Trudy Drescher Visuele poëzie bezeten van haar kikkers I I 1 Dood vogeltje f 19 X^fÊRDA’G 9 Erbij JUNI 1973 o ir' ■f - I Ca jH en Een tableau met parende kikkert Trudy Drescher plus kikker Trudy op sterk water. Dd Langer Vers heeft EN WARE ORGELLIEFHEBBER BOUWT ZIJN HUIS ROND INSTRUMENT in- gelijktijdig met Herman Damen is uitgegaan HANS VAN STRAATEN KIKKERS IN DE KUNST KIJKEN M' ien sn- De Nederlandse Orgel Federatie (NOF) bestaat drie jaar, bezit (nog) weinig financiële armslag maar puilt uit van enthousiasme. Ze probeert onder meer de diverse omroepinstellingen ertoe te bewegen meer orgelspel in hun pro- Trudy bevalt van een pad OP jke graaskoeEHHEH OEHOE de koe graastikweet ’t nietze doet ’t rk- lei 101 ing v V a- ft ït It,’ SO' jm. Weer een stap verder: Herman Damen probeerde de belangrijkheid van het ge dicht te relativeren tot poëzie (hij schrijft ,powezie”) die te verorberen is. Hoe dat gaat, zien we op pagina 26. Daar worden de suikeren lettertjes ver mengd en opgegeten, de poëzie wordt op natuurlijke wijze uitgescheiden, wegge worpen, onder een kei geplet, verbrand en begraven. Een ander middel om uit de beperking van het alfabetische, het klankschrifte lijke te komen, is de foto. „De foto schrijft ook het gedicht”, zegt Herman Damen. En de film ook, en de dia. Met die betekste koe was hij al weer onder weg naar de volgende stap, wat hij Roemt „het voorwerpelijk maken van de „Je hebt toch wel eens gehoord van een kikker op sterk water? Hier ben ik op sterk water”. Trudy Drescher laat een met water gevuld glazen buisje zien, waarin een nog geen twee centimeter klein naakt vrouwtje zit. Ze heeft het van klei gemaakt. Het is ongelooflik hoe ze met behulp van een naald uit zo’n minuscuul klein stukje klei een vrouwtje met alles er op en er aan weet te scheppen. „Dat kan ik ook”, zegt ze schuchter. Uit een schoenendoos haalt ze een in vloeipapier gewikkeld werkstukje. Trudy, uit klei, ligt naakt en bevalt van een... pad. De kop van het dier kijkt om hoog tussen haar benen. Als ik haar vraag waarom ze geen kind baart, kjjkt ze me ernstig en misschien ook wel verbaasd aan. Ze denkt na, maar er komt geen antwoord. De verschijning van Langer Vers is voor de visuele poëzie, deze jongste loot aan de knoestige stam van de Neder landse letteren, een moment dat haast even belangrijk lijkt als het uitkomen, in 1921, van Paul van Ostaijens bundel Bezette Stad. Vrijwel gelijktijdig met Herman Damens boek is trouwens de herdruk van Bezette Stad verschenen toeval? Geen ruimte. Maar ook geen behoefte meer aan een orgel. NOF-secretaris J. H. Hofman (Postbus 189) in Amsterdam: „Met het afdraaien van een band heb je op veel voordeliger wijze muziek in een bioscoop. En voor het ondersteunen van een stomme film heb je ook geen orgel meer nodig, tegenwoordig. Voor de echte bioscooporgels maakten ze de gekste dingen. Zo’n orgel moest wind hoorbaar maken, en storm, en regen. Maar ook moest je er vogeltjes in horen fluiten als dat geluid bij een filmfragment nodig was. Of castagnetten. Het werd er alle- In onderdelen ligt het Passage-orgel te wachten tot de verbouwingen in Lunte- ren zover zijn gevorderd dat het weer in elkaar kan worden gezet. De „orgelka- mer” begint dan iets weg te krijgen van een bunker met zware muren en met een paar geluidsvensters naar andere bewoonde vertrekken die ook weer afgesloten kunnen worden. Want het is niet nodig dat iedereen in de omgeving van die ene passie moet mee „genieten”. Dan gaan de voorzieningen laten we zeggen: de „koperskosten” zoveel vergen dat ook een man als dokter Van Oijen zich stevig in de schul den moet steken. Er moeten in Nederland nog ergens (minstens) twee mensen zitten als de Trouwens, op de pagina’s 65-66 zien we de dichter („Pouit”) bezig zijn eigen gedicht op te eten. Er is trouwens ook sprake van een taal om te ruiken. En we zien de taal drijven: de letters EAU (Frans voor water”) worden te water gelaten, drijven uiteen en vormen een steeds van vorm wisselende combinatie. Overigens heeft Herman Damen ook al, net als de 16e-eeuwse Engelse dichter Edmund Spenser, teksten in het zand van de zee geschreven. Zeer geslaagd zijn ook de grote witte letters SOS die uit het water oprijzen. Elders beleven we „de wederopstanding van de A”: een grote, witte leter A komt in een viertal kleurenfoto’s moeizaam op zijn kop de grond uit. Ook heeft hij nieuwe, drie dimensionale letters ontworpen, waarvan er een paar te zien zijn geweest op de tentoonstelling „Concrete poëzie” in het Stedelijk Museum in Amsterdam, najaar 1970. Bij die gelegenheid heeft hij ook de brillen van de museum-wc’s van teksten voorzien. taal”. Een voorbeeld is zijn Eatable Pouim 1 op pagina 14, het eetbare ge dicht: een plastic zakje met suikeren lettertjes, bekend soort snoepgoed. „Ik gebruik nog wel de term poëzie. Maar om aan te geven dat mijn werk geen plaats inneemt binnen de gebruike lijke opvatting van wat poëzie is, noem ik mezelf liever ontwerper van tekens dan dichter.” inneemt. De kunstenares gramma’s te doen „het is nu bijna niets” en houdt haar leden van alle bijzonderheden op orgelgebied op de hoogte. En zojuist is ze haar eerste grote klus die uit haar hoofddoelstelling voortvloeit, begonnen: de redding van het orgel uit het Rembrandttheater in Utrecht. Rembrandt-Utrecht, eigendom van het Tuschinskiconcern, wordt verbouwd. Van één bioscooptheater worden drie kleine gemaakt. Geen ruimte meer voor het grote pijporgel. De Orgel-Federatie mag het voor niets hebben. Als men het zelf maar weghaalt. Ze loopt op het ogenblik nog wat onwennig door haar nieuwe atelier lond. Ze zit er pas en kan nog niet wennen aan haar nieuwe omgeving. Ze heeft er ook nog niet gewerkt- Ze wil nog een keer de paring van een kikker met een vogel boetseren. Waarom, vraag ik. „Ik weet het niet”. Vele mensen willen het niet weten. Velen betaalden bedragen zo tussen de vijftien en de duizend gulden voor een werkje van Trudy Drescher. De kunstenares wil het zelf geen kunst noemen, voor haar is het spelen. maal ingestopt, en alles mechanisch be diend. Zulke orgels zijn toch brokken cultuur, die je niet zo maar laat versuk kelen”. Het orgel van het Utrechtse Rem brandttheater krijgt een andere bestem ming. De NOF gaat het plaatsen in de Pro Rege-kapel in Amsterdam, waar nu een slecht orgel staat. De klanken die het Utrechtse orgel voortbrengt, passen ook heel goed in een kerkdienst. De leden van de NOF gaan aan het demon teren en het weer in elkaar zetten zoveel mogelijk zelf doen. Om de kosten te drukken. Over een jaar, schatten ze, zullen ze ermee klaar zijn. De Pro Rege- kapel krijgt het orgel, op voorwaarde dat de NOF er leerlingen op mag laten oefenen en er van tijd tot tijd een concert op mag worden gegeven. Wat de theaterorgels betreft, gelooft de NOF dat ze nog maar net op tijd is om „het staartje” te kunnen redden. Er is in de loop van de jaren al zo ver schrikkelijk veel verdwenen. In het Arnhemse Luxortheater moet ergens in een kelder nog een speeltafel van het theaterorgel staan. Carré in Amsterdam verkocht een pracht orgel naar de Liba non. Het bleef in ieder geval nog in stand. Sommiger liefde voor het orgel gaat zo ver dat ze er een in huis nemen. Geen ver bijsterende mededeling, op het eerste gezicht. Maar bij een enkele zit de hartstocht zo hoog dat het niet b\j een huisorgeltje bljjft. Die neemt een buiten gebruik geraakt pijporgel uit een theater over om er thuis op te spelen. Wat er in de praktijk onge veer op neerkomt, dat hij een huis om het orgel heen moet laten bouwen. Er zit er zo een op de Veluwe: de Amsterdamse huisarts L. H. van Oijen, die zjjn vrije uren pleegt door te brengen in zijn „buitenhuis” in Lunteren. Voor een krats „Poëzie moet uit de stoffige boeken kast, moet naar buiten gebracht wor den”. Ziehier, in één zin samengevat, het credo van de Utrechtse dichter Herman Damen (27 jaar). Zijn gezicht met royale Frederik van Eeden-baard staat enigs zins zorgelijk, want hij heeft zojuist zijn debuut gemaakt met een fraai zil verkleurig boek op groot formaat, dat Langer Vers heet. Het boek vermeldt geen uitgevers- naam en dat klopt, want Herman Da men heeft het boek zelf uitgegeven. Hij heeft er, vertelt hij in zijn flat in Overvecht, 20.000 gulden ingestoken. Dat lijkt een hoog bedrag voor iemand die student is aan de Academie voor Beel dende Vorming in Amersfoort, maar: a. hij heeft alle kosten voor alle gedichten meegeteld, en dat gaat terug tot 1966 en b. Herman Damen is getrouwd en zijn vrouw werkt. heeft hij het orgel overgenomen dat tientallen jaren in het Haagse Passagetheater heeft gestaan. Het theater hoefde er niet veel voor te hebben. De tjjd van de theater orgels is immers voorbij. Een doodenkel instrument is nog maar in gebruik: in Tuschinski in Amsterdam. Voor de pauzemuziek. Alle andere zijn verdwenen of staan, ongebruikt, de versukkeling in te gaan. iets verschrikkelijks voor haar. Die arme beestjes die niet in de hemel konden komen moesten behouden blijven. Alles moest eeuwig en blijvend zijn. Ze zal een jaar of acht geweest zijn toen ze op straat een dood vogeltje vond. Het diertje kreeg een verzorgde begrafenis, met bloemen op het graf. Enkele weken daarna ging ze op zoek naar haar vogeltje. Ze trof het skeletje vol maden aan. Het volgende dode vo geltje begroef ze in een pot die goed af gesloten kon worden. Tot haar verdriet zag ze dat het beestje toch verteerd was, toen ze de port; wat later uitgegraven had. Dat mocht niet. Ze vond een oplos sing. Dode vogeltjes ging ze natekenen, zo natuurgetrouw mogelijk. Dan was naar haar mening het voortbestaan van het wezentje verzekerd. Het dode vogeltje gooide ze na het tekenen weg, geen begrafenissen meer. Op de academie voor beeldende kun sten in 1963, brak het „kikkertijdperk” eigenlijk pas echt voor Trudy aan. In die Rotterdamse diergaarde Blij dorp, waar de klas vaak naar toe ging, liep ze altijd regelrecht naar het reptielenhuis. Haar collegaatjes vonden het maar vreemd- Thuis boetseerde ze haar eerste kikkers. Het levend model zat naast haar. Ze laat een van haar eerste kikkers zien. Een heel grote, iedere huidverdikking, iedere huidplooi is aangebracht. „Ik denk niet dat ik deze meeneem naar Westzaan. Ik ben bang dat hij uit elkaar valt, hij is zo bros”. Ze neemt nog een slok van haar j as mijnthee en gaat een foto-album halen waarin de meeste werken van haar ver zameld zijn. Ze heeft al veel verkocht. Ze leeft er van. De eerste de beste foto die ik zie, is een geplukte vogel met slappe borsten. Zes jaar geleden begon ze zonder modellen te werken. „Ik voel de me direct vrijer. Ik kon meer fanta seren. Toen ook ben ik de menselijke geslachtsdelen bij mijn dieren gaan ge bruiken.” Waarom boetseer je wel de geslachts delen van de mens en niet de mens zelf? „Met mensen heb ik veel te veel proble men voor wat mijn techniek betreft. Ik heb toch altijd dieren gemaakt. Parende kikkers is ook veel vrijblijvender dan parende mensen. Bij de kikkers kan ik Amsterdamse huisarts. Een in Friesland en een in Brabant. Die laatste is ooit gaan strijken met het orgel dat in het Rotterdamse Colosseumtheater heeft ge staan. Ze zouden ook stellig een ere plaats krijgen in de Nederlandse Orgel Federatie, waarvan dokter Van Oijen voorzitter is. Het is die federatie, die zoveel mogelijk meer of minder monu mentale orgels die niet onder de Monu mentenzorg vallen, wil zien te redden. er ook meer bij fantaseren.” Trudy schijnt het maar vreemd te vinden dat er zoveel achter haar werk gezocht wordt- De „waaroms” beantwoordt ze liever niet of kan ze gewoon niet beant woord. 'n. Het komt bij haar van binnen uit. Ze wenkt, ze creëert prachtige werk stukken, ze heeft er veel plezier in. De voldoening is er en dat schijnt voor haar voldoende te zijn. Ze haalt een grote echte pad uit een van de terraria in haar atelier en kijkt het dier recht in de grote bolle ogen. Het dier beweegt zich pas weer wanneer zij het op een rotspartij tje in hiet terra rium heeft teruggezet. Ze loopt weer naar haar boekenplanken, waar alleen maar geboetseerde kikkers en twee van klei gemaakte mensenhoofden staan. „Dat is het hoofd van een vriend van Kikkers en mensen zijn voor de Rot terdamse kunstenares eender- De kikker vindt ze net zo naakt als de mens. Als ze een mens gaat boetseren of tekenen zal er altijd wel een trekje van de kikker of pad in terug te vinden zijn, Andersom precies hetzelfde. De kikker op de plank van haar kast heeft borsten. De geslachtsdelen van Trudy’s kikkers hebben een duidelijke gelijkenis met die van de mens. „Kikkers zijn ook zo mij”. Onder de hoofden staat een grote glazen bak, waarin zeker dertig kikkers zitten (allemaal zo’n acht centimeter groot). Onder in de bak liggen platge drukte, doodgedrukte kikkers. Daarbo ven vertoeven de „levende kikkers” (alle nerman namen is uitgegaan om een nieuwe poëzie te zaaien, „buiten de stof fige boekenkast”. Zelfs erkent hij bij voorbaat grif dat er een merkwaardige paradox schuilt in het feit dat hjj, om zijn experimenten te bundelen, toch weer is teruggekeerd tot de vorm van het boek. Misschien is Gutenbergs uit vinding toch taaier dan sommigen tegen woordig menen. Vraag: Vindt Herman Damen dat hij zich dusdoende nog bezighoudt met poë zie, of is hier sprake van iets heel anders? Langer Vers heeft een intrigerende omslag: een aantal plakken brood op een rijtje. Het oppervlak van die plak ken bestaat uit dollarbiljetten. Daarmee visualiseert hij een bedoeling: ons brood devalueert net zo hard als de dollar, o.a. door de chemische middelen die erin worden verwerkt om het „langer vers” te houden. Men kan er ook een tweede, maar onschuldige betekenis in lezen: het boek is een verzameling visuele gedich ten, die in serie geschakeld een „Langer Vers” opleveren. Een woordspeling dus. Woordspelingen spelen in het werk van Herman Damen een prominente rol. Het lijkt wel of de kruising van twee betekenissen in de taal bij hem de vonk doet overspringen, waaruit een gedicht ontstaat. Wat doet Herman Damen met de taal? Zoals gezegd, hij wil de poëzie uit de stoffige boekenkast halen. Er is geen enkele reden, meent hij, waarom woor den nou juist op een blad papier moeten worden afgedrukt, bladen die vervolgens tot een boekje worden gebonden. Je kunt woerden ook op heel andere onder gronden aanbrengen en dat doet Her man Damen ook, of liever zo is hij zeven jaar geleden begonnen. „Er zijn allerlei materialen die betekst kunnen worden”, zegt hij, „allerlei voor werpen en zelfs levende wezens”. En Jawel, sla Langer Vers maar open en op pagina 10 vindt u een foto van een betekste koe. Wat staat er op de koe? Dit: In de Grote Kerk in het Noordhol- landse Westzaan zal van 12 juni tot 23 juli de tentoonstelling ’’Kijk kik kers” gehouden worden. ’’Kijk kik kers” geeft een beeld van de kikkers als onderwerp in de kunst en van de plaats die de kikker in ons milieu 27-jarige Rotterdamse Trudy Drescher heeft enkele (kikker)werken ingezonden. Ze is bezeten van kikkers, ziet de mens vaak als kikker en de kikker als mens. Er zijn weinig dieren die zo naakt zijn als de kikker, zegt ze. Trudy Drescher’s opzienbarende werk is reeds enkele malen te zien geweest in verschillende kunstgaleries in ons land. Ze won een paar jaar geleden de tweede prijs op een spaarpotten wedstrijd. Haar spaarpot had natuur lijk de vorm van een kikker. menselijk. In mijn werk zie ik geen verschil tussen mens of kikker”. Trudy Drescher werd in 1946 in Rotterdam geboren. Rond het ouderlijk huis was men nog bezig om de verwoestingen die de oorlog aangericht had, enigszins te herstellen. Puin en hoog riet omzoomden de meertjes bij haar huis. In haar slaap kamer hoorde ze vooral ’s morgens vroeg en tegen het invallen van de avond het geluid van kikkers. Ze wist nog niet hoe ze er uit zagen. „Het geluid fascineerde mij, ik kreeg een gevoel van heimwee”. Toen ze een jaar of vijf was mocht ze bij de meertjes gaan kijken. Ze zag de kikkers rondspringen. „Ik schrok, ik was bang”. Ze’ had er nog geen idee van dat de kikker en pad even later toch zo’n belangrijke rol in haar leven zouden gaan spelen. Als Trudy op een goede dag van haar ouders een goudvis mag kopen, ziet ze in de dierenwinkel een salamander. „Ik wilde ineens dat dier hebben, omdat ik zag dat het handen had”. Ze wilde iets menselijks in de dieren zien. Misschien wel omdat ze geleerd had dat alleen mensen in de hiemel kunnen komen en dieren niet. De dood van een dier was beestjes zijn weer uitgerust met de men selijke geslachtsdelen). Boven op de bak zit een deksel. Trudy: „Onderin liggen de afgestorvenen. Je ziet de drang, de hoop van de anderen om eruit te kun nen. Het kan niet, de deksel zit er op”. „Mensen in plaats van kikkers en kikkers in plaats van mensen. Het ver- wardt mijzelf ook wel eens. Als andere mensen herkennen wat ik met iets uit beeld, dan ben ik blij. Sommigen lachen er ook om-” Trudy is geneigd om met de verschillende gedachtengangen die men sen ontwikkelen wanneer ze haar werk zien, mee te gaan. De kikker sterft langzaam uit. Maak je daarom misschien zoveel kikkers, laat je daarom zo veel kikkers paren? „Daar heb ik eigenlijk nooit aan gedacht. Misschien is het wel zo.” Ze lijkt niet graag te willen praten. Het maken van kikkers of padden of ook wel andere dieren, en het daarna aan iemand laten zien of verkopen, moet genoeg zijn. Ze verkoopt niet alles. In twee schoe nendozen is het werk verzameld dat zij niet af wil staan. Uit iedere periode in haar leven heeft ze iets bewaard. „Het is mijn dagboek”. Eén van de voorwerpen die ze niet wenst te verkopen, is een ketting, samengesteld uit kikkertjes. Ie dere schakel stelt een deel voor uit het leven van de kikker. De stukjes klei zijn maar enkele centimeters groot. Zo zitten achtereenvolgens twee verliefde kikkers, twee parende kikkers, kikkerdril, kik- kervisjes, een kikker met twee pootjes en een kikker met vier pootjes, aan de ketting. Vroeger droeg ze hem. Nu draagt ze een doodgewone kralenketting. ■'Z

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 19