KEES BRINK VECHT VOOR EIGEN PLAATS IN DE MAATSCHAPPIJ
i
Jd
■■u
W- r1
3.
pers
- OB
N
Wonen
'A
13
VRIJDAG 25
JANUARI
1974
DEFINITIES
GEÏSOLEERD
GROOSTE WENS
ns
ns
10
Door Jan van Lenteren
Matte indruk
Fijn
Trammelant
Weggesleept
1 i l
I
50
50
*0
10
Modderpoel
ITREE
0 23
uifvrije
ij’
fgt
I®.
DE WAGEN SCHUDT ZACHTJES heen
en weer als buiten een auto passeert. De
glimmend opgepoetste porceleinen kom
metjes rinkelen op het kastje en in de hoek
verschuift iets. De man bij het raam gaat
wat verzitten en zijn vrouw kijkt naar
buiten, naar het bosje waarin een pony
staat op een veldje dat zo glad geharkt is
als een circuspiste. De koffiepot pruttelt
onverstoorbaar en als het geluid van de
auto is weggestorven klinkt van alle kan
ten weer het gefluit en getsjilp van de
vogels in de bomen rondom de woon
wagen.
ENTRl
„Opzichter"
-T-
F ft
tv-,
.ft. ftftOBSl
W j3
J i
ons maar alsof
J ij
het niks
de
Het regionale centrum in Hardenberg.
burgers en willen een gewone plaats
in de samenleving”.
„Als het maar even regent dan is het hier bij
de ingang al een modderpoel en kunnen we er
Vereniging van Woonwagenbewoners
reageerde op tien begrippen die in
één adem met het woord woonwa
genbewoners worden genoemd.
Toch is de Danthe een lustoord in vergelij
king met het kamp in de gemeente Hardenberg.
..Kamp twee” of „het deportatiecentrum”, zoals
het wordt genoemd door de woonwagenbewo
ners, ligt verlaten in een wijde kale vlakte. De
mistige, kille winterdag versterkt de mistroosti
ge stemming in niet geringe mate, maar het is
duidelijk dat het hier, ook als de zon schijnt
geen pretje is. „Aan één ding hebben de mensen
hier geen gebrek, er is hier frisse lucht genoeg”
flitst er door je heen, wanneer de oostenwind je
nekharen overeind zet. Het kamp ziet er even
wel niet verwaarloosd uit. Bij de wagens zijn
stenen schuurtjes gebouwd, het hele terrein is
verhard met grauwgrijze klinkers en bij de in
gang staat een dienstgebouw waarin allerlei
gemeenschappelijke voorzieningen schuil gaan.
De sfeer is echter beroerd op het kamp en dat
is niet van gisteren. Al enkele keren is het tot
(lichte) ongeregeldheden gekomen op het kamp.
„Mensen die als lastig bekend staan worden hier
van heinde en verre naar toe gesleept”, zegt
Kees Brink en hij noemt een voorbeeld van een
familie die niet geheel vrijwillig Leid-
schendam verruilde voor Hardenberg.
ft
d 119,—
J136,—
J150,—
J 195,—
J 202,—
J 222,—
J 244,—
Integratie in de maatschappij: „Vroe
ger bestond dat wef. Nu staan we
overal buiten. We zijn geïsoleerd”.
Door de overheid, vooral door de
gemeentebesturen worden we daar-
buitengehouden.Er is geen plaats voor
ons. We worden steeds weer verdre
ven”. Bitter reageert Kees Brink op
de motieven waarop de overheid het
beleid baseert: „Ze doen het voor óns,
zeggen ze, ze hebben het beste met
ons voor, jawel, dat zei Hitler vroeger
ook weet u nog wel.
een smeerboel maakt, krijgt hij een
bekeuring; wij niet zodat we ook
in dit opzicht worden gediskrimi-
neerd. De meeste woonwagenbewo
ners willen niets liever dan een
schoon kamp en een schone wa
gen”.
„Als er nu trekkers komen op dit kamp zijn ze
binnen enkele dagen weggesleept naar Harden
berg. Het vervelende is dat ze dan denken dat
wij hen hier niet willen hebben en dat is nou
net niet het geval”, klaagt Lammert Bakker.
Erger nog vinden de Bakkers de erbarmelijk
slechte toestand van de enige weg naar het
kamp.
Regionaal kamp: „Gedwongen verza
meling van mensen. Als je er staat
kom je er niet gemakkelijk meer
uit”.
Ome Jozef en tante Annie Bakker staan al
vele jaren dicht langs de hoofdweg bij Balkbrug
in de gemeente Avereest. In de andere wagen
leeft de broer van ome Jozef, een stille man die
de laatste tijd nogal ziek is. De familie Bakker
is één van die laatste groepjes woonwagenbewo
ners die nog niet zijn „opgeborgen” in een groot
regionaal woonwagenkamp: ,,’t Is hier fijn”,
vindt ome Jozef, 56 jaar oud en stoelenmatter
van beroep. „We staan hier nu al een hele tijd
en ook vroeger konden ze ons vaak vinden bij
boer Pinksterhuis. Da’s een vriend van ons. Bij
hem kopen we water en melk” verduidelijkt hij.
Mevrouw Bakker rammelt met kopjes, ze
schenkt nog maar eens koffie in. Met twee
koekjes want dat is kennelijk nog zo’n oude
Eigenlijk zou de gemeente ons hier ook wel
weg willen hebben. Ik heb ook ooit echt „ge
woond”. Ja, zo noemen wij dat, „wonen” in een
stenen huis. Vier maanden heeft dat geduurd
meneer, voor mij waren het wel vier jaren”.
Ome Jozef zucht en tante Annie voegt er aan
toe: „Toen die vier maanden om waren was m’n
man helemaal kapot. Dat is niks voor ons, dat
„wonen”, wij zijn de vrijheid gewend. Wij zijn
geboren en groot geworden in een woonwagen.
Wij willen er ook in dood gaan”.
Het kamp in Collendoorn ligt zo’n vijf kilo
meter van Hardenberg en twee een halve kilo
meter van Lutten, de buurtschap waarop de
bewoners van het kamp aangewezen zijn. Con
tact tussen woonwagenbewoners en mensen uit
het dorp is er niet. Ook op het kamp is weinig
te merken van onderlinge verbondenheid. De
mensen maken een matte indruk. Ze lachten
weinig en lopen rond met sombere gezichten.
Een jonge moeder vertelt met monotone stem
dat ze „het niet zo naar haar zin heeft in
Hardenberg”. Ze komt uit Twente, het kamp
daar is opgeheven. „Eigenlijk zou ik wel in een
huis willen, maar dat gaat niet zo gemakkelijk.
We hebben nogal wat ruimte nodig voor het
werk van mijn man. Hij is sloper. Daar vind je
niet zo makkelijk een plaats voor.
„En de beheerder, de opzichter die bij de
ingang zit, moet ook weg. Wat moet er aan ons
beheerd worden? We kunnen wel op ons zelf
passen. Hij zit daar maar en schrijft iedereen
die weggaat of terug komt op. We hebben niks
tegen de man persoonlijk maar laat ’ie wel
opdonderen en ergens anders namen gaan zitten
opschrijven”, roept één van de mannen, die daar
mee één van de voornaamste grieven bloot legt.
De plaats van de kampbeheerder was al eerder
aanleiding tot relletjes.
„Ze noemen ons de beste vereni
ging” zegt Kees niet zonder trots, „nu
moeten we nog de lastigste worden”.
Kees’ grootste wens is eindelijk eens
wat resultaat te zien van het moeiza
me verenigingswerk van de Vereni
ging. „Het gaat allemaal zo langzaam.
We vechten tegen ongevoelige men
sen. Wij zijn ook gewone eerlijke
Ook de Bakkers uit Ommen zouden dolgraag
wat veranderingen zien in hun directe omge
ving. „Als hier maar wat meer wagens mochten
staan”, verzucht tante Griet dan zou het hier
veel gezelliger zijn. En waarom kan dat eigen
lijk niet: met een beetje moeite kunnen er hier
best een stuk of wat wagens bij”.
hier ziet u wel”, zegt ze, terwijl een stopflesje
te
ik
Ruzie in de kampen: „veroorzaakt door
gedwongen bij elkaar staan. Vroe
ger bleven families die elkaar niet
lagen uit eikaars buurt”.
Vervuiling van ’t kamp: „Schuld van
woonwagenbewoners en overheid.
Wij moeten het schoonhouden en
de politie moet daarop toezien. Afs
een „burger” van zijn omgeving
S. F 'IS.
I
De beperking van het aantal wagens op
Danthe gaat zover, dat de caravan waarin Bak
kers zoon woonde door de gemeente werd
weggesleépt naar het regionale kamp in Har
denberg. „Dat gebeurde toen onze jongen er niet
was. Een dag later konden we de wagen weer
ophalen maar we moesten wel vierhonderd vijf
en dertig gulden betalen”, zegt mevrouw Bakker
met trillende stem. „Ik had de caravan gekocht
om hem op te knappen. Zover is het niet
gekomen. Er was geen plaats voor die wagen.
Het ding moest weg. Mijn zoon slaapt nu in een
schuurtje dat we hebben opgetrokken. Bij ons
in de wagen is het anders ook te vol”, aldus
Lammert. Kees Brink vult aan: „Dat noemen
wij nu deportatie net als in de oorlog; alleen
met dat verschil dat Hitler het gratis deed, nu
moeten we ervoor betalen”.
Politie: „Was vroeger op kleine
kampjes onze vriend. Wanneer we,
nu in grote kampen bij elkaar
gedreven zijn, politie horen, denken
we aan een massale overval”.
Gezondheidszorg: „Sfecht, vooral de
psychische begeleiding van onze
mensen, die vaak onder enorme
spanningen leven, laat veel te wen
sen over”.
minderheidsgroep,
noemen ze ons,
Bijstandsuitkering: „Manipulatiemid-
del. We moeten erom vragen omdat
we, bijeengedreven in grote kam
pen ons werk niet meer kunnen
doen als vroeger”.
Kees Brink is een aantal jaren
weggeweest uit het woonwagenleven
en juist toen heeft hij geleerd wat de
grote fout is, die wordt gemaakt in
de omgang met zijn volk. „Op de
blindenschool in Grave (waar hij
leerde leven met zijn vrijwel blinde
ogen) heb ik zeff ervaren hoe ver
keerd het is om geïsoleerd te worden
opgevoed. Toen ik van die school
kwam heb ik mezelf voorgenomen
Ome Jozef en tante Annie Bakker, die hun
woonwagen nog buiten het kamp Hardenberg
hebben weten te houden, samen met twee leden
uit hun grote familie.
Kriminaliteit: „Neemt toe onder de
woonwagenbevolking. Regionale
kampen zijn de volkshogescholen
voor de misdaad. Door gedwongen
niets doen, broodnijd en beslissing
over ons maar zonder ons neemt
de agressie toe”.
Kees Brink vraagt haar wat zij vindt van de
kampschool die speciaal voor de woonwagenkin-
dere is ingericht in een vroeger leegstaand
schoolgebouw aan „Het Haantje”: „Dat is niks”
zegt ze beslist. „De kinderen leren er niks, ze
spelen wat met autootjes en krijgen nog slaag
op de koop toe. Het meisje van hier naast
kwam laatst met een blauw oog thuisEven
later zullen enkele vaders, die ook kinderen op
de kampschool hebben, bevestigen dat „ze niks
anders dan een beetje spelen”.
Verreweg de meeste bewoners van de achttien
wagens in Hardenberg verlangen terug naar
vroeger, naar het trekken langs kleinere kamp
jes, naar de vrijheid. Een enkele zeer fors uitge
vallen, woonwagenbewoner zegt gelukkig te zijn
met de huidige situatie: „We zitten hier toch
goed? ’t Is hier netjes en we hebben de ruimte.
De kleine kampjes zitten vol met plakkers. Daar
kun je toch terecht”. De anderen zwijgen als de
grote man spreekt. Ze knikken wat. Dan zegt er
één: „Waren ze er toch maar, die doortrekkers
kampjes, dan konden we hier eindelijk van
daan.
De vrijheid van de Bakkers is nog slechts een
betrekkelijk begrip. „Als we hier weggaan dan
komen we hier nooit meer terug”, denkt Jozef
Bakker. „Dan zetten zo ook ons plekje vol met
palen, en kunnen we alleen nog maar terecht in
het regionale kamp”. Schamper voegt woonwa-
genbewonersverenigingvoorzitter Kees Brink
daar aan toe ..over vrije woonkeuze gespro
ken
„Ze deporteren
De slechtziende voorzitter van de
Landelijke Vereniging van Woonwa
genbewoners heeft twee wijdopen-
staande ogen en evenveel uiterst ge
voelige oren voor de moeilijkheden
waarin de leden van zijn „cfub” ver
keren. Dag en nacht komt hij voor
hen op, reist naar bedreigde gebieden
en praat of telefoneert met hoge
autoriteiten om wat meer begrip los
te peuteren voor de leden van de
vereniging.
met de wagen niet op uit. De gemeente weet
dat ook wel, want toen we hier kwamen is al
gezegd dat we ’s winters de vuilniszakken aan
de harde weg moeten zetten. Da’s zeker een
kilometer sjouwen”. De slechte toestand van de
weg, het niet ingewilligde verzoek om een
lichtpunt op het kamp en de ondeugdelijke
afvoer in het schuurtje waren voor tante Griet
aanleiding om een punt te zetten achter de
betaling van het stageld. Op de grond spreidt ze
de bankafschrijvingen van de laatste weken
voor ons uit: „Kijk, tot nu toe heb ik altijd
trouw die negen gulden per week betaald. Nu
doe ik het niet meer, ik wacht net zo lang tot
de weg verbeterd is en die andere zaken ook
zijn opgelost. Het geld bewaar ik in een potje,
x jjt _x jt» j_
met guldens en bankbiljetten uit de kast
voorschijn komt. „Ik heb het wel maar
betaal niet voordat
Woonwagenbewoners: vroeger een
vertrouwde groep rondtrekkenden
mensen die met wat koopwaar langs
de huizen gingen of de burgerij haar
diensten aanbood als stoelenmatter,
ketellapper of als „scharensliep”. Te
genwoordig worden woonwagenbewo
ners niet zelden begroet met de
kreet: „moeder haal je wasgoed bin
nen. Woonwagenbewoners vormen
in de ogen van velen een „erkende”
groep raddraaiers, ruziezoekers en
onderwereldfiguren. De goedwillende
bewoners van zo’n huis op wielen
en dat zjjn verreweg de meesten van
hen lijden daar heel erg onder. Ze
vragen alleen wat vrijheid. Ze willen
dat steeds weer opnieuw opgedrukte
negatieve stempel afwassen. Kees
Brink, voorzitter van de Landelijke
Het „Duvelbosje” is een plekje net als vroe
ger. Zomaar in de beboste berm staan twee
woonwagens van het traditionele model bij el
kaar. Rondom de wagen staat wat gedoente, een
teil en wringer maar verder is het keurig
bijgehouden. De wegkant is vandaag nog ge
harkt en voor de trapjes bij de deuren van de
wagens ligt een pas geklopte mat.
traditie, waarmee we deze dag nog enkele keren
worden geconfronteerd.
De Bakkers mogen dan tevreden zijn met hun
plekje, ze hebben nog wel een wens: „Kijkt u
eens meneer, wij zijn al aardig oude mensen en
we staan hier maar alleen. Daarom zouden we
het fijn vinden als hier wat meer wagens
zouden kunnen staan. Niet zo veel, niet meer
dan tien. Maar dat zal wel nooit gebeuren.
Vorig jaar hadden we voor ’t laatst aanloop.
Toen de wagens weg waren kwamen werklie
den, ik denk van de gemeente, die overal palen
neerzetten en tot vlak bij onze wagens geulen
groeven zodat nergens meer een woonwagen
kan staan.
voor; is juridisch bijna niet te
bewijzen. Een woonwagenbewoner
kan zijn wagen bij geen enkele
maatschappij verzekeren”.
heel erg blij is dat hij niet in Hardenberg staat.
„We hebben het hier wel goed, er zijn schuur
tjes voor ons neergezet met aansluitingen voor
water en electriciteit. Er is ook een toilet in
zo'n schuurtje, maar verwarming en een water
afvoer ontbreken. Daarom zaten we enkele
weken geleden goed in de narigheid toen de
waterleiding bevroor, hoewel we de hoofdkraan
hadden afgesloten zoals was verteld”. De echt
genote van de heer Bakker, in de wandeling
tante Griet genoemd, verhaalt van slepen met
emmers en teilen „omdat het water niet gewoon
weg wilde lopen”.
Kornelis Brink, sinds november
1972 voorzitter van de Landelijke
Vereniging van Woonwagenbewoners
werd 35 jaar geleden geboren.in
een woonwagen. Hij is een echte telg
van zo’n eeuwenoude woonwagenfa
milie die net zo hard vrijheid als frisse
lucht nodig heeft. Kees Brink houdt
van zijn volk hij wil er alles voor
doen, zou afstand doen van al zijn
aardse bezittingen afs dat zou helpen
om de 22.000 woonwagenbewoners
een beter en vocral menswaardiger
bestaan te verzekeren. „Het is niet
bijzonder dat ik dit werk doe” zegt
Brink. „Ik spring er niet uit of zo. Ik
ben een gewone kerel die zijn sociale
plicht vervult”.
Nog zo’n aan-handen-en-voeten gebonden
„vrije” woonwagenbewoner is Lammert Bakker,
handelaar in oud ijzer en auto’s die met zijn
gezin op het vorige zomer gestichte woonwagen
kampje De Danthe staat. „Wij mochten na veel
trammelant in Ommen blijven toen het Kamp
Witharen moest verdwijnen, omdat we, net als
drie andere families, konden aantonen, dat we
bepaalde bindingen hebben met deze gemeente”,
aldus Bakker die net als zijn oom in Balkbrug
Woonwagenbranden: „Wagens dicht
op elkaar gepropt vergroten geva
ren. Brandstichting komt wel eens
is”
Kampscholen: „Erg slecht voor
woonwagenkinderen. Zo worden
achterlijke, apatische mensen ge
maakt, die het kontakt met de
„burgers” niet kennen. Het tegeno
vergestelde van integratie”.
om er alles aan te doen om het
woonwagenvolk een volwaardige
plaats in de maatschappij te bezorgen.
Nu zijn we nog een, heel vaak slecht
aangeschreven,
„Bijstandtrekkers
schrijf dat maar op”.
I
i
si w f