Zeemanshuis Geen sterren Willem Hofker tekende autoloze grachten Slaapbusjes Slaapboten mans met 65-plussers OKURA meer 0' s .,J®, MHK of' 9 at- JOKE STAM is 26 jaar en reisde een jaar door Afrika. Nu heeft ze een boetiek („Jo- vo, Afrikaans voor blanke man) in de Jordaanse Nieu we Leliestraat. Van de uit heemse kraaltjes, die ze on derweg in haar rugzak stop te, maakt ze sieraden, tasjes en „kroonde” ze de etalage pop met een Waterlooplein- an tot de „Waar het voor geestelijke gezondheid goed wonen is” verleden, die voor de deur staat uit te waaien. Joke is één van de velen, die snel in het rijke Amsterdamse boe tiekleven opkomen, maar vaak ook weer snel ver dwijnen. Maar, er komen steeds weer nieuwe bij. In middels hebben ook Britse beleggers de hoofdstad als mekka van de boetiekerie ontdekt. Kleine zaakjes met rariteiten, bric-a-brac en de nadrukkelijke aanwezigheid van de Derde Wereld. ONDER REDACTIE VAN ROLF STALLING ep z 4 J S!r Het „rijke” boetiekleven 18 ir: •or nd u. ïr- ith >or nd op 30- )or ,ng is- 30- 1S- 125 20- an- )e- ISt aat OKURA, het Japanse hotel met het Amerikaanse gezicht, wil in de „slappe” maanden meer 65-plussers naar de wol kenkrabber aan de Ferdinand Bolstraat lokken. In december, januari en februari kunnen bejaarden daar voor de helft van de prijs terecht, maar dat is dan altijd nog 40 gulden. „Mocht deze actie aanslaan”, zegt de directie, „dan zal overwogen worden deze in juli en au gustus te herhalen.” Okurabezoekers zijn door de bank ge nomen buitenlanders. Alleen de Ameri- BIJ DE FOTO’S: Joke Stam met op Waterlooplein gekochte pop in de Jordaan. Jugendstilbeeldjes en oude brandweerauto’s in de etalage van Uitdragerij Waterloo in de Huidenstraat. Marga Heuff temidden van haar bloemen en tenslotte een met de nodige koppen versierd adresje voor liefhebbers van oude glazen aan de Prinsen- macht. mensen slaan nu liever bruine bonen en vuilniszakken in dan „iets moois”. ie- it- er en tal jz« bij •dt ing )e- m- ci- ra- ze- ici- ?n- io- ten nd. sie ten •au in de ce- jn, len de- ens De- rdt eld we ijk jd- >h- m- de le per u. J. en 44: 15- iat n; ji- id ea, ra ri ng en je- ;h- de ;en ;en er. iet kanen, Japanners en Britten maken al negentig percent uit van het slapersaan bod, waarom in de hoofdstad straks harder dan ooit zal worden gevochten. Dat is nu al zo en wordt nog erger als de hotels van Marriott (Leidsebosje) en Sonesta (Hekelveld) klaar zijn. Ook „Handeltje”, zoals de boomlange Amerikaan aan de receptie wordt ge noemd, beseft dat de hotelsituatie moei- lijker wordt. „Vijf jaar geleden was er nog een enorme markt en waren er duizenden gasten meer dan hotelbedden. Nu is men in Amsterdam zover, dat het plafond bereikt is en er congressen en evenementen voor de hotelindustrie ge organiseerd moeten worden. We zouden Als we dan toch op de fles moeten, is een (laatste) bezoek aan het Flessenhuys, J. van Campenstraat in De Pijp, toch wel de moeite waard. En wat te zeggen van Jan Jansen, die in dé Runstraat eigenhandig en dat kost veel geld, dat wel schoenen maakt voor moei lijke voeten? Laatste puree-tip: de onderbroekenboetiek in de Lange Niezel. OVERIGENS zijn de boetiek- Amsterdammers erg bevreer voor de gevolgen van de ener giecrisis. „Dit is”, zegt iemand, „de meest gevoelige sector. De De motieven zijn duidelijk: het in 1971 geopende Okura. dat vorig jaar met ernstige problemen kampte, poogt met deze „opening” de matige bezetting van de 411 „lovely” rooms wat op te vijzelen. Allemaal niet zo leuk voor de Am sterdamse horecabedrijven, waarvan het Amstel Hotel en Hotel de l’Euro- pe er nog het beste vanaf komen. Beide hotels krijgen weliswaar ook geen enkele ster (keukenwaardering), maar wel twee kroontjes een be hoorlijke graad van luxe voorstel lend. Wel is het Amstel Hotel nog toebedeeld met een S, wat dan op een vriendelijke service slaat. De waar deringscijfers steken evenwel schril af bij de S, de drie kronen en twee sterren van het Gleneagles hotel in Auchterarden, een paleis in Schotland dat is uitgeroepen tot het beste Britse hotel van 1973. Maar dat zit ook niet in een hoofdstad. „ER LIGT bij mij aan de overkant een schitterende woonboot, maar aan de andere kanten liggen twee schui ten, die in drie maanden toen het besluit van de gemeente er door kwam dat de voorwaarden verzachtte met allerlei rotzooi zijn opge bouwd. Daar zit het diepste tuig en schorum, dat zijn gewoon twee bor delen die bouwtoezichtelijk nog ge vaarlijk zijn ook”. Erg boze woorden van architect Gerard Prins, die met enkele andere grachtenbewoners en monumentale instellingen in het ge weer is gekomen tegen het „slappe” gemeentelijke beleid. „Want”, zo weet hij, „ik zie onze stad naar de knoppen gaan. Het gaat mij niet om het voor of tegen van bordelen, het gaat er om dat die boten in erg veel gevallen AMPER HAD de op de Herengracht wonende architect dit gezegd of B. en W. „haastten” zich om een einde te maken aan de handel en wandel van „hotelexploitanten nieuwe stijl”. Deze kopen goedkope busjes op, gooien er een paar matrassen in en prijzen ze in de „economy” klasse aan bij jeug dige toeristen. Volgens het college zijn de risico’s voor de gasten niet gering: woekerprijzen van de exploi tant alsmede berovingen en andere delicten van voorbijgangers vormen vaak hun lot. Bovendien ontsieren die wrakken het stadsbeeld en slokken ze parkeerruimte op voor beter gewas sen auto’s. Dat mag nu niet meer tenzij het bij bepaalde „happenings” of festiviteiten wel eens uitkomst zou kunnen bieden, aldus B. en W. hier nu zelfs de Olympische Spelen kun nen houden”, aldus Michael Handel, die ervan overtuigd is dat het zekere weg blijven van meer Amerikaanse toeristen helemaal niets te maken heeft met de toenemende criminaliteit in de hoofd stad. Daarover zegt hij: „Mijn jongen, we leven in een sadistische wereld. Zulke dingen moet je realistisch zien. In Ame rika was ik dat al gewend en de Ameri kanen kunnen zich niet voorstellen in wat voor vrijheid men hier leeft. De criminaliteit kan echter nog een pro bleem worden, omdat de gemeentebestu ren hun politiekorpsen anders „stylen” dan in Amerika.” samen met dochter Ada in stukken van de „art nouveau” specialiseert. Geen antiek, want dat is nauwelijks meer te krij gen en Jugendstil is geen an tiek. We krijgen koffie in een fraai wijnglas en praten over de hoge prijzen voor dit goed. niet als woonboot worden gebruikt, maar als opslagplaats, sleep-in of hoerekast. De gemeente laat dat maar voortwoekeren onder het mom: het is zo’n mooie oplossing voor de woning nood. Dat geldt dan zeker ook voor die busjes, die overal geparkeerd staan en waarin een soort alternatief hotelbedrijf is gevestigd. Rommel en heibel aan de wallekant, ga maar door”. daarna een schoenlapper en ook die hebben moeten ploete ren. Joke vindt dat niet erg. „Ik doe het voor mijn plezier en die paar centen gebruik ik om straks weer op reis te kun nen”. Omdat de kraaltjes ken nelijk haar maag niet kunnen vullen, maakt ze van „oude” stoffen nieuwe kleren. GEVELSCHOON is langs de grachten tweemaal schoon. Dit schrijft Ton Koot, erkend kronikeur van oud-Amsterdam, in een nieuw door Nijgh en Ditmar uit gegeven kijkboek over de hoofdstad. Deze keer geen Jacob Oliefoto’s maar tekeningen van de kunstschilder Willem Hofker, die het subtiele lijnenspel van al die heren- en pakhuizen, bruggen en molens-met-een-historie op papier heeft gezet. In „Langs de Amsterdamse grachtenzoals de titel luidt, gaat Hofker, zwijgend voorbij aan autoblik, de lelijkheid, de gaten en karakterloze opbouw. Hij pakte alleen de mooie dingen: verkommerde panden, die weer gerestaureerd werden en waarin het volgens Koot voor de geestelijke gezondheid goed wonen is. Zo zien we de Montelbaanstoren, waar ooit op het toen nog platte dak kanonnen stonden, het Begijnhof, de Weeshuispoort en het Spaanse huis aan het Singel. Huizen met een kleurig verleden zoals dat van Bertolotti aan de Herengracht 170-172 of Het huis met de hoofden, Keizersgracht 123. Volgens de legende „De meid en de moordenaars” zijn die koppen (van zes Romeinse góden) er gekomen, nadat de dienstmaagd binnenkruipende inbrekers stuk voor stuk had onthoofd. We zien ook de Geldersekade in de tijd dat men nog van de Engelse of Londense kade sprak en de beeldengalerij in het trappenhuis van Juffrouw de Neufville, Herengracht 475. In Hofkers tekeningen draait het uitsluitend om het schone en monumentale sfeertje. Mooie plaatjes maar zonder mensen of een verdwaald draaiorgel, die het grachtenleven een extra bekoring geven. Toch is deze fraaie, in leer uitgevoerde uitgave de moeite meer dan waard. Al is het alleen om te zien dat het Amsterdam- van-de-plaatjes door al die restauraties best nog een paar eeuwen in tact kan blijven. WW (Èffl De meeste zaakjes zijn geen goudmijn. Dat beaamt Joke Stam (zie aanhef), die ook niet had verwacht dat ze er rijk van zou worden. In haar win kel zat eerst een slijter en „DE ZEEMAN wordt ook nu nog gezien als iets minderwaardigs: ie mand die messen trekt”. Corrigerende woorden van Frau Emelia Saatrube, die samen met haar man in het Duits Zeemanshuis aan de Keizersgracht (733) zeebonken-met-problemen op vangt. Dat zeemanshuis bestaat nu 85 jaar en als Amsterdam nog een beet je haven blijft, komt de 100 ook wel vol. Een statistiekje: vorig jaar kwa men er 5000 zeelieden met aanhang over de vloer en er waren 2200 overnachtingen. Werk genoeg voor Emelia Saatrube, die zes jaar geleden in deze sociale hoek terecht kwam omat een Duitse dominee ook wel eens een vrije dag wilde hebben. Dat werk speelt zich ook buitenshuis af, zoals de 281 bezoeken aan een zie kenhuis en 36 aan een gevangenis. Na de reis, die ze ooit zelf bij wind kracht tien heeft meegemaakt, be seft ze hoe „enorm hard” het leven van een zeeman is. „Die mensen zijn bijna nooit aan land en de wereld aan boord is zo klein. Zijn grootste probleem is dat ie bijna nooit thuis is. Hij heeft niet het familieleven van een ander en niet dat mist ie toch. Dat merk je gauw. Als zo’n man opstaat, zie je aan zijn gezicht hoe de baro meter staat”. Sinds veel schepen on der een andere vlag varen, zijn het lang niet meer Duitsers alleen die de gang naar de twee recreatiezalen aan de Keizersgracht maken. Saatrube: „We krijgen ook veel buitenlanders en dat is goed”. „Nee”, zegt de Amerikaanse perschef Michael J. Handel. „Het idee kwam op een vrijdagochtend en maandag was het rond. Een snel idee. In het begin was er bij het publiek het beeld, dat we zo duur waren. Goed, we hebben een ka mer van 650 gulden, maar dat is ean ook wel heel exclusief. Met dit initiatief hopen we te bereiken, dat ze straks zeggen dat we niet te duur zijn.” Een kennismaking met de internatio nale hotellerie tegen gereduceerde prij zen. Was dat een moeilijke beslissing? „Dat komt door de particulie ren zelf, omdat ze als gekken staan te bieden en daardoor de markt onmogelijk maken”. Om ons heen mooi spul en de clientèle mag er ook zijn. „Je bent eigenlijk verplicht een sjieke zaak te hebben, maar dat staat me tegen”, meent Ada die AMSTERDAM bezit in tegenstel ling tot alle andere EEG-hoofdsteden geen enkel „sterren” hotel of -restau rant. Weliswaar kunnen de bezoekers van de meeste hoofdstedelijke eta blissementen op een vriendelijke be diening rekenen, maar voor wat be treft het doel waartoe de eet- en slaaphuizen zijn ingericht, wordt Am sterdam door alle Westeuropese hoofdsteden op een royale achter stand gezet. Deze „opzienbarende” conclusie komt voor rekening van de Brit Egon Ronay, die twintig mede werkers een culinaire trip heeft laten maken. Hun reiservaringen zijn ver vat in de zojuist verschenen Egon Ronay’s Dunlop Guide, de Britse evenknie van de Guide Michelin. BEZOEK AAN (internationa le) prentbriefkaartenboetiek, Keizersgracht 744, levert niets op. In de vitrine plaatjes van koninging Juliana als baby, kastelen, trams, meest overle den filmsterren, militaria en kerken, maar niemand doet open. Meer sukses in de strip- boetiek Lambiek in de Kerk straat, waar meer stripgekken plegen te komen dan eigenaar Kees Kousenmaker had ge dacht. Tom Poes en Bommel gaan er dagelijks over de toon bank, maar zeldzame exempla ren kosten geld. Zoals de fan tastische avonturen van Corin- tin, die 125 gulden moeten doen. Bartje Bakker heet de tiekzaak om de hoek, Spiegel straat 50. Het is ook de naam van de eigenares, eilandbe- woonster van origine, die zich later illustreert dat ook het sentiment een rol speelt. „Vori ge week heb ik een lampje van Doré en Walter verkocht. Ik vond het zelf zo mooi dat ik er bijna bij stond te huilen”. WE BELANDEN in de Hui denstraat. Op de hoek een pandje dat door balken voor omvallen wordt behoed en naast de deur een leren masker. Je kunt er van alles krijgen: van ringetjes van zwart olifan tenhaar en goud tot „hardste nen grafkruizen als decoratie in huis of slaapkamer voor 25 gulden”. Iets verderop zit kap per Vogel, die de lokken van langharige heren schikt en op nummer 21 schikt Marga Heuff bloemen. Le Tournesol heet haar boetiek. Ze komt uit de Achterhoek, maakte in het Sa voy Hotel in Londen een aardig boeket voor de Rothschilds en heeft het best naar haar zin „in deze dorpse sfeer”. Marga heeft een voorkeur voor bepaal de bloemen en een hartstocht voor wilde bloemen. Geen or chideeën of anjers, want die verkoopt ze gewoon niet. Ze werkt in Engelse stijl „want dat kwasi-Japanse, wat hier zo in is, vind ik afschuwelijk”. Erg populair zijn Marga’s droogboe- ketten. „Daarvoor komen ze uit het hele land”, zegt ze. Via de Prinsengracht, waar je op nummer 228 In een zaak met veel houten en stenen kop pen tegen de gevel oude (café) glazen kunt kopen, duiken we hartje Jordaan binnen. De boe- tiekwijk van Amsterdam sinds kunstenaars en intellectuelen de bewoners van het walsje grotendeels hebben verdreven. Meest recente voorbeeld daarvan is het nieuwe Xenos- warenhuis van de Steenkool- Handels-Vereniging op de Nieuwendijk, waar binnen een supermarktachtige entoura ge pakweg 15.000 artikelen zijn uitgestald. Grote en kleine, maar vrijwel altijd van ver weg. Variërend van Bulgaarse wijn, Japanse vliegers. Afri kaanse dodenmaskres. Vietna mese olifantjes tot Mexicaanse meubelen. Daar zit een organisatie ach ter waaraan begaafde „kruime- laars en rommelaars” niet kun nen tippen, maar hun pandjes zijn in de regel wel een stuk gezelliger en verrassender. Wij zijn er eens een paar gaan opzoeken. Niet met de auto, want daarmee kom je in het grachtengebied of in een zand kuil of tussen twee polariseren de vrachtwagens terecht, maar op een (huur)fiets. Met drie versnellingen. 4 x ’'w I f Cm,' I t to •- .a v. jQgj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1973 | | pagina 7