Van Zandvliet:
Nieuwe „eerste man
FETENOORS WERKT MET EEN
GEWONE EXPL0ITATIE-REKENIN3
Nurmi en de
t
goederentrein
„Problematiek
betaald voetbal
trekt me aan”
Sh
Verantwoordelijk
Minder publiek
.6J
Optimaal
I t
DrnMnmntinL
23
Erbij
ZATERDAG 6
19 73
OKTOBER
S
i
Niet dat ik het
60 jaar later
stopwatch
optimaal functioneren van die nieuwe structuur is voorlopig het
voornaamste maar niet het enige streven van Leo Zandvliet,
die bij Feyenoord al sinds I960 deel uitmaakt van het hoofd
bestuur. In 1969 trad hij toe tot het bestuur van de Federatie van
Betaald Voetbalorganisaties (FBO), waarvan hij momenteel secre
taris is.
ui
Leo Pieter Anthonie van Zandvliet (54 jaar) volgde ruim een
week geleden Guus Couwenberg op als voorzitter van Feyenoord.
Opvolgen is eigenlijk een niet helemaal juiste kwalificatie, want op
hetzelfde moment dat de niet onverwachte benoeming van Van
Zandvliet een feit werd, trad bij Feyenoord (1000 leden, 10.000
donateurs) een totaal nieuwe bestuursstructuur in werking. Een
een stuiver voor dat
J
BERT BREVOORD.
Sw:
STOPPER
Daarmee is het financiële probleem
natuurlijk niet uit de wereld. Overigens
ben ik van mening dat de pluspunten
als het beschikbaar worden van 2.8 mil-
het monotone, het geestloze, uit zijn
langeafstandlopen en betrok er zijn
geest in. Hij maakte de recordaanval
voor zichzelf tot een levendig iets.
spelen. Maar dat wil niet zeggen, dat je
niet op het hoogste moet mikken. Bo
vendien trek je met internationale suc
cessen de jeugd aan. En van de opko
mende jeugd moet ook onze afdeling
betaald voetbal het hebben.”
van
boek;
Zoals Van Zandvliet het ook als een
vereiste ziet het belangrijkste zelfs
de nieuwe bestuurlijke structuur van
Feyenoord optimaal te laten functione
ren. „De structuur zoals die er nu is, is
vrijwel identiek aan die zoals ik bij een
Leo van Zandvliet maatschappelij
ke functie: directeur van de Vakraad
voor de Metaalnijverheid, sociaal overleg
orgaan tussen werkgevers- en werkne
mersorganisaties zal, gesteld dat hij
het FBO-bestuur zou verlaten, open oog
blijven houden voor de problemen bin
nen de bedrijfstak betaald voetbal.
In Leo van Zandvliet heeft Feyenoord een voorzit
ter gekregen, wiens gezichtsveld niet beperkt blijft tot
Rotterdams linker Maasoever. Van Zandvliet: „De
problematiek van het betaalde voetbal in Nederland
heeft me altijd erg aangetrokken. Als bestuurslid van
de FBO heb ik die problematiek in al haar facetten
leren kennen. Toch loop ik met de gedachte rond die
FBO-werkzaamheden te beëindigen.
iemand ook maar
stadion geeft als er in Nederland niet
meer gevoetbald zou worden. Dat klinkt
natuurlijk erg extreem, maar ik wil er
maar mee zeggen dat ook de clubs die
financieel wèl sterk staan niet ongevoe
lig zijn voor schommelingen in de voet-
balconjunctuur. Ook Feyenoord werkt
met een gewone exploitatierekening. En
als er dan, zoals afgelopen seizoen, sprake
is van een teruggang in de publieke be
langstelling, dan gaat er echt wel even
een belletje rinkelen”.
Helaas bleek al snel dat de 85-
jarige ontdekker en leermeester van
Nurmi, prof. Pikhala, nu ook al lang
zaam aan het doodgaan was, zijn
beloofde Duits al snel wegborg in
Maar dat is de buitenkant van de
zaak; dat is „vers twee”. Aldus Joris
den Bergh in zijn beroemde
Nurmi de 10.000 meter winnen voor
Ritola (Finland) en-Wide (Zweden)
gevolgd door de woorden: „Nurmi
eerste in 30 min. 18,8 sec-, doch wil
zich niet laten filmen.” Daarna zag je
de nummers twee en drie, Ritola en
Wide, vrolijk in het gras zitten na de
race, zij hadden zich wél laten fil
men.
Het lopen of rijden van een lange-
afstandrecord, waarbij een man al
leen over de baan gaat, is eigenlijk
een bot gedoe, het is iets „waar niets
in zit”. De man vecht met zijn fy
siek tegen de afstand en als hij het
eindpunt heeft gehaald weet hij ten
aanzien van zijn verrichting niet
eens, waar hij aan toe is. Hij weet
niet, of hij is geslaagd en zo ja, dan
weet hij niet in welke mate. Hij weet
alleen, dat hij zijn krachten heeft
leeggepompt. Zijn geestloze verrich
ting was er één „in de lege ruimte”.
Voor Nurmi met zijn witte lappen en
zijn chronometer was het dit niet.”
Van Zandvliet: „Het is algemeen be
kend dat Feyenoord tot de zeer kleine
groep betaalde voetbalclubs behoort, die
zich in financieel opzicht geen zorgen
hoeven te maken. Althans nog niet. Want
het is natuurlijk allemaal erg relatief.
Iedereen wijst altijd wel gauw naar het
Feyenoord-stadion en zegt dan: Daar
staat een machtig brok kapitaal van
jullie, maar dat moet je natuurlijk wel
relatief zien. Ik moet nog maar zien of
Nurmi liep trouwens niet alleen
hard, hij had (afgezien van die goe
derenwagon) ook nog zijn eigen, ty
perende loopmethodes. Hij was im
mers „de man met de stopwatch”,
alias „de man met de chronometer”.
In zijn boek „Mysterieuze krachten in
de sport” schreef Joris van den
Bergh, de nestor van de Nederlandse
sportmystiek, het volgende over Nur
mi:
Maar zij hield ook de geest van
Nurmi zelf bezig. Men zei dat hij het
deed „om zijn tempo te regelen”.
Zeker, zeker, maar Nurmi deed daar
mede meteen iets anders: bij haalde
joen gulden aan totogelden voor het
betaalde voetbal en de sanering, op
beide fronten heeft Hilbrink ook gewel
dig veel en goed werk gedaan duide
lijker naar voren zouden zijn gekomen
als er niet een nieuw probleem zou zijn
gekomen, dat van het teruglopen van de
belangstelling.”
Overigens werd in dat Duitse tv-
programma gerept over zeven Olym
pische gouden medailles en 25 we
reldrecords Ik zelf houd het op 9
gouden medailles en 24 wereldre~
cords, aan de hand van het in 1972
verschenen penguin-boekje over
Olympic Records. Het is toch waar
lijk verbazingwekkend, dat de stan
daardwerken het niet eens kunnen
worden over een toch vrij simpele
optelling van geboekstaafde feiten. Je
vraagt je af hoe onnauwkeurig met
minder makkelijk te achterhalen za
ken wordt omgesprongen! Hoe dan
ook, het ZDF-programma had uit
Helsinki 2 Finnen laten overvliegen,
die twee noodzakelijke kwaliteiten in
zich verenigden: Zij hadden Nurmi
goed gekend, en zij beheersten de
Deutsche Sprache. Want de Duitse tv
is zoals bekend gehandicapt door het
feit dat Duitsers alles kunnen lezen
behalve ondertitels.
hollen de gouden medaille op de 1500
meter won in 3 min- 53,6 sec., komen
er 48 jaar later in München op de
tartanbaan vrouwellijke schepsels
(die in 1924 nog helemaal niet moch
ten meedoen!) die diezelfde 1500 me
ter af jakkeren in.
In hoeveel denkt u nu eigenlijk?
Eerlijk zeggen! V herinnert zich na
tuurlijk ook nog dat de Russin Lud
mila Bragina een nieuw wereldrecord
op de 1500 meter liep? U dacht
natuurlijk ook (met Bobby Riggs en
Billy Jean King in het achterhoofd)
dat Nurmi, op die rulle sintelbaan
met de ouderwetse spikes aan en niet
getraind door de wetenschappelijke
Russische atletiekfabriek, een halve
minuut langer over die 1500 meter
had gedaan dan Bragina? Zeg eens
eerlijk? Ik geef toe dat ik daarop
aanstuurde, maar zie: we moeten
Nurmi toch echt niet onderschatten
Want Ludmila Bragina deed er on
danks haar fantstische wereldrecord
toch nog altijd 4.01,4 seconde over,
dat is bijna 7 seconden langer dan
Nurmi in 1924 onder zoveel slechtere
omstandigheden. Terwijl Nurmi toen
erg vind om eens per drie weken met elkaar om de
tafel te zitten, maar je weet hoe het in dat soort func
ties gaat. Voor je het weet zit je in commissie-zus en
commissie-zo. En ik ben nu eenmaal iemand die wat
hij doet graag goed doet. Daarom wil ik mij als Feyen-
oord-voorzitter liever optimaal inzetten dan op drie
of vier fronten half werk leveren. Dat laatste zit nu
eenmaal niet in mijn aard”.
zijn verleden, waardoor er na iedere
Duitse vraag een vrij langdurig Fins
gesprek ontstond tussen de oude pro
fessor en de journalist Poppe Berg,
resulterend in een kort, goed ver
staanbaar Duits antwoord van Berg.
Zo krijg je nog eens een beetje Fins
te horen, op een mooie herfstachtige
avond! Voornaamste conclusie van
deze Finse samenspraken was, dat
Nurmi, wiens dood al vijf jaar gele
den was aangekondigd als „aanstaan
de”, in feite zijn hele leven een
ontevreden man was geweest. Ten
eerste omdat hij verbitterd was door
zijn uitsluiting in 1932 van de Los An-
geles-spelen als „prof” (in Finland
mocht hij gewoon als amateur verder
lopen), en ten tweede omdat hij altijd
het gevoel heeft gehad dat hij er niet
heeft uitgehaald wat erin zat, omdat
zijn training te eenzijdig was (alleen
maar lopen), en te weinig weten
schappelijk gefundeerd.
Ik kan me dat chagrijnige gevoel
wel voorstellen. Want hoe gaat het?
Je zit thuis met een kast vol medail
les, er staat een standbeeld van je in
Helsinki, er is een roman over je
geschreven, een renpaard is naar je
genoemd, je kan wijzen op je zeven a
acht d negen gouden medailles en je
22 of 24 of 25 wereldrecords, je zit
kortom als bollebof in je fauteuil
thuis, je slaat de krant open en wat
zie je? Terwijl jij, Paavo Nurmi, in
1924 in Parijs door heel hard te
Paavo Nurmi is op 76-jarige leeftijd
in Finland overleden. Hij krijgt zijn
staatsbegrafenis in ruil voor de 8
gouden medailles die hij op de Olym
pische Spelen van 1920, 1924 en 1928
won, en voor de 22 keer dat hij we
reldrecordhouder werd op de 14 loop-
nummers tussen de 1500 meter en de
20 kilometer. Ik citeer nu even de
Algemene Winkler Prins-encyclope-
die, deel 7.
Het Guinness Recordboek spreekt
overigens van 9 gouden medailles: zes
individuele en drie op estafette-num-
mers. Nurmi hield tot voor kort (tot
Mark Spitz) het record van het
grootste aantal gouden medailles tij
dens één Olympische Spelen (vijf
stuks in 1924), en nog altijd (neem ik
aan) het record van het grooste aan
tal Olympische medailles van welk
metaal ook, gewonnen door één man,
namelijk 12 stuks: 9 gouden en 3
zilveren.
Nurmi was dus niet voor niets
legendarisch, hij heeft zijn legende
eerlijk verdiend, niet alleen door zo
hard te lopen maar ook door allerlei
bijkomende hebbelijkheden. Hij
trainde bijvoorbeeld door zich aan de
achterste goederenwagon van een
trein vast te houden en zo de nodige
snelheid te „maken” (Zatopek, de eni
ge loper die met hem te vergelijken
is, had als hebbelijkheid steeds lange
trappen op en af te hollen). Nurmi
kreeg ook kenmerkende bijnamen:
„De menselijke machine” en „De man
die nooit lachte”. Woensdagavond las
te het ZDF-sportprogramma op
Duitsland 2 een programma ter her
denking van Nurmi in, waarin ook
beelden voorkwamen van de Olympi
sche Spelen in Amsterdam. Je zag
Met het al even aangestipte exploita-
tie-tekort dat een fors aantal behaalde
clubs in Nederland teistert heeft Leo van
Zandvliet „het grootste zorgenkind in
het betaalde voetbal”, zoals hij het uit
drukt, bij de naam genoemd. Van Zand
vliet: „Gelukkig zijn we nu zover dat er
openlijk over dat probleem kan worden
gesproken. Dat is de grote verdienste
geweest van wijlen Cor Hilbrink (ex-
voorzitter van FC Twente,-red). Tot
voor kort durfde geen clubbestuur uit te
komen voor zijn eigen armoede. Niet
alleen tegenover derden, maar ook in
tern werd de precaire financiële situatie
doodgezwegen. Dat probleem is aange
pakt. Hilbrink heeft daarin baanbrekend
werk verricht, maar ook Herman Chou-
four van FC Den Haag. Die heeft als
eerste zijn boeken open en bloot op tafel
gegooid en gezegd: Hier, kijk maar. Er is
wat dat betreft openheid gekomen, men
is gaan nadenken.
door mij ingediend voorstel in 1961 voor
ogen had. In 1965 heeft de ledenvergade
ring zich nog eens tegen die structuur
wijziging verzet. Men was er kennelijk
nog niet rijp voor. De structuur zoals we
die nu hebben heeft levensvatbaarheid,
daarvan ben ik overtuigd. Er is een
hoofdbestuur van zeven man (behalve
voorzitter Van Zandvliet bestaande uit
secretaris I. Groeneweg en penningmees
ter J. Visser gedrieën vormen zij het
dagelijks bestuur en de commissaris
sen F. Blankemeijer, G. Kerkum, J.
Geuvers en J. de Jong), waaronder een
amateurbestuur, een honkbalbestuur en
een beleidsgroep betaald voetbal ressor
teren. Binnen het raam van hun budget
hebben die drie besturen vrijheid van
handelen. Bovendien is er een ledenraad.
In de vroegere besturen was alles sa
mengevoegd, de leden moesten zich met
van alles bezighouden. Mijn hoofdtaak
is, zo zie ik het tenminste, van deze
nieuwe structuur een geolied geheel te
maken.”
Van die opmerking van Van Zandvliet
naar het, de laatste tijd fel gekritiseerde,
transferbeleid van Feyenoord is een
klein stapje. Van Zandvliet: „Kritiek op
transfers of het uitblijven daarvan hoor
je altijd achteraf. Op het moment dat je
de beslissing neemt een speler te kopen,
is er niemand die je garanties kan
geven. Het kan goed uitpakken, maar
ook minder goed. In die transfer-politiek
zit nu eenmaal een groot risico-element.
Als er dan achteraf kritiek komt vind ik
dat onjuist. Daar zet ik me tegen af.
Bovendien hebben we te maken met de
eigen exploitatie-rekeing. Er kunnen
zich gevallen voordoen (Brokamp.-red.)
dat een transfer binnen het raam daar
van afspringt. En ook wat dat transfer
beleid betreft heeft een club als Feyen*
oord te maken met haar verantwoorde
lijkheid ten opzichte van de rest van het
betaalde voetbal. Daar wordt weinig aan
gedacht, maar dat is wel degelijk zo. En
dat is voor mij, ik zei het al eerder, een
zwaar wegend argument.”
Ander streven van Leo van Zandvliet:
Feyenoord terugbrengen aan de Europe
se top, waarop het in 1970 even
heeft gezeteld, maar daarna geleidelijk
terugzakte. „Hoewel”, stelt Van Zand
vliet, „het voor Feyenoord geen bittere
noodzaak is om internationaal voetbal te
Leo van Zandvliet is zich ervan be
wust dat een
natuurlijk ook
woordelijkheid
„Van Nurmi schreef men banaal:
„Om zijn tempo te regelen”. Neen!
Bovenal om de psychische factor bij
te halen. Om de geest in de physieke
verrichting te betrekken- Om leven
en zelf beïnvloeding te brengen in het
feitelijk botte, het feitelijk monotone,
het feitelijk geestloze. De man gaat
materieel nog wel alleen over de
baan, doch hij voelt zich niet meer
moederziel alleen, niet meer de een
zame ploeteraar in de leegte. Nu is er
iedere ronde een concurrent in de
baan, die geklopt moet worden: de
startlijn en de bel. En iedere over
winning op die concurrent spoort
hem aan de volgende concurrent in
de volgende ronde fel te lijf te gaan
„om zijn tempo te regelen”. Jazeker!
club als Feyenoord (en
Ajax) een brok verant-
draagt met betrekking
tot het betaalde voetbal in Nederland.
Van Zandvliet: „Ik beschouw het als een
belangrijke taak van ons bestuur dat het
zich realiseert dat Feyenoord een „trek
kende” functie heeft. Wat wij doen
vindt zijn weerslag bij andere clubs, dat
is gewoon een gegeven. Een voorbeeld:
als Feyenoord de beloning voor zijn
spelers, laat ik het zo maar even noe
men, drastisch gaat opvoeren, dan kan
het niet anders of die maatregel krijgt
het effect van de steen in de vijver. Dat
breidt zich uit. En dan kom je op die
verantwoordelijkheid ten opzichte van
de andere clubs, waarvan de meeste te
kampen hebben met een exploitatie-te-
kort. Op dat moment moet je er goed
van doordrongen zijn, dat je alleen maar
kunt voetballen als er tegenstanders zijn
en dat je er bepaald geen goed aan doet
door middel van bepaalde maatregelen
de aanzet te geven tot het faillissement
van andere clubs. Als je met een stuk of
vijf clubs zou overblijven, weet je zeker
dat er geen hond meer komt kijken....”
Van Zandvliet over het minder wor
den van de interesse van het publiek:
„Die tendens stelt je. voor de vraag hoe
kun je als vereniging je klanten binden.
Ik vind het geen fraaie uitdrukking,
maar daar gaat het nu niet om. Je moet
zorgen voor een goede accommodatie, je
moet je af vragen of het betaalde voetbal
zich op zondag moet blijven af spelen en
hoe de competitie attractiever gemaakt
kan worden. Over de vraag op welke
dag er gespeeld moet worden heb ik
eerlijk gezegd geen uitgesproken mening.
Ik weet dat die materie op het ogenblik
in studie is en ik ben erg benieuwd naar
de resultaten daarvan. Wel weet ik, dat
wij niet alleen positieve reacties krijgen
als Feyenoord op zaterdagavond een
competitie-wedstrijd speelt. Je krijgt
dan te maken met supporters die van
buiten Rotterdam komen en niet meer
in de gelegenheid zijn de laatste trein
naar hun woonplaats te halen. Voor een
club als Feyenoord met een vrij groot
en wijd vertakt achterland wel degelijk
een facet om bij stil te staan.”
„En als bestuur moet je je natuurlijk
altijd afvragen of je aan de maximale
voorwaarden hebt voldaan om de spelers
in de gelegenheid te stellen een goede
show te bieden. Is in medisch opzicht
alles in orde? Zit alles goed met de
contracten? En zo is er een reeks van
factoren. Wat dat betreft moet je als
bestuur voordurend kritisch zijn. Dat is
een vereiste.”
„Nurmi mat op de sintelbaan on
derdelen v. d. afstand uit, die hij had
te lopen, en bij die uitgemeten ge
deelten legde hij een witte lap. Hij
liep dan met de chronometer in de
hand en telkens, bij een witte lap
gekomen, timede hij zichzelf. Hij
deed dit, zo schreef men, „om zijn
tempo te regelen”. Er zijn over deze
wijze van doen van Nurmi in de
atletiekwereld veel geruchten geweest
de vondst van Nurmi hield de geest?"
bezig.
niet eens een wereldrecord, alleen
maar een nieuw Olympisch record
liep! Conclusie: Nurmi was inderdaad
een hele grote. En de atleet is nog
altijd verre superieur aan de atlete,
want ik wil niet kinderachtig wezen,
maar reeds in 1912, dus 60 jaar voor
de Olympische Spelen in München
liepen alle drie medaillewinnaars op
de 1500 meter bij de heren minstens
4,5 seconde sneller dan Ludmila Bra
gina in 1972.
F.