Doctor Ross op
Globe met gedateerd stuk
bluesfestival
Een vleug van honing
er in als koek
gaat
poging
tot vertellend spelen
Gaaf concert van „Gesualdo
di Venosa” en Ton Koopman
Rogier van Otterloo: „Muziek zoals
ik vind dat ze moet klinken
Kouwe kermis’
95
Nieuwe Komedie met Nederlands stuk
Koor en clavecimbel in Teylers Museum
Teleac-cursus Beton
geprolongeerd
LIEFST ROMANTISCH EN INDRINGEND
Concert met Blakey
en Jazz Messengers
in Rotterdam
Wies Bouwmeester
50 jaar actrice
9
1974
MAANDAG
FEBRUARI
4
HAARLEM
(Van onze correspondent)
Sprankelend
„doorleefd spel”, waarom we naar
hartelust kunnen snotteren.
Het traditionele
middagconcert in de aula van Tey
lers Museum op de eerste zondag
van de maand, is zondag weer ge
geven. Op uitnodiging van het be
stuur van de stichting Huygens-
Fokker verleende het door de
trouwe bezoekers van de concerten
zo gewaardeerde Vocaal kwintet
„Gesualdo di Venosa” zijn mede
werking. Ook het optreden van de
clavecinist Ton Koopman op dit
concert was geen debuut in Teylers
Museum. Door andere concerten
elders te Haarlem gegeven, kreeg
deze begaafde instrumentalist be
kendheid.
HAARLEM Toneelgroep
Globe doet theatergetrouw publiek
kennelijk groot plezier met een
voorstelling als „Een vleug van ho
ning”, dat zondagavond in de Haar
lemse stadsschouwburg te zien was.
Het stuk van Shelagh Delaney biedt
twee aantrekkelijke hoofdrollen en
nog eens drie heel behoorlijke bij
rollen. Regisseur Lo van Hensber-
gen en zijn spelers hebben zichzelf
alle kansen gegeven eens lekker uit
te pakken. Het stuk zelf dat zo’n
tien jaar geleden nog een schok
effect teweeg kon brengen, doet
weinig meer ter zake. Het is een
vehikel geworden voor een brokje
TIENHOVEN Liefhebbers van
Rogier van Otterloo’s composities
en arrangementen kunnen over
enige tijd wellicht nieuw plezier be
leven aan een langspeelplaat die
Rogier samen met Jules de Corte
bezig is op poten te zetten. Rogier
heeft groot respect voor Jules de
Corte. Een half jaar geleden al leid
de hun beider muzikale affiniteit tot
het subtiele „The final question” op
de plaat „Telepathy”. Wat zal het
nu gaan worden? „Geen flauw
idee”, zegt Rogier, „we moeten er
nog helemaal mee beginnen”.
h
Sacha Bulthuis als Jo in „Een vleug van honing”.
J. HEIJER
JAC HEIJER
P.ZWAANSWIJK
nooit ondernomen.
ART BLAKEY
ROGIER VAN OTTERLOO
(Van onze kunstredactie)
neer. Alles bijeen een uitstekende oefe
ning, die meer van de Nieuwe Komedie
doet verwachten.
Rogier twijfelt er niet aan dat ook
zijn volgende elpee goed kan aanslaan
bij een grote kring van luisteraars, zoals
ook de platen die hij eerder uitbracht
telkens beter werden verkocht dan de
voorgaande. „Wat ik doe, blijkt uitzon
derlijk succesvol te zijn”, aldus een op
dit punt vrij openhartige Van Otterloo,
in zijn als werkkamer ingerichte schuur,
te midden van de vlakke en waterrijke
Tienhovense polders.
Hoe verklaart hij zijn succes verder?
De keus van artiesten en technici met
wie hij samenwerkt? Een zorgvuldig uit
gedokterde formule of een zelfkritisch
en zeer wel merkbaar bijschaven
van waar hij voor verbetering vatbaar
bleek? Het woord formule zou hem te
veri gaan. Maar Rogier ontkent het toch
niet geheel als hij zegt, dat hij ook wel
a-tonale muziek heeft geschreven. Po
gingen om zulke muziek op de plaat te
UTRECHT. De Teleac-cursus „Be
ton” komt opnieuw op de beeldbuis. De
elf lessen omvattende cursus met schrif
telijke begeleiding en huiswerkcorrectie
was in 1972 met ruim 22.000 deelnemers
een „Teleac-topper”. De voorlichtingsbij
eenkomsten van de Betonvereniging en
het Algemeen Verbond Bouwbedrijf, die
met de tv-cursus samen zouden vallen,
kwamen evenwel te laat op gang. Daar
om is besloten de betoncursus vanaf 17
februari te prolongeren. Het doel van de
cursus is in de eerste plaats inzicht te
verschaffen in de nieuwe „Voorschriften
beton”.
Rogier van Otterloo mag er prat op
gaan dat hij, „als enige in Europa”, het
recht heeft muziek van CBS, zijn pla-
Ton Koopman toonde zich bij zijn
vertolkingen een zeer bekwame claveci-
nist met een rijke, gevarieerde fantasie
voor de karakteristieke klankmogelijk
heden van zijn instrument. De aard van
de gekozen werken rechtvaardigde ruba-
to-spel voor een expressieve sfeer, maar
waar ritmiek zich als natuurlijk element
van de muziek liet gelden, hield hij zich
aan een strakke en strenge vertolkings-
taant.
DEN HAAG. „American Blues Le
gends”, een jaarlijks in ons land terug
kerend bluescircus, bevat dit keer een
aantal interessante namen. Het program
ma laat achtereenvolgens de namen zien
van Cousin Joe Pleasant (piano), George
G. P. Jackson (gitaar), Doctor Ross (one-
man-band met onder meer mondharmo
nica, gitaar en drums), Eddie Taylor
(gitaar) en Big John Wrencher (mond
harmonica).
UTRECHT. De Nieuwe Komedie is
een gezelschap, dat zich vooral bezig
houdt met vormingstoneel voor jonge
mensen. Af en toe maakt het een
avondproduktie, die zich op wat breder
publiek richt. Een van die produkties is
„Kouwe kermis” van de Nederlandse
schrijver Anton Quintana. Net als Cen
trum maakt de Nieuwe Komedie serieus
werk van een eigen Nederlandse toneel
schrijfkunst.
Het kwintet begon deze middag met
de vertolking van twee madrigalen
„Scaldara il sol” en „Solo e pensoso” van
de zestiende-eeuwse componist Luca
Marenzio, in zijn tijd een internationale
Heleen van Meurs en Valentijn Ouwens
als moeder en zoon in „Kouwe kermis”.
brengen, heeft hij
„Niet een kwestie van bangheid om de
gunst van het publiek te verspelen. Ge
woon het besef dat er, evenals bij a-
tonale muziek van anderen, heel geringe
belangstelling voor blijkt te bestaan.”
Intussen springt hij vrijwel onafgebro
ken heen en weer tussen zijn vleugel,
het als een boekenkast zo grote, tot de
zoldering gevulde, platenrek en de pla
tenspeler, waarop vier enorme boxen
zijn aangesloten.
Een tijdgenoot van Marenzio was Ge
sualdo, vorst van Venosa, de geniale
Italiaanse amateurcomponist, die leefde
van 1560 tot 1615. Van hem bracht het
kwintet, dat zich met zijn naam laat
noemen, eveneens twee madrigalen ten
gehore als, die van Marenzio, gevoelig,
zelfs zwaarmoedig. De hedendaagse
mens moge dan moeite hebben om de
mentaliteit van zijn voorouders uit de
renaissance-periode 'te doorgronden, op
eenvoudig menselijk niveau zal hij hun
reacties op de algemene levenservarin
gen zeker begrijpen. Voor de toehoorders
maar evenzeer voor de zangeressen en
zangers van het kwintet lagen zij volko
men natuurlijk besloten in de madriga
len, die in zuiver muzikale zin weer
verrasten door de harmonieën en hun zo
logische, ongedwongen relaties.
Dikwijls al heb ik mijn grote bewon
dering geuit voor het unieke intonatie-
waar een hitte trilt van muziek.
Beoogt Rogier van Otterloo met zijn
muziek hetzelfde als wat Thijs van Leer
„het doorgaan met het zingen van je
ziel” noemt, uiting te geven aan iets
waartoe hij constant wordt gedreven?
Nee, Rogier wil zichzelf niet als kun
stenaar zien, „ik zou eerlijk niet eens
weten wat dat is.” Dat hij van huis uit,
als zoon van dirigent Willem van Otter
loo. met muziek is opgegroeid, be
schouwt Roger op zichzelf wel als een
voordeel daarentegen dat zijn vader
al een grote naam had toen hij nog
moest beginnen, eerder als een nadeel.
„Muziek schrijven en dirigeren is mijn
werk. Ik word daarin door duizenden
bekeken en ik probeer het zo goed
mogelijk te doen.”
„Een vleug van honing” vertelt het
autobiografisch getinte, verhaal van een
hoerenkind. Jo, een meisje van 17, is op
zoek naar haar identiteit, verzet zich
heftig tegen haar oppervlakkige hoerige
mqeder, probeert het milieu te ontsnap
pen, maar ziet tenslotte in dat ze niet
veel anders doet dan het leven van haar
moeder te herhalen. Het stuk eindigt
met de eerste barensweeën van Jo, die
zwanger is van een verdwenen marine
man. Alsof de schrijfster daarmee wil
zeggen, dat er weer een nieuwe Jo
geboren zal worden, wie hetzelfde leven
beschoren zal zijn.
Shelagh Delaney suggereert, dat het
milieu voor eeuwig vastligt; eenmaal
„Moet je daar gaan staan, precies in
het midden”, zegt hij dan, en een ogen
blik later, al dan niet door hemzelf op
de vleugel begeleid, rollen de klanken
van zijn eigen platen of die van anderen
Miles Davis, Louis Armstrong als
een weldadige branding over je heen.
„Ik werk niet volgens een uitgedokterde
formule”, zegt Rogier dan met grote
stelligheid, „ik componeer mijn muziek
zoals ik vind dat zij moet klinken.”
„Zou ik volgens een formule werken,
dan werd het vroeg of laat toch wel erg
grijs, en dat is mijn muziek zeker niet.
Zo is „Rita Reys sings Michel Legrand”,
die in 1971 uitkwam, een volstrekte
tegenhanger van „Telepathy” met het
trio Louis van Dijk. Alleen al omdat
„Telepathy” volstrekt instrumentaal is.”
Hij zegt later aan instrumentale muziek
verre de voorkeur te geven boven voca
le.
„Mijn muziek heeft te veel zeggings
kracht om voor grijs te kunnen door
gaan, om haar als achtergrondmuziek te
laten klinken. Wat ik maak is roman
tisch en indringend, maar niet opdringe
rig zoals de pop. Ik geloof intussen wel
dat zowel in het een, de romantiek, als
in het ander, de tegenhanger van de
AMSTERDAM (ANP). Wies Bouw
meester is deze maand 50 jaar aan het
toneel. Een werkcomité bestaande uit
André van den Heuvel, Frits Bloemkolk
en Hans Tobi bereidt thans een huldi
ging van deze actrice voor.
Zij speelt in het nieuwe De La Mar
Theater te Amsterdam al meer dan 100
maal de gezellige mevrouw Despieds in
„Vrouw zoekt moord vent” van André
Roussin. Het ligt in de bedoeling van de
opvoering van 22 februari een jubileum-
voorstelling te maken, na afloop waar
van Wies Bouwmeester zal worden ge
huldigd.
vermogen van de leden van het kwintet:
de sopraan Hea Verhagen-Landheer, de
alt Catherina Hessels, de alto Gerard de
Vos, de tenor Frans Müller en de bas
Piet van der Meulen. Ook nu weer kan
ik daarvan gewagen en schrijven over
de bezieling in hun zang, die getuigde
van een grote betrokkenheid.
een hoerenkind, altijd een hoerenkind.
Dat maakt „Een vleug van honing” een
gedatfeerd stuk. Het houdt zich uitslui
tend bezig met de privé-psychologie van
één individu en wijst de mogelijkheid dat
er maatschappelijke structuren aan ’t mi
lieu ten grondslag liggen, nadrukkelijk
van de hand. Op een gegeven moment
kijkt Jo eens naar buiten en vertelt over
de luizige achterbuurtkinderen daar be
neden. „De schuld van de ouders”, zegt
ze dan en bedoelt dan ook haar eigen
leed. Kom nou!
In de afgelopen tien jaar zijn op brede
schaal de maatschappelijke inzichten
veranderd; onder andere is de opvatting
gemeengoed geworden dat milieu niet in
de eerste plaats bepaald wordt door
erfelijke of psychologische factoren,
maar door de structuur van de samenle
ving. Ook op het toneel wordt van die
inzichten blijk gegeven. Maar dat zal
Globe en Lo van Hensbergen kennelijk
een zorg zijn. Ze gebruiken hun subsidie
voor de produktie van een bonbonnetje,
dat zich aangenaam laat consumeren.
Dat consumptieartikel op zich bekeken
ziet ér dus heel aantrekkelijk uit. In het
realistische decor van een armelijke zol
derkamer (van Eric Wijnands) levert
men behoorlijk tot knap spel, veredeld
volkstoneel, dat er in gaat als koek.
Sacha Bulthuis trekt haar registers hele
maal open; elk verschrikt handgebaar,
elke bruuske beweging met de armen,
elke snelle overgang van lachen naar
huilen, komt vlekkeloos en trefzeker
over. Als ze zo doorgaat kan Sacha de
wereld aan haar voeten krijgen. Mar het
gevaar zit er in, dat ze zich vastloopt in
een aantal gimmicks. Ik heb haar nu
vanaf de Amsterdamse Toneelschool re
gelmatig zien spelen. Iedere keer sta ik
weer paf van de gloed, waarmee ze haar
vaktechniek kan bezielen, maar een ver
dere ontwikkeling tussen haar Irina in
„De drie zusters” en deze Jo in „Een
vleug van honing” heb ik niet kunnen
ontdekken.
John Ooms houdt zich naast Sacha
uitstekend staande als Sjef, het homofie
le vriendje dat het zwangere meisje
bemoedert. Hij speelt eenvoudig en met
zorg. Ann Hasekamp is niet de aangewe
zen actrice om een ordinaire hoer te
spelen. Daar heeft ze een veel te sjieke
uitstraling voor. Maar met haar formi
dabele techniek maakte ze er toch wat
van. Alleen volkse scheldpartijen met
termen als „bloedpooier!” krijgt ze er
niet erg geloofwaardig uit. Henk Uter-
wijk typeerde aardig een pooier en Ri
cardo Sibelo speelde een schuchtere ma
rineman.
Daarvan was eveneens sprake bij de
uitvoering van het laatste werk van hun
zeker niet opgewekte programma. Het
was de klacht van Arianna uit de ge
lijknamige opera van Claudio Montever
di, door de componist zelf voor vijf
stemmen bewerkt, welke indrukwekkend
werd gezongen. De vertolkingen van het
kwintet werden door Ton Koopman af
gewisseld met composities van Swee-
linok, van wie hij de hexachord-
fantasie in F grote terts en de
Paduana lachrimae speelde, van Fres-
cobaldi, van wie hij twee Toccata’s
gekozen had, waarvan hij er één, de
Toccata in Es grote terts verving door
een stuk van Louis Coupérin: een muzi
kaal „in memoriam”, genoemd „Le Tom-
beau de Blanc-rocher”, terwille van een
passende introductie van „de klacht van
Arianna”. Een grillige Toccata van Mi
chelangelo Rossi kwam voor het werk
van Coupérin tot uitvoering.
tenmaatschappij, naar eigen inzicht te
arrangeren. Dat hij dat met veel genoe
gen en onmiskenbare kwaliteiten doet,
blijkt onder meer uit een plaat als „Rita
Reys sings Burt Bacharach”, van 1970
alweer. Op wie deze elpee vergelijkt met
andere uitvoeringen van dezelfde, dik
wijls zeer bekende nummers als „Rain
drops keep failin’ on my head” of „The
windows of the world”, komen Rogiers
arrangementen als opvallende verrijkin
gen over.
Rogier zelf spreekt over zijn als zon
licht over water uitdwarrelende voorspel
van „The windows of the world” eerst
ogenschijnlijk wat geringschattend: „O
ja, die vondstjes”, maar zodra hij de
plaat draait, speelt hij op zijn vleugel de
melodie mee en na, als ware het om de
ruimtelijkheid voor zichzelf te recreëren.
Je hoeft jezelf niet in een onbestemde
sfeer te brengen om je. bij het luisteren
naar zulke platen, te wanen in een
onbegrensde, van kleur overgoten vlakte,
drukke popmuziek, voor een belangrijk
deel ook de verklaring zit dat mijn
platen zo grif worden verkocht of zij
nu met Gerard Cox, met Rita Reys,
Wim Overgaauw. Thijs van Leer of wie
dan ook zijn gemaakt.”
America Blues Legends 1974 komt op
vrijdag 22 februari naar Rotterdam
(nachtconcert in De Doelen) en zaterdag
23 februari in het Congresgebouw in
Den Haag (aanvang 20.15 uur).
De interesse zal zich waarschijnlijk
voornamelijk richten op het fenomeen
Doctor Ross, wiens werk door een groot
aantal blanke popartiesten werd geco
verd en George G. P. Jackson, ook wel
genoemd de Kansas City Bo Diddley.
Beiden krijgen hiermee een kans op het
prote podium. Zowel Taylor als de een
armige Big John Wrencher hebben tij
dens Chicago bluesfestivals in grote za
len in ons land opgetreden.
ROTTERDAM. De Amerikaanse
jazzmusicus Art Blakey komt voor een
eenmalig concert naar Nederland. .Sa
men met de Jazz Messengers geeft
drummer Blakey op vrijdag 1 maart een
nachtconcert in De Doelen in Rotter
dam. De Jazz Messengers bestaan uit
tenorsaxofonist Carter Jefferson, bassist
Stafford James, pianist Cedric Lawson
en trompettist Qlu Dara. De organisatie
berust bij Paul Acket.
beroemdheid. Zijn muziek, uitnemend
afgestemd op gevoelige liefdespoëzie,
toont een grote bewogenheid. Het ging
bij Marenzio niet om de klank op zich
zelf, maar om haar functie ter wille van
de uitdrukkingskracht en zijn genialiteit
deed hem daartoe nieuwe technieken
ontdekken, vernieuwingen, die de har
monieën en de chromatiek betroffen. De
met levendige expressie door het kwin
tet gezongen madrigalen waren prachti
ge voorbeelden van Marenzios vocale
kunst.
Vorig jaar heeft de groep na fikse
ruzies een nieuwe leiding gekregen. Men
is hard bezig zich een nieuw, duidelijker
gezicht te veroveren. Onder Erik Plooij-
er en Cor Stedelinck had dé Nieuwe
Komedie twee gezichten: een traditio
neel realistisch gezicht en een fantasie
vol showsmoel. Nu heeft Leo Beijers de
leiding en hij staat een episch theater
voor, toneel dat door een verhaal te
vertellen sociale structuren probeert te
verhelderen. Een mooi streven, maar het
vereist een heel andere manier van acte
ren. Het ligt voor de hand dat het
gezelschap in een flink gewijzigde sa
menstelling nog bezig is die te ontwik
kelen.
Ik vraag me overigens af of de vertel
lende speeltrant volgens Brechtiaanse
principes wel de aangewezen manier is
om „Kouwe kermis” te spelen. Je krijgt
er de indruk door, dat er veel meer aan
de hand is dan het stuk eigenlijk waar
maakt. Het gaat uiteindelijk toch meer
om de persoonlijke wraak van een boe
renknecht op zijn pleegvader dan om
uitbuiting of ander sociaal onrecht.
Anton Quintana, die veel voor radio
en tv heeft geschreven (o.a. enige afle
veringen van Waaldrecht), bewerkte een
Finse legende. Het gaat over een boe
renknecht, die in een pleeggezin van rijke
boeren wordt uitgebuit en gepest. Zijn
afkomst is duister, maar als hij weg
loopt, komt hij langzaam achter de
waarheid. Op een kermis ontmoet hij de
pleegvader weer en steekt hem dood.
Eigenlijk een felrealistisch dramaatje.
waarvan regisseur Leo Beijers de maat
schappelijke aspecten sterker heeft wil
len benadrukken, dan Quintana ze ge
schreven heeft. We zien in wezen veel
meer de moeilijkheden die de jongen in
zijn persoonlijke relaties heeft dan zijn
plaats in het grote verband.
Uit de korte scènes waaruit „Kouwe
kermis” bestaat, blijkt dat Quintana goe
de, sobere dialogen kan schrijven in
natuurlijk Nederlands. Maar niet overal
bereikt hij tussen de spelérs een situatie,
die genoeg theater heeft. Vooral de be
ginscènes hebben erg weinig dramatische
spanning. De scènes worden aaneengere
gen door een ballede, waarmee in aller
aardigste bewoordingen de algemene
aspecten van het thema worden bena
drukt; maar erg diep hakt het lied er nu
ook weer niet in.
Zoals gezegd baseert Beijers zich op
brechtiaanse principes. Zo laat hij het
stuk beginnen met de opkomst van de
spelers als kermisfigurende man met
twee hoofden, de dikke dame, de sterke
man, de danseres. Het leven is een
kermis, wordt gesuggereerd. Veel meer
rechtvaardiging voor deze keuze dan de
slotscène (de moord op de kermis) heb
ik niet kunnen ontdekken.
De spelers doen een poging in de
afstandelijke stijl te spelen; maar voor
alsnog betekent dat een gortdroge tekst
behandeling die zoveel mogelijk theatra
le emotionaliteit uitbant. Dat gebeurt zo
rigoureus, dat er geen enkele emotie
overblijft. Het lijkt of de knoet over de
persoonlijke inbreng van de spelers is
gehaald. Zou het niet veel beter zijn, als
de spelers van uit zichzelf de beoogde
stijl zouden vinden. Het Werkteater bij
voorbeeld heeft daar uitstekende metho
den voor ontwikkeld.
Ik wil hiermee niet zeggen, dat de
spelers er niks van terechtbrengen. Het
is een verademing te zien hoe ze zich
serieus ondergeschikt proberen te maken
aan wat ze willen vertellen. Maar erg
aanstekelijk werkt het nog niet. Het
decor van Frits van de Ven lijdt een
beetje aan dezelfde dorheid, hoewel ik
veel plezier beleefd heb aan de grapjes
met het snackbar-buffet en het simpele
huiskamerdecor voor de scène, waarin
de jongeman zijn moeder ontmoet.
Edgar Danz geeft een gaaf beeld van
de jongen; Ineke Roosen speelt een
kreng van een boerendochter, waarmee
haar hartelijke buffetjuffrouw uitste
kend contrasteert. Ook Heleen van
Meurs, Valentijn Ouwens, Henk Somers,
Harry Mertens en Gregg Palmer zetten
fetrouw en beheerst hun personages
i