Een geschiedenis van
bloed, as
en tranen
Rechtspraak was bepaald
Invloed burgerij ten koste
Nering in lakenhal
van feodale adelgeslachten
voornaamste tak
van industrie
L
niet fijngevoelig
in
F
r
ft
w
Slechts tijdelijke welvaart
door stadsrechten
r x J1
WOENSDAG 3
OKTOBER
1973
4
Ml
7
Verwoesting
Poorters
f
K
Veste
4
HOOG BEZOEK
Adrichem
1]
Privileges
Eigen rechtspraak
BEVERWIJK Op 11 no
vember aanstaande St. Maar
ten heeft Beverwijk 675 jaar
stadsrechten. Dat gaan we niet
vieren, heeft de gemeenteraad be
sloten. Zevenhonderd is een veel
mooier getal. Tijd genoeg dus om
dan een geweldig feest voor te
bereiden. Naar aanleiding van het
feest dat nu niet wordt gevierd,
willen we toch even nader in gaan
op die stadsrechten. Enkele histo
rische wetenswaardigheden daar
over vinden we uitvoerig in het
boek van oud-burgemeester mr.
H. J. J. Scholtens: „Uit het ver
leden van Midden-Kennnemer-
land”.
iül
RAAMVELD
Plunderingen
Rampen
Mi
X.’--
j|
tit**"»*"
WVWWVtAWyVWWWWWVWWWVWtAAWVWVVWVWVVVWWWrtrrWVVtA
BEVERWIJK 675 JAAR STAD
Het feest dat niet gevierd wordt
(Van een onzer verslaggeefsters)
•***-■>-
eens de
Voor de toelating was men
(Van een onzer verslaggeefsters)
(Van een onzer verslaggeefsters)
2S
;C,
naar
J
-
Hoe klein destijds het stadje Beverwijk
is geweest blijkt uit deze plattegrond,
die bijna driehonderd jaar nadat dg
stadsrechten waren verleend, gemaakt
is. Rechtsonder het Wijkermeer.
In een reeks van ongeveer zestig arti
kelen in het Latijn gesteld bevat
de stadsbrief naast een menigte voor
schriften van civielrechtelijke en vooral
van strafrechtelijke en procesrechtelijke
aard, welke ter plaatse zouden gelden,
De versterking kon vóór de vijftiende
eeuw, toen het buskruit nog niet bekend
was, ook een eenvoudiger karakter dra
gen en bij voorbeeld bestaan uit een
omtuining met palissaden en houten sta
ketsels met een omgrachting. De Wijker
meer bespoelde toenmaals rechtstreeks
de kade van de huidige Meerstraat. De
oppervlakte die beveiligd moest worden
was betrekkelijk gering.
Men denke zich als omgrenzing van
het oude stadje de woonbuurt ongeveer
als volgt: Stationsplein, Koningstraat,
Jan Alsweg, Grote Houtweg, Heemsker-
kerweg. Dat was alles.
Op de hierbij afgebeelde plattegrond
van Jacob van Deventer, die omstreeks
1560 is gemaakt, is duidelijk te zien hoe
het oude slot Adrichem aan de Sint-
Aagtendijk op een markante plaats bui
ten Beverwijk was gelegen. Het had zijn
uitweg op de dijk. Vandaar liep er een
wegje door de Munnikenweide langs het
Tijdens de Successie-oorlog legde het
leger van Lodewijk van Loon (in 1203)
St. Aagtendorp, zoals het toen nog heet
te, in de as-
Afgezien van deze rampen legde de
adel zware lasten op aan de streekbewo-
ners. In 1268 kwamen de Kennemers
opnieuw in verzet tegen deze druk en
weer smoorde een strafexpeditie de op
stand in bloed. Het brandschatten van
de houten dorpen was een vrij eenvoudige
zaak.
De geest van verzet tegne de adelijke
kasteelheren bleef evenwel smeulen. Het
was de tijd van ruwe zeden en bijgeloof.
Marktrechten en stadsrechten wijzen op
een tijdelijke welvaart van het nog zo
onmondig volk, maar men moet daar
geen overdreven voorstelling van heb
ben. Rond het jaar 1400 telde het stadje
Van 1572 tot 1575 trokken de Span
jaarden plunderend en moordend door
het gewest. Toen in 1576 de Spaanse
bezetters uit Beverwijk vertrokken lag
op negen huizen na de hele stad in puin.
Ook de kloosters en het Leprooshuis
waren totaal verwoest. De Grote Kerk
was een ruïne. We vermelden slechts en
kele feiten uit de oude geschiedenis van
Beverwijk,
Ondanks alle rampspoeden is Bever
wijk echter stad gebleven. Op 11 novem-
aanstaande al 675 jaar.
ve
dii
ev
w<
to:
48
ki.
ki,
c
10
10
W(
uil
m;
m<
aa
on
sti
he
Ds
he
ze
te
de
mi
be
trt
on
za
m<
va
aa
be
ve
Al
ge
Df
oo
W(
de
ee
ge
de
vo
kf
Zc
de
tic
lei
w<
M
ro
ta;
de
vo
ké
17
vi
tv
94
m
ki
■'..was
oorkonde is woordelijk gelijk aan die
welke Alkmaar in 1254 had ontvangen.
Het Alkmaarse recht hing op zijn beurt
samen met dat van Haarlem. In de
reeks van steden behoorde Beverwijk
dus, als dochter van Alkmaar, tot de
Haarlemse stedenfamilies, ’s Hertogen-
bosch is weer de moederstad van Haar
lem geweest. Deze verhouding had prak
tische betekenis met betrekking tot de
hofvaart. Een dochterstad placht name
lijk, wanneer haar schepenen geen weg
wisten in de een of andere twijfelachti
ge doch belangrijke rechtskwestie, voor
lichting te vragen bij het gerecht van de
moederstad. Men noemde dit ook wel
vonnis halen.
Het Beverwijkse stadsprivilege is op
zijn beurt weer geschonken aan Rotter
dam, in 1299. Dit stadsrecht is evenwel
waarschijnlijk in het volgende jaar door
de nieuw opgetreden Henegouwse regent
weer ingetrokken, omdat het in de pen
was gegeven door de overweldiger Wol
fert van Borsselen. Eerst in 1340 heeft
Rotterdam daarop zijn eigenlijke stad-
brief ontvangen. Wat behelsde nu eigen
lijk het Beverwijkse handvest van 1298?
.«ft,
- - -sssss.V
dit plein uitmondt in de Kees Delfsweg. Van dit
- --J--
vervolgens de
Evenals in de meeste Hollandse steden was in de middeleeuwen ook in Bever
wijk de lakennering of draperie de voornaamste plaatselijke tak van industrie.
Deze nijverheid bleef in de tweede helft van de dertiende eeuw waarschijnlijk
in hoofdzaak nog beperkt tot enkele centra en daartoe behoorden Haarlem en
Bever lijk.
Over de tijd dat aan Beverwijk de
stadsrechten werden verleend is maar
heel weinig bekend. Men kan zich nau
welijks een voorstelling maken van hoe
de mensen hier toen leefden en werkten.
Het zal niet veel meer geweest zijn dan
wat verspreide houten huizen rond een
houten kerkje, dat waarschijnlijk op het
hoogste punt stond, waar nu nog de
Grote Kerk staat.
reguliersklooster naar de Breestraat. Al
in het jaar 730 wordt Adrichem vermeld
als een Frankische hoeve, die door Karei
Martel aan Sint Willibrord is geschon
ken.
Aan de duinkant is de schelpwinning
ook een belangrijke bron van inkomsten
geweest. Met de schelpnering hing nauw
samen de kalkbranderij. Van ouds is er
in Beverwijk een kalkoven in bedrijf
geweest. Die werd gestookt met turf, die
per schip uit Aalsmeer en van de Eem
werd aangevoerd.
Aan het slot vanhet handvest wordt
de poorters van Beverwijk de plicht
opgelegd om van hun kant de graaf in
zijn „heervaart” te dienen met dertig
gewapende mannen, die zij moe'"’' be
kostigen, alsmede om getrou' de
beden te betalen. Wanneer de g
’s keizers hof reisde, in het huwelijk trad
of de ridderslag ontving, dan wel zijn
in 1514
wie een
Men had tegen de Noormannen ge
vochten, men was later in opstand geko
men tegen de zware lasten die het
graafschap oplegde, gesteund door de
westfriezne. Maar Graaf Dirk stuurde
zijn leger op de opstandelingen af en
overal in Kennemerland werden de dor
pen en nederzettingen verwoest en leeg
geplunderd.
de omschrijving van enige voorrechten
welke aan de poorters van Beverwijk
werden toegekend. Die privileges waren
voornamelijk: 1. vrijdom van tol, zowel
te land als te water, door de gehele
graafschap; 2. bevoegdheid der schepe
nen om samen met de schout nieuwe
keuren of verordeningen te maken, wel
ke echter niet in strijd mochten zijn
met des graven rechten en ten hoogste
een half jaar van kracht zouden blijven;
3. het recht om twee vrije jaarmarkten
te houden; 4. het verbod om een poorter
van de Wijck ergens in het land uit te
dagen tot een gerechtelijk tweegevecht.
In Beverwijk hebben de ramen
waarschijnlijk van oudsher gestaan
op een terrein dat nu wordt begrensd
door Baanstraat, de Kees Delfsweg en
de oude banscheiding van Wijk aan
Duin (nu Moensplein).
In 1405 bepaalde de Beverwijkse
overheid, dat geen poorter andere
lakense kleding mocht dragen en ook
niet mocht kopen of verkopen dan de
in Beverwijk gemaakte.
Het verkrijgen van het stadsrecht is te
danken aan de toenmalige schout Wol
fert van Borsselen. Deze overheerste het
14-jarige, ziekelijke zoontje van Graaf
Floris V, graaf Jan I. Deze Wolfert van
Borsselen was op dat tijdstip de feitelij
ke regeerder over Holland en Zeeland.
Aan zijn invloed en zijn eigenbelang is
het toe te schrijven, dat de jeugdige
graaf Jan in 1298 het belangrijke hand
vest aan Beverwijk verleende, waarbij
het naast vele privileges stadsrechten
verwierf. Het marktrecht had de stad
toen al sinds 1276. De stadsrechten even
wel maakten een krachtige ontplooiing
van handel en marktwezen mogelijk.
De brief met de stadsrechten (charter),
zoals deze in 1298 de grafelijke kansela
rij verliet, is nog in origineel bewaard,
hoewel geschonden en zonder het afhan
gend zegel.
Een afbeelding van dit charter
vindt men op deze pagina. De privi
legebrief bevat een verzameling van
rechtsbepalingen en de toekenning van
het recht om tweemaal jaars een vrije
jaarmarkt te houden.
Door het stadsrecht werden de burgers
onttrokken aan de regelen van het alge
meen landrecht. De stad verkreeg een
eigen recht waarvan de stadbrief als
het ware de grondwet was benevens
de bevoegdheid om eigen keuren of
verordeningen te maken. Zij verwierf
daarbij tevens een eigen rechtspraak.
In het gebied van het huidige Noord-
Holland waren in 1298 nog maar enkele
plaatsen tot stad verheven. Muiden ge
noot reeds in het begin der twaalfde
eeuw stedelijke rechten. Haarlem was in
1245 met stadsrecht begiftigd en Alk
maar in 1254. In 1289 zijn Monnikendam
en Medemblik gevolgd. Amsterdam heeft
eerst in 1300 dit grafelijk gunstbetoon
genoten. Mr. Scholten trekt hieruit de
conclusie, dat Beverwijk in het laatst
van de dertiende eeuw een economische
groei had bereikt die haar de zesde
plaats deed innemen onder de ten
noorden van Leiden gelegen Hollandse
Meden.
Beverwijk kreeg het stadsrecht dat
aan dat van Alkmaar was ontleend. De
Soms had een gedeelte van zo’n
lakenhal een officiële bestemming.
Daar werden dan burgerlijke plechtig
heden gehouden en hoge gasten van
de stad ontvangen.
De Beverwijkse lakenhal behoorde
tot de goederen waarvan graaf Jan II
aan zijn jongere zoon Jan van Hene
gouwen het erfelijke genot had ver
zekerd en laatstgenoemde schijnt in
het midden van de veertiende eeuw
meermalen in het Beverwijkse want
huis te zijn ontvangen.
Deze lakenhal schijnt te hebben
gestaan aan de Breestraat, op de
plaats van het latere raadhuis, nu
politiebureau, en naast het voormali
ge gasthuis dat op de hoek van de
Raadhuisstraat heeft gelegen.
Oorspronkelijk waren Beverwijk en Wijk aan Zee niet
gescheiden. Zij vormden samen één ambacht. De begren
zing daarvan viel samen met die van de jrarochie. Van
daar dat in een oorkonde uit 1250 sprake kon zijn van
de beek „die Heemskereke ende Sinte Aghatendorpe
sceyt”.
menigmaal door- binnenlandse twisten en
de krijg verstoord. Verscheidene malen
werden huizen en schuren in de as
gelegd en bleef het land onbebouwd.
Paarden en vee werden geplunderd. Dan
waren er nog de dreiging van het water,
de veepest, de misoogsten. De ene ramp
na de andere diende zich aan.
dochter, zuster, zoon of broer huwde,
moest Beverwijk de landsheer telkens
zoveel ponden betalen als in overleg met
de schepenen der stad redelijk werd
gevonden en bevolen. Die „belasting”
ging in later tijd zwaar drukken op de
Beverwijkse bevolking, want die „rede
lijkheid” bleek een rekbaar begrip.
(Van een onzer verslaggeefsters)
Met het stadsrecht verwierf Beverwijk destijds ook een eigen rechtspraak en in
die middeleeuwen was men bepaald niet fijngevoelig.
Wanneer oudtijds voor het stedehuis aan de Breestraat „justitie gedaen” werd,
dat wil zeggen wanneer een boosdoener de doodstraf moest ondergaan, richtte men
daartoe een schavot op. Nadat het vonnis was voorgelezen leidde de scherprechter
de gestrafte op het schavot. Dan volgde de publieke executie op een wijze die in
het vonnis werd omschreven. Het lijk werd tenslotte overgebracht naar het galgen
veld aan de huidige Grote Houtweg, waar het werd opgehangen als aas voor de
vogels. Soms werd het afgehouwen hoofd daarbij op een staak tentoongesteld.
Vóór het stedehuis was permanent een geselpaal opgesteld. De geseling gebeurde
ook in het openbaar.
Een milde straf was de openbare tentoonstelling van de gestrafte aan de kaak,
die naast de geselpaal voor het stedehuis stond.
nog maar 800 inwoners en de vijftiende
eeuw bracht grote beroeringen in Ken
nemerland, die de betrekkelijke wel
vaart weer teniet deden. In 1426 legde
Philips de Schone het opstandige Bever
wijk een zware straf op. Men moest 6000
kronen betalen en al de privilegebrie
ven inleveren. Het stadsrecht en het
recht op vrije markten werden ingetrok
ken. Die kreeg men pas in 1456 weer
terug, maar het bleef onrustig in de
streek.
hHs'
Het stadscharter van Beverwijk uit
1298, geschonden en zonder het af
hangend zegel.
XSSV SV- X ^^W*W**<
Poorter kon men zijn door geboorte of
door aanneming. Wie als poorter wilde
worden opgenomen, behoefde daarvoor
de uitdrukkelijke toestemming van de
schout en de schepenen. Deze eisten
daarvoor enige waarborgen. De verzoe
ker mocht geen schulden hebben en
geen ongunstige reputatie.
Èt*^****^^^^^^
Het produktieproces van laken be
gon met de aanvoer van schaapsvel
len en wol. Dit werd, na keuring van
stadswege, door de spoelers gewassen
in het water van de Meer of in de
stroemende beken. Na het weken in
de kuipen moesten de vellen worden
gedroogd en werd de wol er afge
haald. Dan volgde het verfproces met
plantaardige verfstoffen: bladeren
van de weed voor de blauwe kleur,
de meekrap voor de rode.
Na het verven kwamen de kam-
sters, de spinsters, de wevers en de
vollers er aan te pas. Het vollen
gebeurde met de voeten in de vol
kommen. Bij het vollen werden
warm water, vollersaarde, urine en
boter gebruikt. De voller bracht het
laken tenslotte naar de raamhoven
aan de rand van de stad. Daar waren
enige lange rijen palen met dwarspa-
len verbonden en voorzien van ha
ken, waarop het laken werd gespan
nen en gedroogd.
In 1492 maakte het Kaas- en Brood
volk de omgeving onveilig. Ongeveer 500
ontevredenen trokken plunderend door
Noord-Holland. In Beverwijk kwam men
te staan tegenover het leger van Al
brecht van Saksen. Het Kaas- en Brood
volk had geen kans. Slechts een kleine
groep kon in bootjes over het Wijker
meer ontvluchten- Daarna werd de stad
door de Duitse soldeniers geplunderd,
maar kort daarna werd er weer in elke
straat en steeg gevochten door het taaie
Kaas- en Broodvolk, dat 1500 man
verloor. Ongeveer een derde van het
aantal woningen (driehonderd in 1477)
was verwoest en nog nauwelijks her
steld van deze ramp teisterde in 1512
een grote brand de stad. Van de toen
nog maar 205 huizen brandden er 85 af.
Telde Beverwijk vóór de brand zo’n
1500 inwoners, na de brand,
waren er nog maar 750, van
derde deel armlastig was.
En in 1517 kwam dan nog
beruchte Grote Pier met zijn woeste
Friezen op plundertocht in Beverwijk.
Daarna begon de geloofsstrijd in de
jaren van de beeldenstorm.
Bij het toekennen van de stadsrechten in 1298 is een
gebied aangewezen, dat de vrijheid der stad werd ge
noemd.
Men onderscheidde sindsdien stad en ambacht van
Beverwijk. In het ambacht bleef Wolfert van Borsselen
ambachtsheer, maar toen hij in 1299 ter dood werd ge
bracht, verviel de ambachtsheerlijkheid weer aan Graaf
Jan.
;*s*-*W w*
Het stadsgebied werd zeer waarschijnlijk van de aan
vang af omsloten door de banscheiding, die tot in het be
gin van de vorige eeuw is gehandhaafd. Deze werd in
het zuiden gevormd door de Scheibeek, die uit het duin-
terrein komende uitmondde in het Wijkermeer. Van een
punt halverwege tussen de kruising van de Scheibeek
met de Beeckzanglaan en de kruising Vondellaan-Beeck-
zanglaan liep de oude banscheiding in rechte lijn naar
het noordoosten. Daar volgde zij ongeveer het beloop van
de C. H. Moensstraat en het Moensplein tot in het punt
waar t- -
punt liep de grens verder tot even ten noorden van de
kruising met de Romerkerkweg, kruiste
Arendsweg even ten noordwesten van
de Heemskerkerweg, sneed daarna de
Grote Houtweg en kwam dan nabij het
punt waar de Hofdijkstraat uitmondt in
de Heemskerkerweg uit bij de Kerk
heek, die aan de noordoostzijde de ban
scheiding vormde.
De graaf sprak toen van „onse stede
en ambacht van Beverwijck”. Met het
ambacht bedoelde hij Wijk aan Duin.
Beverwijk was in die dagen in opkomst
dank zij de uitbreiding van handel en
nijverheid. De groter wordende invloed
van de burgerij ging ten koste van de
feodale adelgeslachten.
In de loop der eeuwen is het agrari
sche leven in Midden-Kennemerland
^!!r^**** *W-**->
«xfrZ..-
r •*-» «w1***“*-<**
I WM**4l*
T'- ,'Y|"
aan de
schout verschuldigd vier penningen, aan
de stadsbode (toen kennelijk een zeer
eerbiedwaardig man) 1 schelling en aan
de schepenen 3 schellingen. Had men
deze betaald en plechtig een eed van
trouw afgelegd aan de graaf en aan de
stad, dat trad men in volle genot van
het poorterrecht. Men leefde onder de
bescherming van de privilegiën der stad.
„Van welke kant de poorter deze ook
nadert, zullen de poorten en toegangen
voor hem openstaan”, zegt het handvest.
Hij moet metterwoon binnen Beverwijk
verblijven. Desnoods stond het hem ech
ter vrij in de maanden juli en augustus
veertig dagen afwezig te zijn om de
oogst binnen te halen en in een andere
periode een gelijke tijd om te zaaien. Bij
wijze van straf kon men het burgerrecht
verliezen of ontpoorterd worden.
Ook is het wel mogelijk, dat Bever
wijk in de late middeleeuwen gedwon
gen is zich te ontvesten en weer een
open dorp te worden. Dat is Alkmaar in
de vijftiende eeuw tot tweemaal toe
overkomen en ook andere steden onder
gingen dat lot.
Toen in 1492 de troepen van de hertog
van Saksen Beverwijk bedreigden, was
de plaats kennelijk niet ontvest. Molinet
noemt het in zijn kroniek „Un gros
village”. Er bevonden zich toen ongeveer
400 man in Beverwijk. Zij hadden zich
in de straten verschanst door middel
van wagens, kettingen en karren.
In het tegenwoordige Nederland
had na Middelburg ’s Hertogenbosch
de oudste lakenhal, die in 1287 voor
het eerst wordt vermeld. Al in 1302
wordt gewag gemaakt van een want
huis in Beverwijk. De later zo be
kend geworden lakenhal in Delft
wordt pas in 1316 genoemd; die van
Haarlem in 1343.
In zo’n lakenhal of wanthuis wer
den lakens en wollen stoffen opgesla
gen en gedurende de marktdagen op
banken ten verkoop aangeboden.
Uitsluitend in de lakenhal mochten
lakens per el worden verkocht en
daar trok dus de hele detailhandel
samen.
Adrichem was in de tweede helft van
de dertiende eeuw de zuidelijkste van
een reeks burchten die op een geringe
onderlinge afstand van elkaar lagen:
Adrichem, Oosterwijk, Meerestein, Haer-
lem, Assumburg, Heemskerck en Kro
nenburg.
Gedurende de middeleeuwen zijn
landbouw en veeteelt de voornaamste
welvaartsbronnen geweest, hoewel aard
appelen en tal van groentesoorten toen
nog onbekend waren. De bouw van
graangewassen (brood) was van groot
belang en voorts van peulvruchten, kool
en rapen.
In het handvest is dus sprake van de
poorten en toegangen der stad. In deze
woorden schuilt een aanwijzing, dat Be
verwijk aanvankelijk misschien ver
sterkt is geweest. Ook de benaming „op-
pidum” duidt niet op een grote stad.
Maar volgens mr. Scholten behoeft
daarbij niet direct aan een ommuring te
worden gedacht.
T'ï» WW*
W* S®. <Stv. AfA *^(*4 *9
X.X A
re ^.7;