Kampioen Rob Ridder
De doorbraak van
Barry Hulshoff
die weet wat wij willen?”
iemand in het bestuur,
B
Hl
L A-.,
Heren uitzenden
Niet vooruit
s
i
23
1973
ZATERDAG 15 DECEMBER
Nastase-Borotra
Van der Meeren
Niegesmummer
Erbij
JM
SM
)19
WE WILLEN EEN VENT, DIE
DE TOP KEIHARD TRAINT
PIETER MUL
me,
en
De man die de opdracht krijgt bij
Fadrhonc aan te bellen („mag ik even
moeten verdelen dan nu gebeurt. Maar
ja, is er iemand in het bondsbestuur die
weet wat de topspelers willen? Die be
loofde enquête zal nog wel even op zich
laten wachten. Daarom vind ik het goed
dat er naar aanleiding van die rel rond
Marjan op de nationale een spelerscom-
missie gaat komen. Wij willen niet dic
teren wat er moet gebeuren, maar de
bestuurders zullen naar ons gaan luiste
ren”.
Ridder kan zich absoluut niet vereni
gen met de opmerking van NBB-voorzit-
ter Reijnen dat het zo jammer is dat
toppers hun materiaal gratis krijgen en
„mindere” spelers niet.
van
„Er rust
eens.
nummer tien hebben.”
last
dan
ar-
„De bond zou eens wat heren moeten
uitzenden, de dames krijgen doorgaans
wel uitnodigingen. Niet iedere heer hoeft
naar het buitenland, maar bijvoorbeeld
wel degenen die constant goed spelen.
Het geld is er heus wel - daarvan ben ik
overtuigd, maar ze zouden het anders
nummer tien had gehad, evenmin dis
de Zweed Inge Danielsson, die voor
tijdig moest afnokken naar zijn Hei
mat.
„Het is gewoon niet te betalen. Het
komt voor dat ik in twee weken een
paar schoenen (50 a 60 gulden) verslijt.
Bespanningen van een racket kosten
ruim dertig gulden, dat is niet meer op
te brengen”. Het begrip loonderving gaat
hem voor de badmintonsport te ver; een
goede kostenvergoeding is in zijn ogen al
voldoende. „Nu kan ik het nog allemaal
voor de sport opbrengen omdat ik in een
„Waar we nu juist naar toe willen is een vent die de top keihard traint
en die bovendien hart heeft voor de zaak. Niet een trainer die het voor de
centen doet, want die zijn er volgens mij in Nederland al meer dan ge
noeg”. Keiharde wens, een eis bijna, van Rob Ridder jongste uit de
Haarlemse badmintonfamilie. De lange lijst van successen van zus Marja
en de broers Ed, Boudewijn, Paul en Piet werd zondag door Rob uitge
breid met zijn tweede nationale enkelspel-titel. Drie jaar terug beleefde
de toen 17-jarige benjamin van het gezin een topjaar toen hij de Neder
landse senioren achter zich liet en tevens het Europees jeugdkampioen
schap op zijn naam bracht. Een aardig succes voor een middelbare scholier
die toen echter al een jarenlange training achter de rug had. Van huis uit
werd hij met badminton „volgespoten”. Toen hij, zes jaar jong, officieel
de baan op mocht, had hij al zo’n twee jaar met racket en shuttle gehan
nest. „Aanvankelijk met pa en ma mee, later bij Piet of Paul achter op de
fiets”, herinnert hij zich.
leeftijd. Ridder: „Ik vond het altijd min
derwaardig om te verliezen. Met scha
ken onder andere. Als ik niet won was
dat een ramp. Dan kon ik wel huilen.
Dat ik de jongste was heb ik niet een
excuus gevonden”.
van je zelf te zeggen dat je eigengereid
bent maar ik kan me voorstellen dat er
mensen zijn die de Ridders niet prettig
vinden. Bijvoorbeeld omdat wij altijd
willen winnen”.
Die familietrek openbaarde zich ook
bij de nationale kampioen al op jeugdige
genomen, geweigerd. Hij beoordeelde
het geval als niet van dringende aard.
Borotra, hierover ietwat gepikeerd, en
zich tegenover de toeschouwers wil
lende rechtvaardigen, demonstreerde
toen naar veler smaak iets te veel
tegen het publiek, en toen het spel na
deze korte onderbreking weder begon
speelde Allison alsof hém iets was
overkomen. Geheel van zijn stuk ge
bracht, zakte zijn spel ineen en Boro
tra werd winnaar. Hij won, mede
dank zij deze korte onderbreking
welke plaats had juist toen de drei
ging van een nederlaag in beangsti
gende mate voor hem kwam opzetten
„En zie nu eens in de grootste
toernooien, hoeveel tennisspelers na
een „let" eerst even rondlopen. Zij
moeten zich eerst weer „samenpak
ken”, alvorens de volgende service te
ontvangen. En hebt gij het publiek
het niet-begrijpende publiek, nooit
horen lachen en van chicanes horen
spreken, toen een wedstrijdspeler een
„let” vroeg, omdat een mus, of 'n
vlindertje, zo’n doodgewoon koolwit
je, boven het net vloog? En hoe juist
is toch dit verzoek in een dergelijk
Zo ongeveer werkt dat mechanis
me. Daarom is het zo’n verademing
dat Barry Hulshoff eens met die
letterlijk „ongeschreven regel” heeft
gebroken, en duidelijk man en paard
heeft genoemd in zijn kritiek. In dit
geval zijn man en paard dan Fadr
honc en Van der Hart, die hij beiden
ongeschikt acht het Nederlands elftal
naar goede resultaten te voeren bij
de wereldkampioenschappen. En hij
heeft gelijk. Het enige probleem is
nog, hoe dat gelijk „geforceerd” kan
worden, want het blijft natuurlijk
een pijnlijke affaire.
staan,
wens”.
Studio Sport liet ons enkele frag
menten zien uit de finale van het
wereldkampioenschap proftennis tus
sen Tom Okker en Ilie Nastase. Ok-
ker protesteerde enkele malen, hij
meende uit zijn spel gebracht te wor
den door Nastase, die wat dat betreft
een fijne techniek heeft ontwikkeld.
Overigens is dat niets nieuws. Joris
van den Bergh verhaalde ver voor de
oorlog al in „Mysterieuze krachten in
de sport” hoe de Fransman Jean
Borotra in de finale om de Davis-cup
in Parijs iets dergelijks deed. Ik ci
teer:
Een kleine twee maanden geleden
schreef ik over het rugnummer tien
van Jan Mulder. In navolging van
mijn buurman op de tribune riep ik
tien uit tot „nieges-nummer", een jid-
dische uitdrukking die zoveel bete
kent als: ondeugdelijk ongeluksnum-
mer. „Niechesj” is het jiddische
woord voor (bijgelovige) vrees. Ik
wees er toen op dat ook Dick van
Dijk bij Ajax nooit veel mazzel
In Vrij Nederland van deze week
heeft Barry Hulshoff in een inter
view nu eens alles gezegd (over Fadr
honc, Van der Hart, Van Zanten,
maar ook over doping bijvoorbeeld),
dat de insider-sportjournalisten ook
allang wisten, via eigen waarnemin
gen of via onder-ons-praatjes met
spelers, echter zonder dat het ooit zo
duidelijk werd openbaar gemaakt
Voetballers mogen dan geen diploma
ten zijn tijdens het spel (men denke
aan Piet Romeijns legendarische
„hondelul” tegen de scheidsrechter
een woord dat sindsdien op de tribu
nes in de volksmond bestorven ligt),
zodra zij onder de douche vandaan
komen is hun naam Haas, praten zij
in algemeenheden (vooral in de ru
brieken die zij zelf heten te schrij
ven), of converseren zij met de sport
journalisten die hun vrienden zijn
alleen maar „off the record”, want je
begrijpt: het is mijn brood en het
jouwe trouwens ook, dus jij en ik
hebben er geen voordeel van als we
de hele voetballerij in de vernieling
helpen.
Dezelfde mentaliteit heeft hij nu nog.
Hij betoogt dat de meeste spelers en
speelsters het niet opbrengen constant
aan hun conditie te werken. „Van onze
trainer, meneer Broek, hebben we een
trainingsschema vanaf januari opgekre
gen maar Marjan (Luesken, Robs aan
staande verloofde -red.) en ik zijn de
enigen die het conditie-werk hebben
volgehouden. Het merendeel van de top
spelers is ook gewoon lui - ze hebben
een keiharde trainer nodig, een soort
macht die hen controleert anders ver
slappen ze. Tijd heeft iedereen ervoor,
al was het maar een kwartiertje per
dag. Clemence Wortel - zondag door
Rob in de finale verslagen - heeft zo’n
ijzersterke conditie nodig en die doet er
ook veel voor. M’n broer Piet kan met
veel minder toe - als mijn conditie
stukken beter is kan ik het met moeite
van hem winnen, maar meer ook niet”.
Telstar wordt gesponsord door pla
tenmaatschappij CBS, die de kleuren
oranje en blauw in zijn vaandel heeft
geschreven. Telstar-doelman Paul
van der Meeren draagt op het veld
ook die kleuren oranje en blauw. Ik
vroeg hem of dat in opdracht (of op
verzoek) van CBS gebeurde, maar hij
ontkende dat. Het was louter toeval.
Hij was al met die kleuren thuisge
komen vóórdat CBS de sponsoring
aanvatte. Maar nu ik het zei: hij zou
CBS eens opbellen om te vragen wat
officieuze wereldkampioenschappen in
Londen) zijn Wortel en ik bijvoorbeeld
verslagen door een Engelsman voor wie
wij zeker niet onderdoen. Ik stond twee
maal behoorlijk voor maar door een
gebrek aan routine verlies je dan toch.
Maar hij had het voordeel dat er in zijn
land veel meer toernooien zijn dan bij
ons. De competitie duurt hier te lang en
daar leren de meeste toppers niets meer
van. Op eigen initiatief hebben we bij
Duinwijck op een bloedhete augustus
zondag met een flink aantal mensen uit
de badmintontop intensief gespeeld. Ie
dereen was ontzettend enthousiast want
je stak er veel van op.”
De Ridder-dynastie is al tijden een
van de pijlers waarop landskampioen
Duinwijck rust. Een in de competitie
overmachtige club die - dus - een ont
zettende weerstand oproept in de bad-
mintonwereld. Net als de Ridder-clan
uiteraard. „Ik vind het wat moeilijk om
„Borotra speelde tegen de Ameri
kaan Allison en het was een zeer
spannende single. Op een moment
waarop Allison er bijzonder goed in
kwam en Borotra’s kansen daalden
kwam er in de schoen van Borotra.
vlak boven de tenen, een scheurtje.
Borotra, levendig als hij is, vroeg
dadelijk tijdelijke staking van de
wedstrijd, doch dit werd door de
De Nederlandse nummer één oefent
zelf ’n keer of vier, vijf in de week. In
de weekends loopt de competitie en zijn
er toernooien. Hij is van mening dat hij
in vergelijking met drie jaar geleden
niet vooruit is gegaan. „Na dat topjaar
ben ik teruggevallen, dat gebeurde ei
genlijk op school ook. Die zaken hangen
beslist samen. Nu pas ben ik ongeveer
op mijn oude niveau terug. Maar ik wil
niet stil blijven staan, ik wil graag op
Europees peil komen en zo bezien kom
ik pas kijken. Je weet dat je wedstrijd-
ervaring en routine op internationale
schaal tekort komt. Op All England (de
van
tien!
Informatie bij Jan Mulder leerde
dat er inderdaad geen sprake
was van een onopzettelijke verwisse
ling van de shirts bij het uit
aankleden, maar dat hij wel degelijk
dat nieges-nummer tien afwilde
geen zegen op”, zei hij,
„denk maar aan Dick van Dijk en
Klaas Nuninga. Bovendien heb ik te
gen Gerrie gezegd dat het geen ge
zicht was: een linksbenige speler ach
ter de voorhoede met het nummer
acht, en daar was hij het wel mee
Hij wilde eigenlijk best dat
Rob Ridder betreurt het vroegtijdig
vertrek van talenten als Herman Ley-
delmeier, „een jongen die op het punt
stond door te breken op Europees ni
veau. Zijn aanwezigheid prikkelde Piet
weer tot een reactie in de trant van: ik
zal jou eens pakken. Iedereen keek naar
zo’n sterke speler. Als die dan ophoudt,
verzwakt het team óók omdat bij ande
ren de inspiratie gaat ontbreken”. Na
jaren badminton heeft Ridder er naar
eigen zeggen nog steeds lol in. „Ik ben
nog niet veel verder gekomen en ieder
een wil toch vooruitgang? De ambitie is
er nog volop”.
bevoorrechte positie verkeer. Als ik uit
school (HTS, tweede jaar) kom ga ik
herhaaldelijk eerst spelen en daarna pas
huiswerk maken. Het lijkt wel of je er
dan veel frisser tegenover staat. Als je
de hele dag werkt is het uiteraard veel
moeilijker verschillende keren per week
te trainen. Ik probeer nu de aandacht
voor Marjan, school en badminton zo
maximaal mogelijk te houden. Voor dat
laatste laat ik ook wel het een en ander
ik zou niet anders willen trou-
Tot zo ver Joris van den Bergh.
Het frappeerde me wat Herman
Kuiphof over de chicanes van Nastase
zei: „Van zulke incidenten heeft Ok
ker meer last dan de Roemeen, die
van nature een artiest is”. Hoe zulks?
Waarom heeft de „robot”, de speler
die zichzelf door noeste vlijt tot top
niveau heeft opgewerkt, meer
van zulke onverkwikkelijkheden
de fijnbesnaarde, overgevoelige
tiest? Dat is toch onlogisch? Het is
inderdaad onlogisch, en vermoedelijk
ook onjuist, als het „buitengebeuren”
dat op beide spelers invreet inderdaad
van buitenaf komt: een plensbui, een
toeschouwer die met een spandoek op
de baan springt, een linesman die
faalt, èen racket dat kapotspringt.
Maar zodra degeen „die van nature
een artiest is”, de chicanes maakt, de
rel veroorzaakt, is hij in het voordeel
omdat hij wat die chicanes betreft op
„eigen terrein” speelt en zijn tegen
stander iets opdringt dat deze veraf
schuwt. Jean Borotra stond net als
Nastase als een „artiest” bekend, en
ook hij bediende zich dus van zulke
onnatuurlijke middelen om een
match te winnen.
gen dat hij met dank voor de bewe
zen diensten gepromoveerd wordt tot
„bondsaanmoediger” van het Neder
lands elftal, terwijl het minderwaar
dige vuile werk voortaan door (bij
voorbeeld) Ernst Happel zal worden
verricht, die man verdient het bij
voorbaat al tot bondsridder te wor
den geslagen. Toch zal het wel zover
moeten komen. Boze tongen beweren
weliswaar dat Happel (die goed van
innemen is) nooit naar Nederland zou
willen terugkeren nu het maximum-
gebruik op 15 liter per week is ge
steld, er zijn ook sentimentalisten die
zeggen dat je het Fadrhonc juist nu
niet meer kan aandoen omdat hij
tenslotte als eerste het Nederlands
elftal naar de eindronde heeft ge
voerd maar dat laatste is natuur
lijk maar zeer ten dele waar. We
hebben het, met tweemaal 0-0 tegen
België, zeer nipt gehaald en meer
ondanks „de doctor”, dan dank zij „de
doctor”. Dat is althans mijn mening
(en blijkbaar die van Barry Huls
hoff).
Wie schetst dus mijn verrassing
toen de speaker voor de aanvang van
AjaxTelstar meedeelde, dat ei
slechts één kleine wijziging in de
opstelling aangebracht diende te wor
den: nummer tien van Jan Mulder
werd nummer acht en nummer acht
Gerrie Mühren werd nummer
V begrijpt, linksbenig met een acht
is daarom wat vervreemdend, omdat
de acht van oudsher bestemd was
voor de rechtsbinnen in de klassieke
vijfmans-voorhoede. „Gerrie dacht
zeker: twee puntjes er bij, dat kan
nooit kwaad”, zei ik tegen Jan Mul
der, „zoals jij tegenwoordig iedere
keer met angst en beven de beursbe
richten opslaat om te zien of je
aandeel twee puntjes gezakt of geste
gen zijn?” Jan Mulder antwoordde:
„Die vergelijking gaat niet helemaal
op. Want die aandelen zakken op het
ogenblik alleen maar, en niet met
twee punten, maar met 20 punten
tegelijk!”
Die verbeten overwinningsdrang mist
Ridder bij jongere clubgenoten die voor
een deel op woensdagmiddag door hem
getraind worden. Ridder ziet wel dege
lijk talent zitten in de groep die hij
onder zich heeft, zo tussen veertien en
zeventien jaar. „Maar in principe moet
je het ook als jeugdspeler zelf opbren
gen. Dat wil zeggen naar trainingen
gaan van de senioren en vragen of je
mee kunt spelen. Maar veel van die
jongens en meisjes hebben een laatste
zetje nodig. Eigenlijk kan ik er zelf niet
over oordelen omdat ik heel anders ben
maar het lijkt wel of de jeugd in het
algemeen vrijer staat tegenover de pres-
tatiesport. Ze hoeven niet meer”. Ridder
ervaart de training met zijn leerlingen
niet als eenvoudig. „Ik geef nu voor het
tweede jaar les maar er zijn wel zaken
die ik niet kan verdragen. Je moet ook
erg veel geduld opbrengen omdat je
vaak dingen moet herhalen. Maar als je
een keer niet komt, vragen ze toch de
week daarop waar je was, waarom ze
niet getraind werden”.
t
7"^’