrum, kan Corduwener een half uurtje vol praten over alles wat er volgens hem scheef zit bij dit paradepaardje van de NOS. „Jaren geleden heb ik het verzoek gekregen de leiding van de schilders werkplaats op mij te nemen. Na enige bedenktijd heb ik nee gezegd en ik heb er geen spijt van gekregen. Er zijn al genoeg mensen met maagzweren en hart infarcten. Ik noem het decorcentrum een kind met een waterhoofd. Er wer ken daar veel te veel mensen. Vakbe kwame mensen krijgen veel te weinig te doen. Waar wij 14 dagen over doen in een normaal werktempo, daar trekt men bij de NOS drie weken voor uit.” ities oii n TV 1 ukstr. „En nog wat anders. Sommige regis seurs weten voordat de opnamen begin nen nog niet welke beelden zé precies zullen schieten. Maar ze bestellen wel decor. Het komt voor dat er decors staan die helemaal niet in beeld komen. Of er staan stukken die zes meter hoog zijn, maar er komt maar vier meter in beeld. Je zou eens moeten kijken wat er bespaard kan worden.” De NOS hoeft dus niet voor Corduwe ner. Hij blijft liever op zijn stekkie langs de Amstel. Al is hij sinds 1946 een paar kilometer stroomopwaarts verhuisd naar het terrein van de Zuidergasfa- briek, waar ook collega-theatermensen als Nauta en Berndsen, de timmerman en decorverhuurder Beijne hun werk plaatsen hebben. Toekomst ziet Corduwener wel voor hem en zijn zoon zitten. De vereenvou diging van de decors zal volgens hem over een paar jaar tot stilstand komen. „Nederland loopt altijd een paar jaar achter en als ik zie dat men in Duits land weer is af gestapt van het roetje en gordijntje en het simpele zetstukje, dan verwacht ik weer een bloeitijd voor de decorontwerpers en schilders.” Zelf is hij sterk afhankelijk van de Corduwener raakt niet uitgepraat over zijn relatie met Sleeswijk. „We werken zo nauw samen, dat mensen verwonderd zijn als ze horen dat ik niet in dienst ben van Slees. Ook al ben ik nu al 15 jaar leider van zijn technische groep. ■h. comi et buitel 023-31024 ikstr. I in Wester m. doodt iatsen. Pe her Mart ach. Jab 1 1. vrije-produktiesector en het Nationale Ballet, zijn vaste opdrachtgevers. Aan het eind van vorig jaar belandden vader en zoon Corduwener in een crisisperiode. Er kwam geen enkele opdracht binnen. „Ik begon aan mezelf te twijfelen. Ze hadden me zeker niet meer nodig. Ik had al plannen om iets anders te gaan doen. Maar in december kwamen plotse ling de opdrachten. Jasperina’s Ego-trip, het Nationale Ballet kwam weer en voor volgend seizoen toch weer de Willy Wal den en Piet Muyselaar-revue, kan toch niet gemist worden, Irma la Douce, een nieuwe musical van Annie M. G. Schmidt, shows van André van Duin en Ted de Braak en het toneelstuk Slitters. Nee, ik zie het weer helemaal zitten.’ tour i i v caravan orting e Ajax, IJ iburg, te uit. Terloops geeft Wim nog zijn vlot gestelde commentaren op andere ver- schijnselen in onze moderne samenle ving, zoals de „Jesus Movement” en het verdwijnende draaiorgel. Geschikt voor adolescenten. or ,e lease VV/ii tie :m Km 21845, IJ. Ihelmiffi 2, Bev» r' tr. 29ti Jan Lij. tv .236. De hoofdpersoon van „De Hagel is gesmolten”, de nieuwe roman van Wil lem van Maanen (Querido), is een we tenschapsman, die naar Rome is gereisd ot „Vrij I 4 pk bi K staat Orir 1 assage ij Instit* liaan 1® Vader Slees(wijk), de grote baas, kortom René Sleeswijk, de man achter de schermen van talrijke amusements- produkties, rekent het tot een eer, een feest te organiseren voor zijn jubileren de Henk. Een feest eind mei waar de crème de la crème van de vaderland se Bühne zal moeten verschijnen. Sleeswijk kent Henk al van voor de oorlog, toen zij nog samen decors bouw- Maar nooit in vaste dienst. Mijn zelf standigheid wil ik niet kwijt. Ik bereid het werk achter de schermen voor, werk mee aan repetities en generale, maar dan zit het er ook op. De toneelmeesters moeten het dan zelf doen. Na de genera le repetitie stap ik naar de eerste de beste platenzaak en koop een lp met klassieke muziek. Om bij te komen van al dat zoetsappige showwerk dat je dan wekenlang hebt moeten aanhoren. cker-sp. 1 m bruin n lang. alle M 7928. blijft. De man is echter historicus en geen psycholoog of criminoloog, en van een poging tot exacte benadering van het begrip „fascisme” als psychopatholo gische karakteristiek vernemen we niets. Erg veel fiducie kunnen wij in zijn onderzoek dan ook niet hebben, maar al spoedig blijkt dat de „ik” allereerst be hoefte heeft aan een zelfonderzoek. Dit onderzoek voltrekt zich in de ont moeting met een aantal mensen, terwijl zich op de achtergrond het sterven vol trekt van genoemde Enrico Malacarne in wie men zonder moeite de schrijver Curzio Malaparte herkent, auteur van o.a. Kaputt en De Huid, twee boeken over oorlog en na-oorlogsetijd, die ook in Nederland veel lezers hebben gevonden. Malaparte was in het Italië van Mus solini ongetwijfeld een briljant journa list; tijdens de oorlog was hij correspon dent aan het Oostfront, uiteraard aan Duitse zijde (zie Kaputt). Als hij in deze jaren géén fascist was, heeft hij zijn ware gezindheid in elk geval bijzonder goed weten te verbergen. Een kwart eeuw geleden klopte ene Wim Sonneveld aan bij een boven huis aan de Amstel in Amsterdam, bewoond door Henk Corduwener, kort daarvoor heel moedig gestart met een eigen decoratiewerkplaats en wach tend op zijn eerste klant „Ik heb geen geld”, bekende de beginnende cabaretartiest. „Ik ook niet”, antwoordde Henk, „dus we staan quitte”. Later, toen het programma van Wim goed aansloeg bij het hooggeëerde publiek, kwamen de guldens toch en ze zijn blijven komen, want de ar tistieke samenwerking tussen Wim en Henk (58 jaar) duurt nu al 25 jaar. In de loop der jaren hebben beiden voor de rust na het werk de buitenlucht verkozen. Sonneveld zoekt de Mediterranee op en Corduwener vindt vrouw en drie zoons ’s avonds in het Populierenlaantje in Huizen. den op de zolder van Carré. Henk Cor duwener was in dienst van Adriaan Grobben, indertijd de grootste toneelde- corarteur van Nederland. Zelfs al ver diende je maar ƒ7,50 in de week (als er iets te doen was) en ƒ4 als er geen opdrachten waren, werken bij Grobben betekende voor een jongeman die het ver in zijn vak wilde schoppen, evenveel als het verkeren op de hogeschool van de toneeldecoratie. Grobben maakte de decors voor de Italiaanse opera, de I Bouwmeester-revue. operettes en toneel stukken. Op die zolder van Carré had Sleeswijk een hoekje om de decors te timmeren voor zijn eerste Snip en Snap-revue. Daar ontstond ook de eerste kennisma- king met Corduwener, waaruit een sa- :ssen te menwerking van tientallen jaren is ge- ■ing, Zee „De hagel is gesmolten” kennelijk slaat de symboliek op de „kilheid” in de gevoelens van de verteller geeft geen antwoord op de vraag naar het fascisme van Malacarne. Maar het stelt op bijna spookachtige wjjze de vraag aan de orde, naar mogelijke fascistische roerselen in de ziel van de man, die zich daarvan bepaald niet bewust is. Het is een thema dat men in deze jaren bij meer schrijvers aantreft (op geheel andere wijze bijvoorbeeld bij de Belg Jef Geeraerts). Misschien behoort het fascisme toch minder tot het verle den dan wij ons, met een blik op de jongste geschiedenis, veelal voorstellen. z.g.u isting, ijl z. 9mx3.ll Getuige in München fascisme en anti-semitisme zijn voor de ze auteur nog van een sluipende actuali teit. Ze blijven „spoken”, ongeveer zoals het verleden in de drama’s van Ibsen blijft spoken. De ontlading van de span ning is echter heel anders omdat het hier vooral gaat om het effect van de gebeurtenissen op iemand die feitelijk buitenstaander is. De hoofdpersoon, die aanvankelijk nuchter had gesteld niet te weten wat liefde is, blijkt in de confrontatie met de dode (hij weet dan nog niets van haar verleden) onverwacht tot heftige emoties in staat. Maar als hij een ex-fasciste heeft liefgehad, een ex-fasciste die volgens zijn eigen stelling dan nog altijd een fasciste was, in hoeverre is er dan bij hemzelf sprake van een latente fascisti sche aanleg? Deze vraag staat niet in een boek, maar hij doet zich onont koombaar aan de lezer voor. In het slothoofdstuk schrijft de „ik” een lange brief aan zijn vrouw. Daarin vertelt hij op luchtige toon wat hij sinds zijn aankomst in Rome alzo heeft mee gemaakt. Het avontuur met de Engelse verzwijgt hij. Hij is nu weer helemaal de man die in het begin van het boek heeft gezegd: „Merk eens op tussen haakjes dat liefde lozen altijd graag verhalen vertellen, hun ervaringen altijd in toepasselijke anekdotes verpakken, graag en goed for muleren. In de brief komt hij ook tot de volgende definitie: „Een fascist is ie mand die van de dood houdt.” Men vraagt zich af of hij soms, gegeven die scène met de dode Muriel, voor een ogenblik met deze voorkeur is geïnfec teerd. In de jaren vijftig ontwierp en maak te hij decors voor de Utrechtse opera, een onderneming die slechts een korte tijd van leven had. Corduweners stijl komt het best tot zijn recht in romanti sche produkties, zoals de opera’s van Mozart en Haydn. Decors mogen nooit opdringerig zijn, is zijn credo. Geen ,,1’art pour l’art”. „Als het publiek na afloop zegt dat het decor niet bijzonder is opgevallen, dan zit het goed. Ontwer pers moeten zich aanpassen aan het stuk, het mag nooit andersom zijn. Een ego-trip maken is er niet bij.” Het geluid van een helikopter is weer een normaal gebeuren in mijn leven. Wellicht kan dat, omdat de KLM-helikopters, die naar de olie platforms in de Noordzee vliegen, groter zijn en een rustiger geluid produceren. Of misschien omdat ze verder weg zijn. Het is bijna een ergerlijke zaak. Tóén, in München tijdens de Olympische Spelen, sloegen de vinnen van de Hubschrauber (in die dagen een woord gelijk aan dat van koele moord en misdaad; dat was nu eenmaal de associatie) de vrolijke Spelen onbarmhartig weg. Toen dacht je: elke keer als ik nog in mijn leven een helikopter hoor, dan zal ik onge twijfeld moeten denken aan de slachtpartij in München en Fürsten- félbruck. En nu ervaar je, dat zo’n helikopter rustig door de lucht boven je kan wegdraaien zonder dat je opschrikt en je netvlies weer dat beeld oproept van de aan en uitflit sende zwaailichten van de grens- wacht-helikopters, die boven het Olympische dorp hingen met Israë liërs en terroristen op weg naar de dood. Dat is toch wel een verbijste rende post-Olympische gedachte. Dat soort indrukken wringen zich naar boven uit je onderbewustzijn, als je het boek leest „Getuige in München” van Michel van der Plas (Elsevier). Het is geen boek, waarin je haarfijn tactische zetten of mini- tieus bijgehouden recordlijsten aan treft. Michel van der Plas was niet als sportverslaggever wel sport- minnaar naar de Beierse hoofdstad gereisd. Hij was er voor reportages, indrukken,waarbij de kleine dinge tjes van de dag een grotere waarde kunnen hebben dan de bombastische hoogtepunten. Het is boeiend om de indrukken zoals Van der Plas die onderging, op je in te laten werken. Je leest met een soort analytische honger. Hoe ervaar je het nu, nu de tijd de rauwe plooien van de toen-niet-meer-Heite- re-Spiele heeft weggestreken? Je er vaart het Duitse Olympische gebeu ren bij het terugdraaien als een oer oude Griekse tragedie, waarbij de schikgodinnen de draden al klaar hebben van het drama. Je leest bladerend in „Getuige in München” over de na enkele dagen schijnbaar echt vrolijk geworden Spelen. De schikgodinnen houden zich rustig. Ze laten Mark Spitz van het ene goud naar het andere razen. Ze laten die Akii-Bua intens gelukkig zijn, zodat hij als een uitgelaten kind denkbeel dige hordes neemt in zijn ereronde. Maar je weet dat het ncodlot dich terbij komt, dag voor dag, uur voor uur. echtgenote, die intens meeleeft met het werk van haar man en haar zoon Bart, die bij vader in de zaak staat, maar daarnaast een progressief poptheater runt. Die moord op de Israëlische deel nemers staat natuurlijk volkomen centraal in „Getuige in München”. Centraal dan ook letterlijk, want Van der Plas houdt gewoon zijn dagboek bij met alle kleine en grote opmerke lijkheden, met de randverschijnselen. Hij weet in die eerste pagina’s ook niet, wat het fatum voor München, juist München, heeft klaar liggen. Als je aan die vóór-moord-periode bezig bent, vind je het een spijtige zaak, dat Van der Plas niet eerder naar Beieren is gekomen, omdat je zelf van dichtbij in het paleis van de vroegere keurvorst de malver saties en het gekonkel hebt meege maakt rond de Rhodesische kwestie en de benoeming van Lord Killanon als opvolger van Brundage. Dat zou ook gefundenes Fressen voor hem geweest zijn als Olympische kantlijn auteur. Je leest 69 pagina’s kostelijke her inneringen. En dan.op pagina 78 ben je aan het eindstation van de Vrolijke Spelen gekomen. Dan begint die periode van de grootste verwar ring. Persconferentie, droge zinnen. Het harde nieuws. Het niet willen geloven. De absurde toestand van de Spelen, die doorgaan, terwijl er al mensen vermoord zijn en anderen hun laatste uren ingaan. Michel van der Plas is in deze hoofdstukken op zijn best. Alleen en dat is een zaak, die je de auteur niet kunt kwalijk nemen (althans misschien niet) is het grote manco, dat Van der Plas geen letter heeft geschreven over de meest dramatische persconfe rentie, die wellicht de laatste jaren werd gehouden. De persconferentie, waarop de Duitse autoriteiten moes ten toegeven ’s nachts om 4 uur dat ze hadden gefaald. Dat de gijzelaars allemaal waren vermoord en dat de voorlichting al of niet bewust een schandalige zaak was geweest. Die valse voorlichting van regeringswoordvoerder Ahlers had ook Van der Plas in bed doen stap pen, terwijl even verderop de slach ting ten einde liep. Terecht laat Michel van der Plas zijn Olympische Spelen op 29 oktober eindigen, de dag, dat de Zwarte Sep tember de terroristen van München door kaping van een Lufthansa-vlieg- tuig vrij krijgt. De Olympische cirkel is dan gesloten. In de verhipte taal van flodderaars langs de samenleving schrijft Guus Kuij- er zijn boek „Het dochtertje van de wasvrouw”, een uitgave van Meulenhoff in Amsterdam. Een tikje melancholiek, maar in de zin van „mijn tijd zal het wel uitduren”, vertelt de schrijver over twee onvolwassen dertigjarigen, Wim en Gijs. Ze zijn van een onduidelijk beroep voorzien. Guus Kuijer schrijft dan zó over Wim: „Hij is dertig. Hij gaat werken. Een paar jaar „indrukken opdoen”, best, maar nu gaat hij dat universum van hem haarfijn op het gespannen linnen zetten.” Gijs, wat somberder, want ge trouwd geweest: ,Je bent alleen makker, een moeder zul je nooit meer krijgen, je vrienden gaan dood, je vriendinnen wor den hoe langer hoe ouder, minder in aantal en lelijk. Sterf, sterf dan toch. Maar niks hoor, juist jij die zo nodig vrij moest zijn, jij sterft langzaam over Wat is een fascist? Hoewel de Tweede Wereldoorlog al bijna drie decennia achter ons ligt, is op deze vraag nog altijd geen sluitend antwoord te geven. Een fascist, zou men kunnen zeggen, is een aanhanger van het leidersbeginsel, hij is overtuigd van de superioriteit van zijn ras, en hij is een voorstander van het geweld als oplossing van politieke problemen. Deze criteria zijn echter op zichzelf geenszins voldoende. Het leidersbeginsel wordt ook door andere categorieën aangehangen (Pruisische militaristen, bepaalde groepen communisten); de Italiaanse fascisten kenden geen rassenideologie, en de voorkeur voor geweld is, zoals men heden ten dage zonder moeite kan constateren, allerminst een fascistisch privilege. Maar misschien is het juist de combinatie van een aantal mentale factoren, die de fascist maakt. De criminoloog W. H. Nagel (ook schrijvend onder het pseudo niem J. B. Charles) heeft eens het idee geopperd van een test: als iemand de be hoefte had bij het Wilhelmus in de houding te gaan staan, terwijl hij bovendien Elsevier las en de schilderijen van Nagels vriend Willem Hussum niet mooi vond, dan maakte hij al een aardige kans. De verteller van het verhaal komt te logeren in een Nederlands instituut, waar hij een hoogbejaarde schrijver ontmoet, die min of meer wordt ver pleegd door een meisje, dat in haar vrije uren op luidruchtige wijze de bijslaap beoefent met een Duitse student. De „ik” die het lawaai door de dunne muur kan volgen, heeft op zijn beurt al spoedig contact met een Engelse, die een haar netje draagt met witte confetti zo op het oog een soort hagel. Hij neemt haar dit netje af de hagel smelt en na enkele gesprekken komt hij in haar bed terecht. De volgende morgen wordt zij dood gevonden, weinige uren nadat Malaparte die zij achteraf goed gekend blijkt te hebben in het ziekenhuis is overle den. Even lijkt het of het verhaal de kant van de misdaadroman uitgaat, maar haar dood is zelfmoord geweest. Wat heeft haar daartoe gedreven? Een andere vrouw, die uit Frankrijk arri veert, brengt de oplossing. De Engelse is tijdens de oorlog in Italië en bezet Frankrijk werkzaam geweest als radio- omroepster. Voor de hoofdpersoon is dit een schokkende ontdekking: de vrouw met wie hij een kortstondige liefdesrela tie heeft gehad was dus een fasciste! om te onderzoeken, of zich aan de persoon van de schrijver Enrico Mala carne de stelling laat bewijzen, dat wie eens een fascist is geweest, het altijd Deze twee versieren een heel mooi, nog zeer jong meisje voor een feest bij Wim. Ze komt niet opdagen. Een op haar gelijkend meisje blijkt diezelfde avond vermoord te zijn. Het verhaal gaat nu verder over de speurtocht naar het meisje, van wie Wim en Gijs niet geloven dat ze dood is. Erg duidelijk hoe een en ander zich heeft af gespeeld wordt het .liet; een luurmaft /loeren prijzei voor 5! -- dafon^* tijdje lijkt het. dat Gijs het bi st zelf voorr* J gedaan zou kunnen hebben, maar geluk- kig is dat niet zo. Dat zoekt Wim, die 02510-234» er2 veel van zijn vriend houdt, allemaal r gewenst ■1 comply nny, IJmuid» :ags 8* Als we de naam van de beroemde Tsjechische decorontwerper Svoboda noemen, trekt Corduwener een vies ge zicht. „Ik vind die ontwerpen foei-lelijk. Ik zou weigeren ze te maken. Svoboda is nou zo’n man die het decor laat domine ren; de acteurs zijn voor hem alleen maar Spielerei.” Corduwener, ook ontwerper van tien tallen decors, verwerpt de hokjesgeest in het theaterberoep. „Als je decors maakt dan kun je ze niet ontwerpen, is de algemene opvatting. Gek hè? Men is moet je het toch weer overdoen.” Decors maken voor het muziekthea ter doet Corduwener erg graag. Hij her- e'Keffl l innert zich nog goed de Vagebondkoning, een showoperette die voor de oorlog met Johan Heesters in de hoofdrol ging. „Zouden ze weer moeten uitbrengen; wordt een geweldig succes”, voorspelt groeid. Henk Corduwener („mijn naam vind je meestal in de programma’s terug onder de pruiken”) leerde vaardig met de verfkwast omgaan. Zijn ambitie kunstschilder te worden („ik schilder voor mijn plezier nog aqua rellen en olieverf”) werd via een be- roepskeuze-adviseur omgezet in een pas sie voor de toneeldecoratie. Van Grob ben keek hij de foefjes af. Hij zocht de deur van het theater op en groeide uit tot een figuur die het theatervak op zijn duimpje kent. Vanuit de coulissen heeft hij altijd goed in het oog gehouden wat er op de planken gebeurde en hij is dikwijls met echtgenote in allerlei schouwburgen te vinden. Na het overlijden van Grobben in 1939 trad Corduwener in dienst van de Bouwmeester-revue en werd chef ate lier. Een decoratieschilder kent men niet aan het fijn penseel. Met kwasten aan lange stokken bevestigd tovert hij op meterslange doeken ettelijke malen ver groot de tekening van de ontwerper te voorschijn. Een herscheppend kunste naar, wiens raffinement het is datgene wat onmogelijk lijkt mogelijk te maken. Zijn vak is er een van hollen of stil staan. Zich overhaasten doet hij nooit. „Alles wat je haast-je-rep-je doet, gaat X x...

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 17