encyclopedisch werk over 5000 jaar boekkunst Dorpsschetsen Kat en muis, de beste van een gevestigde keuterboer Cünter Crass WEINIG BEKENDE EPISODE BOEIEND IN BEELD IA IN „Liber Librorum” u I V DE JAGENDE OERMENS KERFDE ZIJN SPOOR IN TEKENS ii« TTTqL'..,, H ■/ff MG ij |l I DE HUZAREN VAN CASTRICUM VAN A. ALBERTS De Coster-legende k. f i ZATERDAG 26 JANUARI 1974 Erbij 19 18 min min in ri >n 555 7700 i mill* min EN vrij ari. Van signaal tot taal ,fc-i ,i '2V J -0*' 1^0- -68 01 firing. r HEIN STEEHOUWER. GÜNTER GRASS Illustratie van Peter van Straaten in „Dorpsschetsen”. H.v.S. en P. SCHR. ANNE BRANDENBURG lelijk. t alle a 60 mod. ZO IS EEN NIEUW regionalisme bezig zich in onze letteren te ontwik kelen. Het verschil met het streek- proza van weleer is, dat de auteur niet in de regio is geboren, maar daar min of meer toevallig is terechtgeko men. Zoals Eelke de Jong (met Hans Sleutelaar) ook min of meer toevallig terecht is gekomen in de sprookjes wereld, tot ongenoegen van sommige „volkskundigen”. Hij schrijft geen dialect, al pikt hij wel eens een idiomatische merkwaar- boek als dit te recenseren. Men zou op talloze artikelen in dit boek, beginnend bij het schrift van de prehistorische mens en eindigend bij het boek in deze tijd, moeten kunnen ingaan. een uitgesproken natuurschrijver is. Van Simenon heeft men gezegd dat hij een wereld wist op te roepen met het simpele zinnetje „Het regende”. Eelke de Jong presteert iets derge lijks met zinnetjes als „Buiten werd het langzaam donker” of „Het dorp sliep”. Bovendien weet hij virtuoos oude volksoverleveringen in zijn pro za te vlechten, met toonbaarder re sultaat dan in Ginds nog mogelijk was. ist 117,- 230,- 481,- 'LEM staat irage, toilet, slp.- Alles :aflex xning. werk- wor- ijden. NATUURLIJK BESEFT IEDEREEN, die over het verschijnsel van het schrift gaat nadenken, dat de menselijke cultuur zonder het schrift niet zou hehhen bestaan, althans niet in de vorm die wij ken nen. Hij beseft ook, dat de cultuur van de laatste vijfduizend jaar er niet was geweest zonder het boek en die van de laatste vijfhonderd jaar niet zonder de drukkunst. Maar voor wie nog eens met de neus dicht op de feiten wil worden gedrukt, is er dan nu het „Liber Libro rum” met als ondertitel „5000 jaar boekkunst”, een bijzonder mooie en zeer uitvoerig gedocumenteerde uitgave van Arcade in Brussel, mede verschenen in verband met het feit, dat de Unesco een inter nationaal „Jaar van het boek” heeft geproclameerd. Dit is een illustratie oorspronkelijk een kleurgravure uit het „Stedeboeck der Nederlanden”, een uitgave van de beroemde kaartendrukker Blaeu in 1649. De prent toont de universiteitsbiblio theek van Leiden in die dagen. De nieuwste inzichten zal men in het boek niet vinden. In het voorwoord van Herman Liebaers wordt dat ook al uit eengezet. De auteurs hebben natuurlijk geput uit hun vroegere publicaties. Alles wat nog speculatief is, dan wel niet voldoende bewezen of als vaststaand aangenomen, vindt men niet in een en cyclopedisch werk als dit. Wie dit aller nieuwste echter niet zoekt, vindt een ongelooflijk brede informatie, die op wekt tot zelf verder zoeken in specialis tische literatuur. Dat is de taak' van zo’n boek en die taak wordt voortreffelijk vervuld. De middeleeuwse Perzen waren enorm knap in boekverluchting niet alleen middels ongelooflijk mooie miniaturen, maar ook in het vervaardigen van boek banden. Het „Liber Librorum” geeft de Perzen alle eer. Een aardige anecdoti- sche bijzonderheid van die Perzen is echter niet genoemd. Niet wordt getoond bij de overigens overvloedige illustraties van Perzische banden het bijzondere ty pe, dat in magisch verband werd ge bruikt. De meest bijzondere banden had den een uitgespaarde opening, een „ven ster” als het ware en daarin werd een miniatuur-schildering bevestigd, die als talisman zo’n krachtige magische wer- Nu door de benzineschaarste voor velen de vreugden van het buitenle ven zijn afgegrendeld, kan men aan deze Dorpsschetsen ook nog een soort heimwee beleven. Peter van Straaten, die eveneens in Giethoorn woont, heeft er een serie sfeervolle tekenin gen bij gemaakt. de landen. Daarbij is de weg gevolgd die werd gewezen door P. J. Bouman in zijn „Revolutie der eenzamen” en die werd gevolgd door Jane de Jongh in haar historische geografieën door J. de Rek in „Pas gisteren”. De titel „De huzaren van Castri- cum” van A. Alberts en uitgegeven door Querido in Amsterdam, doet een ogenblik denken dat we te maken hebben met een historisch jongens boek dat speelt in de Franse tijd. De ondertitel: „Een geschiedenis van de Nederlandse Republiek van 1780 tot 1800” neemt die gedachte wel weg, maar is toch nog te beperkt voor de inhoud van deze historische studie. De schrijver geeft namelijk een soms tot in details afdalend overzicht van de diplomatieke en militaire geschie denis in de beginjaren van Napoleon en dat niet alleen in de Nederlandse Republiek, maar ook in de omliggen- ger, opeens de leiding van dat groepje krijgt. (Ongeëvenaarde beschrijvingen van jongensspel en jongensrelaties!) Ook in latere levenssituaties wordt Mahlke aangedreven door zijn eer zucht een gesublimeerd minder waardigheidscomplex. Wanneer hij, reeds begiftigd met het Ijzeren Kruis, een keer niet de aandacht krijgt, die hij meent te verdienen, verdwijnt hij zoals hij gekomen is: hij laat zich door een vriend naar de mijnenveger roeien en ruimt op onopgeloste wijze het veld. van merkwaardigheden worden mee gedeeld die op zichzelf interessant zijn en de belezenheid van de schrijver óók op dit gebied verraden, maar die de gang van het verhaal niet bevorde ren. king zou moeten hebben, dat ze de hele bibliotheek beschermde als afweermiddel tegen inbrekers. Zo’n afbeelding was dan op ivoor geschilderd. Een heel enke le maal werd ook op dezelfde wijze een niet-magische en dus „wereldse” ivoren miniaturen in een boekband aange bracht. DIT BOEK IS een encyclopedisch standaardwerk over de historie van het schrift en het boek. Onder redactie van H. D. L. Vervliet, vroeger conservator van het Plantijn Museum in Antwerpen en nu directeur van de universiteitsbi bliotheek in die stad, heeft een groot aantal vooraanstaande geleerden uit de gehele wereld bijdragen tot dit boek geleverd. Het is dan ook zeer compleet en bovendien - een standaardwerk van de omvang van 500 pagina’s waardig - uit stekend geïllustreerd, zonder nochtans een typisch modern „kijkboek” te zijn geworden. Het is bestemd voor een rui me kring van belangstellenden in de cultuur van de schrijvende mens en de specialist vindt er bovendien zeer uit voerige literatuurlijsten in om verder te kunnen zoeken in aparte vakgebieden, zoals dat met een goede encyclopedie, het geval is. Want vooral als een ency clopedie, maar dan op een bepaald ter rein, moet dit boek worden gezien. Het is zeer duur uitgevoerd, kost dan ook ƒ285 in de Nederlandse boekhandel, maar het is het waard. Hoogtepunten daarin vormen de zeeslag bij Kijkduin in 1797 die boei end en beeldend wordt beschreven en natuurlijk de inval van de Engelsen en Russen in Noord-Holland in 1799. Daar treden dan de huzaren van Cas* tricum voor het eerst op. De ma noeuvres der oprukkende, terugwij kende en weer aanvallende legers worden minutieus gevolgd, maar hier EEN BESPREKING in „Das Ritter- kreuz” zegt: „Grass staat erom be kend, dat hij voor geen enkele onsma kelijkheid en obsceniteit terugschrikt. Zolang Grass echter dergelijke obsceniteiten met een discriminatie van het soldateske verbindt, schijnt hij zeker te kunnen zijn van de roem van deze tijd. In geen enkel ander land is een onderscheiding voor dap perheid zo diep door het slijk gehaald als in dit boek, dat verdient met een tang te worden aangepakt.” Günter Grass schreef met „Kat en muis” een meesterwerk, dat zeer be slist tot de klassieke werken van de naoorlogse Duitse literatuur behoort. Bovendien heeft hij een goede an tenne voor het geheimzinnige in een afgelegen huis, een donkere plek in het bos, een avondval, zonder dat hij DE JAGENDE Een fragment van een Koran-pagina uit de dertiende eeuw, afkomstig uit Egypte of Syrië, vervaardigd in met bloemfiguren en andere motieven verlucht Koefisch, z.g. thuluth-schrift. daarna is er een complete Costerlite- ratuur ontstaan, die alleen maar ver warrender heeft gewerkt, want zelfs de nieuwste encyclopedieën spreken elkaar tegen. Merkwaardig dan echter, dat zo’n „Liber Librorum” niet alleen het bestaan van Coster verzwijgt, maar ook geen melding maakt van de Coster-legende. Overigens komt het gehele aandeel van Nederlandse drukkers niet zo best uit de verf. De Elseviers worden natuur lijk vrij uitvoerig genoemd, de Ensche de’s nauwelijks, hoewel hun werk toch heel belangrijk is geweest. Ik heb dat nageslagen onder meer bij R. van der Meulen, die in 1896 het zo bijzonder plezierig leesbare boek „Over de liefheb berij voor boeken” heeft geschreven en die bijzonder goed op de hoogte was met de Haarlemse aspecten van de boek drukkunst, met name de geschiedenis van de familie Enschede. Het bovenstaande is eigenlijk ten op zicht van het „Liber Librorum” niet zo belangrijk', behalve als anecdotische toe lichting. De boekdrukkunst is immers een Chinese uitvinding uit de elfde eeuw. Toen werd daar gedrukt met losse karakters van hout, porselein en tin, nadat er al eeuwen xylografisch, d.w.z. van gesneden blokken werd ge drukt. wordt een overzichtskaartje van het terrein waarop „misschien wel de he vigste strijd ooit in dit gebied ge voerd” werd uitgevochten, wel heel sterk gemist. Nu is dit militaire schaakspel nauwelijks te volgen. Samen vattend: een door Querido fraai verzorgde gedegen studie van een weinig bekende episode uit onze vaderlandse geschiedenis, soms boei end en levendig verhaald, soms wel wat wijdlopig. Een katern goede il lustraties en een uitvoerige bronnen lijst verhoigen de waarde van het boek. Het historieverhaal wordt niet ge romantiseerd, maar het relaas der fei en wordt verlevendigd met teken- nende voorvallen, typische bijzonder heden en boeiende details. Ook wor den officiële documenten geciteerd en soms geschiedt dat hier wel wat al te uitvoerig. Een geheel hoofdstuk is bijvoorbeeld gewijd aan het soldaten leven in de 18e eeuw, waarover tal VOOR DE VIERDE KEER versche nen in vertaling: hét meesterwerk van Günter Grass! Wie iets van deze vrijwel allerbelangrijkste Duitse schrijver uit de na-oorlogstijd wil trachten te begrijpen, moet dit werk je „Kat en muis” (uitgave Meulen- hoff) lezen. Iedereen komt aan zijn trekken: de lezer, die van een boek verwacht, dat het hem boeit, én dege ne die, in een tweede lezing, dieper wil gaan graven en wijdere verban den wil leggen. Enige feiten over Grass zijn be kend: hij maakte naam in heel Euro pa met de omvangrijke roman „De blikken trommel” (1959) kwam in 1961 met „Kat en muis” en publiceer de in 1963 „Hondejaren”. Onlangs verscheen zijn „Dagboek van een slak”, waar ik over enige tijd op hoop terug te komen. Van de drie boven genoemde werken is „Kat en muis” het beknoptste en volkomen repre sentatief voor de met rijke fantasie toegeruste schrijver. Günter Grass volgt het leven van een jongeman Mahlke die in de oorlog onderscheiden wordt met het Ijzeren Kruis. Getoond wordt hoe deze Mahlke, als veertienjarige, ei genlijk helemaal niet in tel bij zijn vriendjes, door roekeloos gedrag op een voor Dantzig gezonken mijnenve- EELKE DE JONG is een journalist die enkele jaren geleden genoeg kreeg van Amsterdam en zich toen, na verscheidene omzwervingen, heeft neergelaten in een boerderijtje bij Giethoorn. Over die omzwervingen schreef hij in zijn eerste bundel Ginds (1971), zijn ervaringen als ge vestigde keuterboer komen aan de orde in zijn nieuwe boek Dorpsschet sen, dat door De Bezige Bij toepasse lijk in een jagersgroen bandje op de markt is gebracht. Ginds was over het geheel geno men een erg goed boek, al merkte je duidelijk dat de schrijver nog aan het zoeken was naar een eigen vorm en vaak aarzelde het conventionele „ver haal” los te laten. Hoogtepunten als „Het wonen in kastelen” en „De witte roos” ben ik na twee jaar nog niet vergeten. De Dorpsschetsen zijn stilistisch veel meer een eenheid, hij beheerst nu het handwerk, maar het geheel is minder avontuurlijk en bepaalde uitspringers zijn hier niet meer aan te wijzen. Kennelijk is het de buitenlucht ge weest die het schrijverschap in Eelke de Jong heeft wakker gemaakt (zijn medewerking aan het maandblad Proefschrift in het midden van de jaren 50 zullen we maar vergeten). Dat is aanvankelijk met heftige emo ties gepaard gegaan, maar gaandeweg is er een vaste lijn in zijn produktie gekomen. De noodzaak elke week een pagina te vullen in HP-magazine heeft in tussen al geleid tot regelrechte dag boeknotities, een ontwikkeling die zich in deze Dorpsschetsen al afte kent. Zijn stijl is een goed voorbeeld van wat men in de Nederlandse kri tiek „onderkoeld” noemt: een vrijwel onbewogen vastleggen van simpele observaties en gesprekken. digheid op om die effectvol te pas te brengen. Hij bekijkt het platteland met de ogen van de man die agrariër en asfaltmens tegelijk is. Boeren, beesten en bossen zijn merkwaardige fenomenen, waar dagelijks wat aan te noteren valt. Het is eigenlijk onmogelijk om een Maar toch zijn wel kanttekeningen mogelijk, dicht bij huis aanknopende bovendien. De Duitser Helmut Presser schrijft uitvoerig over de uitvinding van de boekdrukkunst, voor zover die met Gutenberg te maken heeft. H. D. L. Vervliet, eerder genoemd, gaat op de Europese aspecten in. En dan, schrijven de in deze contreien, ga je natuurlijk zoeken naar vermeldingen omtrent ene Laurens Janszoon Coster. Die naam vind je dan helemaal niet. Nu weet ik natuurlijk, dat indertijd de verwarring al is begonnen met Adriaan Junius, die in zijn in 1588 verschenen „Batavia” onze beroemde Haarlemmer al heeft ge doodverfd als de uitvinder van de boekdrukkunst. Er is ook een heel vroeg Duits bericht, dat de boekdrukkunst vanuit Nederland naar Duitsland zou zijn gekomen vóór Gutenberg. En oermens kende zijn vuur- en rooksignalen. Hij kerfde zijn spoor in tekens, in boombast gesneden, gaf zijn weg aan in tekens tegen de rotsen. Hij schilderde zijn magische ge tuigenis tegen de wanden van zijn rots holen zo’n 20.000 jaar geleden. Is dat de uitvinding van het beeldschrift geweest? Zo men wil wel. Laat men de „uitvinding” beginnen met in karakter of letters gesneden of geschreven teksten op huid, gedroogde palmbladeren, later perkament en papy rus, dan heeft men tevens het moment in de tijd te pakken, waarmee het „Liber Librorum” de geschiedenis van de boek kunst laat beginnen. David Diringer schrijft over het vroegste schrift uit Mesopotamië en later over het het schrift van de Hebreeërs, het ontstaan dus ook van onze bijbelboeken. En zo zijn er dan tal van auteurs, die de vraagstukken omtrent taal, schrift en boek belichten door de gehele menselij ke geschiedenis heen, waarbij alle cultu ren van de meest primitieve, tot de huidige de revue passeren. Het boek is namelijk zeer compleet, maar omdat het panorama zo breed is opgezet, schiet het in diepte soms tekort. Er valt een voorbeeld van te noemen. l'i 11’’ 1 .- - S r" g.’ mijyiJI .1 en 76 O»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 19