KANTONRECHTER MET PENSIOEN 9 g p ft Onnodig door Inge Crul Provinciale Staten Pers Verkeer Kunstpenis w ZATERDAG FEBRUARI 17 ir Erbij 1974 „De zittingen moeten op tijd beginnen, dat is een eis van deze tijd. Ik kwam een keer te laat door een lekke autoband. Ik heb toen ieder een in de zaal laten komen en m’n excuses aange boden”. Als iemand geen heer is, hoe kan hij dan een heer in het verkeer zijn”. „Wij zijn specialisten in arbeidszaken, verkeerszaken, huur, pacht, huurkoop en consumentenzaken”. Dat schrijft een commissie uit de Kring van Kantonrechters in haar reactie op de meningen die de commissie-Wiersma (rechterlijke organisatie) verzamelde over het bestaansrecht van de kantonale rechtspraak. De kantonrechter: in zich verenigt hij civiele en strafrechtelijke zaken. Een veelzijdig spe cialist, die bovendien de kunst moet verstaan met mensen om te gaan, met hen te praten over de talloze problemen die ze hem voorleggen. „Hij is rechter van het dagelijks leven”, zegt de Haarlemse kanton rechter mr. J. E. Goudsmit. „Iedereen heeft met hem te maken, hij moet middenin het leven staan. Hij beweegt zich in een gemeente, men moet hem kennen en hij moet weten hoe de mensen leven. Hij komt immers bij hen thuis, neem bijvoorbeeld de ontruiming”. „De rechter van het dagelijks leven”. Een beter voorbeeld dan mr. Goudsmit is moeilijk te geven. De wet wil dat de rechter op zijn zeventigste met pensioen gaateind februari is het zover voor deze kantonrechter. Men zal hem missen. Niet langer zal hij in zijn colbert jasje („ik heb een hekel aan een jas”) weer of geen weer op de vouw fiets aan komen rijden in de Jansstraat om daar onder het fraai be schilderde tongewelf van de kleine zittingzaal de vrederechter te zijn. En ook de tochtjes naar Hoofddorp voor de wekelijkse straf zitting, per auto of per fiets („bij mooi weer, en dan na de zitting zwemmen”) zullen tot het verleden behoren. Een fiets die hem een keer bijna noodlottig werd toen hij op een vrieskoude novembermorgen in 1964 slipte op de latjes van een brug getje op de Zuid-Schalkwijkerweg. Pas ’s avonds om half twaalf raapte men hem daar in bewusteloze toestand van de weg op. Vol gens de dokter dankt hij het aan het op diezelfde fiets gekweekte ijzeren gestel dat hij daar niets van heeft overgehouden. Mr. Goudsmit: de man die in de zomer van 1965 als matroos mee voer op de haringvangst, haringen kaakte en daar zware shag ging roken omdat je een gewone sigaret in de lucht niet meer proefde. Niets menselijks is hem vreemd en het waren toch juist die kleine menselijke dingen die hem naast al dat ongetwijfeld heel belangrijke juridische als kantonrechter werden voorgelegd. Neem die zaak van die boze boeren, kwaad omdat de koeien van de één over het land van de ander liepen. Brandt ze dan de begin letter van uw naam in het achterwerk, opperde de kantonrechter. Helaas hadden de beide heren een naam met dezelfde beginletter. De oplossing van mr. Goudsmit: doe ze dan verschillende kleuren strik jes in hun staarten. „Johnny Kraaykamp zat toen in de zaal, die lag dubbel van het lachen. Hij moest voorkomen voor een snelheidsover treding. Daar heeft hij toen ook nog een hele show van gemaakt. Mijn vrouw zegt altijd dat ik truttig rijd, zei hij verbaasd”. Een jaar of vijf geleden brak er brand uit in een benzineopslag- plaats in Hoofddorp. „De hemel was vuurrood van de vlammen. De ene verdachte na de andere verliet de zaal om het natuurverschijnsel van dichtbij te gaan bekijken. Nou ja, toen heb ik mijn toga maar uitgetrokken en ben met de officier en de griffier ook gaan kijken, er was toch geen één verdachte meer. Toen de zaak geblust was liep ik weer terug, met alle verdachten netjes achter me aan”. Degenen die bang zijn dat zó’n vertrouwde man uit ons stadsbeeld gaat verdwijnen kunnen gerust zijn. Sommigen kennen hem dan in toga, maar velen ook als voorzitter van de VVD-fractie in de Provin ciale Staten (als de verkiezingen het willen blijft hij dat, want hij is weer lijstaanvoerder). Bovendien zijn er nog talloze andere functies die hij blijft bekleden. Om in de gerechtelijke sfeer te blijven bijvoor beeld bij het ambtenarengerecht. Misschien kent u hem als voetbalminnaar. Hij was immers eens voorzitter van RCH (natuurlijk zat hij daar weer in colbertje tussen alle jassen op de tribune), stapte daaruit omdat hij als pleitbezorger van een fusie tussen de drie Haarlemse clubs het onderspit dolf en daaruit de consequentie trok. De voetbalsport trekt hem nog altijd, hij is vice-voorzitter van de afdeling Haarlem van de KNVB. Vergeet ook niet zijn grote liefde voor de cultuur. Hij is bewonde raar van Centrum, liefhebber van moderne muziek („ik haalde Stra vinsky hierheen in mijn studententijd”), voorzitter van Ateliers ’63. En de Oranjefeesten gaan zeker niet ongemerkt aan hem voorbij. Waaruit moge blijken dat deze rechter van het dagelijks leven be paald niet uit dit dagelijks leven stapt. „Er mag best wat meer gelachen worden in de rechtszaal” „Toch wel nuttig zo’n inter view - je moet opeens je gedachten keurig formu leren”. „Zó’n man”, zegt de bode van het kantongerecht met zijn duim omhoog over mr. Goudsmit. Dat had ik al van diverse kanten ge hoord: de kantonrechter staat be kend om zijn mildheid en vrien delijkheid. „Wil je je jas aanhou den? Hij heeft nooit de kachel aan”, zegt de bode. Het blijkt mee te val len, speciaal voor mij brandt de ver warming. Mr. Goudsmit, klein, wat corpulent, loopt, nee dribbelt met kleine pasjes voor me uit zijn ka mer in, vertelt en passant even de geschiedenis van deze prachtige ge restaureerde stijlkamer uit het be gin van de achttiende eeuw. Een overdadig rood-gebloemd behang, schilderijen uit de zeventiende en achttiende eeuw aan de muur, een monumentale schouw, het houtsnijwerk langs de deurposten het is de sfeer van een regenten kamer, maar mr. Goudsmit is in zijn goedmoedige en goedlachse vriendelijkheid, vol relativering van zichzelf en dit bestaan het spiegel beeld van de regent. rechter van het dagelijks leven Mr. Goudsmit komt uit een gere nommeerd Amsterdams juristenfami lie. Zijn grootvader, naar wie hij ge noemd is, was hoogleraar in het Ro meinse recht in Leiden, zijn vader was advocaat en raadsheer-plaatsvervan- ger in het Amsterdamse Gerechtshof. In 1931 werd hij advocaat in Hoofd- dorp. Na de oorlog zat hjj in het Haarlemse Tribunaal. Daarna werd hij plaatsvervangend kantonrechter, vervolgens kantonrechter, eerst in Gorinchem, en sinds 1955 in Haarlem. Donderdag 28 februari is er om drie uur een afscheidszitting in de zaal van het kantongerecht in de Jans straat 46, gevolgd door een receptie van half v(jf tot zes uur. Doorpratend over taalgebruik komen we op schuttingwoorden. Het is allemaal zo betrekkelijk vindt mr. Goudsmit. Hij stoot zich niet aan het gebruik van die worden in toneelstukken als Gered en Kwartet. En de kunstenaars die uit protest tegen de Smoeshaan-affaire (Het onder burgemeester Cremers verboden toneelstuk) kunstpenissen op het stad- huis plakten kregen een tientje voor lieten (bijvoorbeeld overtreding veilig heidswetten), en sociale verzekeringen? Mr. Goudsmit: „Het arbeidsrecht is een deel van het overeenkomstenrecht van het Burgerlijk Wetboek en niet zo speci aal als het lijkt. In deze conceptie zou het onder de minister van sociale zaken moeten vallen. Waar dat in het buiten land gebeurt kijkt men op hem neer, als een eenzijdig rechter”. „Men wil dan twee bijzitters hebben, een werkgever en en werknemer. Dat kan in de pachtkamer ja, waar je alleen met landbouw te maken hebt. Hier zijn zoveel branches, zoveel nuanceringen, zoveel verschillende arbeidsverhoudin gen. Wat voor de één trouwens een belediging is is voor de ander normaal spraakgebruik”. waardelijk van hem. „Een onschuldige demonstratie”. Veel mensen komen onnodig voor de kantonrechter meent hij. Soms hebben ze niets aan te voeren (het is vaak ook al zo lang geleden). Soms vergeten zo ook de acceptgirokaart in te vullen (de schikking) en krijgen ze bij verstek dezelfde boete opgelegd. Efficiënter is De scheidende kantonrechter behan delde strafzaken, en dat is dan voorna melijk verkeerszaken in Haarlemmer meer, „de gevaarlijkste gemeente van Nederland” volgens de burgemeester. De verkeerszaken liggen er ook erg inge wikkeld”. Het liefst zag mr. Goudsmit alle verkeerszaken bij de kantonrechter. „Het lijkt me een stuk duidelijker. De mijn functie in de Provinciale Staten deze kapitalistische maatschappij wel zou vertegenwoordigen. Een andere kanton rechter heeft de zaak toen behandeld. Je moet de ambten scheiden: toen ik een ontruiming had en de gemeente klaagde dat ik haar hele legpuzzel van toewij zingen door de war gooide kon ik niets anders zeggen dan dat ik rechter ben, ik doe dan niet meer dan beslissen in een geschil tussen twee partijen”. Een VVD’er als rechterWas er niet iemand die in het Juristenblad schreef dat de conserve ,:"ve partijen te sterk in de rechterlijk woordigd zijn? Hieror wel graag kwijt da niet per definitie con hij uitstekend overweg Een kantonrechter die ook lid van Provinciale Staten is. Hoe ligt die rela tie? „Het is goed om ook de publiek rechtelijke kant (verhouding overheid - burger, red) te kennen. Zaken waarin de Staten partij zijn behandel ik als rechter uiteraard niet. De „Lastige Zwanenbur ger” verweet me destijds dat ik gezien vindt mr. Goudsmit, een schikkingsvoor stel waarvan je bij de rechter binnen een termijn in beroep kunt gaan. Zo niet, dan moet je betalen. „Ik denk dat de helft van de mensen dan af zou vallen.” Hij wil ook nog even zijn gram schap over de verzekeringen kwijt: „Je denkt wel eens: dat hadden ze toch wel zonder procedure kunnen uitbetalen”. Een volks-verkeersverzekering? Mr. Goudsmit, met een grijns: „Nationalisatie dus. Tja daar moet ik wel tegen zijn”. Het afwegen van belangen, van gelijk en ongelijk lijkt me moeilijk. Mr. Goudsmit: „In ons recht moet je nu eenmaal tot een uitspraak komen. We kennen geen bemiddelend vonnis. Ik ben bang dat het de mensen ook niet zou bevredigen. Soms zou ik wel graag ie mand gelijk willen geven terwijl het niet kan. We zitten vast aan strakke bewijsvoeringen, aan getuigen. Eigenlijk is het onbillijk dat de verzekeringsmaat schappij en de curator in een faillise- ment altijd één getuige meer hebben, de cliënt. Toch past de overdadige omgeving van de kleine man met het pakje zware van de weduwe wonderwel bij de rol van levensgenieter die hem niet misstaat - de weelde van dit bestaan zal hij zeker niet versmaden. Hij straalt gewoon gast vrijheid uit en binnen de kortste tijd zitten we uiterst genoeglijk te praten. Een gesprek dat drie uur zal duren en alleen onderbroken wordt voor het pu bliek geheime ritueel van de namiddag- koffie met een scheutje cognac. De as bak vult zich met peuken zwaar en half-zwaar en als ik tenslotte wegga laat ik maar wat vloeitjes achter want wat moet mr. Goudsmit met de weduwe zonder vloei. mensen begrijpen niet dat ze voor een aanrijding (overtreding) bij mij moeten komen, en dan eventueel voor doorrij den na die aanrijding (misdrijf) bij de rechtbank, c.q. de politierechter”. Over de ontzegging van de rijbevoegd heid: „Daar ben ik wel wat voorzichtiger mee geworden. Een auto is geen luxe meer”. Ontzeggingen alleen in het week einde opper ik. Hij: „Dat kan niet vol gens de wet. Ik vind het onjuist het als voorwaarde bij een voorwaardelijke ont zegging op te leggen. Net zo min als ik het goedkeur iemand als voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf in een inrichting te laten werken. Dat is in strijd met de rechten van de mens”. Ergert hij zich wel eens? „Ja, aan de mensen in het verkeer die de ander wel eens goed de waarheid zullen zeggen, die gaan snijden of zo. Die mensen horen niet op de weg. Dan aarzel ik niet het rijbewijs in te houden”. 't vertegen- Goudsmit iberaal nog .'f is, en dat ..1 in de Staten met het constructieve deel van de PvdA. „Op dat niveau is er niet zo’n grote polarisatie”. Hij vindt trouwens - „een stokpaardje van me” - dat de pers heel wat kwade schijn weg kan nemen. Dan moet de rechterlijke macht daar wel voor open staan, zegt hij. „Je moet toch ook de motivatie van je vonnis naar buiten kun nen dragen”. Soms botsen de „wet” en het wat sneller gegroeide „recht” Mr. Goud smit: „Ik ben echt niet voor iédere bui tenparlementaire actie, maar het kan nuttig zijn. Zoals het kraken, dat de aandacht op het huisvestingsprobleem vestigde. De straffen waren vaak licht, meestal was de zaak al gelegaliseerd, betaalden de krakers de huur. Maar ik wil wel graag onderscheid maken tussen krakers uit nood en uit protest tegen een overheid, milieubewogenen en milieude- magogen.” Wat is er het meest veranderd in al die jaren? „De houding van het publiek, het durft te procederen, laat zich niet meer intimideren. Ze hebben hulp ge kregen, zoals de wetswinkel. Ik zelf heb ze die altijd willen bieden - als het nodig was hield ik de zaak aan, advi seerde de mensen een advocaat te ne men”. Het kantonrechtersambt als eindfunc tie - op je zeventigste ermee stoppen? „Je wordt te oud benoemd, er is geen doorstroming. Het is natuurlijk leuk als je het volhoudt, maar ik hoop wel dat met deze andere recrutering (de raio’s - rechterlijk ambtenaar in opleiding, red) de mensen jonger benoemd kunnen wor den. Mr. Goudsmit, De kantonrechter - „een instituut dat anderhalve eeuw bestaan heeft en zich bewezen heeft” volgens mr. Goudsmit. In de commissie Wiersma wordt gesproken over „integratie, concentratie en speciali satie”, stemmen gaan op het ambt van kantonrechter in het rechtbankbestand op te nemen. De kantonrechters voelen er niet veel voor. Ergernis voelt ook mr. Goudsmit bij de gedachte dat de justitia belen en dat zijn u en ik, iedereen die onder het recht valt) het contact met de vaste, dichtbije rechter kwijt zullen ra ken, de „huisarts” die naar de specialist kan verwijzen. Maar naar hun mening is niet gevraagd. Is de alleensprekende rechter dan een gevaarlijk instituut doordat hij niet overlegt met andere rechters? Mr. Goudsmit haalt de schouders op, „hier zeker niet. Waar meer kantonrechters zijn, overleg je toch ook”. Wat te denken van een „arbeidsrech ter”, voor civiele procedures, arbeidsde- vertellen”. Ik heb hem schuldig ver klaard zonder strafoplegging”. Vertelt: „Er stond eens een jongen voor me terecht omdat zijn meisje ach terop de brommer met haar benen aan één kant zat. Hij vertelde dat dat kwam door dat ze ongesteld was geworden. De al wat oudere officier liep rood aan en riep uit „meneer hoe durft u dit soort woorden in de rechtszaal te bezigen”. Ik zat er niet mee. Zegt die jongen op de vraag waarom hij dat niet aan de politie had verteld: „dat vind ik niet iets om iedere willekeurige agent op straat te

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 17