Herleving van het sprookje
3
Kabbelende golfjes uit
Medisch student Henk Odink
stortvloed
Hitler
over
door Angola
ERBIJ
BOEK
op „veldtocht”
I
53 wf
dl
veel uitgevers
van
eau
n
„Grimmige” wedkamp
I
reau
j
j
ZATERDAG
2
MAART
1974
Erbij
21
20
maar
Achtergronden
P*n grant
40
Hegner
N
R-
Exotische sprookjes
„DE OVERWINNING IS ZEKER"
Wreedheden
Ter gelegenheid van nieuwe ac
ties van het Medisch Komitee An
gola om een half miljoen gulden
bijeen te brengen verscheen een
uitgave van het Komitee in samen
werking met de Moderne Jeugd
Raad. Daarin vertelt medisch stu
dent Henk Odink, lid van MKA
over zijn omzwervingen door An
gola tezamen met leden van het be-
vrijdingsfront MPLA.
Oorlogstuig
TIJDENS VELE MOMENTEN in de geschiedenis van de mens
en in zo’n periode leven we overduidelijk wordt steeds ervaren dat
uitsluitend het vertrouwen op de ratio (ofwel het verstand) meestal
tekort schiet. Waarom? Uitsluitend redelijk denken is een fictie voor
wezens die meestal meer door driften en gevoelens worden gedreven.
Een werkelijk harmonisch evenwicht tussen rationele en gevoels
elementen is zeldzaam. Uit de hang naar die harmonie wordt naar
verklaringen gezocht omtrent het existeren van de mens, zowel ver
standelijke als irrationele. Op zo’n moment in de geschiedenis wor
den soms geïnspireerde profetische woorden gesproken, op zo’n mo
ment krijgen soms ook symbolische leerstellingen hun kans, op der
gelijke ogenblikken ontstonden overal ter wereld altijd eveneens als
een randverschijnsel van godsdiensten ook de sprookjes. Een eeuwige
wederkeer, eensdeels wellicht als een ontvluchtingspoging,
anderzijds evenzeer een middel om de mens een beter inzicht te
geven in zijn geestesleven.
Helikopters
F
AM™
A
t*.
lt-
la
so
mde
HEIN STEEHOUWER
n dan
77 42.
het technisch apparaat
te
UWMAMMI
bladeren is hoorbaar. Er
A. WILLINCK
A. WILLINCK
3
K
12
(Areas)
k is een
discretit
Heeft U
t ons in
geregeld,
potheken
v., Haar-
De omslagtekening van „De schar
laken vis”, Egyptische sprookjes door
Joan Grant, een uitgave van Ankh-
Hermes.
Het Spectrum heeft voor zijn Prisma-
herdruk van „Sprookjes van Ander
sen”, gebruik gemaakt van de oude
en vertrouwde plaatjes van Hans Teg-
ner. Hierbij de kikker uit „Duime-
lijntje”.
Een der vele illustraties uit de „Grote Grimm” van Lemniscaat, de prent bij het
verhaal van het Dappere Snijdertje, dat het opnam- tegen twee vervaarlijke
reuzen.
loodgie-
Appel te
2510-33375
szaamhe-
houd van het typisch sprookjesachti
ge.
ÏN
[en.
iale
3-
ikantie,
d
feest-
Ifti
02200 12558
sn
e-
in
„De ontmenselijking”, stelt hij, „komt
naar voren in de vernietiging van on
bruikbare, onwillige of overtollige men-
Hegner heeft zich vlijtig door de
beschikbare papiermassa van de nazi-
archieven geworsteld op zoek naar
nog onbekende gegevens en details.
Daarbij stuitte hij onder meer op
wordt niet gepraat, alleen gefluisterd en
gekeken.”
In deze serie moet natuurlijk ook
worden gewezen op het herverschij-
nen als Prisma-pocket van „Sprook
jes van Hauff”, die vele ouderen zich
zeker zullen herinneren als ik „De
geschiedenis van kleine Moek” noem
uit de raamvertelling „De karavaan”
en „De sage van de hertegulden” uit
het raamverhaal „De herberg in de
Spessart”. Wilhelm Hauff leefde zeer
kort, namelijk van 1802-1827. Van
zijn hand is ook het bekende „Jud
Süss” en hij is een van de grootste
vertellers uit de Romantiek. Het zijn
evenals dus bij Hans Andersen
geen verzamelde, maar zelf geschre
ven sprookjes. Beiden hadden echter
zo’n affiniteit met de grondmotieven
uit oude volksvertelsels, dat ze toch
indringend zijn geschreven met be-
Waarom hierboven die verklaring
omtrent de waarde van het sprookje?
Natuurlijk niet omdat ik verwacht,
dat het sprookje de mens kan redden.
Het doorslaan van de balans naar het
irrationele is bovendien al even ge
vaarlijk als vertrouwen op de „loute
re rede”. Zo’n optimist ben ik ook
niet.
Alleen al het voorlezen echter van
sprookjes is van onschatbare waarde
voor het ontplooien van het verbeel
dingsleven van het kind. Om die
reden dus vooral gewezen op het
verschijnsel, dat tal van uitgeverijen
zich „op het sprookje hebben gewor
pen”, heel belangrijk dus en boven
dien plezierig.
sen en daarmee zijn massamoorden zoals
ia Putten (1944), My Lai en Wiriyamoe
(Mozambique) een vast voorkomend ver
schijnsel geworden. Waar een mens zo’n
moordpartij overleeft, heeft hij slechts
de keus zich te laten vermoorden of in
verzet te komen. Het verzet krijgt zijn
betekenis wanneer de enkeling beseft
dat zijn noodkreet of gebalde vuist al
leen geen weerklank vindt. Het verzet
ontstaat wanneer meerderen zich aan
eensluiten en organiseren.”
Over dat aaneensluiten en organiseren
geeft Henk Odink in zijn boek veel
informatie. Het is verkrijgbaar bij het
Medisch Komitee Angola, Minahassa-
straat 1, Amsterdam.
In verreweg de meeste gevallen
zijn het wel de echte oude volks
sprookjes in bovengenoemde serie, in
tegenstelling tot een kostelijk boekje
„De scharlaken vis”, door Johan
Grant geschreven en in Nederlandse
bewerking van Marijke van Raep-
horst bij Ankh-Hermes in Deventer
verschenen. Joan Grant is de zeer
bekende schrijfster van onder meer
„Gevleugelde Farao”. Zij gelooft rots
vast in reïncarnatie en heeft altijd
verteld, haar eigen levens in haar
boeken weer te geven. Ik wil het niet
tegenspreken, maar deze Egyptische
sprookjes heeft ze in haar „oerjeugd”
niet zo gehoord. Ze schreef deze
sprookjes wel naar Egyptische motie
ven en bovendien deed ze dat bijzon
der goed. Ralph Ravers heeft deze
uitgave geïllustreerd, deels in „Egyp
tische stijl” en dan heel goed
In een xwoord wijst psychiater Sjef
Teuns, lid .an het Mediscl Komitee
Angola op de onvoorstelbare wreedhe
den door het dictatoriale regime in Lis
sabon aangericht onder de Afrikanen in
de Portugese koloniën:
tuigen en
bemannen.
Bij deze ontwikkelingen wijst Odink
en hij is niet de enige voortdurend
op de complicaties die de oorlogen in
zuidelijk Afrika voor de NAVO-landen
kunnen opleveren. Nu al wordt materi
eel van het Atlantische bondgenoot
schap gebruikt tegen de Afrikaanse
guerrilla’s.
SPROOKJES LEZEN is fijn, maar
het is nog fijner als je er de achter
gronden van kent. En daarom ben ik
content met het herverschijnen nu
in één band van „Er was eens.
Er is nog”, met als ondertitel „De
symbolische betekenis van sprookjes”
van de bekende psychiater dr. C. J.
Schuurman. Nu is het een uitgave
van Ankh-Hermes in Deventer, die
de verklaringen bij het eerste deel,
„Sprookjes van Grimm”, bundelde
met die van het tweede deel „De
zeven reizen van Sindbad de Zee
man”, vanaf 1946 reeds in afzonder
lijke drukken verschenen bij Van
Loghum Slaterus.
Deze herdruk is uiterst nuttig, bij
voorbeeld als begeleiding bij het ver
schijnen van „Sprookjes van Grimm”
in twee pocket-deeltjes in de Prisma-
reeks van Het Spectrum in Utrecht.
In het boek van Schuurman staan
lang niet alle sprookjes, maar alleen
die, welke hij nodig had om de
betekenis van het sprookje in het
algemeen toe te lichten. Hij maakte
gebruik van de bekende vertaling van
mevrouw M. M. de Vries-Vogel, reeds
in 1963 verschenen.
De Prisma-sprookjes zijn vertaald
door Nico Rost en opnieuw uitgege
ven als een soort „herdenking”, om
dat Het Spectrum in het eerste begin
Hiermee vergeleken is H.S. Hegners
„In de ban van de waanzin” een
nuttige reportage. Zijn boek ver
scheen bij Uitgeversmaatschappij
Westfriesland in Hoorn, vertaald door
drs. .1. van den Broek.
GOED VOELBAAR beschrijft Odink
de spannning bij een Portugese aanval
op een guerrillabasis: „Om twee uur is
er plotseling weer vuur. Lanceergrana-
ten exploderen met doffe knallen. Dit
keer vindt het treffen in de buurt van
de basis plaats. Helikopters trekken
voorbij. Misschien om doden en gewon
den op te halen. Stilte. Alleen het ritse
len van de
juist sprookjes daarbij aansluiten. Hij
schrijft zowel over de primitieve
sprookjes, zoals die nog altijd leven
bij de laatste natuurvolken, en de
typische cultuursprookjes, ontsproten
aan de inspiratie van literaire gees
ten. Het primitieve sprookje sluit aan
bij de vage uit het onderbewustzijn
opdoemende beelden, vaak in dromen.
Het cultuursprookje maakt bovendien
gebruik van literaire gegevens.
Vooral in de vorige eeuw is de
belangstelling voor het sprookje sterk
gegroeid. Beseft werd, dat sprookjes
veel meer betekenen dan vertelsels
voor kinderen te zijn. Het waren
juist de gebroeders Grimm, die als
taalgeleerden de stoot tot het onder
zoek gaven. Het ging hun om de
oorspronkelijke volksvertelsels, dik
wijls stammende uit 'de middeleeu
wen.
Een andere belangrijke figuur in
die jaren was natuurlijk de beroemde
Deen Andersen. Hij heeft het zijn
leven lang betreurd, dat hij niet werd
erkend als toneelschrijver en in de
marge van zijn bestaan schreef hij
dan zijn beroemde verhaal over „De
kleine zeemeermin”, „Het meisje met
de zwavelstokken” en zo veel meer.
Terecht is zijn werk wereldberoemd
geworden, eigenlijk tegen zijn zin,
omdat hij het min of meer beuzelarij
achtte. Wie het niet met hem eens is,
kan te gast opnieuw bij Het Spec
trum in Utrecht, die de complete
uitgave van „Sprookjes van Ander
sen” als herdruk liet verschijnen in
de vertaling van Leonore ter Laan en
A. F. Maitlant-van Bemmelen met de
echte oude en vertederende prentjes
van Hans Tegner.
Schuurman gaat in zijn beschou
wingen diep in op mythen en sprook-
OVER DE politieke kant van de be
vrijdingsoorlogen schrijft Odink (let wel
in 1972): „De oorlog in Vietnam heeft
een reusachtige oorlogsindustrie in de
Verenigde Staten op gang gebracht, die
onmogelijk stil gezet kan worden. Dat
zou de ondergang van het kapitalistische
systeem in de VS betekenen. In het
geval van een direkte militaire neder
laag in Vietnam zal in Portugal een van
de nieuwe afnemers van oorlogsmateri-
eel gevonden worden. Zo zullen de VS
vooral wapens, munitie, helikopters-
transportvliegtuigen voor korte en lange
afstand en lichte bommenwerpers in
Afrika kunnen afzetten. De Amerikaanse
regering zal wel goed uitkijken zichzelf
opnieuw in een Vietnam te storten. De
VS kunnen rekenen op een Portugese
troepenmacht, die dooi' Groene Baretten
ie* jarenlange ervaring in de toepassing
van anti-guerrillatactieken geïnstrueerd
kan worden. Omdat Portugal zelf een
onderontwikkeld land is zal Zuid-Afrika.
waar het systeem door de strijd in
Angola en Mozambique groot gevaar
loopt, ingeschakeld worden om de vlieg
jes als weerspiegeling van het kos
misch gebeuren en tevens de binding
tussen de natuur om ons heen en ons
eigen zieleleven.
De mens projecteert zijn onbewuste
verlangens in de sprookj essymboliek,
vindt tevens voedsel voor zijn eigen
droomleven en .zijn verbeeldingsmo
gelijkheden. Ik zal er niet langer
over uitweiden, maar nog wel wijzen
op een ander boek van Schuurman,
„Perspectief der ziel”, met als onder
titel „Weet ik werkelijk niet waar
voor ik leef” eveneens een herdruk-
uitgave van Ankh-Hermes in De
venter, waarin men de ideeënwereld
van deze schrijver nog verder ont
wikkeld vindt.
Van commentaren van Schuurman
is ook gebruikgemaakt in een topuit-
gave op sprookjesgebied, een comple
te Grimm door Lemniscaat in Rotter
dam. Het verschijnt dezer dagen en
het is een volledige uitgave in nieuwe
vertaling van de 200 sprookjes en 10
kinderlegenden, die de gebroeders
hebben verzameld. Het is een tekst
kritische uitgave, waaraan een groot
aantal Nederlandse vertalers en illus
trators hebben meegewerkt. Er is een
uitvoerige verantwoording omtrent de
keuze uit een bepaalde Duitse druk.
De afkomst van de sprookjes wordt
toegelicht en men vindt er de namen
in van de mensen, die de sprookjes
aan de gebroeders hebben verteld.
Variaties op de sprookjes worden ge
noemd en verwezen naar paralellen
met sprookjes van andere afkomst.
Gebruik is gemaakt van vroege en
latere commentatoren, onder wie na
tuurlijk ook Mellie Uyldert wordt
genoemd. Het is behalve een voor
leesboek ook echt een uitgave voor
literaire snuffelaars.
Ik noemde Mellie Uyldert al en
daarom verwijs ik nog even naar
haar „Verborgen wijsheid van het
sprookje”, een uitstekend boekje van
De Driehoek in Amsterdam. Er zijn
overigens nog meer uitgaven op dit
gebied van haar hand en die zijn
eveneens goed, mits men in aanmer
king neemt, dat haar verklaringen
zeer persoonlijk zijn en voortspruiten
uit een esoterisch denken, dat niet
iedereen ligt.
Onder de kop „De banaliteiten van
een monster” heeft de Franse politie
ke recensent van het Parqse dagblad
„Le Monde”, Paul Gillet, zich afge
vraagd of het wel zin heeft te probe
ren een schepsel als Adolf Hitler te
begrqpen. Hjj stelde zich die vraag
naar aanleiding van de verschijning
van een reeks boeken over de nazi-
dictator, zoals de twee delen van
Joachim Fest en de detaillist Werner
Maser.
deels ook gewoon perspectivisch en
dan valt hij als tekenaar niet zo mee.
Dan is er nog een bijzonder mooi
sprookjesboek, wat je noemt een
prachtuitgave en wel „Slavische
sprookjes”, door Ankh-Hermes in co-
produktie uitgegeven met Artia in
Praag. De sprookjes uit Polen, Tsje-
cho-Slowakije, de Oekraïne, Wit-Rus-
land, Kroatië, Bulgarije en meer Oost-
europese landen zijn verteld door O.
Sirovaka en R. Luzik. Dolf Verroen
heeft ze uitstekend vertaald. Het boek
is voorzien van veel prachtige kleu-
renprenten van Maria Zlibska. Het
zijn echte volkssprookjes in dit deel
van de serie waarin eerder sprookjes
uit aller heren landen verschenen en
waarmee Ankh-Hermes veel verza
melaars aan zich heeft verplicht, on
der andere door de typografische
vormgeving en verzorging.
Voor wie het nog niet weet. Lem
niscaat in Rotterdam geeft ook zo’n
serie uit. Tot slot dan nog vermeld
een paar uitgaven, waarover we reeds
eerder uitvoerig schreven, maar die
hier toch niet mogen ontbreken, na
melijk de Bezige Bij-uitgaven
„Sprookjes van de Lage Landen” en
„De onbekende lotgevallen van Klein
Duimpje en Hans en Grietje”, in
beide gevallen bijeengebracht en be
werkt door Eelke de Jong en Hans
Sleutelaar. Overigens is dit uitgaven
overzicht bij lange na niet compleet.
Alles kan niet worden genoemd,
maar wel nog het onvolprezen
„Sprookjes van Moeder de Gans”, van
C. Perrault, de beroemde Franse va
der van het sprookje (1628-1703), die
de stoot gaf tot letterkundige bewer
king van sprookjes. Van Goor en
Zonen in Den Haag gaf de twaalfde
druk in de bewerking van Christine
Doorman uit, met de tekeningen van
Rie Cramer, die een ware revival
beleeft. Het is een hele mooie uitga
ve, evenals de twaalfde druk van
alweer „Sprookjes van Grimm” in de
bewerking van Onno Vere en Christi
ne Doorman, ook met de bekende
prentjes van Rie Cramer.
Deze wederkeer van sprookjes lijkt,
gezien de titels vooral een „Grimmi
ge” wedkamp te zijn, die de bekende
gebroeders bijna uit hun laatste slaap
zou wekken. Wie aan tekstvergelij
king wil doen, heeft er een heerlijke
kluif aan.
Ruim zeshonderd kilometer trok
Odink mee met de Afrikaanse guerrilla
strijders over het zanderige savannen-
iand, geplaagd door hitte of nachteljjke
kou, hongerig soms en vaak dorstig. Zijn
versl- in dagboekvorm over veertig da
len «nder de vrijheidsstrijders kreeg de
titel: „De overwinning is zeker”. Een
uniek boekje, want vóór Odink kreeg
r.aar één andere journalist (een Alge
rijn) de mogelijkheid om met het MPLA
„op veldtocht” gaan.
van het pocket-bestaan deze sprook
jes reeds uitgaf. Beide vertalingen
zijn uitstekend. In de Prisma-serie t
treft men bovendien de originele
plaatjes aan van Ludwig Richter en
Moritz von Schwind, lekker nostal
gisch voor hen, die zich uit hun jeugd
hele vroege liefst Duitse druk
ken herinneren.
Maar nu eerst terug naar dr.
Schuurman. Zijn benadering van het
sprookje vanuit de dieptepsychologie
met een tendens naar de richting
van Carl Gustav Jung is nog al
tijd volkomen actueel, misschien zelfs
meer, dan toen hij zijn boek tijdens
de oorlog schreef. Zijn stellingen in
het kort weergeven is in dit kader
helaas onmogelijk, maar wel is het
van belang te wijzen op zijn inzich
ten omtrent de functie van symbolen
in onze geest en de wijze waarop
,.Dan komen drie Alouettes en twee
modernere Puma’s (helikopters) opzetten.
Wanneer ze genaderd zijn volgen ze
elkaar boven het kamp in een cirkel en
beginnen te vuren.”
„Het gebruik van helikopters heeft
voorai een psychologische uitwerking en
dat weten de Portugezen maar al te
goed. Veel van de vrijheidsstrijders zijn
jong en allemaal zijn ze eens in hun
leven als kind on een verschrikkelijke
manier met een helikopter geconfron
teerd. In 1970 bijvoorbeeld zijn in de
vierde regio tijdens het Portugese offen
sief zevenendertig doden en gewonden
gevallen, onder wie vooral veel vrouwen
en kinderen. Ze wisten zich niet goed te
beschermen. Deze ervaringen blijven hun
bij. Voor enkelen is alleen het aanko
mende, ronkende geluid van het toestel
al voldoende om met verstarde ogen
achter een boom in de lucht te staren”.
Een andere, vaak gestelde, vraag is,
of we wel zo gelukkig moeten zijn
met de nieuwe stortvloed van litera
tuur over de Duitse „Führer”, die
dertig jaar geleden „strijdend” ten
onder ging in zijn Berlijnse bunker.
Die vraag moet men ontkennend be
antwoorden als het gaat om de erva
ringen van ene Gerhard Boldt, die als
adjudant van nazi-generaal Krebs
aanwezig was bij de al vernietigende
ondergang van het nazidom in april
1945. Boldt legde zijn ervaringen vast
in „Hitler, de laatste tien dagen”;
uitgegeven door Van Holkema en
Warendorf in Bussum in een verta
ling van A. J. Richel. Het boek werd
zoals bekend ook gebruikt als film
script. met in de hoofdrol een (geluk
kig) falende sir Alec Guinnes.
Wat Boldt te vertellen heeft is al
eerder en veel beter gedaan door de
Britse historicus Trevor-Roper, in
zijn „De laatste dagen van Hitler.” In
deze knappe reconstructie zal men
tevergeefs zoeken naar triviale por
tretteringen als: „Göring toonde os
tentatief zijn verveling, bovendien
scheen hij moe te zijn, want hij
geeuwde onophoudelijk”, waar oogge
tuige Boldt het vooral van moet heb
ben.
Transport door bevrijd Angola van
MPLA-strijders. Alles wordt te voet
door het Afrikaanse savannenland ge
dragen.
aantekeningen van de telefoon-afluis-
terdiensten, waardoor het hem moge
lijk werd een dimensie toe te voegen
aan bijvoorbeeld de Oostenrijkse
„Anschluss.”
Irritant is Hegners methode te
schrijven in de onvoltooid tegenwoor
dige tijd: het is een onnodige poging
een heel boek lang (dat wil zeggen
meer dan 400 pagina’s) met zinnetjes
als „Hitler stuift op.en „Eigen
handig schrijft Göring...” het verle
den te actualiseren.
Het boek van Hegner, dat oor
spronkelijk „Die Reichskanzlei 1933-
1945” heette, biedt veel overzichtelijk
materiaal, met als toegift belangrijke
data, biografieën, toelichtingen, een
opsomming van de Duitse regeringen
vanaf 1919 plus indrukwekkend foto
materiaal. Het zal eerder bijdragen
tot kennis over de derde rijk-barba-
ren, de nazi-d»nktrant en in het alge
meen het fascisme, dan het boekje
van Boldt, ook al haalt het niet bij
een gedegen historiografie zoals van
Alan Bullock, hoe heet van de naald
dus met tekortkomingen deze
studie destijds ook werd geschreven.
Bij Bruna in Utrecht is eveneens
een goede serie verschenen, bevatten
de zowel sprookjes als mythen en
legenden. Het gaat hier om „Noorda-
merikaanse Indianensprookjes”, bij
eengebracht door Gustav A. Konitzky
en door W. Lukkenaar uit het Duits
vertaald; „Sprookjes uit Tibet”, bij
eengebracht door Helmut Hoffmann,
in vertaling van Caspar Hendriks;
„Chinese sprookjes” door Friedrich
von der Leyen verzameld en vertaald
door Ef Leonard en „Zweedse volks
sprookjes”, door Kurt Schier bijeen
gebracht en vertaald door R. Germe-
raad. Het zijn pockets, die veel stof
bevatten. Natuurlijk is er een onein
dig verschil tussen bijvoorbeeld echt
primitieve Indianensprookjes ook
al zijn sommige nog maar kort gele
den ontstaan en bijvoorbeeld de
Chinese sprookjes, geheel en al door
een verfijnde eeuwenoude cultuur
getekend. Sprookjes uit Tibet tende
ren natuurlijk deels naar religieuze
wijsheid en het Zweedse sprookje
toont sterke verwantschap met mo
tieven, zo als we die ook bij Grimm
vinden. Meer valt er in dit bestek
over zoveel verschillende culturen
natuurlijk niet te zeggen.
f
i "ÜA