Hans Andreus het licht dichter van NIEUWE BUNDEL VAN BERT KOOIJMAN Roep van erkenning faalt onderworpenheid AUTEURS het voormalige als 99 den Broek: Nijhoff-prijswinnaar Kees van in Poëziekritiek door Jack J. Brokaar Geen uitzuigers 19 Erbij 2 FEBRUARI 1974 ZATERDAG 18 Vrouwenbladen 3 -37 Spaans „Lava", nieuwe roman van Mireille Cottenjé Sappelen Ja r over smal muurtje schijnbaar niet dit landschep pijlsnelle ju- CEES STRAUS ia’s „Zon zonder begin het licht onder mijn huid” van het licht is gaan behoren, omdat hij is afgestapt van het stellen van te hoge eisen. Andreüs is menselijker geworden, is dichterbij gekomen, en zie: de lijster zingt weer „omdat de dichter zich voor dood hield”. En „Alleen door het licht heen kan ik bij andere mensen terug. Anderen hebben nodig.” wel eens een brief geschreven, toen ik een korte-verhalenbundel moest vertalen. Ik kwam steeds toe aan mijn produktieve pagina’s als het verhaal bijna uit was. Dat kostte me dus veel te veel tijd. Bruna begreep het onmiddellijk en deed er geld bij. In uitgeverskrin- gen kennen ze die problemen ken nelijk wel”. Bert Kooijman is 42 jaar leraar Nederlands, lees ik in de flaptekst. Hij heeft een bundel geschreven: Ko ningin zwart van woede. Zijn tweede bundel, Rode Gedichten, laat vermoe den, dat hier wellicht hevig marxisti sche poëzie wordt aangeboden, een begrip dat steeds terugkomt in zijn gedichten. Bloed als doodssymbool en als teken van begeerte of seksuele overgave. Nu is deze symboliek niet zo nieuw. Niet dat dit hoeft op zich. Maar Kooijman voegt er ook weinig aan toe. Zelden eigenlijk komt hij onder de bekende dubbelzeggingen uit. Niet dat er geen nieuwe beelden in zijn bundel staan. Het ritselt er juist van, maar wat doen we ermee, bijvoorbeeld: „giftig gefluister in de melk van zijn beraad” of het spliterwten zijn, was ik gauw genezen. Het berekenen van standaard-deviaties en zo: ik kon er erg slecht tegen. Ik ging mijn tentamens in steeds grotere slow motion afleggen”. In die studententijd verdiende Kees van den Broek met de meest uiteenlopende bijbaantjes (kantoor werk, verkeerslichtenbediener, kelner) 100 gulden per maand. Daar moest 45 gulden voor ka merhuur vanaf. „Omdat ik op school (gymnasium alpha) altijd goede cijfers had voor talen, be sloot ik een briefje naar wat uit gevers te sturen. Het werd een standaardbriefje van drie alinea’s, waarin ik me aanbood als verta ler. Ik had nog net geld voor 11 postzegels op 11 enveloppen. Ik zond ze naar alle pocketboekjes- uitgeverijen, omdat die de meest continuïteit moeten betrachten en regelmatig een nieuwe pocket op de markt moeten brengen. De Ar beiderspers gaf mij een kans”. In deze bundel, „Om de mond van het licht”, heeft hij mijns inziens een schitterende poging gedaan het licht te temperen, zodat meer zichtbaar wordt, doordat er meer tot het gebied wordt. Stilaan komen de twijfels ech ter, maar An koestert zich met de hoop zijn opvattingen er „uit te krij gen”. Tot de hoop omslaat in haat en achterdocht. De afwisseling van haat en liefde, soms het samengaan van beide, wordt door Mireille Cottenjé in een strak gecomponeerde stijl beschreven. Dan wordt ook het hoofdthema van dit boek duidelijk: de roep om erkenning van de vrouw in haar mens-zijn. In iedere vraag aan Hans staat de ac ceptatie van haar waarden centraal, maar het falen van de echtgenoot lijkt al bij voorbaat beklonken. Hij raakt aan de drank, zijn geestesge steldheid lijkt nauwelijks meer con troleerbaar. Daarmee is ieder sprank je van hoop op een betere toekomst in de grond geslagen. Dat de dood er op moet volgen en de vrouw daarmee weer een zelfstandig wezen wordt, zou al even onafwendbaar moeten zijn als het feit dat de Belgen de Congo moeten loslaten, zonder zelfs nog invloed te kunnen uitoefenen op het proces van volwassen worden. Maar op dit punt houden de paral lellen op. Hoewel de vrouw haar vrijheid aanvankelijk steeds sterker lijkt te veroveren, wordt het einde in wezen een anti-finale van haar strijd om emancipatie. Oorspronkelijk ge vlucht met een vriend (bedoeld als alternatief voor haar echtgenote?) tij dens de steeds heviger wordende on lusten, keert ze met hem terug naar Hans die door de negers vreselijk blijkt te zijn toegetakeld. Ze wil voor de aftocht kiezen, een snel transport naar de stad en doktershulp voor Hans. Maar dan faalt ze tenslotte: de blik van Hans blijft op haar revolver gevestigd. „Een wilde triomf doorhui vert me: nyama’s, hij is nog steeds meester! schreeuw ik inwendig en glimlach Ook aan zijn laatste wens voldoet ze: Hans sterft door haar schot. Het falen is volkomen geworden. Mireille Cottenjé geeft er niet alleen een bevestiging mee op de vraag die de ik-figuur stelt op het einde van het eerste hoofdstuk, namelijk „Ik zoek al jaren het antwoord op de vraag: waarom geraak ik van Hans niet los?” Ze bevestigt er tevens de traditionele man-vrouw relatie mee. Eind ’63 zag van den Broek al in dat hij met de gebruikelijke talen Frans, Duits en Engels moei lijk’ aan de kost zou komen. „Ik besloot er Spaans bij te doen. Ik stapte op een motor van 275 gul den en reed naar Spanje. Daar heb ik een leuke leerschool van drie maanden gehad. In de trein terug trad ik al op als tolk voor gastarbeiders. Later heb ik nog vier jaar Spaanse taal- en letter kunde gestudeerd. Met mijn tenta men modern Spaans was ik voor lopig tevreden. Ik kan het nu goed gebruiken, want de Zuidameri- kaanse markt wordt steeds meer aangeboord”. De bescheiden Kees van den Broek is blij met de Nijhoffprijs. „Ik voel het als een erkenning en als een pluim op de hoed van die grote naamloze groep vertalers die, op welk gebied ook', uitmun tend werk doen, en de uitgeverijen overeind houden. Deze mensen krijgen echt geen 3,2 cent en dus ook geen CRM-subsidie. Fijn vind ik het ook dat ze in mij een man uit het véld hebben „gelauwerd”. Tot nu toe werden de vertaalprij zen steeds toegekend aan mensen, die in hun vrije tijd vertalen. Nu is de prijs dan toegekend aan een fulltime-beroeps”. om de lezer oplettender te laten zijn, meer alert op wat er volgt. Maar hier is dat niet zo, omdat het allemaal veel te onwillekeurig gebeurt. Bij de geslaagde gedichten behoort, naar mijn smaak: Dwerg van albast no. 2, waarin een prachtig portret wordt gegeven van een leraar, die hopeloze pogingen doet, zijn ongeïn teresseerde leerlingen wat benul voor poëzie bij te brengen. Ik meen uit dit gedicht te mogen concluderen, dat Kooijman beslist een goede leraar is, met al de frustraties van dien. „In zijn adem kookt hij ver troetelde taal, hijgen weeltjes”. De bundel is uitgegeven door Stich ting Opwenteling, als no. 70. goede vriend geworden, verzamel de korte verhalen van Amerikaan se schrijvers uit de dertiger jaren. Het waren grotendeels griezelver halen, horrorstories, en hij ging er de uitgevers mee langs. Niemand wilde ze. Alleen Bruna zag er wel wat in. Erik Lankester, die toen de nieuwe man bij Bruna werd, vroeg mij ze te vertalen. Dat bete kende voor mij de doorbraak. Ik’ ging tweemaal zoveel verdienen en ik had regelmatig werk. Sindsdien hoefde ik niet meer alles aan te nemen en werd aan mij vaak overgelaten of een bepaald boek interessant voor vertaling was. Ik heb in die tijd ook ontdekt dat science fiction ontzaglijk goed ge schreven kan zijn. Neem dit boek je hier: „Macaber Carnaval”, van Ray Bradbury. Uitstekend. Nee. s.f. wordt onderschat”. HANS ANDREUS is altijd al de dichter van het licht geweest. Het licht, dat de mystieke verbeelding van het leven in zich draagt. Ook in het scheppingsverhaal staat het licht, het uitspansel, hoog genoteerd. In de mystiek wordt een poging gedaan het onnoembare met een andere naam te betrappen, opdat er iets van doorsij pelt van dat, wat onder geen noemer te brengen valt. Van het licht kan gezegd worden dat het bestaat bij de gratie van de duisternis. Het licht ontleent daaraan haar luister, haar specifieke waarde. En leven in het licht is van oudsher geweest: het privilege der bevoorrechten. Welstand kon onder andere uitgedrukt worden door de hoeveelheid kaarsen, die men in de kroonluchters kon laten bran den. Wie arm was, werkte bij een oliepit je of een blaker. Ook in de bijbel vinden we deze gedachte terug. De gelovigen werden de kinderen van het licht genoemd, met als tegenstel ling: de verdoemden, met hun wer ken der duisternis. En is het kerst feest niet eertijds het joelfeest ge weest, dat de teugkeer van het licht symboliseerde. Als Hans Andreüs over het licht schrijft, is hij de dichter van de dood, weliswaar binnenstebui ten gekeerd. Met iedere verbinding, die hij de dingen laat aangaan met het licht, ontttrekt hij hen aan de dood, Stelt hij hen als het ware koud. geldgebrek moest hij ook opdrach ten aannemen die niet redelijk betaald werden. Behalve literatuur vertaalde hij jeugdboeken, histori sche biografieën (Napoleon, keizer Augustus), verpleegstersromanne- tjes, bladen als „Zij en hij”. Er is geen sprake van dat hij zich voor de laatste categorieën schaamt. „Die typische vrouwenbladen voorzien in een enorme behoefte”. Van de Belgische uitgeverij Lan noo voelt hij zich de huissexuo- loog. Op tafel legt hij het uit het Frans vertaalde boek „Dat moet je weten over seks!” van dr. Nicole Sentilhes. Daarnaast: „Ons kind” en „Negen maanden blij”. Kees van den Broek: ,Denk enorm: allemaal bestsellers, hoor. En dat van zo’n statige uitgeverij als Lan noo: een heel onverdachte hoek voor dit soort onderwerpen”. In 1966 werd van den Broek door Bruna „ontdekt”, althans zo ziet hij dat zelf. „Iemand uit Delft, een zekere Aart Prins, later een korreltje zout worden Van den Bfbek zegt: verdienen wij nog Later verdrong het vertalen de studie helemaal. Sinds 1962 heeft Kees van den Broek uit het Duits, Frans, Engels en later Spaans alles vertaald wat in zijn ogen redelijk betaald werd. Door Maar hoe meer licht men aan steekt, hoe meer blijken de plaatsen die men eerder al tamelijk licht vond, toch enigszins duister te zijn geworden. En het is juist deze pro blematiek die tot de vicieuze cirkel voert. Hoe meer licht men aanvoert, hoe sterker de duisternis wordt. En het is niet verwonderlijk, dat dit feit tot grote innerlijke spanningen voert. Tot crises zelfs. Men zou kunnen zeggen, dat Andreüs zozeer verblind is door het licht, dat hij niet anders kan doen dan „slaapwandelen”, op een hem vreemde aarde. steeds buitengewoon slecht, hoe wel het al stukken beter is dan tien jaar geleden, toen ik van Spectrum nog een halve cent per woord kreeg. Het is maar goed dat ik vrijgezel ben, want ik moet er niet aan denken dat ik van mijn inkomen een gezin met kinderen zou moeten onderhouden. Dat zou doodgewoon niet gaan. Vorig jaar verdiende ik' bij elkaar zo’n bedrag van 800 gulden. Misschien ligt mijn vertaaltempo te laag, dat weet ik niet. Maar ik weet wel dat het aardig uitkomt dat ik hier met mijn moeder, broer en zuster in een heel goedkoop huisje woon, dat we niet zo op luxe uit zijn en dat ik geen behoefte heb aan een Mercedes voor mijn deur”. Hij laat zijn eerste vertaalde poc ket zien: „Met moord meer mans” („Murder every Monday”) van de Engelse schrijfster Pamela Brach, met een omslag van Hugh Jans en op de achterkant: „ABC: let op de bloedspet!" Kees van den Broek vertelt: „Enorm veel plezier met die vertaling gehad. Al mijn vrienden deden eraan mee, ik ver werkte al hun kreten die toen „in” waren. Ik had een aantal moge lijkheden voor de titel gegeven: ik had bijvoorbeeld „Maandag moorddag” verzonnen in navolging van „Woensdag gehaktdag”. Maar ze kozen voor „Met moord meer mans”. „Een vertaler is misschien wel een gefrustreerd schrijver. Of iemand die het leuk vindt maag delijk papier te vullen. In elk geval voel ik me geen vormer, maar een hervormer, die wel eens een aardige vondst doet en daar trots op is. Zo heb ik eens de titel boven een science-fictionverhaal over verborgen camera’s („I see you”) vertaald met: „Wie niet weg is, is gezien”. Kees van den Broek (38) blije vrijgezel uit Zoetermeer, aan wie de Martinus Nijhoffprijs 1974 voor vertalingen in het Nederlands is toegekend, vergelijkt vertalen met het lopen over een smal muurtje. „Links heb je het ravijn van het letterlijk vertalen. Rechts de vrijere vertaling. Ik val altijd naar rechts, ik kies altijd voor het Nederlands. Je we rkt nu eenmaal met je eigen Nederlandse ge- reedschapskistje. Je hebt je eigen beitel. Een Spaanse arbeider werkt met een andere beitel. Of om het anders te zeggen: voor het bewerken van Spaanse wijnhellingen heb je ander materiaal nodig dan voor het omploegen van Groningse aardappelvelden. Je kunt met een viool geen schil derij maken”. Van den Broek heeft de Nijhoffprijs, die op 6 februari a.s. in Den Haag wordt uitgereikt, ge kregen voor de vertaling van het boek „Honderd jaar eenzaamheid” van de Columbiaanse schrij ver Gabriel Garcia Marquez, een pil van meer dan 400 bladzijden van uitgeverij Meulenhof. „Ik schat dat ik er zo’n tien maanden over gedaan heb. Ik was zeven maanden te laat met inleveren. Ik had me er volledig op verkeken: het was veel moeilijker dan ik dacht. Bovendien was het mijn eerste vertaling uit het Spaans”. WAAR HOLLANDSE gebruikmaken van Nederlands Oost-Indië als achter grond geplaatst tegen een conflictsi tuatie, daar moet de Vlaamse auteur de Congo gebruiken. Recente voor beelden daarvan zijn de Gangreen serie van Jef Geeraerts en „Het leven en de werken van Leopold de Twee de” van de inmiddels in ons land wonende Hugo Claus. Waar Nederland zich heeft kunnen losmaken van zijn koloniale verleden - dat tenslotte al 25 jaar achter ons ligt - daar lijkt de Vlaming haast nog een trauma over te houden aan de bloedige dagen die op de onafhanke- lijkheidsinstelling volgde. In Lava, de nieuwe roman van Mireille Cottenjé (uitgave Nijgh en Van Ditmar), loopt dit dieptepunt in de Belgische geschiedenis parallel aan het einde van een huwelijk. Dat ein de is het direct gevolg van de ge- weldadigheden in deze ex-Belgische kolonie, de aanzet daartoe toont eveneens overeenkomsten die ook in de totstandkoming van de jonge, on afhankelijke natie zijn te vinden. Op pervlakkig gezien lijken de parallel len daarmee voor gezien, maar een diepere analyse laat zien dat de ge schiedenis van de Congo tot de eerste jaren ’60 als het ware worden weer spiegeld in de ontwikkeling van het huwelijk. Lava begint na een korte situering, die aan het slot had kunnen vooraf gaan, met een terugblik op de puber teitsjaren van de ik-figuur. Ze leert haar toekomstige man Hans kennen, die ondanks zijn weinig subtiele op treden veel indruk op haar maakt. „En nog diezelfde zonnige zondag in de herfst ben ik vrouw geworden. Hans is de man die me het zielver rukkende Mysterie waarvan ik beze ten was heeft doen ervaren En ik knielde voor hem, mijn man, mijn god, kuste zijn handen, huilde van dankbaarheid”. In deze totale overgave ligt de kern van het conflict geboren. Hans toont in al zijn karaktertrekken het beeld van de ouderwets autoritaire minnaar die zijn vrouw geheel voor zich wil hebben. Aanvankelijk past An zich geheel bij hem aan, geeft haar studie op om hem naar zijn plantage in de Congo te volgen, onderdrukt haar seksuele wensen als ze zwanger Andreus is weer onder ons. Hij legt daarvan in een indrukwekkende bun del, het bewijs op tafel. Laat dit op geen enkele tafel ontbreken. De bun del verscheen bij Uitgeversmaat schappij Holland-Haarlem en kost 5,90. De vertaling van het boek dat hij „fantstisch” noemt, heeft hem voor talrijke problemen gesteld. Maar dat is voor Kees van den Broek niets ongebruikelijks. Bij iedere vertaling heeft hij de be hoefte om halverwege het bijltje erbij neer te gooien. Dat geldt niet alleen voor literair werk, maar ook voor science fiction of dames romannetjes, die hij even zorgvul dig pleegt te behandelen als let terkundige geschriften. „Je moet weten: ik ben niet zo’n erg grote kunstenaarHet is steeds weer opnieuw: bloed, zweet en tranen. Dat angstaanjagende gevoel van: o jé, ik kan het niet meer ,ik ben het verleerd. Het k’ost me heel veel moeite om in een nieuw boek door te dringen. Iedere schrijver heeft zijn eigen stijl, is zich zelf en ik moet die gevoelens maar zien over te brengen. Dat inleven in een ander is altijd weer een afschuwelijk ups-and-downspro- bleem. Na 15 pagina’s haat je alles: het boek, de schrijver en vooral jezelf. En het gekke is: dan kun je het ineens. Dan doe je plotseling over de rest van het boek even lang als over de eerste 15 pagina’s”. „Je moet gewoon door iets heenbreken. Een andere verklaring heb ik niet voor mijn tobberijen. Ik wou dat ik ervan af kon ko men, maar ik zou niet weten hoe. Over die produktieve en impro- duk'tieve pagina’s heb ik Bruna „Vertalen is lopen Het rijk heeft hem eens een baan als vertaler aangeboden. Het zou hem een viervoudig salaris hebben opgeleverd, maar hij heeft het aanbod vriendelijk doch reso luut afgewezen. Kees van den Broek blijft liever vertaler-op- zich-zelf, dat betekent om het be staan sappelen. Hij is er 12 jaar geleden min of meer bij toeval mee begonnen. „Ik was sociologie-student in Leiden. Ik vond het een interes sant vak, althans de theoretische kanten ervan. Toen de Ameri kaanse overval kwam met compu ters en het optellen van mensen Op zich een leuke vondst. Maar nergens in het gedicht wordt dat beeld uitgediept. Het blijft hangen zonder vorm te krijgen. Een beeld als: „ik verberg de geur van mijn adams appel” wordt onleesbaar in de contekst. Je kunt toch niet aannemen dat hier staat, dat de dichter uit zijn mond ruikt. Dat zou in tegenstelling zijn tot het laatste stuk van het gedicht, waar gesproken wordt van: „in mijn witte bootst zij lichtzinnig een wolk na.” Steeds weer breekt de lezer zijn nek over onzorgvuldigheden, die het plezier bederven. Nu kan dit een procédé zijn dat gehanteerd wordt Over zijn contacten met uitge vers waarvoor hij werkt, is van den Broek behoorlijk te spreken. „Het zijn niet allemaal de schof ten en uitzuigers waar zij veelal voor worden uitgemaakt”, oordeelt hij. „Ze hebben er nu eenmaal mee te maken dat 60 procent van hun produklie naar de papiermo len moet. In de commissie van goede diensten, bestaande uit ver tegenwoordigers van het ministerie van CRM, de uitgeverswereld en vertalers, is besloten dat als de uitgever 3,2 cent per vertaald woord betaalt, het deparement er 1,6 cent (50 procent) bij doet. Wij als vertalers hebben in die com missie veel gesprekken met de uit gevers over aanpassing en indexe ring. Het gaat in de uitgeverswe reld langzaam doordringen dat een vertaler redelijk betaald moet worden”. Dat „redelijk betaald worden” moet nu overigens nog met een genomen. „Natuulijk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 19