,IK VOEL ME GEWELDIG BETROKKEN BIJ HET UNIVERSELE’
BOEK-DOOS
met tekst, etsen
foto’s
en
IDEALISME
kunstenaars
van jonge
hnp
„Een hol kinderhoofd in de leegte”
F
ig
Bergafwaarts
-¥■ Surrealisme
De dood
•Bi
25
ZATERDAG
1 7
NOVEMBER
1973
Erbij
georgani-
iij in- en
zakelijk,
ng
n te
op
>are
ppen
>t u
t voor
ook
iger
eeft met
uitgroei-
K
y
„EEN HOL KINDERHOOFD in
de leegte” staat als titel geborduurd
op een dóós van een boek, geheel en
al ambachtelijk in handwerk ont
staan. Een Leidse kunstenaarsge
meenschap maakt het, merendeels
jongelui, die er plezier in hebben
om iets bijzonders te maken voor
echte liefhebbers. Het lijkt een
wereldvreemd idealisme, 21 pa
gina’s tekst van Frans Montens met
21 echte etsen van Pol Jong, Lydia
Mercedes Luyten en haar twee kin
deren, Ab Steenvoorden en Marius
Vroegindewey. Daar komen dan
nog bi| tien foto’s van Pol Jong en
Frans Montens. Dat alles ligt los
bladig in een boekdoos, van buiten
linnen, van binnen fluweel tussen
de verguld houten randen. En dat
dan in een oplage van 250 stuks.
Ég
VLAAMSE REUS
CEES STRAUS
vingers glijden.
groep
HEIN STEEHOUWER
Een der etsen van Pol Jong.
erbii 73
Is Hugo Raes gezien zijn vitalisme een echte Vlaamse auteur te
noemen, de fantastische stijl waarmee hij werkt, wordt alleen door
Hubert Lampo gehanteerd. In het Nederlandstalige gebied vinden
we voorts nog Belcampo en in mindere mate Bordewijk, maar de
uitzonderingspositie die Raes inneemt, is als zodanig wel benadrukt.
i
van
be-
DE BLAREN AAN DE BERKENBOMEN in het bosje naast
het huis van Hugo Raes zyn op deze grauwe najaarsdag al
aardig in een ros stadium geraakt. Het bosje lijkt overigens
meer op een verwilderde tuin, wachtend op een aspirant-koper
die er zijn huis wil laten bouwen. Het heeft niet meer die af
metingen van toen de Vlaamse schrijver het gebruikte als
decor voor zijn laatste roman „Het Stnaran”, in mei bij de
Bezige Bij verschenen. Wel is de sfeer nog helemaal te proe
ven, wat in deze herfsttijd wel te verklaren is.
onele, tegen het fantastische aan. Maar
dat wordt dan altijd onromantisch voor
gedragen. Bevatten Lydia’s etsen veel
illustratieve elementen, uit de tekst op
te diepen, Pol Jong geeft met enkele
motieven de sfeer aan.
Raes is deze week gereedgekomen met een nieuwe verhalenbundel,
de opvolger van de roman Het Smaran. De Vlaamse Reus, zoals het
van een bijzonder mooie omslag van Octaaf Landuyt voorziene boek
zal heten, bevat merendeels horrorverhalen met een surrealistische
inslag. Het boek komt waarschijnlijk begin februari, rond de Boeken
week op de markt.
geven. Het werd het midden tussen een
zeer tolerante toekomstmaatschappij en
de dood. De dood als bestemming, het de-
materialiseren. Na De Reizigers heb ik
definitief besloten Het Smaran uit t»
werken”.
HET BUREAU IN DE WERKKAMER van Hugo Raes laat aan de
voorkant een stang zien waarop een telexrol is geplaatst. Van die
rol loopt het papier rechtstreeks naar de tikmachine van de schrij
ver. Een doeltreffend systeem dat voorkomt dat Raes steeds weer
opnieuw schrijfpapier moet indraaien, waardoor hij de sfeer van het
verhaal zou kwijtraken. Een karweitje dat steeds lastiger werd.
Raes: „Dat is moeilijk te bepalen. Je
kunt met de verbeelding alle kanten uit.
Uiteraard heb je een beperkt arsenaal
aan mogelijkheden die na zekere tijd
zijn verbruikt. Het surrealisme is een
voortdurende bron van inspiratie, ook
voor de schrijver. Mijn volgend proza
zal in de richting gaan. Het wordt veel
grilliger.”
In Het Smaran zie je alle tot nog toe
toegepaste vormen samengebundeld, uit
gezonderd de erotiek. Geeft u dat niet
het gevoel uitgeschreven te zijn?
Hugo Raes woont sedert enkele jaren weer in de Antwerpse
voorstad Hoboken. Hij is er opgegroeid, heeft Antwerpen
tekst gedeelten uit zijn al dan niet
bestaand dagboek. Het is een verslag
van zijn kijk op een ik-persoon en diens
ervaringen over een aantal jaren. Het is
een ongebreideld verslag, schijnbaar
chaotisch, alsof het min of meer auto
matisch zonder bewuste controle is ge
schreven. Het is ook echt van zich
af schrijven, wat hij doet, aanvankelijk
nogal sterk protesterig en later wat
bezonkener. Een rationeel hanteerbaar
beeld levert het verhaal niet op, wel een
overduidelijke sfeertypering, juist door
de ongecontroleerde vloed van woorden
als komen ze uit een vanzelf leeglopende
ballpoint: uitweidingen naar alle richtin
gen, vrije associaties, rijmwoorden soms,
woorden kortom die als kralen door je
in vele wijken leren kennen cn is er teruggekeerd. Ofschoon
Raes gebruik maakt van de verbeelding is de Scheldestad
regelmatig in zijn werk terug te vinden. Raes’ voorliefde voor
de stad kenmerkt zich door nostalgie. „Antwerpen had net
als steden als Parijs en Amsterdam een typische, eigen sfeer.
Die sfeer is een jaar of drie geleden vrijwel geheel verdwenen,
oude havenwijken met waardevolle middeleeuwse huizen zijn
gesloopt. Dat gebeurt steeds meer in Vlaanderen, de speci
fieke Vlaamse sfeer zal over enige jaren verdwenen zijn.
Dit verloren raken van de sfeer werkt steriel, doods en leger
op je werkklimaat. Anderzijds heb ik altijd stof genoeg om
me te ergeren in dit land”, vertelt Raes.
„Een Faun” krijg je een hele serie pun
ches achter elkaar. Als het een kabbe
lende constructie was geworden, kwam
de inhoud heel anders over. Ik ben
altijd wel beweeglijk geweest, ook met
veel andere dingen naast mijn studie
vroeger”.
Een toepasselijk bewijs daarvan is het
feit dat Raes zich na de bevrijding
toelegde op amateur-boksen. „Niet in
competitieverband, wel oefenstonde en
sparring”. Een astrologische typering van
de auteur is inmiddels op zijn plaats.
Zijn beweeglijkheid, voorliefde voor het
vertellen gevoegd bij de erotiek en ge
welddadigheid in zijn verhalen doen
hem onmiskenbaar een Tweelingen zijn
met Schorpioen als ascendant.
Raes voelt zich duidelijk betrokken hij
het wereldgebeuren. Een voorbeeld
daarvan is zijn panoramisch schrijven.
„Ik heb altijd het gevoel van een weidi
overzicht te geven. Het gevoel dat ik op
wereldniveau werk, geweldig betrokken
te zijn bij het universele. Ik vind het
belangrijk werk te schrijven dat alle
mensen aanbelangt. De kontekst van de
ze wereld is van grotere adem dan de
binnenhuis-literatuur”.
echte verheerlijking van het leven. Er is
in mijn boeken niet alleen maar dood en
ontbinding zoals wel eens beweerd
wordt. Er is ook een hang naar leven,
gezondheid, leefmogelijkheden en genie
tingen. Dat vormt een verweer tegen de
bedreiging en de nadere ontbinding”.
Toch is vooral uw toekomstperspectief
pessimistisch te noemen.
Raes: „Ja, uiteindelijk wacht ons al
leen maar de dood. Dat staat in ieder
geval op ons aller programma”.
Heel knap daarentegen zijn de uitste
kende etsen van Pol Jong, modern -
figuratief zonder gewild aan te doen,
met soms een uitschieter naar het irrati-
Een verzamelwerk als dit moet j*
eigenlijk in zijn geheel waarderen en
vooral bewondering opbrengen voor d*
gemeenschapsarbeid die er in steekt i i
die van het totaal een heel begerens-
waardig boek heeft gemaakt.
Een uitgever heeft het boek niet, in d«
handel is het niet verkrijgbaar en daar
om hieronder het adres vanFrans
Montens, Koningstraat 30-A, Leiden, tel.
01710-24454. Wie er vlug bij is heeft er
een.
Het Smaran kan in de gedachten van
Raes gezien worden als typisch een boek
uit de jaren zeventig. „De jaren zestig
waren een ludieke tijd, speelser. Toen ik
met Het Smaran begon, voelde ik aan
dat het bergafwaarts met ons ging. Nu
in 1973, wordt het steeds slechter. Er
breekt een periode aan van strenger
leven, dat eerst en van al economisch
verplicht wordt. We gaan toe naar een
blijvend tekort aan olie. Dat heeft prijs
stijgingen ten gevolge, het autorijden
wordt een luxe. Er komen weer kleine
auto’s voor de gewone mensen, een zelf
de beeld als in de jaren vijftig duikt
weer op. Dit op- en afgaande verloop
vind je vaker terug in de geschiedenis.”
Een positie die hij ook innam voor wat betreft zijn onverbloemd
weergeven van de seksualiteit. „De vaksige koningen” in 1961 en vijf
jaar later „Een faun met kille horentjes” wierpen stormpjes van pro
test op. En eigenlijk is Vlaanderen nog altijd niet gewend aan de
franke opstelling van Raes. „We moeten hier voortploeteren met oude
problemen waarvoor in Nederland allang oplossingen zijn aan
vaard”.
Marius Vroegindewey werkt in een
opzettelijk „lullig” stijltje, onbeholpen
tegen het cartooneske aan. Hij treft
vermoedelijk het best het sarcasme, dat
ook uit de tekst spreekt. Een meesterlijk
surrealistische etser blijkt Ab Steenvor-
den te zijn met één blad, schijnbaar ver
van de woorden van de tekst, maar
dichtbij het automatisch associatieve ka
rakter ervan. Het is een ets om je in t»
verliezen, nuals je dat ook in de tekst
kunt doen.
Bij een jeugdobsessioneel verslag als
dit, kun je geen direct aansluitende
illustraties vinden. En dat zijn de 21
etsen dan ook niet. Ze begeleiden losweg
de tekst evenzeer, als dat de tekst ach
tergrond wordt bij de etsen. Lydia Luy-
ten etst in een bijna meisjesachtige stijl,
die wat onbeholpen lijkt en toch zijn
doel niet mist door een nostalgisch poë
tisch karakter. Je zou kunnen schrijven
dat ze het prototype van een naïeve
grafica is.
Het idee van Het Smaran ontstond in
1967. „Ik heb eerst De Lotgevallen uitge
werkt, omdat ik wist dat Het Smaran
een werk zou worden van lange adem.
Er was namelijk veel speurwerk voor
nodig, opzoeken van gegevens in de
bibliotheek. Ik heb het nadien weer
uitgesteld, omdat ik het gevoel had dat
ik op basis van De Lotgevallen verder
kon fantaseren. Het ging me om een
doel te verlenen aan het gegeven van De
Lotgevallen, waar je een zoektocht of
levenswil in terugvindt. Het moest het
uiteindelijke ideale leven worden. Dat
resulteerde in „Reizigers in de anti-tijd”,
waarin je een poging vindt de uiteinde
lijk bestemming duidelijker gestalte te
De foto’s van Frans Montens en Pol
Jong zijn portretten van deze
kunstenaars en hun omgeving, zee» di
rect en in groot formaat. Ze kijken je
zonder omslag aan, maar ook wel langs
je heen en zijn dan toch zeer nabij
aanwezig
In het werk van Raes zijn vaak twee
elementen te vinden die zich ongeveer
gedragen als tegenpolen: de erotiek en
het naderend onheil, vrijwel uitmondend
in geweld. Stelt hij deze twee polen als
uitgangspunt?
Hugo Raes: „Nee, wel is het me ken
nelijk aangeboren. Het zal aan bod blij
ven komen. Je kan het zien als twee
kernfacetten van mijn werk. Voor mij
speelt het inbeelden van vèrdoorge-
dachte mogelijkheden een belangrijke
rol. Het fantaseren, de zuivere fictie
heeft me altijd geweldig goed gelegen.
Op de lagere school waren we verplicht
om op het schoolplein in lange rijen
rond te lopen. Je mocht dan niet praten
met de jongens voor en achter je, alleen
met degene die naast je liep. Het was
een gevecht van de jongens om dan met
mij te praten. Ook op weg naar huis na
schooltijd had ik altijd een lange rij
jongens achter me aan. Ik vertelde een
soort feuilleton, iedere dag een vervolg.
Er waren jongens die mee liepen tot aan
mijn huis, terwijl ze ergens anders
woonden. Daar is het vertellen mee
begonnen.”
Zou je de erotiek kunnen opvatten in
de zin van verlichamelijking?
Raes: „In artikelen en essays is gewe
zen op de 'sensualiteit. Dat vind ik beter
dan erotiek. Je vind ook steeds zintuig
lijke ervaringen en waarnemingen in
mijn werk. Het gehoor en ook de geur,
het voelen speelt een belangrijke rol
evenals het zien in de vorm van het
filmisch voorstellen, het visueel maken.
Zintuiglijkheid zou ik eerder noemen
dan erotiek”.
„Of dit een pool vormt met het nade
rend onheil, zou je kunnen opvatten als
levensdrang tegenover gevaar of bedrei
ging. Het proberen afweren van misère
en dood door een vitalistische opstelling
met sensualiteit als vorm. Bijna een
Het draagt alles het stempel van een
jong idealisme, zoiets uit te denken en
het met z’n allen uit te voeren. Nog
meer vrienden hebben eraan meege
werkt. Dat idealisme blijkt ook uit het
feit, dat het boek niet in de handel is.
Liefhebbers van zoiets bijzonders kun
nen het per exemplaar kopen. Het mag
geen winstobject worden, want het
wordt tegen kostprijs geleverd, 150,
alleen mogelijk omdat iedereen genoe
gen neemt met een minimale beloning.
Het is moeilijk recenseren zo’n boek,
want het valt figuurlijk en losbladig
uiteen. Frans Montes lichtte voor zijn
HUGO RAES:
technische gegevens. Je zou astro-fysicus
moeten zijn. Ik ben echter een leek, ik
streef niet naar kennis op dit gebied.
Het ligt me niet, op school had ik een
groot tekort aan inzicht in schei- en
natuurkunde. Het materiaal waar ik
mee werk is in de eerste plaats verbeel
ding en taal”.
In Het Smaran gebruikt u de invloed
van het klimaat op de mens.
Raes: „Ik vind dat geweldig fascine
rend. Het is wetenschappelijk vastgesteld
(de geofysica) dat zonne-energie, invloe
den uit het heelal, van invloed zijn op
regenval, wind, temperatuur en weer.
Dat heeft weer zijn neerslag op de
mens. Je ziet dat in de periode van lage
en hoge luchtdruk de mens totaal an
ders reageert. In de tijd die voorafgaat
aan onweer gebeuren veel meer onge
lukken dan bij rustig weer, de mensen
reageren ondoordachter in het verkeer.”
De invloed van het klimaat als gegeven
is herkenbaar in Het Smaran waar we
verderop tijdens het interview op zullen
terugkomen.
U bent wat betreft uw verhalen pro-
duktiever dan de romans?
Raes: „Het korte verhaal ligt me nog
altijd heel sterk. Ik houd er van om met
grote vaart, met flitsen en vondsten te
werken. Een verhaal maak je op één of
twee avonden, dan heb je meteen de
voldoening van je werk dat het af is.
Een roman is taaier, meer uitgediept
Hoewel het toch ook mijn bedoeling is
geweest om in de roman kenmerken te
leggen Van de short story. Ik wil altijd
de technische hoedanigheden van het
korte verhaal overplanten in de roman,
hem bloedvernieuwing schenken. In het
Smaran en in „Een faun met kille ho
rentjes” heb je heel gebalde, korte
hoofdstukjes. Het gaat om slagen en
stoten op de lezer te doen afkomen. In
Dood als begin van een nieuw leven?
Raes: „Ik geloof niet in een voortbe
staan in de gedachte van de Christelijke
kerk. Wel in het aanwezig zijn
sfeerspanningen, geladenheid. Een
paald intellect dat aanwezig blijft, niet
het overleven in identieke vorm of ge
daante. Ik wil trouwens niet de rotsvas
te zekerheid hebben omtrent het hierna
maals die het Christendom als een dog
ma stelt. Het gaat mij om het persoon
lijk wikken en wegen. Ik kan een soort
van voortleven wel aanvaarden. Ook in
Het Smaran: een geestelijke energie die
miljarden jaren in onze dampkring aan
wezig blijft”.
Raes noemt het fijn met dergelijke
elementen door te kunnen spelen. Soms
doet hij een vondst op in de vorm van
een gegeven van buitenaf dat dient voor
een verhaal. „Ik vond een paar dagen
geleden een berichtje in de krant over
een ontdekking van Amerikaanse geleer
den. Ze hadden een soort moederplaneet
gevonden, een stof- en gaswolk die
waarschijnlijk de geboorteplaats van
sterren kan zijn. Misschien is het te
gebruiken voor een verhaal.”
„Als je dergelijke berichten gebruikt,
word je meteen met je neus gedrukt op