Acht maanden
STICHTING NEDERLANDSE VRIJWILLIGERS:
6 |J|
i
zonder werk
in Kameroen
Henk Fernhout heeft kritiek op organisatie
Bureaucratie
B
Klusjes
Kritiek
Eigen kok
Ingewikkeld
Als een vorst
Én
Ifc
■If gil
1
15
ZATERDAG 19 JANUARI
it Erbij
1974
2841
Door Hans Rombouts
Beide jonge mensen, uitgezonden door de Stichting Nederlandse Vrij
willigers, hebben nogal wat kritiek op de gang van zaken rond het vrij
willigerswerk. Die kritiek hebben wij voorgelegd’ aan de heer H. Maronier,
adjuct-hoofd recrutering SNV. Hij bekent: „Fernhout heeft één klap aan
teleurstelling gekregen. Wij krijgen hier op het bureau alle klappen te
incasseren telkens als er iets niét gaat zoals wij het zouden willen of
gepland hadden. Teleurstellingen zijn inherent aan het ontwikkelings
werk. Daar ontkom je gewoon niet aan”.
zin-
,v.
ep
Terug uit het Afrikaanse Kameroen in het winderige Zwanenburg zegt
Henk Fernhout: „Die twee jaar werken als vrijwilliger zijn voor mij
geen verloren jaren geweest. Voor mijn persoonlijkheidsvorming heb ik
er veel opgedaan. Maar of ik van veel direct nut geweest ben voor de
maatschappij daar, dat is een vraagteken waard. Ik heb tenslotte niet
het werk kunnen doen, waarvoor ik werd uitgezonden, werk als land
meter. Het bouwen van een ziekenhuis heeft me wel voldoening gegeven,
dat wel”.
Mia Bierens, zevenen twintigjarige verpleegster uit Reusel, ook terug
uit de Oostkameroense hoofdstad Bertoua (13.000 inwoners): „Voor mij
als verpleegster lag het anders dan voor Henk Fernhout. Ik kon direct
aan de slag. Iets anders is of ik wel zo veel kon overdragen aan kennis.
Als je daar komt dan moet je eerst veel leren van de inheemse verpleeg
sters. Je krijgt met heel andere ziekten te maken dan hier en je weet
slechts de hoogst noodzakelijke woorden in de landstaal. Bovendien is
het niveau van de verpleegstersopleiding in Kameroen goed. Ze hebben
altijd curatief gewerkt aan de moeder-kind-verzorging. Nu gaan ze ook
preventief beginnen. Daar kon ik aan meewerken”.
St®
V
er B V.
aar
ii
Het bespreken van de bouw van een koffie-opslagplaats in Kenia
Mia Bierens (verpleegster) en Henk Fernhout (landmeter), die beiden als vrijwilliger hebben gewerkt in Oost-Kameroen.
Teleurstelling hoort bij ons werk
Een Nederlandse landbouwvoorlichter in Kenia.
soms
zitten
ning. De SNV geeft een maandelijkse
financiële vergoeding en stort maande
lijks een bedrag op een spaarrekening
van de vrijwilliger in Nederland. Maar
in het gastland zijn de vrijwilligers in
dienst van het land.
zaak van standing en prestige, dat blan
ke vrijwilligers en ambtenaren perfect
gehuisvest zijn”. Opgelaten voelden beide
jonge vrijwilligers zich wel.
Om met drs. J. v. Campen, inleider op
een studiebijeenkomst te spreken: „Als
de SNV de ontwikkelingslanden werke
lijk van dienst wil zijn, dient zij zo goed
mogelijk aan de vraag (naar gedegen
vakkennis en zoveel mogelijk ervaring
in de toepassing daarvan) voldoen. Het
beste is eigenlijk nog niet goed genoeg,
hetgeen een aansporing is tot voortdu
rende evaluatie en zelfkritiek”.
ies,
ook
de
and.
tste
ein.
het
lete
che
van
ding
reid
wat
aten
ten
veel
nent
i de
and.
itste
rein.
het
ilete
>che
snel
dijk-
n
ouw-,
sche-,
n
rieën.
)70-
idin.
ntoor
te
neer).
ilaats
oop-
sn en
dan
praten. Het
heel anders
stelt”.
pen
;tal-
het
ling
oor
een
een
een
ilus
icht
•zit
srk-
chappij
p.
apend,
En de heer Maronier wijst nog' eens
op de verschuiving van de moeilijkheden
in de tien jaar dat het vrijwilligerswerk
er nu is: „In de eerste jaren had je geen
organisatie in de ontwikkelingslanden,
waarmee je het werk kon regelen. Nu
heb je te maken met een organisatie, die
ze daar aan het opbouwen zijn met alle
problemen vandien. Maar wij zowel als
zij doen nog steeds ervaring op”.
vorst ontvangen.„De mensen daar den
ken: o, nu die blanken zijn gekomen,
hebben we heel snel een brug of een
dijk. Ze verwachten te veel van je. Als
ze zien, dat het allemaal zo’n vaart niet
loopt, blijven ze niettemin erg vriende
lijk”.
Vrijwilligers-recruteur Maronier, met
zijn staf zetelend in een rijksdienstento-
renflat in Den Haag is de laatste om te
ontkennen dat het niet altijd even soe
pel loopt: „Er zijn meer gevallen zoals
die van Fernhout. Dat zit vast aan de
werkstructuur. De ontwikkelingslanden
kunnen bij ons (en andere landen) aan
vragen indienen voor ontwikkelingsvrij-
willigers. Ze melden dan met wat voor
project ze bezig zijn of starten. Wij
moeten dan wel de garantie hebben dat
het minstens thuis hoort in een vijfja
renplan. Als ze met een nieuw project
beginnen loop je altijd het risico, dat op
een gegeven moment de kredieten weg
vallen. Dan is het met dat project ook al
of niet tijdelijk afgelopen. Tussen de
aanvraag en de komst van de vrijwilli
gers zit vaak een jaar. En je moet maar
afwachten of een land niet zijn priori
teitenlijst wijzigt. Die hangt meestal af
van een wisselende activiteitscurve, ge
koppeld aan de opbrengst van de oogst.
Geen oogst geen geld, geen projecten”.
Dat er wel degelijk ook rekening ge
houden wordt met kritiek, die vanuit
het veld of van teruggekeerde vrijwilli
gers (zoals die van Fernhout en Bierens)
komt, blijkt wel uit het het feit, dat er
regelmatig gewerkt wordt aan stroomlij
ning, activering en het meer effectief
maken van de organisatie. Zo kwamen
de volgende aanbevelingen aan het be
stuur van de SNV uit een studiebijeen
komst van veldvertegenwoordigers en
stafleden: er moet een meer doelgerichte
keuze worden gemaakt van landen,
werkgebieden en ontwikkelingsprojecten.
De vrijwilligersconceptie moet nader
worden omlijnd en het apparaat en de
inzet moeten worden geprofessionali
seerd.
aandragen voor de mislukking van „zijn
project”: gebrek aan geld, aan krediet.
„Ze waren in die periode net bezig met
de overgang naar een ander bestuurlijk
systeem. De kredieten waren geblok
keerd. Daarbij kwam, dat de chef van
de (inheemse) dienst, waar ik toe be
hoorde zou worden overgeplaatst en hij
nam geen initiatieven meer. Een andere
zaak was, dat de werkkrachten drie
maanden niet uitbetaald waren en dus
niet meer aan de arbeid togen”.
Het zijn allemaal factoren, waar je
hier niet aan denkt in ons overgeorden
de Nederland. Fernhout: „Daarom zou je
juist op dat soort zaken gewezen moeten
worden”. Daar ligt dan een nuttige taak
voor de oud-vrijwilligers, die behulp
zaam zijn bij de opleiding van nieuwe
krachten. Ze moeten duidelijk maken
dat de inheemse diensten anders en
zwakker gestructureerd zijn dan hier,
met alle gevolgen vandien.
Door die bevolking en de ambtelijke
uiensten, waarbij de vrijwilligers worden
ngelijfd, worden de buitenlanders als een
De Stichting Nederlandse Vrij
willigers is een organisatie, die
zich ten doel stelt jongeren uit
te zenden in samenwerking met
het ministerie van ontwikkelings
samenwerking. De SNV, bunde
ling van particulier initiatief en
overheid, werd in juli 1965 op
gericht. Daarvóór waren naast
bewegingen als zending en mis
sie het Jongeren Vrijwilligers
Corps en het Jongeren Vrijwil
ligers programma op het ter
rein van het ontwikkelingswerk
actief.
In de afgelopen tien jaat; dat
er aan vrijwilligerswerk werd ge
daan, zijn o.a. als vrijwilliger uit
gezonden: analysten, artsen,
automonteurs, autotechnici, boek-
houdkundigen, bouwkundigen,
economen, eiectrotechnici, fysio
therapeuten, typografen, land
bouwkundigen. landmeters, lera
ren houtbewerken, metaalbewer-
ken, huishoudkunde, tuinbouw
kundigen, veeteeltkundigen, ver
loskundigen, verpleegkundigen,
weg- en waterbouwkundigen.
Op het ogenblik zijn er 502
vrijwilligers aan het werk in Bang
ladesh Bolivia. Boven Volta, Bra-
zilië, Chili, Dahomey, Filippijnen,
Ivoorkust, Kameroen. Kenia, Ni
geria, Peru, Tanzania en Zambia.
Het kantoor van de SNV is in
Den Haag (Muzenstraat 30).
De werksfeerpatronen kunnen
zeer ingewikkeld liggen, ook een zaak,
waarvan we ons uit ons Nederlands
gezichtsveld geen idee kunnen vormen.
Neem weer Kameroen. Daar zijn tachtig
stammen. Oost-Kameroen staat slechter,
achterlijker aangeschreven dan de ande
re delen van het land. Iedereen ziet een
baan in noord, zuid of west als een
promotie. Dus wil iedereen wel weg uit
Oost-Kameroen. Dat geeft steeds ver
schuivingen, hetgeen de opbouw niet be
vordert. Ook op het vlak van het vrij
willigerswerk was er een gebrek aan
continuïteit, want de werkers hebben
een contract voor twee jaar en drie
maanden (inclusief zes weken opleiding
in Nederland, viér of zes weken cursus
in het buitenland). Daar is sinds juni
1973 wel verandering ingekomen, omdat
men nu een tweede contract kan aan
gaan.
Een wijziging (ten goede, zoals Mia Bie-
Ter verduidelijking: vrijwilligers wor
den door de SNV uitgezonden. Ze moe
ten tenminste 21 jaar zijn, bij voorkeur
ongehuwd. Ze moeten voldoen aan eisen
van vakbekwaamheid op het niveau van
middelbare en hogere opleiding. Zij
moeten zich voor 27 maanden binden.
De SNV geeft een voorbereidingscursus.
betaalt de heen- en terugreis, neemt de
huisvesting ter plaatse, de medische en
sociale voorzieningen voor haar reke-
rens en Henk Fernhout zeggen) is ook,
dat de rapportering tot een half jaar is
teruggebracht. Nu heeft men een beter
overzicht van wat er onder de vrijwilli
gers leeft, wat zij ervaren en hoe zij het
zien. Mia Bierens, die al eerder als
vrijwilligster naar Brazilië is geweest,
vindt, dat je nu zinnige rapporten kunt
maken. „Toen het er vroeger meer wa
ren, verviel je in herhalingèn”.
Op het ogenblik zijn er ruim vijfhon
derd vrijwilligers in het veld, zoals dat
heet. Ieder jaar komt de helft terug,
zodat men steeds aan het recruteren
moet blijven. De heer Maronier gelooft,
dat er altijd wel jonge mensen zullen
blijven meedoen aan dit ontwikkelings
werk. Wij opperen: wordt de animo niet
kleiner wellicht als de militaire dienst
plicht wordt ingekort, waarvan sprake
is. Per slot van rekening wordt een deel
van de vrijwilligers ook naar dit mens
lievende werk getrokken door het feit,
dat er speciale ontheffingsregelingen
gelden voor de militaire dienst.
Recruterings-deskundige Maronier: „Je
weet nooit precies hoe hoog het percen
tage bij de vrijwilligers is, dat om die
reden een contract tekent. Je zet na
tuurlijk wel eens een filosofietje op. Ik
geloof nog steeds in de inbreng van deze
groep. Er blijven altijd mensen, die dit
werk willen doen. Trouwens, wanneer je
daar niet meer in zou geloven dan kon
je er wel mee stoppen”.
Zijn het dan allemaal gedrevenen. Idea
listen in het Haagse hoofdkwartier en de
veldstaven (geen „vrijwilligers”)? „Dat
zou ik nou ook weer niet willen zeggen.
Maar je bent wel druk bezig met de
materie van de ontwikkelingssamenwer
king. Je bent direct betrokken bij suc
cessen en vooral teleurstellingen. Maar
met idealisme alleen kom je er natuur
lijk niet. Dan zouden er al heel wat
gefrustreerden hiervandaan vertrokken
zijn. Nogmaals een vrijwilliger als Fern
hout kreeg een klap, omdat hij niet
vond wat hij dacht te vinden. Wij incas
seren hier alle klappen. En wat de
kritiek betreft: het is logisch, dat de
kritiek in het veld verscherpt. Men ziet
alleen zijn eigen problemen, zijn eigen
object. Later, als er wat tijd overheen is
gegaan, kunnen de mensen meer afstand
nemen. Natuurlijk hebben wij alle be
grip voor de mannen en vrouwen in het
veld. Maar wij kunnen het geheel over
zien. Waar er overal moeilijkheden lig
gen.”
Een bezwaar van Henk Fernhout, 24
jaar, landmeter in het bezit van het
diploma HTS weg- en waterbouwkunde
is, dat de opleiding van de SNV niet
gericht genoeg is en dat er in de huidige
organisatievorm, waar men voor een
groot deel afhankelijk is van de struc
tuur in het ontwikkelingsland, te weinig
alert kan worden gewerkt. „Natuurlijk
>s het moeilijk om in de stoomcursus
van zes weken aan het Tropeninstituut
in Amsterdam een goed beeld te krijgen
van hetgeen je te wachten staat. Je
krijgt daar een talenpracticum en wordt
op allerlei manieren voorgelicht. Maar
een gerichte opleiding is het niet. Het
blijft algemeen. En ik vind, dat de
Socutera-voorlichtingsfilms te veel posi
tieve zaken belichten en de negatieve in
de schaduw laten staan. Je moet weten,
waar je aan toe bent. Als je naar een
ontwikkelingsland gaat als specialist dan
wil je je daar ook in die specialiteit van
nut maken. Welnu, ik heb de eerste acht
maanden in feite niets gedaan, omdat er
geen werk voor me was”.
Dat laatste houdt in, dat het gastland
voor de werkprojecten moet zorgen. En
daar zit ’m vaak de knoop. Het hangt
van de regeringskredieten af, of er in
derdaad aan een project gewerkt kan
worden. Maronier: „Iedere regering
heeft haar eigen hebbelijkheden en on
hebbelijkheden. In sommige landen is de
bureaucratische manier van doen over
genomen van de Fransen of de Engelsen
Dat werkt niet alleen vertragend op de
arbeid van de ontwikkelingswerkers,
maar net zo goed van de autochonen. We
hebben de zaken hier niet in de hand.
Alles hangt van de overheid ter plaatse
af. Onze veldstaf daar kan wel aandrin
gen op continuïteit in de projecten en
wij kunnen dat hier eventueel via de
ambassades zodat onze programmering
en uitzending niet scheef komen te lig
gen, maar de uiteindelijke beslissing
blijft uiteraard in het gastland. Bouw
kundige projecten zijn nu eenmaal con
junctuurgevoelig. Wanneer adspirant-
vrijwilligers bij me komen zeg ik ze dat
ook. In het geval van Fernhout was het
kennelijk ook een geval van gebrek aan
kredieten. Dat kun je niet altijd voor
zien. Bij de opleiding praten we dat
soort dingen wel door, de mogelijkheid
van teleurstellingen. Maar het komt na
tuurlijk harder aan als je het meemaakt
wanneer je er hier over hoort
loopt in dit werk meestal
dan je tevoren veronder-
Mia Bierens, vrijwilligster geworden
u>t een combinatie van idealisme („een
vleugje”) en wat meer van de wereld
willen zien, is het in grote lijnen wel
eens met Henk Fernhout. „Ik geloof ook
bat die wervingsfilmpjes op de verkeer
de manier worden gebracht. Het is pro
paganda, meer niet. Je moet de proble
men van alle kanten laten zien. In ieder
geval heb je als verpleegster wel het
voordeel, dat je veel en rechtstreeks met
de bevolking zelf in aanraking komt”.
Een andere zaak, die door Henk Fern
hout en Mia Bierens wordt aangekaart
is, dat de vrijwilligers in een onver
wachte luxe woonden. Mia Bierens: „We
hadden daar een prachtige huisvesting,
beter dan je het hier misschien zou
kunnen krijgen”. Henk Fernhout: „de
financiële omstandigheden zijn zo gun
stig, dat je er een eigen kok op kon
nahouden. Dat deed practisch iedereen
dan ook. Bovendien beschikte je er over
een eigen auto. Als je je zou aanpassen
aan de plaatselijke omstandigheden zou
je in een lemen hut moeten gaan wonen.
Dat kon niet. Niet om dat wonen (er
was geen toilet, waterleiding of verlich
ting), maar omdat de bevolking en de
overheid dat niet goed zouden vinden.
Het zou bepaald niet op prijs worden
gesteld, want men zei daar: we hoeven
geen blanke Afrikanen erbij te hebben,
we hebben al Afrikanen genoeg. En de
overheid van Kameroen oordeelt het een
Maronier: „Met de regeringen daar is
afgesproken dat zij voor de huisvesting
zorgen. Waarbij wij er bezwaar tegen
hebben als die te luxueus is. Maar dat is
hun zaak uiteindelijk. Men vindt dat hun
adviseurs (zoals zij de vrijwilligers noe
men) representatief moeten wonen. Ik
kan me voorstellen, dat zoiets in
plaatselijke verhoudingen berekend
bij onze mensen als te luxe overkomt.
Het salaris is volgens een internationale
code vastgesteld. De auto wordt op ver
zoek van de veldleiding ter beschikking
gesteld. Er zijn altijd wisselende verlan
gens. Verzoeken om auto’s worden ook
wel afgewezen. Eén ding is zeker: je
kunt nu eenmaal niet op dezelfde voet
leven als de mensen daar, hoe merk
waardig dat misschien ook moge klin
ken. De lieden, die zich vereenzelvigen
met de inheemse mensen ook wat
kleding enz. betreft mislukken”.
Henk Fernhout: „Toen ik op mijn
bestemming kwam in Oost-Kameroen
viel er voor mij niets te doen. Het bleek,
dat er al eerder Duitse vrijwilligerssteun
was aangevraagd. Toen die niet kwam
werd bij Nederland aangeklopt. Maar
wat gebeurde er? Een maand voordat
wij arriveerden, waren er twee Duitsers
gekomen. Dat mag je toch een gebrek
aan internationale communicatie noe
men? In het begin heb ik nog wel wat
dijken opgemeten. Dat zijn dan wegen
door moerassig gebied. Maar het had
weinig zin. Ik zocht zelf wat klusjes en
werkte twee maal in de week aan de
auto’s in de SNV-garage. Dat bevredigde
natuurlijk niet. Daar ben je niet voor
gekomen. Ik wilde dus overplaatsing
aanvragen. Dat werd me door de veld
leiding (de SNV-staf in Kameroen) afge
raden. Er gaat ten eerste zoveel tijd in
voordat je (eventueel) op een
andere plaats kunt worden ingezet, om
dat de schijven daar ook langzaam
draaien en er intern ook nogal eens
tribalisme (stammendiscriminatie) heerst.
Dat maakt het allemaal niet gemakkelij
ker. En als je een nieuw project zou
vinden dan moest je eerst weer inge
werkt worden en wie weet zou zich een
zelfcje teleurstellende gang van zaken
kunnen voordoen. De staf zei: twee keer
kun je zo’n deceptie misschien niet baas
blijven. Ik zocht dus maar ander werk
en vond dat in de bouw van een zieken
huis. Dat gaf wel voldoening, het werk
op zich”.
De Zwanenburger kon inderdaad ook
de door Maronier genoemde obstakels
L -.