E tri BOEK: MACHTSFACTOR VAN BETEKENIS zinvol boek over sterven hfiPW I MH I DE DOOD IS NABIJ” r BOEKVERBRANDINGEN KOMEN NIET ZOMAAR UIT DE LUCHT VALLEN f J rJSi i z. z. Ti’ 5 FI RM 1 DE INDEX INQUISITIE TOVERLANTAARN POSTORDERS ZWARTE KUNST F rl gt ng*-— 18 ZATERDAG 197. 1 7 NOVEMBER Erbij 1 mers 1 I Bij: naz Ro< jaa wu wo: hee ove naz Die voe tali bij dar „E mete 1 3 DE LAATSTE JAREN wordt in toenemende mate gepoogd dood en sterven te ontdoen van taboes. Een van de boeken die probeert de dood zijn natuurlijke plaats terug te geven is „De dood nabij” door de Amerikaanse psychiater Avery D. Weisman, in het Nederlands uitge geven door Ambo in Bilthoven. Weismans uitgangspunt is dat de dood zinvol en aanvaardbaar kan zijn. Als we de dood eerlijk onder ogen durven zien, zo meent hij, helpt ons dat bij het ontwikkelen van levenswaarden en levensdoe len. - X. dan MM r-i Boekverbrandingen in Chili. In het oude volksgeloof had het Italië, *6 zonder H.D. schrift een magische betekenis. Met ie der boek kon je toveren. Zelfs met de bijbel door hem voor het sleutelgat op te hangen om de boze geesten op een afstand te houden. Een van de oudste boekverbrandingen die wij uit de ge schiedenis kennen, had plaats in het jaar 54 na Chr. te Efeze, toenmaals de hoofd stad van Klein-Azië (nu Turks gebied). De apostel Paulus was er neergestreken op zijn zendingsreis. In deze fabelachtig rijke stad, smelt kroes van volken en religies waar in die dagen nog het zevende wereldwonder stond, de fabuleuze tempel van Artemis met zijn eredienst van prostitutie, bloei den ook kwakzalverij en magie. Paulus preekte er niet zonder succes de leer van Christus en hij wist te bereiken dat een groot aantal kwakzalvers en magiërs hun toverboeken in het openbaar op een BE KERK G AAT UIT in op op al ven somt moei polle geen is ze D de zwaï bijn dwa ver mer lanj de i erg ven ven grof ond stap sen blul je i te. poe kee al woi niei Cl dt E ziel en wa< de mu om» ten mie del< mo Xi zw; sla< een en wo X Roi na me opi On ze ma sm da bej en me op sm na De ee vic S’' Na de opkomst van de boekdrukkunst had paus Alexander I reeds ingegrepen met een algemene wet tegen het druk ken van boeken (1501). Die was vooral gericht tegen de ketterij: de eeuw van de Inquisitie stond voor de deur. Boeken compleet met hun schrijvers en lezers werden vol ijver in de vlammen gewor pen. Maarten Luther ontsnapte ternau wernood aan het lot van zijn geschrif ten. *J Door de opkomst van het protestantis me en van de nationale staten, door de machtsscheiding tussen monarch en kerk vielen op den duur ook de belangen van de censors uiteen. Engeland, waar nog eind 16e eeuw was bepaald dat alle in dat land gedrukte boeken vóór de ver spreiding moesten worden voorgelegd aan de aartsbisschop van Canterbury of aan de bisschop van Londen, ging een eeuw nadien over van preventieve naar repressieve censuur. Nog weer een eeuw (Door Peter Hofstede) Het oeroude toverboek had tot doel bestaande of veronderstelde mach ten te bestrijden, gunstig te stemmen of te verplaatsen. En dit laatste dan bij voorkeur in de richting van degene, die het bezat. Maar het toverboek was een eenmansboek; keek een ander er stiekem of per ongeluk ook in, dan kon een vreselijk lot hem treffen. auteurscollectie! standaardwerk waaraan door latere geslachten nog uit de historie kleeft: Later in de geschiedenis van de mens heid ontstonden geschriften, juist om anderen mededeling van iets te doen en ideeën over te brengen. De machtsfactor bleef onverlet. Het boek werd een wa pen in de strijd tegen gevestigde mach ten zo goed als tegen de aantasting daarvan. Ook zou het een gruwelijke rol gaan spelen in dienst van machtsbeluste veroveraars, zoals Machiavelli’s „De Vorst”; Alfred T. Mahans „Invloed der Zeemacht op de Geschiedenis”; Hitlers „Mein Kampf” en het door een indruk wekkend auteurscollectief bijeenge brachte standaardwerk waaraan manipulaties van het meeste bloed de bijbel. In 499 tenslotte kwam de eerste pau selijke Index tot stand, een officiële kerkelijke lijst van verboden boeken. Een instituut, dat tot op de huidige dag bestaat, al blijkt het in de praktijk onmogelijk te zijn er nog iets mee te doen. Een ware zondvloed van boeken, geschriften en periodieken heeft de pau selijke Index overspeeld. De Heilige Va der is met zijn rug naar de gepeperde paperbacks gaan staan. a k-- Br De „Clavicula Salomonis” kwam met vele andere toverboeken in het jaar 1554 op de Index van de Rooms Katholieke Kerk het klassieke bolwerk van de Censuur kent de mensheid globaal op een viertal gebieden: politiek, religieus, zedelijk en op het terrein van de acade mische vrijheid. Vaak grijpt de censor in op meer dan één terrein; in totalitaire landen meestal op alle vier tegelijk. Historisch gezien, is de censuur ten nauwste verbonden met een fundamen teel gevoel van angst en onzekerheid. De christelijke kerk was er al vroeg bij door nog geen eeuw na de geboorte van Jezus alle christenen te verbieden enig ander boek te lezen dan de bijbel. Op grond van de overweging dat de ware gelovige genoeg moet hebben aan de Schrift (Apostolische Constituties van de Heilige Clementius van Rome, 95 na Chr.). In 325 stelde Constanten de Grote de doodstraf op het lezen van de anti christelijke polemische geschriften van de hand van de neo-platonische filosoof Porphyrius van Tyrus; de boeken zelf gingen het vuur in. In 446 nam paus Leo I een aantal strenge strafmaatregelen, verwant aan de beruchte boekverbran dingen onder het Hitler-regime (en re centelijk weer onder de Chileense jun ta). later formuleerde het Westen de rechten van de mens, de grondslag leggend voor een ijzersterke persvrijheid - die zelfs door Nixon in onze dagen niet kapot te krijgen is. Toen de Rooms-katholieke Kerk gelei delijk geen brood meer zag in het ver volgen van ketters - de Reformatie was goed en wel achter de rug - richtte zich haar door de eeuwen getraind censuur- apparaat tegen het verval van zeden. Daarmee begon de gigantische onder drukking van de seksualiteit, in het dagelijkse leven zo goed als in de litera tuur, waaraan in de 19e eeuw pressie groepen en wetgeving in Engeland, de Verenigde Staten, maar ook Frankrijk, Duitsland, België en Neder land krachtig zouden meedoen (alleen Scandinavië kende op dit gebied eigen lijk steeds een wat grotere vrijheid). Pas in de laatste decennia voltrekt zich een duidelijke kentering ten goede op deze terreinen; onder invloed van de audiovi suele media schoven de frontlijnen der literatuur ook steeds meer naar voren. (twee begrippen trouwens, die op elkaar „inzoomden”, waardoor je nu naar één foto kan kijken met huivering en tegelijk toch ook enige hunkering). Nu, terugkijkend op de zg. bloeitijd van dat roomse leven met al zijn folklore, fetisjisme, kleurigheid, goédgelovigheid, tovenaarsrituelen, sta je er toch van te kijken, hoe dat mogelijk is geweest. Een tegelijk ook weer beangstigende ervaring. Maar toch, je beleeft er plezierige uren mee, met dit boek. Iedereen zal de beelden reeksen op zijn eigen manier laten reflecteren op het netvlies van de herinnering. Ben je misdienaar geweest dan zie je je zelf weer uitbundig zwaaien met het wie rookvat (getob met kooltjes, die vol geslibt waren), hoor je je zelf weer als een razende tekeer gaan met de kerkbellen op paaszaterdag of de ratel draaien daags daarvoor, herinner je je het gefrunnik met strikjes en vetertjes, als het „hooggala” met rode of blauwe togen gedragen moest worden. Ben je op het koor geweest dan denk je bij het zien van de foto’s terug aan die roodaanlopende dirigent als het Alleluja van Handel volkomen uit de hand dreigde te lopen of de afgang van de tenor, die in de kerstnacht dacht zijn hoogtepunt te zullen vieren en als een nerveus wrak volkomen ineenstortte. Ben je priesterstudent geweest of lid van de Sint Jozefsgezellen of de Graal of „rooms sportman” dan zie je weer films teruggedraaid van geestelijke lezingen in de eetzaal, van jeugdkampen, optochten met vlaggen en de bizarste uitrustingen, van wielrenners, die de zegen over hun fietsen bij de bisschop kwamen halen. Ben je gewoon, zo maar, een katholiek (geweest) dan word je weer overladen met allerlei verdrongen complexen, frustraties maar ook vrolijke en vaak kostbare herinneringen, Ben je niet katholiek geweest dan is het ook kostelijk lijkt het ons om te zien hoe dat vroeger in dat vreemde wereldje van die roomsen aan toeging. Interessant is het er vroeger in dat vreemde wereldje van die roomsen aan toeging. Interessant is wereld is veranderd. Met nog de klanken van een lichtbaken van Henri de Greeve in je achterhoofd (bij wijze van spreken dan) hoor en zie je de daverende klap van neergehaalde, niet meer nodig zijnde kerkgebouwen, waarin nog niet eens zo lang geleden het Tantum ergo daverend omhoog schoot. De bidstoeltjes en paramenten voorzover ze niet gered zijn in musea of religieuze verzamelpunten staan of hangen nu in de hal of de kamer van Miep en Jan of sieren het hippe volk. De klok kan gelukkig niet meer teruggedraaid worden. Al zijn er wel, die de hand aan de wijzer willen slaan (bisschop Gijsen vindt men ook in dit boek, waar hij naast een stuurs ogende kardinaal Alfrink staat). „De Kerk gaat uit” is een boek, dat je dicht slaat met een zucht van nostalgie, maar meer nog van verlichting. HANS ROMBOUTS bestaan. Zo bestaat er geen verband tussen angst voor de dood en werkelijk sterven. In bepaalde levensperioden wordt ieder mens overspoeld door vrees voor de dood. Een magie van het boek? De oor spronkelijke toverkracht? Bij „vieze” boekjes is die er tegenwoordig wel af, door het sneuvelen van de taboes. Veel van de magie is verschoven naar de moderne toverlantaarn die landingen op de maan laat zien en de échte koningin in de huiskamer. Er is een hausse in religieuze en para-religieuze boeken. Het Westen smokkelt via Hong Kong grote aantallen van zijn traditionele tover boek, de bijbel, naar het land van Mao dat er een veel dunner en feller ge kleurd eigen toverboekje op na houdt. Persoonlijk ben ik ook bang voor sommige boeken. Ik noemde al het gru welijke draaiboek voor de vernietiging van een groot deel van de mensheid, Adolf Hitlers „Mein Kampf”. Een onver biddelijke bestseller (naar schatting 1.500.000 mensenlevens per hoofdstuk, als takjes nodig om te langen leste déze auteur op de brandstapel te bren gen). Toch was „Mein Kampf” het ma gisch bezit van elk Duits gezin in de dertiger jaren; iedere burger ontleende er voor zichzelf een stukje tovermacht aan. Het stond boordevol bezweringsfor mules en riep de demonen op voor een duizendjarig rijk. Wie garandeert ons dat een dergelijk boek nooit meer ergens ter wereld zal verschijnen? Of rollen ze links en rechts van de pers? stapel wierpen: de eerste massale boek verbranding in de historie. Bij elkaar ging voor een waarde van 50.000 zilve ren penningen in vlammen op (Hand 19:19). Al verbood de christelijke godsdienst de magie, in navolging van die van Israel, toch hebben de toverboeken zich tot in onze dagen doorgezet. Het uit elkaar trekken van religie en magie bete kende een kunstmatige ingreep in de menselijke aard. Bij de natuurvolken, althans voordat zending en missie hun sanitaire werk deden, vormden ze een innige eenheid. Zoals de magische boeken bijna 2000 jaar geleden onder het goedkeurend oog van de apostel Paulus in Efeze tot as verteerden, worden ze maar dan in een slap verwaterde nepvorm nog heden ten dage op grote schaal door Duitse postorderbedrijven verzonden. Zij bevatten zegenbedes en vooral bezwerin gen tegen ziekte, dreigende gevaren, heksen, wilde dieren en natuurgeweld. Maar ook verwensingsformules, spreu ken om anderen te kwetsen of in het gevang te brengen en om zelf voor de rechter altijd gelijk te krijgen. En uiter aard alles wat gezegd en gedaan dient te worden om geld, liefde, macht en roem te verwerven. Door de eeuwen heen is het toverboek in het halfdonker van het menselijk verlangen als een vleermuis meegeflad derd. Een geheim, soms als amulet onder hétr dak ingemetseld, om-jezelf te kun nen bevoordelen en een gehate ander leed te berokkenen. In de Middeleeuwen floreerde de zwarte kunst met hulp van demonen, helle- en doodsgeesten. De hoofdzaak was, de naam van de geest die in dit of dat geval moest worden aangeroepen, te kennen en op juiste wijze uit te spreken. Een van de hardnekkigste bestsellers een occulte tegenhanger van de bij bel, zou men kunnen zeggen waarvan de herkomst valt na te gaan tot in de Oriëntaalse oorsprongen, was de „Clavi cula Salomonis”. Het Sleuteltje van ko- ning Salomo, die al sedert de bijbelse tijd gold als grootste aller tovenaars. Het stond bol van de geestesbezweringen en het zou, met andere toverboeken toegeschreven aan Salomo, aan Mozes, aan een profeet Jezira wiens naam in de bijbel niet voorkomt en natuurlijk aan de geheimzinnige Doctor Faustus, de in leer met goud gebonden pronkstukken vormen van de vorstelijke bibliotheken in Midden-Duitsland in de 17de en 18de eeuw. Want de magie bloeide aan de Duitse vorstenhoven als nimmer tevoren. Ach, hadden slechts de hedendaagse heren Jacques van Belle en drs. H. van Praag, makers van het vroegere NOS- televisieprogramma „Zienswijze”, daar in die dagen hun opwachting kunnen ma ken met een toverdoos vol kleurenpro- gramma’s over occulte onderwerpen. Zij waren als de machtigste tovenaars aller tijden de historie ingegaan. Wat er te onzent van dit alles is overgebleven, concentreert zich voorna melijk op de astrologische sector: in een vloedgolf van boeken en geschriften en in de astrologische rubrieken van dag en weekbladen, bepaald niet alleen in de sensatiepers. Het is een bekend gegeven in de godsdienstwetenschap dat naar ma te de samenleving rationeler en zakelij ker wordt, het volksgeloof in bovenna- tuurlijke verschijnselen „tegen beter we ten in” toeneemt. Het betrof hier een duidelijk geval van censuur achteraf (repressieve cen suur). Wordt daarentegen een boek of tekst vóór de verspreiding van hoger hand veroordeeld, dan spreken wij van preventieve censuur. Zo wordt er bij voorbeeld van ultra-conservatieve zijde Nederland al sedert jaar en dag aangedrongen dat de overheid de inhoud van radio- en voor- televisieprogramma’s preventieve censuur zal uitoefenen. Zo iets is even wel in strijd met onze Grondwet, artikel 7: „Niemand heeft voorafgaand verlof nodig, om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de Wet.” Door een overoud geval van censuur slaan wij opnieuw de bijbel op. Ditmaal betreft het de verbranding van één boek en niet in het openbaar, maar in de open haard van het winterhuis van de koning van Juda, Jojakim. De Heere had namelijk een ernstige waarschuwing la ten horen aan het adres van Juda via de profeet Jeremia, die deze tekst op zijn beurt had gedicteerd aan de schrijver Baruch. De koning kreeg langs een om weg het verhaal te horen en zo belandde Baruchs boek, na met een mes aan stukken te zijn gesneden, in het vuur (Jer. 36: 1-26). Weisman spreekt tegen dat ongenees- lijk zieken zich vaak verzetten tegen informatie over hun toestand. Volgens hem maakt het menig patiënt juist rus tiger wanneer hij weet wat hem te wachten staat. Regels voor het gesprek waarin aan een zieke wordt verteld dat hij dood gaat, zijn volgens Weisman niet te geven. Bij elke patiënt moet een nieuwe gedragslijn worden gevolgd, af hankelijk van de relatie tussen arts en patiënt, de instelling van de zieke en de houding van familieleden. Een deel van Weismans boek wordt in beslag genomen door verslagen van ziektegeschiedenissen, waarbij de wisse lende houdingen van de patiënt tegeno ver zijn sterven worden weergegeven en uitgelegd. Het zijn vooral deze beschrij vingen die aan het boek een ontroerende dimensie geven, omdat ze iets onthullen van de naakte, existentiële werkelijkheid van het menselijk bestaan. Weismans boek is waardevol, omdat het dood en sterven bevrijdt van de talloze misvattingen die erover bestaan. Een belangrijk aspect van het leven, te vaak weggedrukt, ontkend en verdron gen, wordt door Welsman in het volle licht geplaatst, nuchter, maar zonder overbodige schokeffecten. Dr. Peter Hofstede (48) is weten schappelijk hoofdmedewerker aan de Groningse universiteit voor de socio logie van de massamedia. Hij is re dacteur van het tijdschrift „Vox The- ologica” en schreef talrijke artikelen in dag- en weekbladen op het gebied van de massamedia. Voorts maakte hij televisiedocumentaires en was op richter van de Europese organisatie van luister- en kijkonderzoekers GE AR. Hij nam het initiatief tot het congres „Agora ’72” in Groningen over democratisering van audiovisue le media. Voornaamste pubïikaties: „De gaande man”, „Thwarted Exo dus” en „Tot onze diepe droefheid. boekcensuur terecht als zijnde hei dens geschrijf en ketterij. Daar komt dan weer de draad samen, na precies vijftienhonderd jaar, met die van de boekverbranding in Efeze. Wat is cen suur? Een politiek van beperking van de vrjje meningsuiting, „van de publieke ex pressie van ideeën, opinies, concepties en impulsen die in staat zijn (of geacht worden) het gezag te ondermijnen, of de maatschappelijke orde die dat gezag meent te moeten beschermen” (Harold Lasswell, 1930). Volgens Weisman is de basishouding van elk mens ontkenning van de dood. Hij kan zich zijn eigen dood niet inden ken; het zijn de anderen die sterven. De schrijver noemt dit de primaire paradox. Iedereen erkent de realiteit van de dood, maar niemand is in staat zich zijn eigen dood voor te stellen. Naar Weismans oordeel is het onnodig gevolg van deze benadering dat de mens vaak door de dood wordt overvallen zonder erop voorbereid te zijn. Weisman probeert in zijn boek de dood los te maken uit de medische sfeer van injecties, bloedproeven en zuurstof apparaten. Sterven is volgens hem in de eerste plaats een psycho-sociale gebeur tenis. Zorgvuldig breekt Weisman de voor oordelen af die rond dood en sterven Door de eeuwen heen waren de censors de machtigen, beducht op het verliezen van hun positie: kerken, monarchen, dictators. Het is een boek geworden droom, die soms de allure heeft van een nachtmerrie. Een halve eeuw katholiek leven in een familiealbum gestopt. Als je dat album „De Kerk gaat uit” van Michel van der Plas (uitg. Ambo) doorbladert komen allerlei zaken naar boven als je althans deel hebt uitgemaakt van dat roomse deel van de natie Zaken, die ver weg geduwd waren in de herinnering, bijna tot in het onbewuste toe. En nu zijn ze er dan weer met al hun pijnlijke, plezierige, nostal gische imponderabilia, onzegbare geuren (de motteballige lucht van misdienaars- togen, vermengd met wierookplofjes, zurige miswijnresten en de geur der heiligheid, waarin sommigen zich mochten verheugen). Michel van der Plas heeft vierhonderd foto’s uit het-roomse leven van vijftig jaar bijeengezameld (met Jan Roes) en heeft er wat aantekeningen bij gemaakt in de marge. Hij heeft zich niet in het strijdperk gemengd van pro- en anti-latinisten, conservatieven of progressieven. Hij laat de beelden spreken, zoals ze dat vanaf het begin van de christelijke jaartelling eigenlijk altijd gedaan hebben en waardoor de mensheid indertijd werd opgezadeld (en wij met de gevolgen daarvan) met enorme godsdiensttwisten en hervormingen, waarbij iedereen uitriep dat hij het bij het juiste eind had. Dat eind is nog niet in zicht Beelden, foto’s van vijftig jaar roomsheid, roomse blijdschap en roomse narigheid 5

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 18