nog altijd F.Q. is man een Den Hollander: Mening van KLEINE EENHEDEN EN GROTE FREQUENTIE HET SPOORWEG-VERVOER HET BESTE VOOR RADICALE DENKBEELDEN OP GEBIED VAN MILIEU WORDEN GEMEENGOED Ml evendig ■w A T\ t I Derde leven Twee levens Snel is duur I F1 fc I - I n I ’«"f H O F II ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1 9 73 29 Erbij 2 Landse Spoorwegen als president verliet. Een ander spoorwegbedrijf dan waar hij in 1916 als leerling op de voetplaat van een stoomlocomo tief stond: Toen een jonge ingenieur bij de Hol- landsche Ijzeren Spoorweg Maatschappij in op leiding voor de Dienst van Staatsspoorwegen in Nederlandsch-Indië. Een heel ander bedrijf ook dan de NS waarvan hij op 1 maart 1946 directeur en plaatsvervangend president werd, op 1 januari 1947 president, en waar hij de stu wende kracht werd in de naoorlogse herstel periode. Maar nog altijd een railbedrijf, gebon den aan de twee spoorstaven waaraan hij ook zichzelf zo sterk gebonden voelt en waarvan hij de heel bijzondere geleidings- en dragingskwa- liteiten steeds meer is gaan waarderen naar mate hij ze beter leerde kennen. ,.Maar dat ligt vermoedelijk aan mijn leeftijd”, zegt hij daar over heel nuchter. Een bungalow in de Maarnse bossen, ko nijnen die over het grasveld hollen voor het raam van zijn kamer, aan de wanden rondom hem schilderijen en antieke kaarten, herinne ringen en geschenken gegeven door medewer kers, gedurende zijn actieve leven: De idylle van een 80-jarige. Maar „F. Q.” past niet bij het beeld van een idylle. Heeft dat nooit ge daan. Zal het ook nooit doen. Ook niet nu hij op de laatste dag van deze maand 80 wordt. In april reed hij nog even 1.600 kilometer met een trein door Zuid-Afrika. Verscheidene keren per week zit hij in Nederland in de trein op weg naar een vergadering of een bijeenkomst. Met een machinist die hem op Utrecht CS begroet kan hij een kwartier enthousiast staan praten. F. Q. den Hollander, geboren 31 mei 1983 in Goes; sinds 1916 ingenieur, sinds 1955 dr. ir. Bijna 15 jaar is het geleden dat hij de Neder- 1 wal S f I Slip i 1 I l<J 4 I -- oh I ■itii r- :h ■"■•ü’-nn*rr-r-JHiHr"? ‘F B 4 at at er ar :1e re Zijn gereserveerdheid is duidelijk, ook al doordat hij zo welsprekend zijn on verminderd enthousiasme voor de spoor staaf belijdt. Maar even duidelijk is zijn gereserveerdheid tegenover zijn eigen gereserveerdheid. „Als in mijn prille jeugd de stoomtram van de Grote Markt in Middelburg naar Vlissingen vertrok, moest er een man met een rode vlag vooruit lopen. Dat was omstreeks 1900 veiligheidsvoorschrift. Zeventig jaar ge leden. Als je dat bedenkt weet je dat je op moet passen met denken aan 2040.” Gegeven zijn gebondenheid aan spoor staven lijkt het voor de hand te liggen dat de Engelse experimenten met nor male wielrailtreinen voor hoge snelhe- In die drie onderzoekjaren is hij een tweetal bewegingen gaan onderscheiden. „Eigenlijk”, zegt hij er nu van, „stond ik op dat moment gepakt en gezakt klaar om terug te gaan naar Indië. Ik sprong een gat in de lucht toen m e gevraagd werd bij de NS te komen in zo’n functie. Dat is toch ook iets fantas tisch. En elke ochtend, al die jaren, ben ik zingend en fluitend naar mijn werk gegaan.” Bij de 30.000 NS’ers die Den Hollander als hun hoogste baas hebben meege maakt, zullen er heel wat zijn die hem ook anders kennen dan zingend en flui tend. Zijn inspectiebezoeken waren be roemd en berucht langs de lijn. Op zijn 70ste, 72ste is hij overal mee gestopt. „Nu ook alweer bijna tien jaar geleden”, zegt hij met iets van verbazing in zijn stem. En dan zet hij enthousiast een beschouwing op over het gunstige effect dat er zou uitgaan van verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 naar 60. Aan de ene kant veel meer mensen beschikbaar voor activiteiten en functies ten behoeve van de gemeen schap (nu vaak moeilijk te vinden en te vervangen). Aan de andere kant na een leven van hard werken voor de mensen recht op een langere periode met een eigen levensvervulling. F. Q. is nog al tijd een levendige man. 3k Ik jp jk de le de on it- is >or iar de ich uk ng eft ijn >r- !u- ;n •h n. ld ld lie iii- tar in tot ;en n- In ig an ik un ak it- a~ ze ift en an k i. el it in il le )S et n el ;n »n i 1 Het is de laatste jaren stil geworden rondom dr. ir. F- Q. den Hollander, In spoorweg- en vele andere kringen bekend als „F. Q.”. Bij zijn afscheid van de Nederlandse Spoorwegen in december 1958 nam de lijst van func ties die hij bekleedde en van organisaties waarvan hij lid wras, bijna een halve kolom in de krant in beslag. In mei 1973 zegt hij: „Ik ben nergens meer aan gebonden of verbonden. Al steek ik nog graag een helpende hand uit als men mij vraagt”. den, zijn onverdeelde sympathie zullen hebben. Maar ook dat is betrekkelijk. ..Snelheid”, zegt hij, „is ontzettend duur. Niet alleen door het accellereren, ook door het tot stilstandkomen, door de vernietiging van energie. Dat geldt voor alle vervoermiddelen, ook voor de toe komst. Dat wordt wel eens vergeten als het om snelheidsverhoging gaat.” Zijn eigen filosofie o.a. belichaamd in het Europese TEE-net waarvan hij de geestelijke vader is is deze: de ideale trein is een vervoermiddel dat met ver houdingsgewijs kleine eenheden, grote frequentie, hoge gemiddelde snelheden, goed comfort zo veel mogelijk in aan merking komende punten verbindt. De samenwerkende Europese spoorwe gen hebben wat dat betreft met het net van Trans Europa Expres-treinen een heel bijzondere prestatie geleverd, zegt hij. Aan zijn aandeel daarin in de begin fase denkt hij nog altijd met dankbaar heid terug. U i i i De onderzoeken, die eind 1970, 1971 en 1972 zijn verricht in het Rijnmondge bied, hebben als belangrijkste voordeel, dat een ontwikkelingspatroon zichtbaar is geworden. Boender: „De eerste fase is die van het ontstaan van het dilemma. Voornamelijk in kleine kring: bij actie groepen, die hun gegevens toeleveren aan bijvoorbeeld politici. De tweede: de bewustwording in brede kring, wat in 1971 gebeurde, weliswaar na de afwij zing van Hoogovens in april van dat jaar, maar met tumultueuze smogweken in het najaar. En daarna: het zich vastzet ten van het dilemma tussen industriali satie en leefmilieu. Dus: het zich vol trekken van een echte heroriëntatie bij grote groepen van de bevolking.” die om vijf uur ’s ochtends ergens aan komen? „Ik ben de vent”, zegt hij nogmaals nadrukkelijk, „van grote frequentie en kleine eenheden. Dat is mijn ideaal. Nog altijd.” En hoewel af gesproken is dat het huidige NS-beleid buiten het gesprek zal blijven, merkt hij in samenhang daar mee toch op: „Ik ben trots op onze spoorwegen. Een heel dynamische ont wikkeling. Dat geldt voor het materieel zowel als voor de hele aanpak.” Geldt die waardering ook de tarieven, Het begrip Herleving van de rail (Re vival of the Rail, zeggen ze bijvoorbeeld aan de Amerikaanse oostkust als het gaat om nieuwe systemen om verkeers chaos de baas te worden) spreekt hem niet aan. De onzekerheden, die de kernproble- matiek met zich meebrengt, geven vol gens hem „een modernisering” van de ervaring bij de milieu-consument. Boen der daarover: „Het is de toenemende risicofactor, die het kernenergieprobleem onderscheidt van de conventionele mi lieuproblematiek. Het is veel moeilijker om met die dreiging te leven dan met iets, dat al een keer fout is gegaan. Want waar wordt kernenergie mee geas socieerd? Met atoombommen, stralings gevaar. En wat staat daar op het mo ment van overheidswege tegenover: een veranderd. Ook aan de tarieven. En terwijl het wegens de frequentieverho ging bij wijze van spreken niet meer nodig is een spoorboekje te hanteren, is er langzamerhand een tariefboekje nodig om te voorkomen dat je als treinreizi ger meer betaalt dan nodig is als je de weg maar weet. Den Hollander daarover: „Ik moet er wel een beetje aan wennen. Ik kijk er gek tegenaan. En het lijkt me erg moei lijk, alleen al wegens al die onbemande stations.” Na zijn twee spoorlevens is met zijn pensionering per 1 januari 1958 eigenlijk zijn derde leven begonnen. Van de func ties die hij in dat derde leven bekleed heeft, zijn er drie van speciale betekenis voor hem geweest: algemeen voorzitter van het Verbond van Nederlandse Werkgevers (nu VNO), president-com- missaris van de KLM, president-curator van de TH in Delft. Zijn allermooiste moment: toen hem kort na de oorlog gevraagd werd direc tielid te worden van de NS, waar hij na korte tijd ir. Hupkes opvolgde. Als pre sident. Op dat moment beleefde de man die als kleine jongen in zijn geboorte plaats Goes al rond het station zwierf omdat hij gefascineerd werd door het begrip spoor, de bekroning van zijn droom: spoorjongen worden. En over de standvastigheid: „Een der tig percent van de mensen blijft conse quent tegen industrie-uitbreiding, on danks dat de persoonlijke last een stuk is teruggelopen. Meer dan 80 percent blijft het eens met wat de actiegroepen zeggen. De ideeën die men heeft over de protestmogelijkheden, het gebrek aan in spraak, de bestraffing van functionaris sen van vervuilende bedrijven, het bre vet van onvermogen dat in feite aan de overheid is uitgereikt, het zijn allemaal aspecten in de vraagstelling, waarbij de beantwoording sterk radicale tendensen is blijven vertonen.” De problematiek rond de vestiging van kerncentrales, die in Nederland op uit barsten staat, ziet hij daarbij als een soort „vierde fase”, ofwel: „De uitbrei ding en intensivering van het eerder genoemd dilemma.” Het volbouwen van Nederland met milieu-vijandige ob jecten zal ook de betrekkelijke moge lijkheden om de problemen te „compar- timenteren” onmogelijk maken. Wat daarmee wordt bedoeld? Boender: „Dat je nog kon zeggen: ik woon wel hier in Rijnmond, maar ik kan het weekeinde mooi naar mijn huisje of caravan in het oosten gaan. Je ontsnapt niet meer, dat is het.” Niet meer actief. Maar nog vol energie en vol belangstelling. Vooral voor tech nische ontwikkelingen die hij volgt aan de hand van publikaties die nog steeds van allerlei kanten bij hem binnenstro- men. Zijn oude vakgebied, het vervoer, blijft hem boeien. Maar op de vraag wat hij bijvoorbeeld denkt of verwacht van zweeftreinen of magneetkussentreinen waarvoor nog onlangs de DAF-fabrieken belangstelling hebben getoond, zegt hij behoedzaam: „Ik moet een beetje oppas sen er wat van te zeggen omdat ik er lang niet alles van weet.” w n -- man die als een stormwind door de hoofdkantoren en „langs de lijn” kon gaan. Er tussenin: moeilijke jaren van 1938 tot 1945 als directeur van de Artil lerie Inrichtingen. sussende en bagatelliserende houding. De voorstanders van kernenergie hebben te gen die vrees nauwelijks iets te bieden, behalve misschien een conventionele E i J' rampenbestrijding, een BB-organisatie, of een paar uit de koude oorlog dateren de initiatieven ten aanzien van de fall out-bestrijding,” de ethyleenfabriek van Gulf en natuurlijk ook gewenning bij de bevolking en het zich niet herhalen van een grote mobili satie van de mensen zoals ten tijde van de Hoogovenskwestie het geval was.” Belangrijker vindt hij daarom de standvastigheid, die in de „denkbeelden sfeer” tot uiting is gekomen. En de ont dekking, dat een groot percentage „floa ting votes” aanwezig is. Mensen, wier mening over de problemen afhankelijk lijkt van factoren als incidenten in of bij industrieën. Boender: „Dat betekent, dat je een groot potentieel aan mensen hebt, dat klaar staat om in geval van een bepaalde calamiteit radicaal van mening te veranderen. Een voorbeeld is al de serie stankgolven, die je nu in Vlaardingen hebt gehad. Als de laatste enquête die nog had „meegepikt”, dan zou de uitkomst zeer waarschijnlijk nog veel radicaler zijn geweest.” Terugkijkend op zijn 80 jaren, zegt hij: „Ik heb twee levens geleefd. Twee mooie levens. Eén ginds, één hier.” „Ginds” is het Nederlands-Indië van voor de Tweede Wereldoorlog waar hij ruim 20 jaar bij de Staatsspoorwegen op Java en Sumatra werkte. „Hier” is het Nederland van na de oorlog waar het NS-herstel niet los te denken is van de i Elk van de vier verkeerssoorten heeft zijn eigen typische plaats en betekenis. Rail, weg, lucht en water. En het zijn niet alleen de technici die die plaats moeten zoeken en afpalen, het zijn ook de economen. Het beleid moet erop ge richt zijn elkaar niet te overlappen. Ook de tegenstelling openbaar ver- voer-particulier vervoer ligt hem niet. Hij spreekt liever over individueel ver voer tegenover collectief vervoer. Alle bei hebben ze hun voor- en nadelen, hun sterke en zwakke punten. De manier, waarop op het ogenblik de invoering van kerncentrales in Nederland wordt doorgedrukt is zeer geschikt om de radicalisering van denkbeelden op milieugebied, zoals die de afgelopen jaren onder de be volking van het Rijnmondgebied is gegroeid, ook op landelijk niveau tot gemeengoed te maken. Dat denkt in ieder geval drs. Kees Boender, onder- zoek-socioloog bij de Erasmusuniversiteit in Rotterdam en als zodanig be trokkene bij drie achtereenvolgend gehouden enquêtes over de milieu- ervaring van dezelfde groep Rijnmonders. Hij zegt: „Zoals de Hoogovens kwestie hier een keerpunt is geweest, zo wordt de kernenergie dat op lan delijk niveau. Kijk naar alle mogelijke vestigingsplaatsen voor kerncen trales. En als ook de plannen voor industrievestiging bij Delfzijl voltooid zijn, dan is de cirkel helemaal rond. Het effect van wat er rond die Hoog ovenskwestie te zien is geweest, zal zich vele malen versterkt herhalen”. De ene: een „denkbeelden-conjunetuur”, die „uitermate stabiel blijkt te zijn”. De tweede: een „persoonlijke ervaringscon- junctuur”, die een daling vertoont. Voor al op dit laatste („Rijnmondbevolking heeft minder last van stank”) is in de berichtgeving naar aanleiding van de publikatie van de laatste onderzoekre sultaten uitvoerig ingegaan. Boender: „Men moet dat niet geïso leerd bekijken. Die persoonlijke ervaring is onderhevig aan een aantal factoren, waar we weinig van afweten. Ik denk aan maatregelen die de industrie heeft genomen, misschien een lagere produktie in het algemeen. Ook de weersomstan digheden, daarbij het uitblijven van op vallende calamiteiten, het dóórwerken ook van een stuk erkenning van de problematiek bij de overheid, denk bij voorbeeld aan de tijdelijke sluiting van 4 h Maar een hoge gemiddelde snelheid is iets anders dan het verhogen tot het uiterste van de topsnelheid met alle daarbij behorende problemen van lange remwegen en grote blokken (baanvak ken waarbinnen zich geen twee treinen mogen bevinden). En is elke verkorting van de reistijd wel winst? vraagt hij zich af. Vooral in de nacht is dat teen hoofdstuk apart. Wat moeten reizigers F. 'U-r De TEE, waarvan Den Hollander de geestelijke vader was. met name de steeds verder gaande uit breiding van de vooideeltarieven? Op een afscheidsrit in december 1958 zei de heer Den Hollander over de mogelijk heid van avond- en weekendretours en over de vooroorlogse reizen met onbe kende bestemming: „Nee ,ze komen niet meer terug. NS doet alles om zijn tarie ven te bestendigen. NS probeert en dat lukt, want we hebben het laagste tarief van Europa voor iedereen Zo goedkoop mogelijk te rijden.” Sindsdien is er het een en ander anui!,?-:;a' »K3sE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 29