W
In al die eenzaamheid probeer
je jezelf te overwinnen
O
Scheidsrechter ziet
meer vanaf tribune
O
p
gs
WÉ
of een steenbok, dat is iets”
„Een ontmoeting met een gems
I»*--
Zakkenrollers*
De kans
11 ’«fes S s»
WBifSefS’Sfs. fes,?'?
bergsport-beoefenaars
Harry Knol, voorzitter
van
7
0,-
0.-
5.-
voetbal
5.-
8,~
0.-
fi
EIZEI
se”
WWW»
ut*/
f-1
K-
MAART
ZATERDAG 2
1974
Erbij
27
26
F in- J Hl1
„J
door Pieter Mul
h;;.
Niet zo
maar
Discipline
Aanpassen
1
ZEN
IR
van CRM, dat met de erkenning door de NSF be
loofde een aantal activiteiten van de NBV te gaan
subsidiëren, heeft voorzitter Knol c.s. duidelijk laten
blijken in de toekomst een of andere vorm van samen
werking tussen de drie bergsportorganisaties te ver
wachten. De eerste voorzichtige besprekingen in die
richting zijn net op gang gekomen. Wat doet de NBV
wel en wat doet zij niet? Knol: „Wij houden ons bezig
met alpinisme, dat wil zeggen, met alles wat je in de
bergen doet. Uitgezonderd het wedstrijdskiën op
pistes. Toerskiën en de langlauf behoren wel tot het
pakket”. Het overgrote deel van de 12.000 NBV’ers
beoefent de bergwandelsport. Naar schatting rond
de vijf percent zoekt het in het echte „kletter”-werk
waarbij steile rotsformaties met behulp van klim- en
touwtechnieken overwonnen worden.
Kort voordat de Nederlandse Bergsport Vereniging
(NBV) in mei van dit jaar haar 25-jarig bestaan gaat
vieren heeft zij het genoegen mogen beleven als lid
te worden geaccepteerd door de Nederlandse Sport
Federatie. In de ogen van voorzitter Harry Knol werd
daarmee een stukje onrechtvaardigheid de wereld
uitgeholpen. Immers, de veel oudere Koninklijke
Nederlandse Alpinisten Vereniging was met haar
vierduizend leden al lang bij de NSF aangesloten ter
wijl de NBV met een drievoud aan enthousiaste
lingen nog buiten de deur stond. Overigens wijst Knol
er uitdrukkelijk op dat oud zeer uit het verleden tus
sen beide organisaties vergeven en vergeten is. Men
is beslist elkanders tegenspeler niet meer. Ook met
de Nederlandse Ski Vereniging bestaan goede con-
Een van de 12.000 leden van de N.B.V. tacten En dat is maar goed ook want het ministerie
ffitós,, j
MM
F®*’
ilif
'toil
HEM
sss?
te*
3ti w’:’S¥'' #Ai3n«e :u?J ‘ifUIfi F1P'
ANWB
VVVXAM/WVWVVAA^W^A/VVVVVVVVVVVVVWVVVVVWVVXAAA/VWWMVWVVWtfVVVVVWVVVVVVVVVVWVVVVVVVVVVVVVW
5”
/¥*AM¥¥VV\AAAAAA/VV^/VVVVVVVV¥V\A/¥VWWVV¥VVVVWVV%AAM¥WlAA/VVVVVVVWVVV%ASVVVV\/lA/VVV\/VVt
264294
jong?”
ver-
STOPPER
Oefenen bij de
b randweerkazern e
in Amsterdam en
de oefeningen in
praktijk gebracht
in een meer
inspirerende
omgeving van
besneeuwde
bergtoppen.
Die visuele hoogtevrees is meestal door
het dragen van een zonnebril te verhel
pen. Dan kun je op ieder „Grat”-je lo
pen”.
bij voorbaat uitgesloten. „Mensen die al
hoogtevrees hebben als ze een trap op
gaan moeten niet aan bergsport gaan
doen. Maar daarnaast is er een groep die
ruimte en diepte op zich af voelt komen.
„Trouwens aan mij moet je het niet
vragen, maar aan je moeder, want
die zal je voetbalplunje wel moeten
schoonschrobben!”
ransporl
1 86 60.
tiptop fc».
li^üuir Hiih,’’Hi
372,-
T05,-
530,-
340.-
398,-
395,-
ids.
Ri
ing,
iden,
n,
en
rants,
eer
ice..
st u
ar!
rivaliteit in de zin van hij is de beste en
ik niet. Het verantwoordelijkheidsbesef
is onderling erg groot. Iemand door een
moeilijke situatie heenpraten is een fijne
zaak, dat weet ik uit ondervinding”.
I met M
Royali
e salons
;en steil
ste Pa»
Weer een ander punt is, dat de
geraffineerde spelers (de routiniers in
het vak) er bij hun gesjor en on
merkbaar geduw wel degelijk reke
ning mee houden waar de scheids
rechter zich bevindt. In de Cruyff-
film kon je dat goed zien: alle ogen
waren op de bal gericht, Cruyff pro
beerde zich vrij te lopen, zijn tegen
stander hoefde dan maar even zijn
arm uit te steken om Jopie bij het
middel te omhelzen, om onzichtbaar
voor de scheidsrechter een snelle
doorbraak onmogelijk te maken.
Wat dat betreft zijn deze overtre
ders net goochelaars of zakkenrollers,
zij zorgen ervoor dat de aandacht
even van henzelf wordt afgeleid, of
wachten tot het moment dat de aan
dacht even elders is, en dan volvoe
ren zij hun truc.
De krachtige groei van de NBV in de
laatste jaren doet voorzitter Knol besef
fen dat de vereniging haar organisatie
moet aanpassen. „Tienduizend mensen
op amateuristische wijze leiden ging nog
nen. Er wordt nu enorm veel rommel in
de bergen achtergelaten”.
die je vanaf de tribune beter ziet dan
de scheidsrechter, ook al bevindt die
zich „ter plekke”.
Hoe valt dat te verklaren? Je zit er
toch verder vanaf? Maar dat is juist
één van de redenen: doordat je er zo
ver vanaf zit, kan je meer van het
strijdtoneel in één oogopslag overzien,
waardoor je ook dingen ziet die zich
buiten de directe invloedssfeer van de
bal afspelen. Ik geloof ook dat het
belangrijk is dat je hoger zit, dus
overzicht hebt, terwijl de scheids
rechter vaak door de bomen het bos
niet meer ziet, of anders gezegd: door
de spelers de overtreding niet kan
waarnemen.
Zoals u vermoedelijk gelezen hebt,
werd scheidsrechter Arie van Gemert
in de rust van FC AmsterdamFey-
enoord vervangen door zijn Amster
damse collega Berrevoets die op de
tribune zat. Van Gemert voelde zich
onwel, wat overigens aan zijn fluiten
niet te merken was geweest. Ik be
doel: hij floot niet anders dan anders,
dus met tamelijk zachte hand. Het
interessante was, dat je na de rust
meteen kon merken dat er een ande
re scheidsrechter in het veld stond,
want terwijl de wedstrijd in het ge
heel niet van karakter veranderde,
bleek de arbitrage wel veranderd.
Berrevoets floot gauwer en voor mijn
gevoel meer „to the point”.
Een van de opvallendste aspecten van
de bergsport het seizoen loopt onge-,
veer van april tot oktober, mede afhan-
kelijk van de hoogte waarheen men wil
hP,
Een Nederlander kan dan ook niet zo
maar even in de bergen gaan wandelen
of klettern („Daarvan is sprake zodra je
niet meer genoeg hebt aan de steunpun
ten van je beide voeten. De zwaarte
loopt uiteen van een tot zes graden”).
Een beginnend bergsporter zal hier de
natuur in moeten gaan en dan uren
wandelen. Niet gemakkelijk kuieren
maar echt doorzetten en alvast met een
licht bepakte rugzak. Gelijkmatig tempo
en uiteraard bergschoenen aan. „De jon
ge beginners raden we altijd aan naar
de sportkeuring te gaan en daar te
vertellen dat ze aan bergsport (gaan)
doen. Ouderen adviseren we contact met
de huisarts op te nemen”.
Geïmproviseerde mogelijkheden om
klim- en touwtechnieken in beginsel te
beheersen zijn er bijvoorbeeld bij een
oude brandweerkazerne in Amsterdam
en tegen een speciale klimwand van de
Twentse TH. Willen de NBV-leden niet
meer „droog” maar „nat” zwemmen dan
zijn ze aangewezen op de Ardennen, de
Eifel of terreinen in de buurt van Han
nover. Alleen zo’n goed voorbereid ie
mand kan in de bergen uit de voeten.
Nu al weer een paar jaar zet de NBV
ook „instructietoeren” tussen twee en
drieduizend meter op touw om de geïn
teresseerden over de drempel te helpen
en hen met de omstandigheden ver
trouwd te maken. Alhoewel Knol in
eerste instantie stellig beweert: „mensen
met hoogtevrees moeten op de grond
blijven” blijken deze ongelukkigen niet
Jan-Gerrit komt thuis met het gro
te nieuws, dat niemand minder dan
meneer Barendse hem gevraagd heeft
voor Hercules te komen spelen. „Als
je rapportcijfers er maar niet op
achteruit gaan!”, zegt zijn vader met
een knipoogje naar zijn moeder.
net, maar de NBV (regionaal verdeeld in
consultaten) is niet gebouwd op 120C3
mensen, of nog meer. Misschien moeten
we naast het bureau met twee man ook
een persdienst hebben, zoals in het bui
tenland het geval is. Die reconstructie
laat ik graag aan een opvolger over. Na
vijf jaar is dit een goed ogenblik om een
ander aan het hoofd te krijgen. Zeker
als we wat meer aan de weg gaan
timmeren”.
Met M
pensions
campings
Geuldal
64.
is dat je die niet in ons land kan
beoefenen. Knol: „De tochten van de
Nederlandse Reis Vereniging naar Oos
tenrijk waren kort na de oorlog de
eerste kennismaking met de bergen. Je
kon daar trektochten maken langs hut
ten van de Oostenrijkse Alpen Vereni
ging. onze moederorganisatie. Langza
merhand groeit dan gewoon het idee om
eens hogerop in de bergen te gaan
kijken. In die tijd bestond de KNAV al.
wie echter een zekere exclusiviteit niet
ontzegd kon worden. Die club had een
academisch tintje en richtte zich hoofd
zakelijk op het pure kletterwerk in
Zwitersland. De NBV, die in juni ’49 van
de grond kwam, was een sectie Holland
van de Oostenrijkse Alpen Vereniging
maar door de jaren werd de organisato
rische band losser en sinds een paar jaar
zijn we na goedkeuring van statuten en
Alleen zeer geroutineerde bergsporters
gaan in hun eentje op pad maar in het
algemeen valt het af te raden. Een
alpinist is een eenling die in kuddes
voorkomt. Tussen de individuen die op
pad gaan bestaat een groot saamhorig
heidsgevoel. Als er aan het touw geklet
terd moet worden is discipline noodza
kelijk. Ten opzichte van de eerste man,
de voorklimmer, bestaat geen gevoel van
i
r 4
Ik heb hem later even opgebeld en
hem dat gezegd. Hij weet het aan het
feit dat hij nu eenmaal „driftiger”
was dan Arie van Gemert, die zich
wat minder gauw druk maakte dan
hij. Sofar, sogood, zou Sir Alf Ram
sey zeggen. Maar Berrevoets voegde
daar nog iets heel interessants aan
toe. Hij zei: „Bovendien had ik in de
eerste helft vanaf de tribune gezien,
dat die Ramljak nogal wat overtre
dingen nodig had om Nico Jansen af
te stoppen, dus daar ben ik extra op
gaan letten.”
Inderdaad leek Berrevoets de Joe
goslavische voorstopper beter „door te
hebben” dan Van Gemert, en nu kan
het zijn dat dit ook het geval zou
zijn geweest als hij van de aftrap af
aan de leiding in handen had gehad,
maar het zou me toch niet verbazen
als het kwam doordat hij de eerste
helft op de tribune had gezeten. Dat
zou mijn theorie bevestigen (die ik al
eens eerder heb opgeschreven), dat er
heel wat dingen op het veld gebeuren
Vandaar ook het gezegde: „Er leiden
veel wegen naar God en een gaat er
over de bergen”.
huishoudelijk reglement een geheel zelf
standige instelling”.
Het gedrag van een bergwandelaar en
een bergsporter verschilt in principe
niet: het gaat om een speciaal tempo,
een doorgaande trage beweging. De 50-
jarige NBV-president: „In de Nijmeegse
Vierdaagse kon je er zo een stel Zwit
serse bergsporters uithalen. Die mensen
liepen in die kenmerkende trage pas.
Misschien een wonderlijk gezicht maar
je komt er een heel eind mee”.
Enfin, moeder vindt het goed, Jan-
Gerrit vliegt beide ouders om de hals
en voor we het weten zit hij in
junioren-1. Ook daarin scoort hij
naar hartelust en Wiebe Bolster, de
befaamde midvoor van het Neder
landse elftal, heeft al eens in het
voorbijgaan tegen hem gezegd: „Als
jij zo doorgaat mannetje, zal ik nog
om mijn plaats in het elftal moeten
knokken!”
i
ie Ma»
het H»
ijks val
Bergsport is niet gevaarlijker dan het
lopen in de Kalverstraat. In het
autoverkeer vallen meer slachtoffers
dan in onze sport om die vergelijking
nou maar eens te maken. De ervaren
mensen die de Nordwand van de Eiger
beklimmen weten dondersgoed wat ze
doen. Het zijn beslist geen waaghalzen”.
De uitrusting is voor een wandelaar
eenvoudiger dan voor een kletteraar. BSO
Beiden hebben een paar goeie berg- WeRS
schoenen nodig (minimaal honderd gul-
den) zij het dat de kletteraar het type
schoen laat afhangen van de soort berg «BW'Sk!
die hij beklimt (graniet, kalk of zand
steen). De wandelaar, die op zijn tochten
weinig kletterwerk tegenkomt, heeft ge
noeg aan een touw van vier meter. „Een
psychologische zekerheid”. De kletteraar
heeft zeker veertig meter bij zich. Heeft
hij het touw via een carabiner aan een
haak in de wand bevestigd, dan moet de
kletteraar een val van tachtig meter
kunnen overleven. „Maar zo’n touw
moet je dan maar geen tweede keer
meer gebruiken”. Wandelaar en klette
raar hebben uiteraard beiden een rugzak
en reservekleding bij zich. De pickel
(slanke houweel) van de wandelaar is
groter dan die van de klimmer die dat
stuk gereedschap niet als loopsteun ge
bruikt. De kletteraar heeft dan nog een
klettergordel om waarin hij bij een
val blijft hangen een helm op en
stijgijzers onder (de schoenen). En uiter
aard draagt elke bergsporter de prakti
sche knickerbockers. „Ontzettend belang
rijk is natuurlijk het aanpassen aan
wisselende weersomstandigheden en
het nooit in paniek raken. Daaltechniek
moet je zeker zo goed beheersen als
stijgtechniek”. Het taaltje van de meeste
bergsporters is uiteraard doorspekt met
termen als „abzeilen”, „ich komme” en
„Zeil frei”. Termen die nog niet zijn
vereist voor de duizenden toeristen die
de laatste jaren voorheen rustige bergen
en dalen overstromen. Volgens Harrie
Knol heeft zijn verontrusting daarover
niets te maken met een vorm van jaloe
zie. „De natuur is voor iedereen maar de
kabelbaanmaatschappijen hebben de
zaak in een veel te hoog tempo openge
gooid. Uiteraard om commerciële rede-
elftal te completeren. Opeens ziet
voorzitter Duizeling Jan-Gerrit staan
en hij vraagt: „Zou jij ons uit de
nood willen helpen, Jan-Gerrit. Het
koffertje met kleren en schoenen van
Wiebe Bolster hebben we meegeno
men, die zullen je wel passen!”
Jan-Gerrit springt een gat in de
lucht, maar natuurlijk laat hij dat
niet merken en zegt hij: „Als u denkt
dat ik het kan, meneer, en de club
heeft mij nodig Enfin, om een
lang verhaal kort te maken: na een
aanvankelijke achterstand van 3-1
weet Jan-Gerrit twee goals te scoren
en in de verlenging maakt hij het
beslissende doelpunt. Wat een sensa
tie, wat een vreugde! Maar over de
scheidsrechter hebben we nu nog
steeds niets gehoord
De belevenis in de bergen is een zeer
persoonlijke aangelegenheid. „Vaak is de
uitdaging: welke is de weg die je op een
verantwoorde manier boven brengt. Bij
iedere wand denk je wat zou daar
nou weer achter steken. Je bent bezig
aan een berekend avontuur dat je veel
onverwacht schoons kan bezorgen. Een
ontmoeting met een steenbok of een
gems, dat is iets. Het is niet waar dat je
op grotere hoogten uitsluitend steen
klompen aantreft. Vaak is er nog de
prachtigste begroeiing. De prestatie is er
niet op gericht beter te zijn dan een
ander. In al die eenzaamheid probeer je
jezelf te overwinnen. Het moment waar
op je kan zeggen zo dat heb ik toch
maar weer gefikst. Of je nu kerks bent
of niet, het doet je wat als je opeens
ergens een eenvoudig kruis ziet staan
met bijvoorbeeld een tekst als „Herr,
hier ist es gut sein”. Of zoals de Oosten
rijkers het uitdrukken: „Es lohnt sich”.
hlfe - Pil
k" liS
Naar het idee van NBV-voorzitter
Knol beweegt het beeld dat een Neder
lander van de bergsport heeft zich tus
sen twee uitersten. Aan de ene kant is
er de groep mensen die zegt „waarom
zou ik tweeduizend meter klimmen als
er een lift is die je veel makkelijker op
die hoogte brengt Met als extremen
degenen, die op sensatie belust zijn, die
op de stunt en ongevallen afkomen.
Kom met dat sensatie-beeld niet bij
Harry Knol (woonachtig in Doornspijk)
aandraven”.
maar in de onderafdeling gefloten”,
biecht hij eerlijk op. Maar Arie Ge
melijk kijkt hem eens recht aan,
knikt goedkeurend en zegt tegen de
voorzitters van beide verenigingen:
„Mijn gevoel zegt me, dat deze jon
gen het in zich heeft. Geeft u hem de
kans, hij zal het zeker redden!”
Tien minuten later staat Joop Ber-
rebeen te midden van de spelers die
hij altijd zo bewonderd heeft. „Mijne
heren”, zegt hij met een twinkeling
in zijn ogen, „ik stel voor dat we er
een sportieve wedstrijd van maken.
Als u geen overtredingen maakt, hoef
ik niet te fluiten en kan ik ook geen
fouten maken!” De voetbalbonken
grinneken. „Hij spreekt tenminste
klare taal”, zegt Harry Wijngaard, en
Wim van Kippebeen mompelt: „En
gevoel voor humor heeft hij ook!”
Joop Berrebeen floot met een ge
mak dat bewondering afdwong. Hij
gaf drie penalty’s en vier gele kaar
ten zonder dat er gemor onder de
spelers opklonk. Sterker nog, de „las
tige” Kees Balk zei spontaan: „U hebt
gelijk, ref!”, toen zijn tackle met een
strafschop bestraft werd. Toen Joop
Berrebeen na zijn laatste fluitsignaal
het veld afliep, kwam Arie Gemelijk
hem' al hinkend, en met uitgestoken
hand tegemoet. „Well done, boy!”, zei
hij. „Ik had het je niet kunnen
beteren!”
En wat ik nu maar zeggen wil is
dit: zolang er geen jongensboeken
geschreven worden waarin scheids
rechters dezelfde opwindende avontu
ren beleven als voetballers, zal het
scheidsrechtersvak een minderwaar
dig. bezigheid blijven die alleen pro
forma serieus genomen wordt door
het voetbalpubliek
Op een dag speelt Hercules de
belangrijke beslissingswedstrijd om
het landskampioenschap tegen Karei
I. Jan-Gerrit gaat in de bus met zijn
vrienden naar Tilburg, waar de big
match zal worden gespeeld. Bij het
stadion aangekomen, zien zij een op
loopje bij de spelersingang. Wat
blijkt het geval? De bus waarin de
spelers van het eerste zaten, heeft
onderweg een ongeluk gehad. Van de
zestien spelers moesten er zes (geluk
kig met lichte verwondingen) in het
ziekenhuis worden opgenomen. Er
ontbreekt dus nog een man om het
'W
Jongensboeken over voetbal gaan
meestal over een blonde knaap die op
school heel aardig kan meekomen,
tersluiks naar een meisje oogt dat
twee banken voor hem zit, en in het
schoolelftal aanvoerder is. Bij de
schaakwedstrijden scoort hij aan de
lopende band, waardoor de vader van
een schoolvriendje, die trainer is van
de befaamde plaatselijke club, hem in
de gaten krijgt. „Wil jij niet bij
Hercules komen spelen,
vraagt hij aan Jan-Gerrit.
Want toevallig weet ik dat die
scheidsrechter ook een invaller was.
Hij zat zich op de tribune te ver
kneukelen over een mooie wedstrijd,
hopend dat hij nog wat zou kunnen
opsteken van zijn beroemde collega
de interland-scheidsrechter Arie Ge
melijk, maar wat gebeurt? Arie ver
stuikt zijn enkel in een molshoop en
moet worden weggedragen. Goede
raad is duur? De omroeper vraagt, of
er een gediplomeerd scheidsrechter
onder het publiek is. „Dat zal vast
wel", denkt Joop Berrebeen, en hij
blijft rustig zitten.
Na tien minuten wordt de oproep
herhaald. Zou hij dan werkelijk de
enige scheidsrechter hier zijn, vraagt
hij zich af? Met bonzend hart begeeft
hij zich naar de kleedkamers en
meldt zich aan. „Ik heb alleen nog
Ur
Él
fik’ H
SIP