TEMPO DOELOE
DE TIJD VAN
COUPERUS
Stierengevechten: weer kunst voor kenners?
1
i ill
k
LATEN HET AFWETEN
jfc
„TOERISME-IDOLEN"
-i
Eisen scherper
Boycot fokkers
19
Erblf
(Van onze correspondent)
twintigtal jaren is het toerisme Spanjes nationale industrie, en beide „na
tionale” verschijnselen konden het goed met elkaar vinden. Zozeer zelfs
dat het er een tijdlang naar uitzag dat het stierengevecht zou verwateren
tot een „bizarre attractie” voor buitenlandse bezoekers die het wel afkeur
den maar het „ten minste toch eenmaal gezien moesten hebben”. Er is
geen twijfel aan dat de grote opleving van de „corrida” in de zestiger jaren
vrijwel geheel door het toerisme werd gefinancierd.
BARCELONA Het stierengevecht is sinds vele, vele eeuwen Spanjes
„Fiesta National”, nationale feest; De eerste stierenvechter te paard uit
de geschiedenis is niemand minder dan Julius Caesar, de latere Romeinse
keizer die toen stadsgouverneur van Barcelona was, die dit zo’n aantrekke
lijk amusement vond, dat hij het ook eens zelf wilde proberen. Sinds een
JR.
t IR
PW"
F F
onlangs een officieel rapport ingediend
bij de stierenvechtersvakbond en bij de
Spaanse regering, waarin men o.m. kan
lezen:
Stierenvechter Francisco Nunez wordt
gered door de rode lap waarin de stier
de echte tegenstander ziet.
voor het vlammetje en wtfst ons op de kleinste bijzonder
heden: „De Turkse vlag bij het Suezkanaal; Egypte was toen
tertijd een deel van het Turkse rijk” of „Uitgestald voor de
toko (winkel): hondekettingen, sigaren en jenever”.
De tijd van vroeger door „fotografische documenten uit het
oude Indië 18701914” tot nieuw leven gebracht: beelden van
huizen en tuinen, vorsten en regenten, Couperus-achtige da
mes en heren, „inlanders” en totoks (volbloed Europeanen),
het leven en sterven van mensen in de Atjeh-oorlog de
Nederlandsche „Vietnam”-oorlog.
Maar stil. De olielampen zijn uit. Soedah, maak nou geen
soesah. Iedereen zit al op zijn tempat. De koempoelan begint.
Toean besar Nieuwenhuys pienter sekali mao omong, tjerita
dari tempo doeloe. Ajo lekas, itoe bagoes sama sekali betoel.
„Tempo Doeloe, fotografische documenten uit het oude Indië”.
Samengesteld door E. Breton de Nijs. Uitgegeven door Em.
Querido in Amsterdam. Tweede herziene druk.
ARNOLD WILLINCK
Het is niet duidelijk of het nu een
oorzaak of een gevolg van deze ontwik
keling is, maar in ieder geval is het een
feit dat de „toerisme-idolen” van de zes
tiger jaren het veld hebben geruimd en
voorlopig geen opvolgers hebben gevon
den. Meer nog: de belangrijkste namen
aan het hedendaagse corrida-firmament
zijn mannen die na jarenlange afwezig
heid weer terugkeerden naar de arena,
om het traditionele, orthodoxe stieren-
vechtersvak te beoefenen.
Zal het stierengevecht nu weer het
peil van het massa-schouwspel verlaten,
om opnieuw een kunst voor een minder
heid van kenners te worden? Een andere
reden waarom dit nu mogelijk lijkt, is
de acute schaarste aan „opvolgers”.
Hieraan zijn de idolen zelf schuld. Toen
het publiek de laatste jaren steeds min
der veeleisend werd of liever gezegd,
toen het aantal volkomen onkundige
toeristen het aantal kenners steeds meer
begon te overtreffen in de arena’s), be
gonnen de vroegere „doodsverachters"
heel wat voorzichtiger te worden. Of,
zoals sommige corrida-critici het ronduit
zeggen: zij begonnen het publiek op te
lichten.
Daarentegen vindt men nu met grote
letters op de aankondigingsborden van
de Spaanse arena’s namen als Antonio
Bienvenida en Luis Miguel Dominguin,
die beiden de vier kruisjes al goed
achter de rug hebben en die 20 jaar
geleden beroemde stierenvechters waren,
toen zich nog geen toerist op de smalle
arenabankjes waagde. Hun enorme erva
ring maakt hun gemis aan jeugdige
overmoed of blinde doodsverachting goed,
maar hun stijl is niet bijzonder specta
culair, zeker niet voor de onkundige
toerist.
Tempo Doeloe de tijd van vroeger, van het Nederlandsch
Indië aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van
de twintigste. Enkelen kunnen er nog maar over vertellen,
hun stemmen worden al zwakker. Hun verhalen worden over
stemd door popmuziek en de geuren die ze in hun herinne
ring meedragen van pisang goreng (gebakken banaan) en
sawoe (Indonesische vrucht) zijn verzwolgen door de stank-
golven van patat of alarmfase 2.
Tempo Doeloe. Een tijd verdwenen achter de einder, nog
net niet historie, of misschien al de jongste geschiedenis. Be
waard gebleven dank zij de oudste vormen van de fotografie,
tot nieuw leven gebracht door Rob Nieuwenhuys. Hij verza
melde en selecteerde onder zijn pseudoniem E. Breton de Njjs
de „vergeelde portretten” en, belangrijker nog, schreef met
zjjn begenadigd „gouden pennetje”, geleid door zjjn levendige
en jong gebleven geheugen de kroniek van die dagen.
„Tempo Doeloe”: de titel van een platenboek dat zich laat
bekijken alsof de toverlantaarn weer wordt aangestoken. De
onontbeerlijke verteller Nieuwenhuys schuift de glasplaten
Resident Pieter Sijthoff van
Semarang, met de gouden pa
jong (paraplu) en de ge
galonneerde pet, anno 1904
(rechts).
waren dan veel gemakkelijkere tegen
standers in de arena.
Het gevolg is nu dat er niet voldoende
jonge vechtstieren meer zijn voor „no-
villadas”, de corrida’s voor de beginne
lingen. Een groep van „novilleros” heeft
Een kinderbaboe die zo dik
wijls bloemencorso’s had ge
zien dat ze besloot de kinder
wagen te versieren met bloe
men en planten, toen het jon
getje dat aan haar zorgen
was toevertrouwd, zijn eerste
verjaardag vierde (boven).
Kwamen zij terug uit geldnood, zoals
hun tegenstanders fluisteren ,of om het
stierengevecht weer échte inhoud te ge
ven, zoals hun aanhangers verzekeren?
Waarschijnlijk speelden beide overwe
gingen een rol evenals het feit dat een
man die zijn hele volwassen leven in het
klatergoud-wereldje van de arena’s heeft
doorgebracht, nadien merkt dat hij ei
genlijk nergens anders meer warm voor
loopt. Zoals „El Cordobés” eens in een
(heel uitzonderlijke) vlaag van oprecht
heid bekende' „Al die miljoenen, en toch
verveel ik me rot. Ik heb nooit iets
anders goed leren doen dan een stier
bevechten. Eigenlijk voel ik me nergens
anders thuis”.
„Het beroep van stierenvechter is in een
crisis, en meer nog wat de „novilleros”
betreft. Zij bevinden zich in een werke
lijk beangstigende toestand: zonder de
minste zekerheid voor hun persoonlijke
en beroepstoekomst; zonder enige be
scherming van hogerhand; zonder de
minste hulp van de promotors, de fok
kers en de verdere persoonlijkheden in
het Nationale Feest. Daardoor voelen de
„novilleros” zich geisoleerd. aan hun lot
overgelaten, en gaan gebukt onder het
angstwekkende probleem dat zij hun bes
te jaren verspelen, zonder dat er tastba
re toekomstmogelijkheden in het ver
schiet liggen.
Om precies te zijn, „El Cordobés”
treedt al maandenlang niet meer op in
de Spaanse arena’s. Dezer dagen maakte
zijn enige rivaal, Paco Camino, eveneens
bekend dat hij ermee ophield. Hun po
pulariteit in de zestiger jaren kende
geen grenzen. De jonge „beloften” die
rond 1969-’7O op de voorgrond raden,
zoals „Palomo” Linares, Angel Teruel
en Damsaso Gonzalez, zijn er tot -op dit
moment niet in geslaagd zich zo popu
lair te maken en evenmin een zo totaal
„eigen” stijl te ontwikkelen.
S
De Atjeh-oorlog duurde van
1873 tot omstreeks 1915. Bij
deze foto vertelt Nieuwen
huys: „Het patrouille-lopen
over de hoge „tjots”, door
diepe ravijnen en snelstro-
mende rivieren was ongeloof
lijk zwaar, te meer nog daar
men ieder ogenblik vanuit
een hinderlaag kon worden
overvallen. Voor het door
trekken van rivieren met
stroomversnellingen beston
den uitvoerige instructies.
We zien hier enkele soldaten
en kettingberen een rivier
overtrekken (links).
Een échte vechtstier moet minstens
vier jaar oud zijn en een bepaald ge
wicht hebben. Hij is dan werkelijk ge
vaarlijk, omdat zijn vecht-instinct en
zijn reactievermogen op het toppunt
staan, evenals de kracht die hij kan
ontwikkelen. Maar de idolen begonnen
bepaalde eisen op te leggen aan de
vechtstierenfokkers: zij wilden jonge
stieren, die eigenlijk pas drie jaar oud
waren, maar die met een bepaald soort
voer kunstmatig groter en zwaarder wa
ren gemaakt om „echt” te lijken. Dat
Bliksemcarrières zoals die van Manuel
Benitez „El Corbodés”, de kippendief en
hongerlijder die in weinige jaren multi
miljonair werd en nu in de hele wereld
beroemd is- maar die door de werkelijke
kenners er nog altijd van wordt be
schuldigd het „Nationale Feest” te heb
ben „verraden en verkocht”, zouden
nooit mogelijk zijn geweest zonder het
toerisme. Van de twee miljard peseta’s
aan entreekaartjes die er nu per jaar
aan de arena-loketjes verkocht worden,
is ongeveer de helft afkomstig van bui
tenlanders. (Zo schat men dat de mil
joen Nederlandse toeristen die dit jaar
Spanje zullen bezoeken, ongeveer 5 mil
joen gulden zullen bijdragen aan de kas
van het „Nationale Feest”).
corrida-evenementen (bijvoorbeeld de
stadsfeesten van Sevilla, Madrid en Bar
celona) scherpere eisen te stellen om het
ware karakter van dit Spaanse volksver
maak te bewaren.
Toch begint zich de laatste maanden
een omwenteling af te tekenen, of men
zou misschien van een „splitsing” moe
ten spreken. Terwijl de toeristen geest
driftig blijven betalen om in kleine are
na’s (met enkele uitzonderingen, zoals
die van Barcelona en Marbella) stieren
gevechten voorgeschoteld te krijgen
waar de echte kenner zich aan zou
doodergeren, begint men tijdens de grote
Enkele fokkers weigerden het spel
mee te spelen. Een man als de hertog
van Pinohermoso liet op een keer zijn
hele kudde van vechtstieren naar het
slachthuis brengen, omdat hij weigerde
een „vervalst produkt” af te leveren.
Anderen echter, vooral degenen die in
geldnood zaten, stemden toe. Dit seizoen
is de Spaanse overheid echter veel stren
ger geworden in de controle op de
vechtstieren, die vóór de corrida door
een officiële veearts worden gecontro
leerd.
ii
I
liiiiii