1 Aan kwam eind zwerven een Zo trots als WITTE NEUSHOORN MET VOETBALKNIE een aap MIENEKE KENDE ANDERE TIJDEN Al ik ilf |||J w IG N Broodwinning Discriminatie del Vechtpartij Schooien Dierenpark ‘S en r EN eot- JM R en au- eide bui- „DIE RAZZIA’S, die ze tegenwoordig af en toe houden, dat vind ik nou echt iets oneerlijks Daar kan ik me heel gemakkelijk kwaad over maken; dat doet me verdriet!” „Zélf heb ik van discriminatie nooit iets ervaren. Maar toch, als je leest hoe in sommige plaatsen de politie plotse ling een heel woonwagenkamp omsingelt dan ga je alsnog iets van je „apartheid” voelen. En dat doet zeer”. „Waarom moet dat Zulke razzia’s vraag ik me vaak af. O, zeker, onder woon wagenbewoners zul je zo hier en daar óók wel minder betrouwbare elementen aantreffen. Maar is dai bij de „brave” burgers anders?” „Ik bedoel maar: Onder elk koren zit kaf. Waarom hoor je nooit dat de politie in een stadswijk een razzia houdt? Dat zal ze wel niet durven: De bevolking van een kamp is makkelijker te pakken vooral als de politie met honderd man tegelijk komt opmar cheren”. „Wakker lig ik er trouwens niet van. Wat mij betreft kunnen ze komen. Ik maak me; sterk dat ze op de hele Hanenrick niets oneerlijks zullen vinden. En dat weet de Zwolse politié ook wel. Anders waren ze hier de zaak al lang eens binnenste buiten komen keren”. I "up i niiiiiiiiiiiiiiiiiiDiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiinimiiiniiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimni SOMS WERD JE NAAR VUILNISBELT VERWEZEN me. WILHELMINA HAVERHOEK KLAAGT NIET be- ik gelukkig nimmer HANS KERSTIENS r is ;ret- 1868. 16 19 56 07 E E L' E E B E B ekse gers van >lak de ,een van t>ui- in bestaan moeilijk Mieneke paard voor nou „Sommige mensen haten dit soort gro te woonwagenkampen. Ik niet. Maar ik kan de wrevel van andere bewoners wel begrijpen. Dat zijn mensen die elders een betere broodwinning hebben gekend. Voor mij speelt dat niet meer, maar wie nog moet handelen om aan de kost te komen kan in bepaalde gevallen wel- „Of dat wat met het geloof te maken heeft? Dat weet ik niet- Ik ben wel gelovig. Officieel ben ik zelfs katholiek, maar daar doe ik niet veel meer aan. Ik bid wel hoor alleen in de kerk kom ik niet. Ik denk maar zo: als Hij mij in de kerk kan horen, kan Hij me ook in de wagen horen. Zo heb ik trouwens altijd geredeneerd in alle opzichten: de plaats doet ér niet toe! Of je nou in een huis woont of in een wagen.wat zegt het uiteindelijk? Karakter huist in de mensen zélf ten- hten ege- •iek- f ze ilig- rezig laat, rden „Ja, ik kijk graag. Ik moet er niet aan denken dat de beeldbuis kan knappen. Ik kan gewoon niet zonder de tv-pro- gramma’s. Evenmin als ik zonder de krant zou kunnen.” „Ze houden je op de hoogte van wat er in de wereld aan de hand is: de tv en die krant. En ik blijf graag bij de tijd. Vandaar dat ik altijd het meeste geniet van uitzendingen waar en 773 19 36 T - vlO- „Contact met burgers? Weinig eigen lijk. Maar de kinderen hebben via school uiteraard wel vriendschappen ge in het Safaripark „De Beekse Bergen’ te Tilburg heeft een vrouwelijke witte neushoorn een „voetbalknietje" opge lopen. Men wil het dier genezen door het toedienen van een aantal injecties. (10 meter lange en 3 m brede) staca ravan van moeder. De jongste zeven delen die ruimte nog met moeder: Jo (21) werkt over dag bij een burgerbaas in Zwolle; Lammie (18) helpt in de huishouding; Gerrit en Hendrik (16 jaar geleden samen in de kerstnacht geboren) stu deren aan de LTS en vlassen allebei op een job als „technisch specialist" in het leger; Mientje (14) volgt een huishoudopleiding op de kampschool; en de benjamins Frans (11) en Jannie (12) bezoeken een lagere school. Wilhelmina Haverhoek heeft er vrede mee: is gelukkig. „Hét kamp is goed", meent ze. „De kinderen hebben een toekomst." En bijna fluisterend voegt ze eraan toe „Dat is méér dan ik veertig jaar geleden had ■den nie- <ing het - op tus- ■ake ont- le is ff' J zijn heb leefd.” „Geloof me: woonwagenbewoners zijn in doorsnee óók gewone mensen. Met hun goede en hun misschien iets minder goede eigenschappen: de ene keer vrolij- ker gestemd dan de andere. Eén ding echter hebben ze vóór op burgermensen: ze leven vrijer en iets minder gecompli ceerd.” je nog wat van leren kunt: dierenfilms of reisdocumentaires bijvoorbeeld.” „Televisie is trouwens niet mijn enige afleiding hoor. Ik heb op het kamp ook familie en kinderen wonen „Ach, de bevolking van zo’n kamp is eigenlijk één grote familie. Iedereen kent iedereen; dat is waar. Maar het is niet hinderlijk dat je van eikaars wel en wee zo goed op de hoogte bent- Het is juist makkelijk: je weet wanneer je iemand moet helpen en een ander weet waarmee hij jou van dienst kan zijn.” „Ruzies op het kamp? Ik heb ze nog nooit meegemaakt. Er is wel eens een meningsverschil. Natuurlijk. Maar waar is dat niet. Doch echte vechtpartijen en de burgers denken dat dergelijke toestanden op een kamp heel „normaal” „Sneeuwvlokje", ’s werelds enige witte gorilla uit de dierentuin van Barcelona, is vader geworden van een zwarte go- rilla-dochter. „Discriminatie heb ik persoonlijk nimmer ondervonden. Maar dat ligt ook aan mezelf, denk ik. Ik ken mijn plaats; ik geloof dat ik weet hoe ik me gedra gen moet. Nét als alle andere mensen.” „Of ze het aan me zien, dat ik uit Het Kamp kom? Soms wel. Als ik me ten minste, nadat ik boodschappen heb ge daan, door een taxi naar huis laat bren gen, hoef ik de chauffeur maar zelden te zeggen waar hij me naar toe moet rijden. Meestal zegt zo’n man uit zich zelf: zeker naar Het Kamp mevrouw. En dat heeft ’ie dan goed geraden.” „Wat zou het trouwens dat ik uit Het Kamp kom? Iedereen mag het weten. Maakt het wonen in een wagen mij minder dan een ander, die in een huis leeft. Dat lijkt me sterk. De wagen is mijn eigen keuze. „Ja, er is mij al eens een huis aange boden. Maar ik moet er niet aan denken dat ik daarin terecht zou komen. Ik kan er gewoon niet tegen: een huis bezorgt me een benauwd gevoel het beklemt Als ik langer dan een uur in een huis zit, vliegen de muren op me af. Vraag niet hoe dat komt of wat er de oorzaak van is. Ik weet het niet; ik weet alleen dat ik houd van het leven in een wagen.” „Ik ben niet ontevreden met mijn bestaan: ik geloof dat ik al met al niet klagen mag. Met mijn plekje op dit regionale kamp ben ik gelukkig. Ik heb vroeger wel andere tijden meegemaakt: dat je met de wagen van vader en moeder naar een vuilnisbelt verwezen werd. Het vriendelijke soms ook strenge gezicht van Wilhelmina („zeg maar Mieneke") Haverhoek is zoals dat heet, door het leven gete kend. De 53 jaren, en vooral het lief en leed dat ze in die halve eeuw met (respectievelijk) haar elf kinderen en overleden echtgenoot deelde, hebben in haar verweerde gelaat de sporen wel achtergelaten. Het bestaan was dan ook vaak hard: moeilijk en moeizaam. Het voerde Mieneke voortslenterend naast paard en wegen, samen met drie zusjes en vijf broers in tien tallen jaren naar honderden kampen. Zwervend zonder zekerheden. licht beter op een klein dan op een groot kamp zitten. Maar ik ben tevre den!” „Vroeger was het behelpen als je in een wagen woonde. Maar tegenwoor dig.Ach, ik heb koud en warm stromend water, ik heb elektriciteit en ik heb gas. In mijn keuken staat een koelkast, in het woongedeelte heb ik een televisie. Wat wil een mens nog meer?” „Hoe ik aan deze wagen ben geko men? Gekocht. Een jaar geleden onge veer: voor ruim vijftienduizend gulden. De gemeente heeft mij financieel gehol pen. Maar dat moet u niet verkeerd begrijpen. De burgers denken vaak dat woonwagenmensen altijd komen „schooien” bij de overheid: dat zij ons als het ware „in stand” moeten houden. Nou, zo is het toevallig niet- Iedere cent die ik in mijn leven geleend heb, heb ik eerlijk terugbetaald. Ik parasiteer niet. En ook deze nieuwe wagen zal uit mijn portemonnaie worden afbetaald. Geen sterveling hoeft er geld bij te leggen.” een- ekse i de 6 tot cht), :sge- naal suur nde- :uwe king igen. n in indig leer- hene sloten met leeftijdgenoten uit de stad. Dat levert niet de minste moeilijkheden op.” „Mijn kinderen komen bij de burgers thuis en de burgerkinderen komen re gelmatig hierover de vloer. Reuze ge- anders zijn: discriminatie is iets wat een kind in principe niet kent. Het moet ’m aangepraat worden, maar anders. „Ik heb tegen mijn jongens en meisjes nooit gezegd: wees op je hoede burgermensen. Als het andersom ook zo is, zit het wel goed.” „Dat het soms tóch verkeerd kan gaan zal ik niet ontkennen. Mijn oudste zoon heeft eens een keer voor één nacht vastgezeten bij de politie. Niet omdat hij wat gedaan had, maar omdat hij Het Kamp als woonplaats opgaf. En dat maakte hem acuut verdacht! Ach, ik zeg altijd maar: dat zijn misverstanden. Van je verdraagzaamheid en je geduld even wel wordt in een dergelijke situatie natuurlijk onredelijk veel geëist. Maar ik heb in mijn leven leren accepteren.” het leven kennen. Sterker nog: zo leerde zij het bestaan zelfs waarde ren. Dus bleef Mieneke het „woonwa genvolk” trouw! Alleen aan het zwerven kwam een eind. Elf jaar geleden reeds toen Wilhelmina met haar kinderen neerstreek op het (in middels tot regionaal centrum uitge groeide) kamp „De Hanenrick” in de Zwolse buurtschap Frankhuis, pal aan het Zwartewater. De vier oudsten huwden en verlie ten hun „huis". Maar niet hun moe der, want het kwartet getrouwde kin deren bleef op „De Hanenrick" wo nen: plaatsten zelfs hun eigen wagen zo dicht mogelijk bij de comfortabele „Financieel heb ik het redelijk: ik geniet een weduwenpensioen en van mijn oudste zoon krijg ik kostgeld. We kunnen ervan leven: niet royaal mis schien, maar wel normaal.” We eten en we drinken en da’s ge noeg. Op vakantie ben ik nog nooit geweest en uitgaan naar de film of zo is er ook niet bij. Je zult me er evenwel niet over horen klagen, want ik heb er geen behoefte aan. Wat moet ik met vakantie? Zo heel af en toe ga ik met de kleinsten een dagje uit: naar het dierenpark in Emmen of naar het pony park in Slagharen. Dat is mooi en dat is genoeg. Verder vermaak ik me wel op het kamp en bij de televisie.” Want thuis tussen de vier hou ten wielen van de krappe woonwagen was het leven in de jaren dertig zowel letterlijk als figuurlijk wankel. Vader Haverhoek werkte hard voor een boterham, maar met de verkoop van eigenhandig gevlochten koperen petroleumroostertjes viel weinig weelde te verwerven. Mieneke (geboren in Kampen, in dat zeldzame jaar dat haar ouders in „een-echt-huis” vertoefden) wist ech ter niet beter: wonen deed je in een wagen, ook al dacht haar moeder, een originele „burgervrouw" daar in dertijd anders over. Van kamp naar kamp meestal trekkend door de noordelijke Neder landen en van wagen naar wagen: zó leerde Wilhelmina de wereld en V i'|| ÏHflfS'1,’- ‘I* .ui.-W Hpüfe

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 7