Vlaams leed succesformule voor nieuwe film
FILMSTER, DIE LIEVER
LINKS TONEEL SPEELT
i Ml RA
DE
LOTELII
Ansje
Beentjes
ALS WIJN
OGEN ZOET
1
)k-
ar-
SI
Ba
19
ZATERDAG
8
SEPTEMBER
1973
Erbij
1Z.
e
k.
n;
iïi
di
til
di
di
di
SI
3
SI
SI
di
SI
SSB
ALDUS WORDT EEN debuterend
fihnsterretje in de publiciteit ver
kocht; „Met haar vlassen haar, haar
fijne amandelogen en haar hele,
frêle en tegelijk lenige verschijning
is Ansje Beentjes niet alleen de ge
droomde Katrien voor De Loteling,
maar bovendien beslist DE film
ontdekking van 1973. Haar ogen
zijn zoet als rode wijn, maar ze
kunnen ook gensters slaan wanneer
het scenario dit vereist. Dan spette
ren heel kleine lichtjes in haar ogen
en neemt de actrice de bovenhand
op haar lieflijke persoonlijkheid”.
JAN DECLEIR HEEFT een ruig mannengezicht (een „eikehouten kop",
aldus de persattaché) en tegelijk iets zachts, om het woord teder niet te
gebruiken. Op het witte doek komt die combinatie onontkoombaar over;
in internationale sterklasse. Hugo Claus tipte Jan voor de mannelijke
hoofdrol in „Mira” van Fons Rademakers naar Stijn Streuvels. Daarna
speelde Jan Decleir een decadente aristocraat in „Rolande met de bles”
na«ir Herman Teirlinck onder regie van Roland Verhavert, die hem ook
koos voor de „De loteling”
t
JAC HEIJER
Regisseur ROLAND VERHAVERT
ANSJE BEENTJES
JAN DECLEIR
geëngageerd
theater
Decleir de vraag of „De
tische rompslomp die bij het opnemen
van enkele minuten film te pas komt.
„De Lotellng” gaat over de Vlaamse
boerenjongen Jan (gespeeld door Jan
Decleir), die in het leger anno 1820 te-
Tomaat. Daar heb ik zelf fanatiek aan
megedaan”.
De film zal in februari/maart klaar
zijn. Het is de bedoeling dat hij in
Nederland te zien is, maar zeker is dat
nog niet. Of het een artistiek succes zal
worden, valt nog te bezien. Uit alles valt
af te leiden dat de producer mikt op een
commerciële prolongatie van het Mira-
succes.
Ik had er niet over geschreven, als
Ansje Beentjes en Jan Decleir niet zulke
aardige en oprechte mensen waren ge
weest en wat te zeggen hadden over hun
vak.
e
n
kleur van het linoleum. Een echt vak
wordt er aan de Toneelschool niet meer
geleerd. Ik schrok me rot, toen ik in
„Plastic Birthday” (bij Centrum) dat
meisje zomaar moest spelen. Natuurlijk
heb ik ook wel goede ervaringen gehad
op school. Ik heb drie jaar met Erik Vos
gewerkt. Als leraar is hij erg goed- Die
krijgt wat van je los en dat gebeurt ook
via improvisatie. Ik heb niets tegen con
tact met elkaar en ik wil ook geen vijf
jaar lang op die school scènetjes spelen.
Ansje is verre van ondersteboven van
het lyrische reclametekstje. Ze is tenger
en helblond en ze hééft mooie blauwe
ogen, maar zoet als rode wijn gaat toch
echt te ver. Dat ze de filmontdekking
wordt van 1973 - liever 1974, want pas
in februari wordt de première verwacht
- zou best eens kunnen. Ze heeft in
ieder geval meer speeltalent in haar
pink dan Willeke van Ammelrooy in
haar hele weelderige lichaam. En ze is
minder snel met uitkleden.
n
JS
Jan Decleir
I
n
di
di
di
■n
di
in
di
rn
di
n
dl
dl
ra
dt
in
ra
di
ra
dl
ra
di
■P
di
ra
dl
•P
di
Vooral tegen de verkrachtingsscene
heeft ze erg opgezien. Die moest opgeno
men worden op een zandvlakte in Bel
gisch Limburg. Tijd om met de acteur,
die de verkrachter moest spelen, te pra
ten, was er nauwelijks en de scene
moest in één keer worden opgenomen,
omdat er maar één jurk was om kapot
te scheuren. Ansje had zich een stem
verworven in het kapittel, wat de came
rastand betrof. „Je ziet bij de verkrach
ting zelf alleen mijn knieën”. De rushes
bleken tot ieders tevredenheid te zijn.
„Het is wel gek, hoor, maar dan spreken
ze over hoe goed het shot (de opname)
wel is, terwijl wij daar toch staan te
spélen”.
Het idee voor de verfilming is van
BRT-regisseur Nic Bal. De BRT viert
een Hendrik Conscience-jaar en dat
heeft verschillende tv-produkties opgele
verd. Producent Jan van Raemdonck zag
in „De Loteling” een «chte speelfilm, die
mogelijk na de bioscoop ook nog op de
tv komt. Het is een zuiver Belgische
Op de eerste opnamë-dag in Thorn
was de pers uitgenodigd. Zij die op
draafden, ontvingen werkfoto’s en press
sheets geschreven door een handige co
pywriter, mochten, de hoofdrolspelers
alsmede de producent ondervragen en
kregen een warme maaltijd toe. De re
gisseur zelf had het daarvoor te druk,
wat heel begrijpelijk is gezien de gigan-
Voelt de actrice zich in die drukte
niet verloren, mogelijk zelfs verwaar
loosd?
Vandaag hebben we niet veel te doen.
Je had gisteren moeten komen bij die
beek waar ik wel drie keer in moest
vallen. Roland Verhavert, de regisseur,
geeft heel veel aandacht aan ons. Maar
het is betei- de avond tevoren met hem
te praten. Zijn we het niet met hem
eens, dan kan er gepraat worden, ook al
houdt hij vaak z’n poot stijf”, vertelt
Ansje en Jan zegt erover: „Als Roland
klaar is met de casting (het bezetten van
de rollen) dan is het meeste werk wat
het acteren betreft voor hem gedaan.
Hij heeft een volledig vertrouwen in de
acteurs”.
Ik zou best méér willen filmen. Maar ik
vind toch toneel het leukste: voor het
moment heb je dan toch maar de zaal.
Je kunt zelf veel meer doen op het
toneel. Het is totaal iets anders dan het
vak van filmen”.
Niet op haar Westfriese achterhoofd
gevallen, heeft Ansje Beentjes al vanaf
de auditie van een professionele nuch
terheid blijk gegeven. „Ik heb het script
tevoren opgevraagd en toen ik de rol
kreeg, heb ik in het contract laten
opnemen dat ik tevoren de rushes van
de opnamen moest zien (er zit een
verkrachtingsscene in) bij de montage
wat te zeggen had en dat ik zelf in het
Vlaams de tekst zou nasynchroniseren”.
aangelegenheid, al heeft men de Neder
landse actrice Ansje Beentjes (die vorig
seizoen debuteerde bij toneelgroep Cen
trum) de vrouwelijke hoofdrol gegeven
en zijn vorige week enkele scènes in
het Nederlands Limburgse plaatsje
Thorn opgenoi.ien, dat overigens in de
film niet met name genoemd zal wor
den. Regisseur Roland Verhavert, die
met Bal het scenario schreef, wil de
lokaries anoniem laten om de algemeen
heid van het ’erhaal des te duidelijker
te laten spreken.
„Ik heb een beetje angst gekreger
rondom al die concentratieoefeningen
eikaars hartslag voelen en zo. De princi
pes zijn goed hoor, maar alles moest je
verantwoorden. Op een gegeven moment
werd ruim drie uur gepraat over de
„NA MIRA, DE LOTELING”, staat op
de bestelwagens van de filmploeg van
„Kunst en Kino NV", de Brusselse
firma die in augustus en september
opnamen laat maken voor „De Loteling”,
een film naar een boek van de omhoog
gevallen 19e eeuwse Vlaamse schrijver
Hendrik Conscience („Baas Ganzen-
donck”, „De leeuw van Vlaanderen.”
Ik heb wat tegen de kliekvorming,
waarin de werkmethode ontaardde. Als
je even afweek werd je gepakt door de
groep. En dan de linkse pretentie die dat
had. Dat noem ik geen links. Ik voel me
veel meer sociaal dan de groep. Als er
één zich ongelukkig voelde, dan dacht
de groep nooit dat ze zelf wel eens de
schuldige zouden kunnen zijn. Ik begrijp
het wel, het was een reactie na de actie
Hoe is haar Algemeen Beschaafd
Vlaams, dat in de film gesproken zal
worden, nu al?
Tegenspeler Jan Decleir geeft het ant
woord: „Ze spreekt al heel goed Vlaams.
En ze speelt heel goed en ze is heel
lief”. Ansje is te verbouwereerd om iets
aardigs terug te zeggen, wat opmerkelijk
mag heten, want evenmin als op haar
achterhoofd, is ze op haar mondje geval
len.
recht komt en daar zoals duizenden ande
re soldaten door slechte voeding en hy
giëne blind wordt. Intussen probeert zijn
meisje Katrien (Ansje Beentjes) zijn
boerenbedrijfje te runnen. Dat mislukt
en het ene 1 »ed stapelt zich op het
andere, maar het paar overleeft alles
door de liefde.
Op die eerste dag in Thorn hebben
Ansje en Jan niet veel te doen. Opna
men van maar een paar tellen. Ze staan
temidden van een Breugheliaans groepje
van échte en geschminkte kreupelen en
blinden, die in het witte barokke inte
rieur van de gotische kerk brood en
kleren krijgen van witgeklede nonnen
met van die zeilschepen op hun hoofd.
De hele filmploeg is met zoveel andere
details bezig dan met het spel van de
hoofdrolspelers. De lensafstand en de
lichtval lijken de belangrijkste proble
men te zijn.
In overleg met toneelgroep Centrum
kon ze het contract verbreken; maar ze
kan weer terugkomen als er weer een
rol voor haar is. Waarom wilde ze
filmen?
„Omdat ik het sowieso goed vind voor
•en actrice om filmervaring te hebben.
Is Ansje Beentjes ambitieus?
„Voor mezelf. Ik wil perfectioneren
wat ik doe- Maar ambitieus naar een
status ben ik niet. Mijn glorie lap ik aan
mijn laars. Als je dat nastreeft, kom je
in de publiciteit Maar wat betekent dat
nou? Hoe vaak staan mensen niet schit
terende dingen te doen en komen nooit
in de publiciteit? Paul Steenbergen bij
voorbeeld. Ik heb een beetje met hem
gewerkt voor de tv. Die kent niemand,
tenminste, het grote publiek kent hem
niet. Mijn moeder bijvoorbeeld kent
hem niet eens”.
de festivals. De neus krult een beetje,
omdat het in Nederland en Frankrijk
zo’n succes was en men heeft het idee:
het zijn toch maar Vlamingen die het
gedaan hebben”.
Typisch theaterpubliek is wel enthou
siast, maar jullie willen de arbeiders
bereiken. Hoe?
„We spelen nu in een_tent en zoeken
ons publiek op. I--. -------
Waarom speel je toneel en ben je
geen typiste geworden?
„Dat is een rotvraag. Typiste? Ik denk
dat ik toch iets anders zou doen dan ty
piste worden, als ik geen actrice was.
Rotvraag, hoor”.
Op mijn vraag in wat voor soort
toneel ze graag wil meespelen, ant
woordt ze dat ze erg prettig werkt bij
Centrum en dat leidt tot een tirade
tegen de opleiding op de Amsterdamse
Toneelschool. Dat was de Toneelschool
van na de actie Tomaat, die de hele
acteursopleiding op zijn kop zette. Ze
heeft weinig goede woorden over voor
hoe het 3, 4 jaar geleden ging en meent
dat het maar ’ns in de krant gezegd
moet worden.
Decleir (27 jaar) kwam yijf jaar gele
den van de toneelschool in Antwerpen,
(Studio Herman Teirlinck, nu het Hoger
Instituut voor Dramatische Kunst gehe
ten). Bij de Kon. Ned. Schouwburg in
zijn woonplaats debuteerde Decleir als
Coriolanus in het gelijknamige stuk van
Shakespeare en speelde sindsdien vaker
stukken van dezelfde schrijver. „Als er
in een stuk van Shakespeare een bas
taard was, speelde ik die bastaard. Maar
mijn plezierigste ervaring bij de KNS
was het spelen van „Man is man” van
Brecht”.
Wat vind je van filmen?
„Ik film wel graag. Niet zozeer voor
het resultaat. Daar heb je heel weinig
vat op. Maar omdat je zulke gekke
dingen doet. Gisteren hebben we een
halve dag in het water gelegen en zoiets
doe je nooit op toneel. En zo’n film-
equipe is een boeiend verschijnsel, een
samenraapsel van mensen die allemaal
een beetje gek zijn. Maar als speler heb
je met film niet zoveel satisfactie als op
toneel. Tot vorig jaar deed ik liever
film. Ik had het pas ontdekt en in het
theater liep toch alles mis. Maar nu in
onze nieuwe groep, dat geëngageerde
toneel van Dario Fo, nu prefereer ik
theater”.
Wat betekent
voor jou?
„Dat van Fo, dat maakt de mensen
aan het lachen en aan het huilen. Die
combinatie heeft als resultaat dat ze
gaan nadenken. Dat wil ik als acteur
provoceren. Het is uiteraard links ge
oriënteerd; gericht tegen onrechtvaardig
heid, de macht, het geld. Je doet een
appel op alles wat het leven humaan
maakt. Maar we zijn helemaal niet ge
bonden aan partij-politiek, je gaat er
juist tegen in”.
„Dario Fo heeft een tijd zijn toevlucht
gezocht in de communistische partij in
Italië. Maar dat vond hij ook niet zo in
orde, hij stond er niet kritiekloos tegen
over in zijn werk. En daarom hebben
ze hem te verstaan gegeven dat hij beter
uit de partij kon verdwijnen, wat hij
ook deed. En nu verkeert hij in gevaar.
Er is een aanslag op hem gepleegd; zijn
vrouw is toegetakeld in Milaan met
scheermesjes”.
Werk van fascisten?
„Je denkt gauw dat komt van die
vieze fascisten, maar het is zo, dat hij
het niet meer weet. Hij had eens een
zaal gehuurd, toen de troep aankwam
stond de zaal in brand. Andere zaaleige-
naars willen hem geen zaal meer verhu
ren. Hij speelt veel in openlucht. Als hij
in Milaan in de sporthal speelt, duurt
het erg lang voor het begint. Iedereen
wordt afgetast. Hij riskeert echt van het
toneel geschoten te worden”.
Dario Fo en Arturo Corso zijn de
inspirators van de Nieuwe Scene. Het
gezelschap is van plan een stuk uit te
brengen over de Weversopstand in het
begin van 1300. De spelers garen zelf het
historisch materiaal bijeen om dan met
Fo, die er ervaring mee heeft, een pro-
duktie van op te zetten. Ondervindt de
Nieuwe Scene net als Fo in Italië
politieke moeilijkheden in België?
„Voorlopig nog niet. „Mistero Buffo” i
zeer populair, zowel van links als rechts
geaccepteerd, omdat ze er iets in kun
nen erkennen. Bovendien was het een
goede afvaardiging van het land op bei-
Het Groot Arbeiders
Comité had een congres georganiseerd
met veel afgevaardigden van zusterorga
nisaties in Nederland en Duitsland. Ze
hebben „Mistero Buffo” gezien op een
basketbalveld en daar heeft het publiek
schitterend gereageerd. We zoeken nu
een circuit om bij de arbeiders te gera
ken”.
„We hebben nog géén subsidie. Een
nieuw gezelschap moet in België eerst
een jaar lang bewijzen dat er publiek
komt. Als je bij subsidiëring afgaat op
de recettes, zijn we morgen het grootste
gezelschap van het land. We werken met
uitkopen en die leverden bij de 7 mil
joen frank op. De KNS heeft aan recet
tes niet meer dan 4 miljoen. We werken
voor vrij lage lonen. Iedereen krijgt
13.000 frank netto per persoon. Ja, heeft
wat moeite gekost, eer iedereen tevreden
was met hetzelfde loon. Spelers als
Charles (Cornette) en Hilde (Uitterlin-
den) verdienden vroeger drie keer zo
veel. Maar het is heel vriendschappelijk
gegaan”.
En toch doe je nu weer een film?
„Het is moeilijk te combineren. Maar
het was al anderhalf jaar geleden afge
sproken. Ik ben met Roland Verhavert
goed bevriend en ik zou hem erg voor
schut gezet hebben, als ik het niet
gedaan had. Vrienden hebben is belang
rijk”.
Voor de verfilming van „De Loteling”
van Hendrik Conscience werd regisseur
Verhavert gehuurd. Deze voelt zich ech
ter meer verwant met de enigszins deca
dente fin-de-siècle sfeer van Teirlinck,
aldus Decleir.
„Hij heeft de roman van Conscience
enorm moeten transformeren, om er een
filmisch verhaal van te krijgen. Er wa
ren toen. 150 jaar geleden, de meest
erbarmelijke toestanden. Wat wij nu
zijn is een erfenis van die tijden. Daar
zou een boeiend verslag van gemaakt
kunnen worden, maar je hebt voor een
film ook een goede story nodig. Dat lijkt
me niet makkelijk met „De Loteling”.
Het enige wat overbliift is de beschrij
ving van die tijd. Roland heeft een
persoonlijke stijl van filmen. Hij zou
andere dingen gekozen hebben, als dit
geen ondracht was geweest”.
Roland Verhavert zegt later: „Ik heb
lang over de ondracht nagedacht, of het
in overeenstemming met mijn eigen
temperament gebracht kon worden. An
ders zou ik geen film kunnen maken.
Het moeten ergens personages zijn,
waarin je een stuk van jezelf kunt
leggen”.
Aan Jan
'oteling” een succes zal worden?
.Wat met „Mira” gebeurd is, zo’n suc
ces, had ik nooit gedacht. Je had snel de
indruk dat het erg folkloristisch zou
’'orden en folklore interesseert me niet.
De les van „Mira” is dat ik geen progno
se zal maken. Ik voor mij heb geen
belang of de film goed marcheert. Fi
nancieel win ik er niets mee en artis
tiek, nou ja.
Ansje piekert over wat ze gezegd
heeft.
„Komt het allemaal niet te rancuneus
over? Ik wil echt niet de rancuneuze
trut spelen. Op school waren mensen
bezig, waar ik niet achter kon staan; ik
probeerde er achter te staan. Maar ik
klapte dicht. Die mensen wilden de in
druk op je maken dat jij dan ook de
grote gefrustreerde was. Toen ik op
school kwam was ik een blaag, een
echte provinciaal uit Alkmaar, maar ik
was veel opener dan later. Pas in, het
laatste jaar kreeg ik wat meer zelfver
trouwen. En toen Karin Kilian en ik
naar een gewoon gezelschap als Cen
trum gingen, werden we echt vreemd
aangekeken door onze schoolgenoten”.
Maar in zijn hart is Decleir toneelspeler. Al maakte hjj aanvankelijk beeldhouw
werk en grafiek, hjj koos tenslotte voor het toneel, waarin ook een broer en een zusje
hun emplooi vonden. Toneel zat niet in de familie. „Mijn vader is bediende in het
havenbedrijf in Antwerpen. We hebben een fantastisch gezin. Mijn enige thuis. Ik
zelf heb geen thuis. Ik ben een zwerver” Elke avond, na een lange das van onnamen,
rijdt Jan Decleir spoorslags naar zijn gezelschap De Nieuwe Scene. Dat is een fan
tastische toneelgroep, die niet alleen in België maar ook in het Holland Festival en
het Festival van Avignon deze zomer terechte successen boekte met „Mistero Buffo”,
een geheel eigen bewerking onder regie van Arturo Corso naar ideeën van de Ita
liaanse linkse toneelmaker Dario Fo.
Er zijn voor Ans méér zaken nieuw in
het filmvak. Op de eerste dag van de
opnamen in Thorn is een persbijeen
komst georganiseerd. Zo’n tien journalis
ten (meest Belgen) zijn gekomen. In een
restaurant moet Ansje ze aan een boe-
renbontbeklede tafel te woord staan. Ze
houdt een opgewekte pep-babbel, want
dat staat in haar contract. Maar na
afloop zucht ze: „Al die dikke koppen.
Was ik maar typiste gebleven; ja, ik zou
een typiste doen in „Mussert” bij Cen
trum. Weet je wat die ene vogel me
vroeg- Hoeveel ik woog!”
Nou en, hoeveel?, vraag ik. Vijfen
veertig kilo.
y