NEDERLAND VOOR PRESIDENTSCHAP VOLSLAGEN ONGESCHIKT F PROFESSOR DR. DIEPENHORST I KROONPRETENDENTEN MS van velen en boven ons weten Wij moeten iemand naast en tegelijk id Een periode van 25 jaar vormt het kwart van een eeuw. Hoe snel voor het besef vooral van hen die ouder worden het leven ook moge verstrijken, het blijft een hele tijd. Dat echtparen herdenken hoe zij in het huwelijk traden, wel niet een mensenleeftijd, maar dan toch 25 jaren geleden; dat een onder neming erbij stilstaat 25 jaren in de maatschappij haar partij te hebben meegeblazen; dat mannen of vrouwen, wanneer zij 25 jaren een werkkring hebben vervuld, worden gehuldigd, hetzij spontaan, hetzij omdat de betrokkenen een kleine wenk gaven, is gebruikelijk. Meestal viert men het desbetreffende gebeuren ook met enige opgewektheid zelfs in een dankbare stemming. Het moge in de huiselijke kring dan al eens gestormd hebben, er kunnen economisch wat moeilijke jaren zijn doorgemaakt, en het langdurig verrichten van de arbeid zal hoogte-, echter ook dieptepunten vertonen bij een terugblik; bij een 25-jarig feest past een vrolijke toon. van meeleven en erkentelijkheid opróept. I - ''1 V 1 I De schrij’ver van dit artikel, prof. dr. LA. Diepenhorst (57 jaar), studeerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam rechtsgeleerdheid en theologie. In 1943 promoveerde hij op een proefschrift getiteld: ’’Historisch critische bijdrage tot de leer van den christelijke staat”. Sedert 1945 was hij aan de VU hoogleraar in het strafrecht en strafprocesrecht en in 1952 werd hij voor de AR-Partij lid van de Eerste Kamer. Van 1965 tot 1967 was hij minister van onderwijs en wetenschappen in het kabinet-Cals en het kabinet-Zijlstra. Na zijn aftreden als minister verbond hij zich weer aan de VU, nu als bijzonder hoogleraar in de algemene staatsleer. Ook werd hij toen lid van de Tweede Kamer, maar sedert 1971 is hij opnieuw lid van de Eerste Kamer. Ook volken kennen hun jubileumvieringen. Hier en ginds worden de grote feiten uit het verleden herdacht: verkregen zelfstandigheid, herwonnen vrijheid, uiteindelijke overwinning na grote gevaren. Daarbij dreigen sleur en snel vergeten. Krachtiger spreekt aan de nationale feestdag, die dan in staten waar men nog een vorstenhuis bezit, samenvalt met de verjaring van het staatshoofd. Wanneer er tussen dynastie en volk een nauwe band aanwezig is, als gevolg van in de historie gedeelde beproevingen, als er bovendien zich telkens een gevoel van saamhorigheid vernieuwt, omdat men in elkaar het eigene terugvindt, worden voor een koninklijke familie gewichtige gebeurtenissen dat ook voor de onderdanen. En het is duidelijk dat de voltooiing van een 25-jarige regeringstaak niet onopgemerkt voorbijgaat, maar integendeel sterke gevoelens <5^ W a 5 T ie .41 L r 1 1 I l I Wel sloeg de kritische zin soms om in mateloos vitten. Verder trad ongedurigheid aan de dag; ieder wil bijna veranderen om te veranderen. t 1 t r i 9 a a e et in :ie ag li- Ik rs te lat iet >r in ?r ;n tje iie de een in- er- jut ri- ier en: ant tan En o’n WILLE M-ALE 15 d n »t Ie r. e an P- an lal in eld ?ld ar, ets te tn- Dit houdt niet in, dat ieder reden tot juichen heeft. Het gewone bestaan gaat door; het ’’gewende” lief, doch ook het ’’gewende” leed is aanwezig. Er zijn groepen onder ons die het niet prettig hebben; zoals ieder land vertoont onze nationale samenleving een zelfkant, welke beschouwers neerslachtig maakt. Er is levensverarming bij wie oud of heel oud zijn en men ondervangt deze niet zomin als de behoefte aan verzorging. Er zijn jongens en meisjes die verwaarloosd opgroeien tot mannen en vrouwen die niets voor ’’later” meekregen. Veel kinderen worden geboren met gebreken, die hen een in vergelijking met anderen naargeestig bestaan zullen doen leiden ondanks getroffen voorzieningen. Heel wat mensen heeft het leven nooit toegelachen want prettig wonen, werk met de zekerheid dat het vast was, echt zich ontspannen gedurende weken en weken omdat zij moe waren, bleek nooit voor hen weggelegd. Dan is er de blijvende ellende van een voor 1948 bijkans vernietigd jodendom, dat de pijn van nimmer geheelde wonden steeds voelt steken. In niets verminderde de lust om elkaar politiek te treiteren en de verdeeldheid groeide sterk. De voorheen nog al eens aangetroffen dubbele moraal verminderde, zonder dat de simpele moraal ten opzichte van huwelijkstrouw, gezinseenheid en het in acht nemen van betamelijkheid in het onderling verkeer er op verbeterden. De publieke orde kreeg geringere eerbiediging: in heel wat steden is het *s avonds onveilig; de baldadigheid werd veel erger. De kerken zijn bezig op grote schaal aan invloed te verliezen. Tegelijk werd onder de jeugd het idealisme sterker. Jong en oud zijn genegen tekortkomingen bloot te leggen en zo mogelijk te verhelpen. De beoordeling van de geestelijke zuiverheid van onze samenleving vormt een kiese zaak. In de bekende eigenschappen die wij sedert lang als volk vertonen, is niet zoveel verandering opgetreden. Degelijkheid, enige zwaartillenheid, een wat bonkig optreden, een wikkende, wegende aard, spoedig gewekt medelijden, snelle verontwaardiging ook, de neiging anderen de les te lezen, voorliefde voor een aangenaam, maar gevuld leven zijn onverlet voorhanden. Om heel gevoelige punten te noemen: ons ziekenhuiswezen is behoorlijk; van onze gevangenissen en huizen van bewaring mag worden gezegd dat men aan bezoekers steeds alles kan tonen, zonder dat er vrees voor schandaal behoeft te rijzen. Dank zij radio en televisie, door de uitbreiding van de reismogelijkheden het omvangrijke toerisme is er voor velen een verbreiding van de geestelijke horizon gekomen. Erg artistiek zijn wij niet, maar op kunstzinnig gebied ons geheel verschrompeld noemen zou overdreven Ons land is voor een presidentschap volslagen ongeschikt. Wij moeten iemand naast ons en tegelijk boven ons weten. Een geschiedenis van vier eeuwen, een in de achterliggende jaren met redelijke uitkomst beloonde nationale inspanning, een voor de toekomst bestendige opdracht verbinden Oranje en Nederland. Het moge hen onder hoger bijstand beschoren zijn hun gemeenschappelijke weg te vervolgen tot in verre geslachten. De gezondheidstoestand van ons volk is goed, getuige de geringe babysterfte en de hoge gemiddelde leeftijd van de bevolking. Sociaal werd er voor de bejaarden, voor hen die alleen kwamen te staan door het verlies van de kostwinners, voor wie ziek raakten en voor wie invaliditeit opliepen, dan wel blijvend geen werk konden vinden, heel wat bereikt. Het Nederlandse onderwijs behoort in elk geval tot het kostbaarste ik zeg niet dat het louter voordeel betekent van Europa, of ruimer: van het Westen. De wetenschapsbeoefening gelukte redelijk, als werd er slechts een tweetal Nobelprijzen die van Zemicke en Tinbergen in de wacht gesleept.. zijn: het muziekleven stond op een behoorlijk peil; ook in andere kunsten presteerden wij iets. Met grote, de gehele wereld benauwende problemen, te weten de volte, de vermassalise- ring, de verontreiniging van lucht, bodem en water, kregen wij in geduchte mate van doen. Wij losten ze niet op, maar gaven ons tot dusver ook niet gewonnen, al staan wij wel op verlies wat betreft de properheid van onze steden en van ons openbaar vervoer. Amsterdam is een vuile stad; onze treinen zijn, evenmin als onze stations, werkelijk fris. Wij gebruiken de publieke weg en het openbare water als vuilnisbelt en afvalemmer. De gave om iets te ruineren is bij ons rijkelijk aanwezig; daarentegen doet het dienstbetoon in cafés en restaurants ver van indrukwekkend aan, integendeel, het draagt de kenmerken van armetierigheid. Als volk bevinden wij ons desondanks op een bevoorrechte plaats. Ofschoon in 1948 voor een geplunderd, de band met het huidige Indonesië verloren hebbend Nederland, de kansen gering leken bij te blijven in de vaart der volkeren, is dit gelukt. Wij zijn geen berooide natie meer. Onze economie ontwikkelde zich bevredigend. Ofschoon onze achtereenvolgende regeringen er niet in slaagden de woningnood te overwinnen, is er globaal helaas met uitzonderingen van barre toestanden geen sprake, mede de pijlsnelle bevolkingsuitbreiding in aanmerking genomen. Alles te samen gevat is ons volk als weinig andere naties gerechtigd om een nationaal feest te vieren. Een kleine vergelijking met landen achter het ijzeren gordijn, een herinnering aan de erbarmelijke toestanden in Centraal Afrika, in grote delen van Azië, of zelfs in bepaalde provincies van Westeuropese mogendheden Italië, Spanje, Portugal aangetroffen, leert hoe bevoorrecht wij zijn. Hieraan voorbij te willen gaan zou van ergerlijke geestelijke stompzinnigheid getuigen. Dat Nederland het feest van het zilveren regeringsjubileum kan vieren, is niet in de laatste plaats te danken aan onze koningin. Er zullen onderdanen zijn die verklaren dat zij een aantal dingen graag anders zouden zien. Men moet de rollen eens omkeren: wat zou de koningin, indien zij openhartig wilde wezen, niet in ons volk wensen om te zetten. De plichtsbetrachting was in vijfentwintig jaren vlekkeloos, de kennis van zaken groot, de evenwichtigheid in het beoordelen van moeilijke politieke tegenstellingen bewonderenswaardig, het meeleven met veler persoonlijk lotgeval treffend, de bereidheid om een soms ondankbare taak te vervullen, onbegrensd, de energie om telkens met nieuwe figuren die soms aanmerkelijke beperktheden vertoonden en aan eigen lievelingsdenkbeelden overmatig hechtten, staatkundig zee te kiezen, onverdroten. Als koningin Juliana afstand doet van haar troon wordt Beatrix koningin. Dat volgt uit artikel 11 van onze grondwet, dat zegt dat het koningschap wordt voortgezet ”in de oudste linie van het koningshuis”, hetzij langs mannelijke, hetzij langs vrouwelijke lijn. Op grond van deze regeling is Beatrix dus de eerst aangewezene om Juliana op te volgen. Haar zoon Prins Willem- Alexander is nu tweede geworden in volgorde van erfopvolging. Daarna volgen de andere zonen van Beatrix en Claus. De bepaling dat zonen voorrang hebben boven dochters is in dit verband niet belangrijk, omdat er slechts zonen zijn. Overigens bestaat er een goede kans, dat deze laatste bepaling bij de komende grondwetswijziging geschrapt wordt. Na prinses Beatrix en haar kinderen komt prinses Margriet aan de beurt en daarna haar kinderen pas. De kandidatuur van de oudere prinses Irene en haar kinderen is komen te vervallen. Irene heeft, toen ze trouwde met de Spaanse kroonpretendent prins Don Carlos Hugo de Bourbon Parma, vrijwillig afstand gedaan van haar rechten. Argument was toen onder meer, dat men niet de kans wilde lopen beide koninkrijken in dezelfde hand te laten komen. De regeling, dat het koningshuis voortge zet moet worden in de oudste linie van het koningshuis is pas in 1963 in de grondwet opgenomen. De eerdere regeling hield in, dat als Beatrix eerder zou overlijden dan Juliana, de troon zou overgaan op Margriet en dus niet zoals nu op een van de kinderen van Beatrix. De lijst met kroonpretendenten luidt dus nu als volgt: 1. prinses Beatrix (3l-l-’38); 2. prins Willem-Alexander (27-4-’67); 3. prins Johan Friso (25-9-’68); 4. prins Constantijn (11-10-’69); 5. prinses Margriet (19-l-’43); 6. prins Maurits 17-4-’68); 7. prins Bernhard (25-12-’69); 8. prins Pieter Christiaan (22-3-’72). Waarom kan Nederland met opgewektheid het 25-jarige regeringsjubileum van Koningin Juliana vieren? Wij zijn als natie het moet eerlijk worden uitgesproken ook in onze betrekkingen tot het vorstenhuis zelfzuchtig. Op het ogenblik dat ons iets niet bevalt, keren wij ons af. Enerzijds willen wij tot op het volstrekt onbescheidene alles van de koninklijke familie weten, tegelijk zijn er die haar de bijzondere positie misgunnen, die in een zucht tot gelijkmakerij, tot ontluistering van het leven, geen oog willen tonen voor de heel bijzondere positie, ingenomen door hen die een kroon dragen. Daarbij komt dat de eerbied voor persoonlijk en huiselijk leven tegenwoordig niet groot is en dat men onder het voorwendsel de openbaar heid te dienen, onophoudelijk zijn voordeel met een platvloerse sensatiezucht hoopt te doen. Het zou kopnieuws vormen en tot gepeperde artikelen in moreel zeer vrijpostige weekbladen aanleiding bieden, zodra een lid van de koninklijke familie eens in het publiek een krachtterm zou bezigen, het protocol op vrijmoedige wijze zou doorbreken, een verkeersovertreding zou begaan, de indruk zou wekken bijzonder graag een glaasje te ledigen. Ik zeg het nog weer wat anders: wij zijn een lastig, veeleisend volk in onze relatie tot de Oranjes. Daarom verdient het de voorkeur aan te vangen met een aantal door ieder goed te beoordelen feiten van algemene aard, die in het verloop van een 25-jarig bewind naar voren springen. Vanzelfsprekend moeten hierbij de gebruikelijke hindernissen worden genomen. Wie terugziet naar een vlak achterliggende periode, heeft moeite met afstandnemen en kleurt heel gemakkelijk het jongste verleden te persoonlijk. Ook is er in verband met de voortdurende terugkeer der dingen de neiging om de reële ernst van vroegere situaties te onderschatten. Gebrek in 1948, oorlogsgevaar in 1951, een watersnoodramp in 1953, spreken 25 of 20 jaren later veel minder toe. Wij zijn eraan gewend dat verscheidene mogendheden over de kemfusiebom beschikken sinds Amerika in 1951 de eerste proeven deed en een jaar later ”als primeur” de waterstofbom bracht. De koude oorlog, het Korea-conflict, de Vietnam-oorlog hebben wij dusdanig in ons bewustzijn opgenomen, dat het element der verontrusting grotendeels verdween. Daarom is het goed nadrukkelijk vast te stellen dat ons land zich van 1948 tot 1973 heeft kunnen ontplooien tegen een van tijd tot tijd zeer dreigende internationale achtergrond. In de weken van de Cuba-crisis in 1962 hing zonder dat de meesten dat beseften, de wereldvrede, en dus ook de toekomst van Nederland, aan een zijden draad, nadat reeds zes jaren voordien in 1956 gedurende het Suez-conflict en bij de bezetting door de Russen van Hongarije het ergste mogelijk was geweest. Men realisere zich wat het voor hen die over behoorlijke inlichtingen beschikken en die tot in het diepst van hun wezen een atoomoorlog verafschuwen, betekenen moet om innerlijk ten diepste bezorgd voor het oog de opgewektheid te bewaren. Wij hebben ons dus af en toe in de verlopen kwart eeuw op de rand van de afgrond bevonden. Vandaag maken wij ons ook omdat het financieel zo veel belooft gaarne wijs dat het gevaar in hoofdzaak geweken is, alsof niet misverstand, plotselinge stroomversnellingen en het internationaal gebeuren, een onverwacht opduiken van belangentegenstellingen en het onverantwoordelijk optreden van staatslieden de vreselijkste gevolgen zouden kunnen hebben. Het moet zelfbedrog genoemd worden. Echter zonder dat men zich daaraan schuldig maakt, is er dan toch reden om met zekere voldoening aan de feestviering op 5 september mee te doen. DE «M» i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 19