ZWEMCOACH BERT SITTERS: Situatie bij Gebroeders Hoerburger u ER uw de heren ongunstig REAI IUIS Continuïteit Kritiek ■i 25 Erbij ZATERDAG 7 JULI 1973 U” fTZI s, Naam 1 i Anton zelf W eltschmerz De Kesslers olvink samenstellen van ploegen, met het begeleiden daarvan, met trainersbijeenkomsten. Logische consequentie is dan dat je je op een gegeven moment moet beperken. Ik heb deze taak (Sitters is in zijn huidige functie op volger van het bondsadviseursduo Schreurs-Van Dam) indertijd echt wel een beetje als een uitdaging gezien en het is me ook goed bevallen. Maar als de verbinte nis van één jaar is afgelopen, zou ik misschien toch wel bepaalde veranderingen verlangen. Het aanstellen van een assistent of wellicht zelfs meer bijvoorbeeld. Ik zou zelf nog veel beter contact met de zwemclubs in Nederland moeten en kunnen hebben dan nu het geval is. Maar momenteel ontbreekt het me gewoon aan tijd daarvoor”. buitenland ban, dan fnajaar ik inderdaad als bondacoaeh* iek 1 B.V ndag- in de nveit- 1OT1 waa Bitten trainer van de S»aanM «lub Sabadell, in welke hoedanif beid hty nauw betrokken waa bij do ontwikkelingen in de Sgaanoo owetntep. Het accep teren van stjn buidige funette binnen do KNVB aioot aan op oen periode van aoe maanden, waarin hfl jengdadvieeur van do natio nale awombond waa. ■■ut Bert Sitters (31 jaar) is sinds januari van dit jaar in dienst van de KNZB, de Koninklijke Neder landse Zwembond. Bondscoach is eigenlijk niet een geheel juiste omschrijving van zijn functie. Sitters: „Ik ben zo'n beetje coach en zo’n beetje adviseur. Als ik met de Nederlandse ploeg in het akantie trusting Bitters is m het Nederleadse zwemwezen geen vreemde. Tien jaar maakte hij dool uit van de Nederlandse ploeg en hij ver overde in totaal zeven nationale titel» Twee op do vrije slag, vijf op do vlinderslag. Van 1HT tot J (mod ïsse o iS SSi W V tellen, i mid- ook ntaktffl ting de mvelop, STOPPER Pelefoo» in twee raag ii kt op adres uiden. shines erken. ianbe- jinnen it: nes. :hines, •oduk- nachi- 1. 1« .,De trainingsmogelijkheden in Spanje en Nederland zijn niet met elkaar te vergelijken. In Sabadell had ik voor de beste zwemmers van de club altijd vijf banen beschikbaar. Een weelde vergeleken met de situatie hier. Maar omdat ik op een gegeven moment wat te weinig garanties voor de toekomst kreeg, ben ik ermee gestopt en naar Nederland teruggegaan. Aan de hand van de ervaringen die ik in Spanje had opgedaan, wist ik ongeveer wat me voor ogen stond. Er zijn de nodige besprekingen geweest voordat ik werd wat ik nu ben: Een soort tussenpersoon tussen de clubtrainers en de KNZB. Eén ding heb ik de afgelopen maanden ge merkt: Dit werk is te veelomvattend voor één persoon. Je moet je bezig houden met wedstrijden, met het Arnold was degeen die achtmaal in het Nederlandse elftal gekozen werd, in een overigens glorierijke periode. Ik heb er de statistiek even voor u op nageslagen: in de acht wedstrijden die hij in 1910, 1911 en 1912 mee speelde, won hij in totaal met 17-3 van België (vier wedstrijden) met 9-7 van Duitsland (twee wedstrijden) en verloor hij met 0-1 en 4-0 van Enge land. trainer komt er niet. Dat wil ik maar zeggen met het belang van een goede trainer en de benadering daarvan. Ge lukkig is er in Nederland wat dat be treft een kentering ten goede. Met het beschikken over eigen baden zouden de verenigingen ook beduidend beter aan de continuïteit van zwemta- lent kunnen werken dan nu het geval is. Sitters: „De situatie in de internationale zwemwereld is momenteel zo, dat conti nuïteit gewoon een noodzaak is. Nog niet zo lang geleden was het zo, dat de Olympische Spelen eens in de vier jaar het absolute hoogtepunt waren met als graadmeter halverwege een periode tus sen de Spelen de Europese kampioen schappen. Daar is geen sprake meer van. Vorig jaar hadden we de Spelen, dit jaar de wereldkampioenschappen in Belgrado, volgend jaar de Europese kampioen schappen, dan weer een wereldkampi- ‘oenschap en dan zijn we alweer aan de Spelen van 1976 toe. In Nederland spre ken we nu wel over een overgangsfase, maar dat is eigenlijk onjuist, al is het wel begrijpelijk. voor laat. a A s den tijdens het officiële banket liet aflossen door Anton, die dan met een verrassend goede eetlust weer op de spijzen aanviel, hoewel hij (voordat hij zich even met veel excuses ver wijderd had) ook toen toch al van een gezonde eetlust blijk had gege ven. <4 Ik heb respect voor de Nederlandse clubtrainers. De inzet is groot, heel groot en dan laat ik even buiten beschouwing of de aanpak hier of daar goed of minder goed is. Voor die inzet heb ik de grootste bewondering, want het is echt wel eens ontmoedigend om te werken met faciliteiten, die het niet halen bij die in andere landen, zoals bijvoorbeeld Oost- Duitsland .Het gebrek aan eigen clubba- den wreekt zich hier in Nederland. Er zou hier gedacht moeten worden aan sponsoring van eigen baden. Steun van een firma voor een of twee jaar, het betalen van de badhuur bijvoorbeeld, is natuurlijk erg prijzenswaardig, maar je krijgt er geen continuïteit mee. Als een bepaalde firma een zwembad voor een club neerzet dan heeft dat een blijvend effect. En zo verschrikkelijk duur hoeft het niet te zijn. In Uden in Noord- Brabant is de vereniging Zeester nu toevallig in het bezit van een eigen accommodatie. Ik geloof dat de hele hap tachtigduizend gulden heeft gekost, toch echt geen astronomisch bedrag. En dan mag zo’n bad en nogmaals, we hoe ven echt niet te groot te gaan denken voor mijn part Coca Cola-bad of wat dan ook heten, maar we moeten die kant wel op, dat is voor mij duidelijk.” deden om de schijn in stand te hou den. Zij kleedden zich precies iden tiek en droegen in hun voetballertijd allebei grote snorren en later tegelijk weer kleinere snorren. De een was linkshalf (Arnold), de ander (Anton) rechtshalf: het waren meer acrobaten dan voetballers, herinnert ir. Van Emmenes zich, die in later jaren, in de kantoorvoetbalbond of zoiets, nog wel tegen ze gevoetbald heeft en ze toen ook met geen mogelijkheid uit elkaar kon houden. Het verhaal over het spelen van de een voor de ander in het Nederlandse elftal kende hij wel, maar of het legende of historie was, wist hij niet. overigens niet groter op geworden, in de oorlog was hij adjudant van ir. Mussert, trouwens, ook als voetballer schijnt hij altijd al ruzie met de scheidsrechter en zijn tegenstanders te hebben gehad en hij overleed ten slotte in een krankzinnigeninrichting. worden gebracht van die noviteit die wordt gedemonstreerd en je wilt de ploeg gedurende een paar uur niet aan haar lot overlaten. Zo’n stuatie heb je ongelukkig als het grote wielerblad „’Equipe Cyclisme’’ te werk ging na Mattioda’s zege komt met het toch zelden tegen. Bij een grote foto schreef dit blad namelijk in een vette kop: „Mattodia o’est fai un nom” oftewel: „Mattodia heeft „naam” gemaakt!” derlands elftal en speelde een onoffi ciële wedstrijd mee tegen de Zwalu wen en hielp Arnolds knie verbinden. Dat was voor de rust. Later beweer den de Belgen, slecht gehumeurd door de 7-0 nederlaag, dat Anton na de rust met een pseudo-verband om zijn knie was ingevallen voor Arnold. Had dat dan niet gemogen? Anton Hoerburger vermoedt dat het de eni ge toegestane invaller toen al was ingevallen (het handboek KNVB ver meldt hierover niets). Overigens meent Anton Hoerburger dat er in die jaren veel mooier werd gevoet bald dan tegenwoordig. Tegenwoordig wordt er niet meer „gevoetbald” maar „geknikkerd”. De rechtsbuiten schuift de bal naar de linksbinnen, die weer naar de midvoor, die naar de rechtsbinnen en ga zo maar door. „Ze schieten niet op!” zegt Anton Hoerburger, die dan ook maar niet meer gaat kijken. het eerste officiële Nederlands elftal, dat in 1905 in Antwerpen met 1-4 (na verlenging) van België won. Hij speelde de eerste drie - wedstrijden mee, tweemaal als linkshalf, de laat ste keer als rechtsbuiten. Na een Olympische Spelen-jaar zie je altijd dat een aantal topmensen stopt en dat is nu ook zo, met name bij de heren. Bob Schoutsen, Peter Prijdekker, Roger van Hamburg zijn er in Belgrado straks niet meer bij. Bij de heren is de situatie op dit moment dan ook niet zo gunstig. Voor de dames is dat heel anders. Daar is de continuïteit er ook in grotere mate dan bij de heren .Achter de huidige top staat alweer een nieuwe generatie te dringen en dat zien we bij de heren nog lang niet zo duidelijk. En toch moeten we daar naartoe, zeker met de wed- strijdkalender van tegenwoordig. Er mag geen gat meer vallen als op een gegeven moment een aantal mensen met de wed strijdsport stopt. Het moet zo zijn, dat als iemand het een paar maanden rustig aan doet, hij of zij meteen door een stuk of vijf anderen voorbij gezwommen „Wat in het huidige Nederlandse zwembestel zo snel mogelijk moet ver anderen, is de positie van de clubtrainer. Men is er hier te weinig zuinig op, de goede clubs uiteraard niet te na gespro ken. Te vaak nog wordt de trainer bij een club als een soort lastpost, een noodzakelijk kwaad beschouwd. Het be lang van een clubtrainer wordt te wei nig onderkend. Een goede zwemclub heeft drie basiszaken nodig: een goed bestuur, een goede trainer en goede trainingsmogelijkheden. Zonder een goed bestuur ,maar met een capabele trainer en goede voorzieningen valt er nog heel wat te bereiken. En een goede trainer schikt zich zelfs nog wel in minder goede omstandigheden, in dat geval past hij of zij zich aan. Maar een zwemclub met een goed bestuur en met goede voorzieningen, maar zonder een goede BordeauxParijs werd onlangs ge wonnen door een geheel onbekende renner, Enzo Mattioda geheten. Nu zijn Franse kranten beroemd om hun foutieve spelling van buitenlandse namen (van heel Ajax wordt alleen de naam Ajax meestal goed gespeld omdat men het ook als wasmiddel kent), maar zo De heer M. Sajet is, uiteraard niet de eerste de beste: sinds 1955 ere-lid van de KNVB, oud-voorzitter van het bondsbestuur (o.a.) kortom een insi der. Maar ja, voordat ik geloof dat twee broers stiekum allebei een helft spelen in het Nederlands elftal moet er veel gebeuren, dus heb ik toch maar even mijn vraagbaak voor het vooroorlogse en ver-vooroorlogse voetbal ir. Ad van Emmenes opge beld. Hij bevestigde dat Arnold en Anton Hoerburger allebei sprekend op elkaar leken en er ook alles voor En laat ik, nu ik toch bezig ben, dan ook de „gebroeders Kessler" nog maar even uit de doeken doen, want zo eenvoudig zit die familierelatie niet in elkaar( al is het weer simpeler dan bij de Volendamse families Bond, Zwarthoed, Jonk etc.). Vier Kesslers hebben in het Nederlandse elftal ge speeld: G. A. Kessler (1884), H. A. J. Kessler (1889), H. J. Kessler (1896) en J. H. H. Kessler (1891). De oudste, G. A. Kessler, of ir. Dolf Kessler trad op als aanvoerder van Een tendens in de nationale zwemwe reld die de laatste tijd duidelijk waar neembaar was, heeft zich tijdens het „bewind” van Bert Sitters voortgezet: het streven naar een grotere verant woordelijkheid van de clubtrainers, de mensen die in de diverse verenigingen gedurende het gehele seizoen de kandi daten voor de Nederlandse ploeg onder hun hoede hebben. Wat waar is is waar: de broers leken sprekend op elkaar en werden van jongs af aan door hun moeder steeds gelijk gekleed, wat ze later hebben volgehouden. Niet waar is, dat zij elkaar aflosten op het banket: „Zoiets doe je toch niet?”, zei Anton Hoerburger. Evenmin waar is dat hij eens in de plaats van zijn broer in het Nederlands elftal zou hebben gespeeld Dat praatje is inder tijd wel in omloop gebracht, vooral door de Belgen, naar het schijnt. De kwestie was deze. Nederland speelde in Haarlem tegen België (niet in 1908 zoals Anton Hoerburger zich meende te herinneren, maar in 1910). Arnold Hoerburger speelde linkshalf, Neder land won uiteindelijk met 7-0. Op een gegeven ogenblik raakte Arnold gewond. Anton kwam van de tribune af (overigens gekleed als reserve, hij was meermalen reserve van het Ne- De beste manier om een acute aanval van „Weltschmerz” te krijgen was dunkt me het bijwonen van de reeks wedstrijden die met wijdse term „Europese kampioenschappen honkbal 1973" werd betiteld. Enkele uitslagen: BelgiëFrankrijk 19-4, Ne derlandZweden 16-1, Italië—België 20-2, NederlandFrankrijk 21-0 Maar ja, wat wilt u, Frankrijk heeft 304 honkballers, Zweden ongeveer 200 en België 400, zodat het eigenlijk nog knap is dat een selectie uit die 400 Belgische honkballers de selectie uit die 304 Franse honkballers met 19-4 heeft weten te verslaan. Het is alsof je de Europese voetbalkampioen schappen zou laten spelen tussen Ajax, FC Dordrecht, De Musschen 3 WVHEDW 7 en het junioren B-team van Hólysloot. wordt. Maar om zo’n situatie te krijgen, daarvoor is tijd nodig.” „De wereldkampioenschappen in Bel grado vormen het eerste grote evene ment na de Olympische Spelen in München. Ik hoop dat we er met een vrij grote ploeg naar toe kunnen, maar ik spreek geen verwachting uit. Komen de week bij de Nederlandse kampioen schappen in Meppel en over twee weken bij de all in-finales in Vlaardingen zal er veel duidelijk worden. Ik weet dat er, ondanks het feit dat we in een na- Olympisch jaar leven, keihard ia ge werkt. Er is nogal kritiek geweest op de milde limieten bij de winterkampioen- schappen, die, zo werd verscheidene ma len gesuggereerd, bij velen valse hoop zou hebben doen ontstaan. Inderdaad waren de limieten vrij slap. Theorie één is dat het hanteren van milde limieten een blinddoek is en dat de klap straks bij de NK in Meppel des te harder aankomt. Theorie twee: je laat nu een stel mensen aan de kandidatenploeg voor Belgrado ruiken en misschien in spireer je ze daardoor zo, dat ze de staart van de top kunnen pakken. En dan speelt er nog iets. Het kandidaat zijn voor de nationale ploeg kan ge bruikt worden, en aan die kant van de zaak wordt door de KNZB echt gedacht, om meer faciliteiten te krijgen. Met een kandidatuur voor een vertegenwoordi gende ploeg op zak is het natuurlijk gemakkelijker onderhandelen met school of bedrijf als het op het verkrijgen van trainingsmogelij kheden aankomt.” BERT BREVOORD De keer dat Anton meegespeeld zou hebben na de rust, moet een van de keren zijn geweest dat Anton als reserve fungeerde: zoals Willy reser ve was toen René van de Kerkhof tegen Oostenrijk meespeelde. Van Emmenes heeft na afloop van die wedstrijd nog schertsenderwijs aan Willy gevraagd of hij niet stiekum voor René in de tweede helft had meegespeeld en die legende over Hoerburger toen nog eens opgehaald. De verschillen in uiterlijk, lichaams bouw, speelstijl etc. van de Kerkhof jes zijn echter net groot genoeg om hen vrij gemakkelijk uit elkaar te kunnen houden en dat schijnt bij Arnold en Anton Hoerburger toch niet het geval te zijn geweest. Want wat in ieder geval wel als waar wordt versleten is, dat Arnold zich na afloop van de inter landwedstrij- niet, als er sprake kan zijn van een taakverdeling.” moet beter worden” Restte mij nog slechts de meest betrouwbare bron aan te boren: An ton Hoerburger, 87 jaar oud (het Rotterdamse telefoonboek meldt nog steeds: Hoerburger gebr. Ant. Am.). Naar aanleiding van de transfer van de gebroertjes Van de Kerkhof naar PSV schreef ik twee weken geleden over het verschijnsel „voet- balbroers”, door de eeuwen en de landen heen. De gebroeders Kessler had ik toen natuurlijk ook nog moe ten noemen, en de heer Sajet uit Hilversum herinnert me nog aan de gebroeders Hoerburger. Hij schrijft: „Ook het Nederlands elftal heeft zo een koppel geteld: Anton en Arnold Hoerburger (VOC), Rotterdam. Deze broers leken zo zeer op elkaar dat het voorgekomen is dat slechts een van de twee in het Nederlands elftal werd gekozen, hetgeen voor hen geen bezwaar was. De een speelde dan vóór de rust mee, de ander erna. Dit heeft nog nooit iemand opgemerkt. In de sportbladen stond gewoonlijk één foto van hen, met als onderschrift „de gebroeders Hoerburger”. Ze had den vaak één tram- of spoorabonne- ment en hoewel ik jarenlang zakelijk met de heren te doen heb gehad, wist ik nooit of het Anton (die nog in leven is), of Arnold was. Totdat de laatste met boksen een flinke mep op zijn neus had gekregen, waarna bij goed opletten een klein verschil merkbaar was. Een enigszins wrang mopje. Een tijd na het overlijden van Arnold (zeven jaar geleden) kwam iemand Anton tegen, wie hij vroeg: „Verrek, ben jij nou dood of je broer?” Zijn veel jongere broer Boelie (H. J. Kessler), 12 jaar jonger dan Dolf, debuteerde in de eerste na-oorlogse wedstrijd tegen Zweden, in 1919. Rechtsbuiten als vervanger van Jan de Natris, die geschorst was wegens vechten tijdens een wedstrijd want dat kwam in die jaren ook al voor. Boelie speelde toen in één elftal met zijn neef J. H. H. Kessler (D.), die de eerste wereldoorlog goed doorstaan had, want ook in de voorafgaande wedstrijd van het Nederlands elftal (in 1914) speelde hij mee. Deze ir. Dé Kessler debuteerde als 17- of 18- jarige in 1909 tegen België en zou van alle Kesslers de meeste inter lands spelen, te weten 21 stuks. Dé Kessler was zes keer aanvoerder en speelde beurtelings linksbuiten (onder andere met Arnold Hoerburger!), midvoor, rechtsbinnen en linksbinnen. De broer van Dé Kessler was mr. dr. H. A. J. Kessler, oftewel Tonny Kessler. Hij debuteerde in 1907 als linkshalf, speelde zijn tweede wed strijd in 1909 als midvoor en besloot zijn internationale carrière weer als linkshalf in 1913. Maar toen was het ook meteen goed raak, want dat was op Houtrust, toen Nederland met 2-1 van Engeland won. Vermoedelijk heeft Tonny Kessler de merkwaar digste carrière achter de rug die zich een interland-speler denken Hij speelde in zes jaar tijd alleen maar tegen Engeland. De eer ste keer verloor hij met 12-2, de tweede keer verloor hij met 9-1 (maar maakte wet dat enige doel punt), de derde keer won hij met 2-1! Als iemand de vooruitgang van het Nederlandse voetbal aan den lijve heeft ondervonden, was hij het wel. Zijn liefde voor Engeland was er „Positie clubtrainer Sitters: „Het is dit jaar zo geweest, dat steeds twee clubtrainers meegingen naar wedstrijden in het buitenland. Daar was in het recente verleden ook wel sprake van ,maar die situatie moet verder uit gebouwd worden. Het is gewoon nodig. We waren laatst met de jeugdploeg in Zweden voor een zeven landenwedstrijd. Op een gegeven moment werd er een noviteit gedemonstreerd. Ben je nu als bondscoach helemaal alleen belast met de leiding van een ploeg, dan sta je voor een dilemma: je wilt graag op de hoogte

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 25