is'te krenterig De Hollander Hij heeft niets voor zijn boeken I F Bernlef in „Sneeuw” sterk geïnspireerd door '- -t i lïn FRAGMENTEN NIET VERNIEUWD W- f 4 19 Erbij AUGUSTUS 18 1 8 1973 Klassiek at ZATERDAG aking De avondmaals'* gasten 'Mr I II fi «WWW. Jerzy Kosinski: nu Amerikaans schrijver OPDRACHT: BOEK IN OMSLAG VAN APEVACHT maar aan ANNF BRANDENBURG ra- ing de e- HANS VAN STRATEN het Hij te er te Hij wordt gekweld door de gedach te aan het ongeluk, waarvan hij zich niets kan herinneren. De politieman van het eiland spreekt van een „black out". Maar af en toe duiken er in Jans bewustzijn flarden van beelden loos in een kliniek aan het meer v*B Genève (in Europa!) u nog cantie- srland, ?rland, üddel- kleu- oor of DE. -10757. door kt be- ortieve. goede (2763). I)—52753. st. laad v. haaide. vitale, 71 j„ woning (01710)- Oegst- AZJWZ, serieu st nette ot ±63 3. WWW wikkel- ties bij sr op 1, /erbou- i Meel. Wester- ur Um. Tel. n). ing nd; ast. jk- ;aad v. loyale 40 ,j. 10 j.’ m. :ig kar, (2863), ))-52753. est. <www sorgers, Lange WWW N.Br. t. gele- n wan- -1374. aad. v. fde, re- 0 j. v. versch. Leiden rscbfjnt n 12.000 te aan de be korting men. Het is dan winter, er ligt een dik pak sneeuw. Jan Razelius moet wennen aan het leven zonder zijn vrouw en dat lukt slecht. Duivelsboom is meer roman dan Kosinski’s vroegere werk, omdat de hoofdpersoon duidelijker een bepaald mens is, hoe exemplarisch hij dan ook bedoeld mag zijn. Hij heeft zijn eigen, persoonlijke ontwikkelingsgang en psychische problematiek. De pagi na's gewijd aan Whalens ervaringen met de groepstherapie vind ik hoogst intrigerend. Hierop is dan ook de titel van het boek het meest van toepas sing: „De inboorling noemt de baobab de „duivelsboom” omdat volgens hem de duivel, toen hij in de takken verward raakte, die boom strafte door hem om te draaien. Voor de inboorling zijn de wortels nu de tak ken de takken de wortels.” Whalen is op zoek naar de wortels van zijn bestaan, die zoals bij de duivelsboom boven de aarde zijn gekomen, hun verband en verankering zijn kwijtge raakt. Hij tracht nu door zelfontle ding en deelneming aan groepsthera pie zichzelf beter te leren verstaan. Onlangs verscheen Jerzy Kosinski’s vierde roman in het Nederlands. De veertigjarige Kosinkski blijkt nu geen Pools schrijver meer, hij is Ameri kaan geworden. Met zijn nieuwste boek Duivelsboom schaart hij zich onder de Amerikaanse schrijvers. De hoofdpersoon namelijk is een Ameri kaan: een schatrijke jongeman, door Kosinski ais een landgenoot behan deld. Tot voor kort woonde hij met zijn vrouw Kerstin en zijn achttienjarige dochter An op een afgelegen plek van het eiland. Maar zijn vrouw is in september 1970 omgekomen bij een auto-ongeluk, toen Jan op onbegrij pelijke wijze de macht over het stuur had verloren. Zelf is hij bij dat ongeluk zwaar gewond opgenomen in een ziekenhuis. Het verhaal begint als hij na maanden weer is thuisgeko- gegeven er valt Ik ken te weinig Zweedse boeken om hierover te kunnen beslissen, maar een verhaal als „Sneeuw” doet mij wel telkens denken aan de Zweedse film, althans aan bepaalde Zweedse films, en dan moet ik in de eerste plaats noemen „De avondmaalsgas- ten” van Ingmar Bergman. Het zou mij niet verbazen als Bernlef dat een erg goeie film vond. „Sneeuw” speelt zich niet af in Varmland, maar op een eiland voor de kust van Zuid-Zweden. De man om wie het gaat, heet Jan Razelius, hij is in 1928 in Amsterdam geboren. Hoe zijn ouders daar terecht zijn gekomen, wordt niet vermeld. Hij heeft gevaren op passagiersschepen maar dat is voorbij. Kosinski is geen romanschrijver, die een logisch op elkaar aansluitend verhaal vertelt: hij biedt fragmenten, vaak uitermate fraai geformuleerd. De lezer vult onbewust de ontbreken de schakels in. Vooral aan het eind tegen Whalens totale blackout - is het vertelde van een onverwachte, sierlijk verpakte wreedheid, decaden tie en morbiditeit. vlees” van Jan Wolkers, waaraan „Sneeuw” soms even doet denken. Jan Razelius valt in de armen van de verpleegster Margaretha met wie. zonder dat er van liefde sprake is een seksuele relatie ontstaat. Als Margaretha voor een paar dagen naar het vasteland is, komt An ’s nachts de kamer van haar vader binnen en zi zoeken voor hun eenzaamheid troost bij elkanders lichamen. Weer teruggekeerd van zijn verre reizen zoekt Whalen zijn heil in groepstherapie, zijn seksuele leven is aan weinig scrupules onderworpen: hij heeft een vriendin. Karen, doch gaat ook homoseksuele contacten niet uit de weg, hij geeft blijk van sadis tische neigingen, toont begrip voor groepssex. Met Karen als enige voelt hij zich diep verbonden, maar zij ontwijkt hem. Karen is als persoon minstens zo interessant als Jonathan, hoewel de schrijver relatief weinig aandacht aan haar besteedt. Whalen wordt steeds labieler, kent langdurige perioden van depressiviteit. Hij door leeft in zijn herinnering de avontuur lijke boottocht, die hij in zijn jeugd met een vriendje maakte en waarbij dat vriendje verdronk. Hij nodigt zijn voogden, schatrijk als hijzelf, uit voor een trip naar Afrika, waar hij ze op een koraalrif in prachtige natuur aan de golven van de oceaan overlaat. Tenslotte zijn al zijn psychische krachten verbruikt en ligt hij roer- Een Zweed in een verhaal van Bernlef gedraagt zich niet anders dan andere Europeanen (de hoofdpersoon uit „Sneeuw” heeft trouwens zijn jeugd in Nederland doorgebracht). Hij loopt, kijkt, drinkt, eet, praat en vrijt niet anders dan een Nederlander of een Engelsman. En toch het lijkt wel of Bernlef mensen en dingen in Zweden anders ziet, en als die men sen en dingen niet anders zijn, dan heeft hij zich misschien wel een ty pisch „Zweedse" kijk eigen gemaakt waardoor ze er toch op niet te defi niëren wijze anders op komen te staan. op, gruwelijke stukken herinnering aan het ongeval. Gaandeweg moet hij het raadsel van het complete beeld oplossen, net als de professor en de studenten die in het kerkje van het eiland bezig zijn een middeleeuws fresco onder kalklagen vandaan te halen. De sneeuw vervult in deze gespannen situatie een sterk isolerende functie niet minder dan in „Een roos van Centrale figuur is Jonathan Wha len, decadent, zoon van de oprichter van een wereldconcern, die de ver plichtingen die deze positie hem op legt, ontloopt. Men kan bezwaar ma ken tegen het feit dat Whalen over onmetelijke bedragen beschikt. Maar zo is hij wel het prototype van een grote groep Amerikanen, die de strijd om het naakte bestaan niet meer behoeven te voeren, wier zuiver ma teriële existentie gewaarborgd is. Op hippieachtige wijze is Whalen (wél met een chequeboek op zak) de we reld rondgereisd. Zo nu en dan geniet hij drugs, in het Verre Oosten heeft hij opium gebruikt. (Zijn reactie hierop: „Mijn inzicht nam toe, maar ik vond geen antwoorden”.) Hij is nu volledig gedesintegreerd, leeft in on vrede met zichzelf, ziet ook geen taak in de wereld. Zijn denken en voelen pendelt tussen twee uitersten: het bezig zijn met zijn als gecompliceerd ervaren psyche („Het kind, dat hun kert naar ervaring en liefde”) en de wreedheid en hardheid, zoals die in Kosinski’s vroeger werk Stappen aan de dag traden. Anderen bestaan slechts buiten hem, zij zijn objecten voor zijn handelen. Hij noemt zich zelf dan ook „de manipulerende, boosaardige volwassene, die bedreigt en kapotmaakt.” Een belangrijk deel van het boek is gewijd aan introspec tie en zelfontleding. verzamelaars, de bibliofielen is klein”. Er zijn er niet veel zoals de befaamde dokter Melchior, die na zijn reizen door de poolgebieden of de jungle zijn dag boek bij mevrouw Van den Elburg kwam brengen om het op exclusieve wijze te laten i nbinden. „Het dagboek van zijn tocht met de Willem Barendsz moest gebonden worden in walvisleer. Dat van zijn expeditie naar de Amazone in apevacht (met als speciale'wens: de ellebogen van de vacht graag in de hoeken van het boek). Het Ierse dagboek moest gehuld worden in een kaft van schapevacht”. Maar een kunstboekbindster werkt niet alleen met exclusieve kaftstoffen, zoals speciale soorten leer of perkament. „Ook met eenvoudige materialen kan af 24 ervloer. ek par- va ƒ45 staande ƒ6 p bij u Rubo i Haag tterdam die zich nu nog voor het oude ambacht interesseren, moeten hun kennis opdoen bij binderijen, waar de baas zelf nog plezier heeft om het handwerk te beoe fenen. „Maar die zijn er niet veel meer”, zegt de Aerdenhoutse, die nog wel akkoord kan gaan met het gebruik van moderne lijmen, maar van dat „plastic spul” niets moet hebben. „Ik heb zelf nog wat mensen opgeleid in de loop der jaren. Zo heb ik ook een Nederlandse vrouw, die als zuster werk te in Lambarene (de zendingspost van Albert Schweitzer), kunnen instrueren, hoe zij met bescheiden middelen boeken kon binden. Het gebeurt nog wel eens, dat binderijen haar opbellen met het verzoek boeken te vergulden of het goud-op-snee te verzorgen. Ze hebben dan een kwaaie aan mevrouw Van den Elburg: „Ze kunnen het zelf niet meer. Maar waarom nemen ze het werk dan toch aan? Ik wil het hele ontwerp, het hele binden. Anders niet. Dat ook het ras van de vergulders uitsterft is een jammerlijke zaak. Maar er schijnt een machine in Duitsland ontworpen te zijn om het werk van de vakmensen over te nemeh”. En ze zegt, een handgebonden boek koesterend: „Kijk, bij een met de hand aangebrachte goud-rand op een omslag zie je het leven. Het schittert. Als zo’n lijn er machinaal ingeponst is wordt het doods. Daarom houd ik zoveel van mijn werk. Het leeft. Het geeft voldoening. HANS ROMBOUTS En ziet: het is of we er nooit zijn 'weggeweest. De indringende helder heid van het landschap is in die jaren niets veranderd, de mensen zijn weer even „Zweeds” als toen. Ik zou dat Zweedse karakter moeilijk kunnen omschrijven, maar Bernlef heeft er een scherp oog voor. Echt boekbinden is een ambacht, dat veel deugden eist. Mevrouw Van den Elburg geeft een opsomming: geduld, handigheid, inventiviteit, ambitie, vaar digheid in decoreren en knutselen. Zij zelf heeft dat deugdenpakket dat is al snel duidelijk rond zich verzameld in haar atelier. Het gaat haar aan het hart, dat het vak gaat uitsterven. Ze is gelukkig, dat er in september een leer linge komt, aan wie ze haar vaardighe den kan overdoen. Mevrouw Van den Elburg heeft natuurlijk wel begrip voor het feit, dat zo weinig mensen hun speciale boeken ook speciaal laten inbin den. „Het kunstboekbinden is voor velen te duur. Het is zo arbeidsintensief. De mensen hebben tegenwoordig ook weinig ruimte in hun huizen om grote boekenverzamelingen op na houden. Het gilde van de liefhebbers, de Wat allereerst opvalt aan „Sneeuw" is dat het een volkomen klassiek gebouwd verhaal is. Het drama wordt in gang gezet door een onbewust door de hootdpersoon teweeggebracht ongeluk, het wordt ook weer door een ditmaal bewust veroorzaakt on geluk uitgewist. Zo’n klassieke vorm is eigenlijk erg merkwaardig voor een man als Bern lef, die als dichter mijlenver van een dergelijke opzet afstaat. Toch komt zo iets in Nederland wel vaker voor, o.a. bij Gerrit Kouwenaar. Men ver gelijke diens poëzie maar met zijn roman „Ik was geen soldaat”. Sommige auteurs leven blijkbaar graag op twee niveaus, een rationeel en een irrationeel. Voor het ene re serveren zij hun proza, voor het an dere hun poëzie. De „man uit één stuk” behoort blijkbaar tot het verle den. De klassieke vorm van „Sneeuw’ wordt in niet geringe mate versterkt door de stijl van het boek. Bernlef heeft gekozen voor een nadrukkelijke minimum-stijl, waarin alles wat or nament is (de in het Nederlandse proza zo beruchte „vergelijkingen”!’ resoluut is weggelaten. In korte, strakke zinnen wordt het verhaal verteld. Deze stijl komt neer op een onder koelde registratie van visuele waar nemingen en krijgt daardoor iets fil misch. Bernlef slaat Jan Razelius en zijn huisgenoten gade als door een filmcamera, die hen in al r- m trage naar gespannen bewegingen volgt. Weer moet ik denken aan „De avond- maalsgasten”. Het is niet voor het eerst dat de literatuur door de film wordt beïn vloed (in de roman „Amerika" van Franz Kafka bijvoorbeeld kan men stukjes sentimentele film herkennen alsook invloed van slapstick a la Mack Sennett en de Keystone Cops) maar die betrof doorgaans alleen ui terlijkheden. Bij Bernlef gaat die invloed veel verder Hij is een filmer wiens c/rondmateriaal niet het celluloid is maar de taal. In „Sneeuw” heeft hij aldus een voortreffelijke film gepro duceerd. Het is allemaal tevergeefs. Jan Ra zelius kan de breuk in zijn leven met Kerstin alleen te boven komen door zich in de dood bij haar te voegen. Dat doet hij, door zich met een andere auto op de plek van het ongeluk te pletter te rijden. Terwijl de colonnes strandgangers in file-tempo naar Zandvoort ronken en walmen, duelleert mevrouw Van den Elburg-Van Waveren op licht voetige wijze met een flintertje bladgoud. In haar in het groen gehulde huis aan de Zandvoortseweg beoefent zij een in Nederland uitstervend ambacht: Kunstboekbinden. Haar atelier heeft iets weg van de befaamde Grolsch-platen: Oud handwerkgereeöschap, zoals een naaibank, die al in de zestiende eeuw werd gebruikt, lijmtangen, boekenpersen, flesjes, stem pels staan er in bont gezelschap bij elkaar. Mevrouw Van den Elburg is één van de hooguit drie kunstboekbindsters, die Nederland nog telt. De opleidingen, die er voor bestonden, zijn opgeheven. Er zit ook weinig perspectief meer in. De Aerdenhoutse boekbindster: „De Hollander is te krenterig. Hij heeft niets over voor zijn boeken”. Daar kunnen wij het dan mee doen. Duivelsboom verscheen als Literai re Reuzenpocket 439 bij De Bezige Bij. De vertalins is van Oscar Tim mers. Ondanks bezwaren vind ik Duivels boom bij vlagen toch wel zeer fasci nerend en zeer lezenswaard. Een we zenlijk bezwaar meer tegen Ko sinski dan tegen zijn boek is dat de schrijver zich niet vernieuwd heeft. Hij betreedt te duidelijk door hem zelf ontdekte, maar ook door hem zelf platgetreden paden. Na de romans Aanwezig (over de macht van het beeld), die toch nauwelijks zijn signatuur droeg, heeft hij zich her steld, maar geen nieuwe wegen ge vonden Het reservoir waaruit hij voor de meesterwerken De geverfde vogel en Stappen putte, was leeg en hij heeft zich enigszins krampachtig op de actualiteit geworpen. Hij heeft zijn thema moeten zoeken, naar het lijkt, terwijl het vroeger „als vanzelf” was. Maar nogmaals Duivelsboom veel te genieten, mee te denken en te ver staan. J. Bernlef was literair gesproken nog maar nauwelijks uit het ei ge kropen toen hij in 1960 zijn eerste proza publiceerde, de bundel „Stenen spoelen”, die opende met tien verha len uit het Zweedse district Varmland. Hij kende die lokatie, want hij had een jaar in Zweden gewoond. Nu, dertien jaar later, is de rij van zijn boeken al zo lang geworden dat hij het niet meer nodig vindt dat prille werkje te vermelden, maar in zijn nieuwe boek „Sneeuw" (Querido keert hij wel terug naar het land waar zijn eerste verhalen zijn ont staan. iets n ois gemaakt worden. Gelukkig laten rr opdrachtgevers me praktisch altijd d< vrije hand. Ik houd natuurlijk wel rekening bij het ontwerpen van een omslag met de sfeer van het boek (ik lees zo’n boek daarom altijd, hoewel er soms hele zware tussen zitten en ik ben van nature niet zo’n leesmens), de smaak van de opdrachtgever en het bedrag, dat er voor uitgetrokken wordt”. Eén van de opdrachtgevers was o.a. de drukkerij Enschede. Vlak na de oorlog werd er een gedenkboek samengesteld, dat door een comité „Bloemen als tolk van onze dankbaarheid” aan prins Bern- hard, zijn voorzitter, werd aangeboden. Mevrouw Van den Elburg kreeg de op dracht van Enschede om het album te binden (en de omslag te ontwerpen). Met begrijpelijke trots bewaart ze de schet sen van dat kostbare boek, zoals ze ook de werktekeningen en „proefdrukken” nog heeft van een „zeer grote” opdracht: bibliofiele uitgaven voor een Amerikaan en een Nederlander, die zich toelegden op het verzamelen van speciale papier- molen-stempels. „Die Amerikaan was zo’n liefhebber, dat hij in zijn schuur een installatie neerzette om zelf ge schept papier te maken. Het vak van boekbindster komt ie mand niet zo maar aangewaaid. Me vrouw Van den Elburg heeft in haar jeugd na de HBS-B een boekbin- dersopleiding van vier jaar gehad aan de kunstnijverheidsschool in Amsterdam. Die cursus werd opgeheven, zoals er nu ook een einde gekomen is aan de oplei ding aan de grafische school, Mensen, - u H R, ’fe>.. 1’ r

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 19