Een land zonder BYRON BERLINE: toneelschrijvers? blue-grass muziek is net als goed bier: je moet het proeven om het te leren kennen Country Gazette: geen etiket ROMAN IN SOVJET-UNIE VAN NU INTERNATIONAAL DRAMATURGISCH WAND GEBLEVEN planken, schrijvers” „Land met maar zonder 7/: Jl ONDERZOEK VAN BEN STROMAN NAAR DE NEDERLANDSE TONEELSCHRIJFKUNST E DILLARD EN CLARK ETIKET 7 F" r 21 Erbij ZATERDAG 27 OKTOBER 1973 NN - ƒ.16 1 I 8, r. Ben Stroman ■3 idel ig. ker. BYRON BERLINE wie vorm t 1 t CEES STRAUS SIMON KOSTER ANNE BRANDENBURG De Country Gazette, terug in Amster dam, in hun nieuwe bezetting. Van links naar rechts Roger Bush, die staande bas speelt, violist Byron Berline, Alan Mun- de (banjo) en Roland White (gitaar). ing >nd oor ons aan Die wand is er tot de huidige dag gebleven, zoals Stroman aantoont, al werd het dan eerst, in de 17de eeuw, een wand tussen de hele intellectuele elite en het toneel en later vooral tussen de letterkundi gen (voor wie het toneel een twee derangs kunst was) en het toneel. „De kloof tussen toneel en auteur blijft gapen’’, ook nu nog, consta teert Stroman aan de hand van voorbeelden uit onze jongste en mo dernste toneellitteratuur. De diepere oorzaak van die kloof vindt Stro man grotendeels daarin dat noch de Het interview werd gehouden op voor de Country Gazette historische grond. Namelijk in het Amsterdamse pophotel Wiechman, dat vanaf begin 1972 heeft gefungeerd als de uitvalsbasis voor hun tournees door Nederland. legio theoretische uiteenzettingen tegen het heersende litteraire systeem in de Sovjet-Unie. Lidia Tsjoekovskaja vult er ook enige weinig boeiende bladzijden mee. Maar pas aan een figuur als de schrijver Bilibin wordt navoelbaar hoe een mens zich aan het systeem moet onderwerpen. Een vergelijking met de memoires van Nadjezjda Mandelstam ligt voor de hand: beide vrouwen zijn in hun werk geobsedeerd door een overeenkomstig probleem, zij verkeren in vergelijkbare omstandigheden. Mandelstam beschikt ontegenzeggelijk over veel hogere litte raire kwaliteiten, Lidia Tsjoekovskaja is wat onhandig, maar evenals Mandelstam van belang door haar grote oprechtheid. Mandelstam is intelligenter, bekijkt zichzelf toch meer van een zekere af stand, terwijl Tsjoekovskaja als ro mancière zich meer in de situatie plaatst, haar gevoelens meer de vrije loop laat en zich minder onder controle houdt. De kritiek van Lidia Tsjoekovskaja op het Sovjetrussische systeem is gematigd en lijkt redelijk. Het is zeer de moeite waard van „Duik in de diepte” kennis te nemen, speciaal om de uitwerking van het probleem van de ikfiguur. De verta ling van Hans Leering wordt ontsierd door een babbelachtig toontje. De roman is verschenen bij uitgeverij G. A. van Oorschot-Amsterdam. men, om mij dit voor de voeten te werpen.” Ook droomt ze, dat hij terug komt, maar niet bij haar. Deze en soortgelijke gedachten hebben haar jarenlang gekweld. Regelmatig neemt zij „een duik” in haar gevoelsle ven in een poging, met deze problemen in het reine te komen. In het schrijvers- sanatorium is de collega-schrijver Ni- kolaj Aleksandrovitsj Bilibin haar tafel genoot. Samen maken ze wandelingen door het winterse landschap. Bilibin heeft, naar hij haar vertelt, in deze streek tegen de Duitsers gevochten en langzamerhand komen zijn oorlogserva ringen en concentratiekampherinnerin- gen los. Echte gruwelen worden de lezers be spaard. Voor de ikfiguur zijn zijn verhalen van het grootste belang. Want zij zijn antwoorden op de vragen die zij zich voortdurend over haar man, Aljosja, stelt. Hij wijst haar op herinneringen aan de oorlog in het landschap, hij toont haar in het bos de grafheuvel van een naamloze soldaat. „Overal graftekens hier, waar je ook gaat. En waar is Aljosja’s graf? dacht ik zoals altijd wan neer ik een grafteken zag. In de bergen? Of in een bos?” In haar geest schuiven de beelden van Bilibin en Aljosja als het ware over elkaar heen, daar Nikolaj Bilibin haar uit eigen ervaring kan ver tellen hoe het leven van haar gevangen man verlopen is. Bilibin werkt tijdens zijn verblijf in vruchteloos meedoen als wij de stroming van internationalisering in landen met een grote toneeltraditie klakkeloos nadoen.” Maar er is in het culturele leven van onze Republiek, wat het toneel be treft, een wand opgericht in plaats van een spiegel- Er werd niet meer weerkaatst, er werd een spel ge speeld voor (achter) een blinde muur." Stroman wijst er op, dat er wel degelijk kiemen zijn geweest van een calvinistische dramaturgie; dat die kiemen geen wortel hebben ge schoten in de Nederlanden kan zijns inziens niet worden geweten aan „het" calvinisme, maar aan het Ne derlandse calvinisme, aan onze volksaard, vooral aan de Noordne- derlandse, 17de-eeuwse gerefor meerde predikanten. Hij vindt het calvinisme dan ook niet, zoals zoveel anderen, de grootste schuldige aan het ontbreken van een nationale traditie van toneelschrijfkunst, evenmin als hij dat aan de spreek woordelijke „burgerlijkheid” van de Nederlanders en de daarmee ver bonden karaktereigenschappen wijt. DAT AMERIKANEN naast pop, country and western, jazz, blues en soul ook blue grass-muziek kunnen maken, is een ontdekking die het grote publiek hier pas recen telijk heeft gemaakt. Natuurlek is er altjjd een publiek voor blue grass-muziek ge weest, maar het bleef beperkt tot de kleinere clubs, in het bijzonder de folkcafés, die door gebrek aan de nodige middelen een bescheiden promotiebeleid voerden. Het was typisch genoeg de countrv-rock die de blue grass heeft meegesleept in zijn populari teit. Merkwaardig omdat country-rock door de elektrisch versterkte instrumenten veel sterker op pop gericht is dan de altijd akoestisch gehouden blue grass. Het wordt minder merkwaardig als bekend is dat sommige specifieke country-rock groepen stevige bindingen hebben met blue grass. Een duidelijk voorbeeld daarvan is geweest de Flying Burrito Brothers die in Nederland een relatief grote populariteit ver wierven. Toen de Burrito’s begin van dit jaar werden ontbonden, bleef een groep van vier musici over die zich geheel toelegde op het maken van muziek met blue grass-instrumenten. Een dergelijke omschrijving is nodig, omdat de Country Gazette, de groep waarover dit verhaal gaat, liefst niet een bepaald stempel wil dragen. Met violist Byron Berline, samen met Roger Bush de oprichters van de Gazette, hadden we bijgaand gesprek over een aantal achtergronden betreffende blue grass-muziek. Nederlandse toneelschrijvers noch de toneelmakers voldoende begrip opbrengen voor de maatschappelijke functie van het toneel, voor zijn taak, de samenleving waarvan de toeschouwer een onderdeel vormt kritisch weer te geven met de mid delen die schrijver en tonelist ge meenschappelijk tot stand brengen. „Van hen gezamenlijk moet het ko men. De inspirerende mogelijkheden voor de toneelschrijver zal hij moe ten vinden in het totaal van de voorstelling. De toneelkunstenaars dienen te beseffen dat hun spel pas vorm en daardoor betekenis kan krijgen als de auteur die vorm helpt bepalen: hetzij door het woord, hetzij door de structuur van het spel.” ky Pete, je zult hen steeds weer in verschillende bezettingen tegenkomen. Zou je een groep als de Burrito's opnieuw willen formeren? Byron: „We zouden, als we het willen, direct weer kunnen samenspelen, gesteld dat er vraag naar zou zijn. Dat we op een gegeven moment de groep hebben opgeheven, ligt alleen maar in het feit dat de mensen wat anders willen gaan doen. We hadden een groot publiek, er is nog altijd behoefte aan dit soort muziek. Je merkt het zelfs met de Country Gazette die alleen maar bluegrass speelt. De mensen houden ervan, ze weten er van”. Zat er niet een paradox in het feit dat de Burrito’s zuivere popmuziek speelden en jullie vieren je bepaalden tot blue grass. Er was één soort publiek dat beide stijlsoorten waardeerde? Byron: „Een heleboel mensen weten niet precies wat bluegrass is. We kregen door die samenstelling met de Burrito’s een grote groep fans bij wie we blue grass introduceerden. Ik zou trouwens niet willen stellen dat we altijd een bluegrassgroep zijn, al spelen we wel de specifieke nummers”. Zou jij een definitie kunnen geven van bluegrass muziek? Byron: „Dat is nogal moeilijk. Blue- grassmuziek komt oorspronkelijk uit Kentucky. Zoals je misschien weet, heeft iedere staat in Amerika een bepaald symbool, of kenmerk. Voor Kentucky is dat bluegrass. Je zou als definitie kun nen geven dat het muziek is die uit Kentucky afkomstig is en gespeeld wordt op akoestische instrumenten, in de regel banjo, gitaar, bas, mandolien en fiddle, samen met close harmony sin ging. Maar het is eigenlijk even moeilijk aan iemand uit te leggen als wanneer je Byron: „In feite betekende dit het einde van de groep. Maar we formeren nog altijd groepen in dergelijke samen stellingen. Deze groep heette toevallig de Flying Burrito Brothers, maar iedereen speelt met iedereen in Los Angeles. Dat is het geval met al die mensen als Gene en Gram Parsons, Skip Batton en Snea- Gritty Dirt Band wel eens verweten dat ze er niet in slaagden om een identifica tie te scheppen tussen henzelf en hun muzikale stijl. Byron: „Ik vraag me af of dat voor de Dirt Band opgaat. Als bluegrass band hebben ze grootse dingen gedaan, hun laatste twee albums zijn magnifiek. Ze wilden een hit hebben, daarom hebben ze hun stijl veranderd. Maar iedereen wil toch een hit hebben?” Alvorens tot deze diagnose te ko men heeft Stroman de hele geschie denis van ons toneel vanuit drama turgisch standpunt onderzocht. Daardoor is een beknopt maar ge degen overzicht van de Nederlandse toneelhistorie ontstaan, dat afwijkt van het gebruikelijke schema vooral ten gevolge van de nadruk die Stro man legt op de voor Nederlandse verhoudingen zo belangrijke relatie tussen het calvinisme en het toneel. Een boek als „Duik in de diepte” van de Russische schrijfster Lidia Tsjoekovs kaja is voor ons toch altijd iets bijzon ders. Wij worden nu eenmaal niet over stroomd met litteratuur die speelt in het Rusland van nu. De term moderne Russische litteratuur is hier niet van toepassing, want Tsjoekovskaja’s wijze van vertellen beweegt zich langs de normale paden: zij vertelt chronologisch met zo hier en daar een ingelaste flash back. De korte roman heeft de vorm van een dagboek en bericht over de maand, die de ikfiguur doorbrengt op het platteland ongeveer 100 km van Moskou. Het is februari-maart 1949. De ikfiguur is schrijfster, zodat de gedachte aan een autobiografische roman bij de lezer sterk overheerst. De schrijfster zal vier weken mogen verblijven in een tehuis voor literatoren, zich daar aan vertaalwerk wijden en er tevens een medische behandeling ondergaan. Haar man is in ’37 gearresteerd en de problemen, die daarmee samenhangen, die zoveel vrouwen en moeders zullen kennen, beheersen haar leven. Zij wordt geplaagd door schuldgevoelens: „Heb ik wel genoeg medelijden met hem gehad?” „Deze keer heb ik begrepen, waaruit mijn schuld bestaat. Ik leef. Daar zit het hem in. Ik ga door met leven, terwijl ze hem met stokken het water in hebben gedreven. Hij is heel even teruggeko- De Country Gazette vindt zijn oor sprong in de Dillard en Clark Expediti on. Byron Berline, die voordien in de Cleveland Country Ramblers had ge speeld, was net een dag uit dienst toen het tweetal zijn medewerking vroeg. „We hebben toen direct in Californië opnamen voor hun eerste album ge maakt, waarna een tournee door de Mid-West volgde. Gene Clark verliet de groep al na drie maanden, voor wie Roger Bush werd aangenomen”. De Dillard en Clark Expedition viel in 1971 uiteen. Byron: „We wisten niet zo gauw iets te doen en ik besloot met de Burrito Brothers te gaan samenwerken. Dat was onder meer met Chris Hillman. Al Perkins, Rick Roberts en Bernie Leadon, die de groep spoedig zou verla ten voor de Eagles. Voor Leadon kwam toen Kenny Wetz in de plaats en nadat Roger Bush to de groep was toegetre den. had de Country Gazette al in zijn oorspronkelijke staat vorm gekregen. Ofschoon de Flying Burrito’s een succes volle tijd ondergingen, besloot Chris Hillman naar Stephen Stills te gaan, terwijl ook Perkins en Roberts de groep verlieten. Byron: „In feite betekende aan hem moet verklaren wat de smaak van goed bier is. Je moet het proeven, ik kan het nauwelijks anders zeggen dan dat het een uitdrukking van jezelf is. Je kan in feite iedere song in blue grass stijl uitvoeren. Of het dan een goed nummer wordt is een andere zaak, maar het kan. We proberen in ieder geval een zeer zorgvuldige keuze te maken, het meeste werk is vrij oud dat opnieuw gearrangeerd moet worden. Je kunt daar een paar voorbeelden van horen op onze tweede plaat die onlangs is verschenen („Don’t give up your day job”, de opvolger van het album „A traitor in our midst”-red.). Het publiek dat van pop houdt is in de regel vrij jong, terwijl de luisteraars van country en western al wat ouder zijn- Zien jullie een brug te slaan tussen deze twee groepen met jullie bluegrass muziek? Byron: „Ik dacht van wel. Onze mu ziek spreekt iedereen aan. Ook de jonge ren, gelukkig wel. Het country en wes tern publiek is anders, inderdaad wat ouder. Ik haat het overigens om ons publiek te definiëren, het doet er zo weinig toe. We spelen veel voor Burrito fans, voor Byrds-fans, voor liefhebbers van Stephen Stills en van country-rock muziek. En hopelijk voor onze eigen fans. Het Is natuurlijk ook een zaak van goed promotie-beleid. De ouderen heb ben we al.” Het wordt de Dillards en de Nitty het sanatorium aan een novelle, die hij als hij er mee klaar is, aan de ikfiguur te lezen geeft. Zij is inmiddels zijn vriendin en vertrouwde geworden. Aan vankelijk is zij tijdens het lezen enthou siast, herkent zijn verhalen uit de oor logstijd. Het blijkt echter dat hij zijn herinneringen aan deze vreselijke tijd in een ander kader heeft geplaatst: het werd een novelle in de traditioneel Sov- jetrussissche trant, een orthodoxe socia- listisch-realistische lofzang op de helden van het produktieproces. Na de lectuur van dit stuk proza is de schrijfster diep geschokt: Bilibin heeft zijn meest per soonlijke, ellendigste ervaringen, hem aangedaan door het Sovjetrussische sys teem, verwerkt in een novelle, die juist di* systeem verheerlijkt! „Verdriet heb ik al eerder beleefd. Maar schaamte ondervond ik nu voor de eerste keer. Waarom bezat hij niet genoeg waardig heid om te zwijgen?” Haar vriendschap en achting voor hem zijn verdwenen. Later stelt ze bijna vergoelijkend vast, dat hij als oorlogsin valide hij is hartpatiënt geworden alleen op deze wijze in zijn onderhoud kan voorzien. „Duik in de diepte” is eens temeer een pleidooi voor het verschijnsel „roman”. De essayist bewaart afstand, vermeldt feiten, die de lezer met zijn fantasie moet aanvullen. Maar het de lezer wer kelijk betrekken bij een gesteld pro bleem, dit hem op het lijf binden, is slechts de romancier gegeven. Zo zijn er Stroman erkent dat de kritieke situatie van het toneel een inerna- tionaal verschijnsel is; evenzeer zou hij dienen te erkennen dat het „ge mis”, dat hij poogt te verklaren, bepaald niet alleen voor Nederland geldt maar ook voor de meeste andere landen, in ’t bijzonder voor die met een klein taalgebied. Men kan het roerend met hem eens zijn, dat wij een betere toneelkunst, en vooral een betere en produktievere toneelschrijfkunst behoorden te heb ben; maar behalve de genoemde oorzaken van het bestaande gebrek aan kwaliteit en kwantiteit, die hij aanwijst, zijn er ongetwijfeld nog andere, die niet specifiek Neder lands zijn. Men denke bijvoorbeeld aan Frankrijk, een land met een uitzonderlijk rijke toneeltraditie dat ook bij de hedendaagse toneelver nieuwing een voorname plaats heeft ingenomen; maar die plaats heeft het in veel mindere mate te danken aan de rechtstreekse erfgenamen van de Franse cultuur en toneeltra ditie dan aan de aanwezigheid van buitenlanders als de Roemeense im migrant Ionesco, de Ierse immigrant Samuel Beckett en de Spaanse im migrant ArrabaV. Misschien zijns ondanks toont Stroman in zijn boek aan, dat Ne derland toch beslist géén „land met planken zonder schrijvers” is, al is het dat in enkele periodes van zijn geschiedenis wel geweest. Er zijn niet veel landen met een zo klein taalgebied als het onze, die nog zoveel toneelschrijvers van redelijke kwaliteit (zij het dan in de meeste gevallen voornamelijk voor „bin nenlands gebruik”) hebben opgele verd als er in dit boek worden genoemd. Ook het aantal van hen, wier werk vertaald en in het buiten land gespeeld is, is niet zó te ver waarlozen als meestal wordt be weerd. Maar natuurlijk heeft Stro man gelijk als hij stelt dat Neder land geen toneelschrijvers van blij vende waarde aan het internationa le repertoire heeft bijgedragen. Hij besluit zijn vertoog dan ook, wat bescheidener, met de wens „dat in elk geval Nederland zou moeten aantonen of zijn stem nog kan meeklinken in Europa en met Euro pa in de wereld. Al zou het maar een vulstemmetje zijn-” Het is jammer dat dit zeer belang rijke boek ontsierd wordt door en kele onnauwkeurigheden, b.v. bij de ontstaansgeschiedenis van de Ko ninklijke Vereniging, bij de vermel ding van Schimmels drama „De kat van de Tower” (dat hier „De tover- kat” wordt genoemd) en in de ali nea over de eerste opvoering van Multatuli’s „Vorstenschool", waarin de 22-jarige Esther van Rijk niet, zoals er staat, in traviestie de schurk Puf, een drukkersknecht met acht kinderen, heeft gespeeld, maar het kleine rolletje van de groom van Jonker Schukenscheuer. Evenmin is Nel Stants ooit in de Amsterdamse Plantage-schouwburg opgetreden als de prins van Oranje in „Het kind van staaf’; Frits Bouwmeester speelde daar die rol bij het door hemzelf en zijn broer Adolf geleide Nieuwe Toneel, terwijl Nel Stants de figuur bij het gezelschap van Verkade in Den Haag vertolkte. Maar dat zijn kleinigheden die ge makkelijk gecorrigeerd kunnen worden bij een eventuele herdruk; en die wensen we dit voor onze toneelhistorische litteratuur zo waardevolle werk graag toe. (Uitg. Moussault, Baam). Vinden jullie het moeilijk een hit te maken in bluegrass stijl? Byron: „Zeker. Vooral omdat dit soort muziek nauwelijks gedraaid wordt op de radiostations in het land- Dat is allemaal steelgitaarmuziek, wat je hoort. Je zit ook met het probleem dat je een etiket opgeplakt krijgt. Als Buck Owens een hit maakt, roept iedereen „hé, dat is goede country en westernmuziek”. Maar hij maakt bluegrassmuziek! Als er iets van de Osmonds wordt gedraaid, dat is allemaal steelgitaarwerk met piano en harmonica, dan hoor je een discjockey over bluegrassmuziek spreken. Ze heb ben nu eenmaal dat etiket. De Dillards zijn altijd voor een bluegrassband door gegaan, maar als je naar hun platen luistert, dan spelen ze alles behalve bluegrass”. Byron: „Ik houd er niet van geëtiket teerd te worden. Of je nu van ons zegt dat we folk, bluegrass, country en wes tern of jazz spelen, het laat me koud. Als iemand denkt dat we klassieke mu ziek spelen, o.k., laat ’m denken”. Kenny Wertz verliet de Country Ga zette enkele maanden geleden. Is he the traitor in our midst? Byron (luidlachend)„Nee, nee. Hij had genoeg van het reizen, wil een rustig leventje. En als je geen plezier meer hebt, moet je er uit stappen- Ken ny heeft nu een winkeltje in lederwaren in Santiago, Cal. en heeft geen interesse voor muziek meer. Voor hem in de plaats is Roland White gekomen (broer van de onlangs jammerlijk omgekomen Clarence White red.), die Roger en ik in de Kentucky Colonels hebben leren ken nen. Roland zingt erg goed en zijn gitaarspel is navenant”. Heeft de Country Gazette met de komst van Roland een verandering ten gunste ondergaan? Byron: Ja, de muziek is er beter op geworden sinds het vertrek van Kenny. Hij is een goed ritmegitarist, ik waar deer hem erg, maar Roland’s spel is veelzijdiger”. Ben Stroman, voormalig chef van de kunstredactie van het Algemeen Handelsblad en jarenlang een van de meest gerespecteerde en gezag hebbende toneelcritici van ons land, heeft in opdracht van de stichting Fonds voor de Letteren een boek geschreven, getiteld „De Nederland se toneelschrijfkunst, poging tot verklaring van een gemis”. Met dat woord „gemis” wordt klaarblijkelijk het ontbreken van een oorspronke lijke toneelschrijfkunst aangeduid; in zijn voorwoord gaat de auteur zelfs zo ver, zijn boek te omschrij ven als een „poging tot inzicht in het ontstaan van een land met planken zonder schrijvers”. Uit het boek zelf blijkt, dat dit wel een al te sombere formulering is, want in zijn overzicht van de Nederlandse toneelgeschiedenis ver meldt Stroman op z’n minst enige honderden oorspronkelijke schrij vers die in de loop van de tijd op die planken zijn gespeeld en het zou niet moeilijk zijn, er nog veel meer te noemen. Maar zo letterlijk heeft Stroman het stellig ook niet be doeld. Wat hij het meest als een gemis voelt is het ontbreken van de schakel tussen toneel en maatschap pij, zowel bij de toneelschrijvers als bij de toneelspelers en regisseurs in Nederland, waardoor het toneel ons wereldbeeld niet meer geconcen treerd kan weerspiegelen, ook al maken onze jonge toneelschrijvers „ijverig passen op de plaats” naar het voorbeeld van buitenlanders, „zonder zich rekenschap te geven of die werkwijze ook bruikbare stimu lansen zou kunnen opleveren voor eigen taal en eigen Nederlands mi lieu”. Stromans diagnose van wat er hapert aan onze toneelschrijfkunst verwijst bovendien naar het ontbre ken van continuïteit en dus traditie, „zodat het een voorwaarde mag worden genoemd voor een herleving van onze toneelschrijfkunst, dat wij ons bewust worden van de wortels van onze eigen cultuur. In dat op zicht zijn wij internationaal bezien een achtergebleven gebied en wij brengen het niet verder dan een ai

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 21