WONDEREN VAN DE AARDE familie hem zag zoals zijn socialisten Linkse schrijver stipt fouten van aan Attenties Wanhoop Nakomertje Voldoening GEORGE ORWELL ACTUEEL ZATERDAG 9 MAART 19 74 27 Erbil rf 'F- oT Q> In de dagen vóór de eerste wereldoorlog woonden in Zuid-Frankrijk, aan de Riviera, vele Indische gepen' sioneerden en verlofgangers. Het milde klimaat, de schoonheid van zee en landschap, de hoge kwaliteit van allerlei soorten van genoegens en vermaak, van casino's, feesten, toneel, ballet en opera, de gemakke lijke toegankelijkheid van de echte sfeer van de demi monde, en dat alles voor een betaalbare prijs, vorm den een weergaloze attractie voor bezoekers uit de ge hele beschaafde wereld. Met een inkomen van 300 in de maand vond men daar aan de Riviera een aller plezierigst bestaan, met het dubbele leefde men er als een vorst. In de permanente vreemdelingenkolonie trof men toen rond 1910 te Nice de Nederlandse auteur Louis Couperus aan en, wat jaren later, ook zijn oudere broer en schoonzuster John en Rica Couperus, terug- getrokken te Monte Carlo als gepensioneerd resident uit Java. De beide broers waren in mannelijke lijn de laatste telgen van een nu uitgestorven Indische tak van een oorspronkelijk Friese familie van dominees en hoge ambtenaren. Een Schots domineesgezin Cooper, ook wel geschreven Cowper, zou na de godsdienst twisten ten tijde van Mary Stuart en John Knox in Schotland, omstreeks 1580 naar het wat rustiger Fries land zijn geëmigreerd. Van hen zou afstammen een in ieder geval bewezen voorvader van de Couperus sen, Jan Janszoon Cuiper, rond 1650 woonachtig te Sneek en kuiper van beroep. Een der zoons studeerde af als dominee aan de Academie van Franeker en lati niseerde zijn naam tot Couperus, zoals dat toen bij promovendi de gewoonte was. y LOUIS COUPERUS er aan le !S. g- I l s BAUDINE BOOTTE Hoewel hij nogal van de hak op de of w at Het verblijf op Java van Louis’ negen de tot zijn vijftiende jaar bleek van beslissende invloed te zijn geweest op de vorming van zijn vroegrijp karakter. Zowel ten goede als ten kwade heeft dit beleven van het echt tropische bestaan zoals dat de vorige eeuw nog was, de diepste sporen achtergelaten op de mens en de kunstenaar Louis Couperus. De ijver om met tomeloze drift de dingen te doen die hem aantrokken en minutieus te onderzoeken wat hem lichamelijk en geestelijk kon dienen om tot volle was dom te komen in de enige richting van zijn voorbestemming, gepaard aan een bijna volstrekte indolentie en gebrek Illustraties van Ella van Schalk uit het boek „De onbekende Couperus" door Albert Vogel. Uitgave L. J. Veen, Wageningen. Louis, nu een uitgaande jongeman en wel gezien bij de dames in de Haagse Ingenomen met de erkenning van zijn gaven, koesterde Louis zich als een jon ge poes in de adoratie van de dames om hem heen. Hij kon nu vrijuit vinden hetgeen hij al als kind het meest nodig voelde: de bewonderende, zachte en ver standige vrouwenhand, hem leidende door de kleine beslommeringen des levens naar de extase van zijn literaire activi teit. In de jaren na Eline Vere zocht hij afwisselend de hoofse omgang met mon dain Den Haag en het intieme verpozen r, st n 11 ik i- ik >P *n n s T K ,t e n 3, It d It n le it ie Q. it :e n n ;e le n d i- al is nt at je n. st. er at o- et >n c, et i- ilj al Louis’ vader, mr. John Ricus Coupe rus. zocht het in de rechterlijke macht maakt een snelle en zeer fraaie carrière en kon het zich veroorloven als raads heer in de beide hooggerechtshoven van Nederlands Indië. zich op 45-jarige leef tijd te laten pensioneren om zijn diverse geërfde belangen in cultures en onder nemingen wat beter te gaan beheren. De familie van Louis’ moeder, freule Catharina Geertruida Reynst. had een nog oudere verheven ambtelijke traditie. Dat geslacht had al in de 17e eeuw een gouverneur-generaal, een bewindhebber in de VOC en in de West-Indische Compagnie, twee luitenant-admiraals en vervolgens een reeks hoge ambtenaren voortgebracht. Haar vader was vice-pre sident van de Raad van Indië en nog een jaar waarnemend gouverneur-gene raal geweest. Het grootste compliment dat de fami lie aan Louis kon geven, is dat de bewondering die zijn vrouw hem al» jong meisje al toedroeg, zich voortdu rend heeft verdiept. Zijn laatste schoolleraar Nederlands, dr. Jan ten Brink, erg geïmponeerd door Louis’ ingeleverde opstellen, bleek de enige die een mogelijkheid aangaf om van deze welhaast 19-jarige mislukte leerling nog iets te maken. Die voortref felijke leraar, spoedig professor, wist de troosteloze vader over te halen Louis aan hem toe te vertrouwen om privé-les te geven met als doel de akto MO Nederlands. De familie zag daar niets in en kon zich onmogelijk voor Louis een bestaan als leraar voorstellen. Geschreven door A. J. D. Steenstra Toussaint, oud-gezant der Nederlan den, kleinzoon van Elisabeth Coupe rus en een achterneef van de grote schrijver. Met zijn ouders deelde hij van 1908 tot 1912 de villa te Nice, gehuurd door zijn oom Louis en zijn nicht Betty Baud. Later als student in Nederland bezocht hij het echtpaar in Den Haag en in Gelderland en erfde na het overlijden van Couperus in 1923 een goed deel Van zjjn voor treffelijk garderobe. goede kringen, heeft de akto MO in viereneenhalf jaar gehaald. Niemand in de familie vond dat zo’n akte de moeite waard was, maar het gaf toch wel voldoening dat indien de nood aan de- man zou komen, Louis zich door les te geven in het leven kon houden. Intussen, al twee jaar vóór zijn diploma, zag Louis zijn eerste bundel „Een lent van Vaerzen” in druk verschijnen. Gevolgd door een tweede, „Orchideeën”, ditmaal gedichten en stukken proza, die bij de zusters, nichten, tantes en vriendinnen grote bewondering wekten en die door de manlijke familieleden met enige wre vel werden weggelegd. met meisjes in zijn naaste familie, aan wie hij al zijn ver beelde wereld voortoverde. Uitgesproken familiezwak, hechtte hij zich in het bijzonder aan een vier jaar jonger nichtje, Elisabeth (Betty) Baud, met wie hij in 1891 zou trouwen. Zijn nicht-vrouw was de component van zijn eigen wezen. Geestig en nuchter in haar opvatting van de wereld om hen heen, hoogst artistiek van smaak en elegant van beweging, bereikte zij met haar man een tweeënheid, die hem al» schrijver geen moeite gaf om door te dringen in de diepste raadselen der ge slachten. Hijzelf, intussen bezig met de gehele wereldlitteratuur en zich uitputtend in het maken van verzen, hing met hart en ziel aan dr. Ten Brink, de enige die hem begreep. Hij beloofde systematisch voor de akte te gaan werken en omdat hij zichtbaar ongeschikt was voor het ge bruikelijke debouché van mislukte stu denten uit Indië, namelijk de cultures op Java, was er eigenlijk geen andere keus dan op het idee van Ten Brink in te gaan. aan concentratievermogen om de aan de jeugd opgelegde taken af te werken, heeft hem van meet af aan ongeschikt gemaakt op op school klassikaal onder wijs te volgen en met Hollandse jongens in clubverband om te gaan. Tot grote schrik van zijn kordate en wereldse vader, die niet het minste be grip, laat staan waardering kon opbren gen voor de fantasiewereld waarin zijn jongste zoontje zich opsloot, bleek spoe dig dat Louis op school een slechte leerling was. De vader gaf zich grote moeite om aanvullende lessen te geven maar de schoolcijfers, behalve voor taal, bleven slecht. Jarenlang, ook na terug keer in Den Haag, hield de vader deze extra lessen vol en al bracht hem dit niet nader tot dit vreemde, onwerkelijke kind toch heeft de kleine Louis voor zijn later leven meer van zijn vaders precieze kennis van Nederlands, Frans, Duits en Engels en ook van Latijn, kun nen profiteren dan van wat hij in de schoolbanken opstak. De kritiek op het schrijverschap van Louis Couperus werd in één slag wegge vaagd toen in 1888, hij was 25, zijn eerste roman „Eline Vere” als feuilleton in Het Vaderland verscheen. Elke belezen Ha genaar las dit werk met steeds stijgende aandacht en waardering. Voor vele le zers een proefstuk, weldra in aller opi nie een meesterstuk. In boekvorm ver schenen, kon ook heel het land en Indië van dit literaire succes kennisnemen en de familie baadde zich in de ongekende roem van een genie in haar midden. De neven bleven de jonge schrijver een être vinden met wie geen verstandig woord te wisselen viel, maar de complimenten van de buitenwacht over de naverwante romancier werden gaarne aanvaard. Het lelijke eendje was een zwaan geworden, die de naam Couperus zou doen ver staan in alle streken waar het Neder lands wordt gelezen. Ook nog de volgende generatie van achterneefjes en -nichtjes hebben oom Louis, die zelf geen kinderen had, ge kend als een liefhebbende man, eenvou dig in de omgang met hen, maar die de nichtjes altijd wel bijzonder voortrok boven de neven. Hij hield nu eenmaal meer van de vestalen en amazones dan van de stoere knapen in het koude vaderland. Van dit echtpaar Couperus-Reynst werd op 10 juni 1863 in Den Haag. Mauritskade 11, het elfde en laatste kind geboren. Het nakomertje werd naar drie eerder gestorven zusjes genoemd: Louis (e) Marie Anne. Het wat weke, drome rige kind werd opgevoed door een lieve, zachte moeder, ijverig bijgestaan door drie veel oudere zusjes, die op spelletjes en verkleedpartijen verzot schenen. Door moeder en zusters werd de kleine Louis volledig afgeschermd van de ruwe bui tenwereld, belichaamd in een „would- be” strenge vader en drie luidruchtige grote broers. Hij heeft hierdoor echt gelukkige en ook vrolijke kinderjaren gekend. In heel zijn verdere leven heeft Louis de beschermende vrouwenhand nooit kunnen, en gelukkig ook nooit behoeven te missen. huidige Engelse mijnwerkers zo hard bezig zijn de toch al labiele Engelse economie nog wat verder in de puree te helpen. Men kan nauwelijks zeg gen dat het een aaneensluitend ver haal is, het is veel meer een bundel opstellen, welke dan wel weer in twee groepen te verdelen is. tak springt en het boek daardoor beslist geen aaneengesloten geheel is, is het toch zeer leesbaar, vooral het eerste gedeelte is heel onderhoudend. Het werken in de doorgaans veel te lage en nauwe mijnschachten heeft hij uitstekend beschreven, evenals de situatie in het pension van de Brook- ers waar hij logeert. De zelf arme Brookers proberen toch nog wat rij ker te worden van hun nog armere pensiongasten. Orwell schrijft heel levendig en hij draait nergens om heen. Eén opmerking tegen de verta ling: de ironie i n de Engelse titel komt totaal niet uit in de vertaling. The road to Wigan Pier staat voor het volgende: als de arbeiders zich niet konden veroorloven op vakantie te gaan, zeiden ze dat ze naar Wigan Pier gingen hetgeen neerkomt op thuisblijven, want Wigan ligt in het binnenland en heeft geen pier. Voor Orwell betekent het misschien ook dat hij niet vond wat hij verwachtte toen hij naar het noorden reisde. In de jonge jaren van Louis kwam een geweldige verandering toen zijn va der met het oog op de financiële belan gen. het nodig vond naar Batavia te verhuizen en zijn vrouw met jongste zoon, negen jaar oud. daarheen meenam. Overweldigend waren de indrukken van het prachtige huis op het Koningsplein, de omringende natuur en de luxe van het dagelijks bestaan op dit gevoelige kind, dat zich al heel spoedig één voelde met de kinderen van de zo bont samen gestelde bevolking van dit prachtige land. De Indische tak van de Couperussen begint met de overgrootvader van Louis, die in dienst van de Ver. Oost-Indische Co. het bracht tot gouveneur van Ma- lakka in de tweede helft van de 18e eeuw. Zijn zoon Abraham, onze geza menlijke groot- respectievelijk over grootvader, klom ook hoog in de Indi sche hiërarchie, was de rechterhand van Stamford Raffles, de landvoogd tijdens het Engelse tussenbestuur van Java, en werd in 1824 na de afruil van de Nederlandse en Britse koloniën op Ma- lakka en Sumatra gouveneur van Ri- ouw en onderhorigheden. Tot zijn dood, 32 jaar later, is er geen dag voorbijgegaan dat die beiden niet samen waren. Zij heeft het mogelijk gemaakt dat Louis een geweldig oeuvre van bijna zestig boeken, vele van groot formaat bijeenschreef. Hij werd gaande weg een sober en eenvoudig levend mens, ongestoord in zijn fantasieën. Bet ty was de enige die toegang had tot deze wereld van zijn verbeelding en ook de enige metgezellin op zijn vele en lange reizen om de atmosfeer te vinden voor zijn scheppend vermogen. Hun leven bewoog zich bij voorkeur in het Franse zuiden en in de Italiaanse kunststeden met Nederland en Java als polen die voortdurend in het oog werden gehou den en waarheen op gezette tijden werk en familie hen riep. Deze reizen waren duur voor dit echtpaar, dat allengs uit sluitend van de opbrengsten van de pen moest leven. George Orwell is onder meer de auteur van het bij velen zeer beken de, al is het maar door de leeslijsten op school, boek Animal Farm, een briljante allegorie met als onderwerp de afgang van de Russische revolutie, beschreven door middel van de die ren op een boerderij, die aldaar de macht van de mensen omvergegooid hebben en zelf het heft in handen hebben genomen. Uit dit boek komt ook de beroemde uitspraak: „All ani mals are equal, but some are more equal than others”. Vier jaar later in 1949. kort voor zijn dood, schrijft hij een boek, dat haast even bekend zal worden Nineteen eighty-four, een fu turistische roman over de totali taire staat. Zelf socialist, worden zo wel linkse als rechtse dictaturen hierin door hem veroordeeld. Vóór deze twee boeken is Orwell nooit erg populair geweest. Hij schrijft dan hoofdzakelijk journalistiek georiën teerde werken. De Arbeiderspers heeft vorig jaar twee boeken van Orwell in Nederlandse vertaling uit gebracht. Het eerste is Een olifant omleggen, een verzameling essays ge schreven tussen de jaren 1930-1947, gekozen door Martin Schouten die ook het informatieve nawoord heeft geschreven en samen met Lore Cou tinho verantwoordelijk is voor de vertaling. Het andere is een verslag over de situaties bij de, vaak werke loze, mijnwerkers in Noord-Engeland, De weg naar Wigan, vertaald door Joop Waasdorp. Hoewel het boek oor spronkelijk in 1937 werd gepubli ceerd, voorzien van fotomateriaal wat helaas in latere edities niet aanwezig is, is het boek op het moment nog steeds bijzonder actueel, zeker nu de Op zijn vijftiende jaar in de tweede klas van de Haagse HBS toegelaten, bleef hij sukkelen met de exacte vakken. Tot wanhoop van zijn vader deed Louis er nog drie jaar over om na de derde klas definitief te blijven steken. Door de gehele, zeer uitgebreide familie werd dit falen niet minder dan als een ramp beschouwd, want pas na het eindexa men, liefst van het gymnasium, hield een jongen op om kind te zijn. Louis zou dus altijd kind moeten blijven en niemand in deze onartistieke familie zag voor hem enige uitweg uit de misère. Een Engelse criticus, John Wain heeft van Orwell’s werk gezegd: All of it, in whatever form novels, essays, descriptive sketches, volumes of autobiography has the same object: to implant in the rea der’s mind a point of view, often about some definite, limited topic metimes I think I can still taste the porridge”. Zelf schrijft hij de nacht merrie pas van zich af in dit essay in 1947. Ideeën uit 1984 waar hij toen al mee bezig was, zitten er echter ook in verwerkt. Een opmerkelijk essay ook is In de walvis (1940) dat Henry Miller’s Tropic of Cancer bespreekt dat in 1935 voor het eerst verscheen. Het is interessant te zien hoe hij zich vaak tegenspreekt als hij een bepaald idee verdedigt, zoals ook in dit essay. Enerzijds is hij ervan overtuigd dat een schrijver politiek ingesteld moet zijn en geëngageerd moet schrijven, anderzijds waardeert hij het in Miller dat deze daar ver van verwijderd is en zich bezighoudt met alledaagse kleine dingen en daarover een boek schrijft. Als laatste wil ik hèt korte essay Waarom ik schrijf noemen, waar hij vier punten als beweegrede nen tot schrijven noemt en wel: puur egoïsme, esthetische geestdrift, de his torische prikkel en politieke doelein den. Mijns inziens vier zeer persoon lijke redenen, waarvan de laatste mij het meest aanvechtbaar lijkt, hoewel het voor Orwell wel opgegaan is. Orwell schrijft enthousiast en meeslepend, en dat maakt deze bun del niet alleen interessant, maar ook uitermate meeslepend leesvoer. Be langstellenden kan ik. nog het boek Homage to Catalonia aanraden, uitge geven door Penguin, dat handelt over zijn ervaringen tijdens de Spaanse burgeroorlog, waar hij de gebeurte nissen van zeer nabij meegemaakt heeft. Buiten het werk en de familie vond Louis plezier in de kleine genoegens van het leven, de uitwisseling van kleine at tenties met buren en kennissen, het wandelen op de boulevard of .in de jardin public. In voorkomen was hij een aristocraat, die zich door een verveelde en precieuze gemanieerdheid probeerde te beschermen tegen inbreuken van de buitenwereld op zijn manier om met weinig geld te leven en ongestoord te werken. but in any case about an issue over which he felt it was wrong not to take sides.” Dit blijkt ook in de bundel Een olifant omleggen, dat een aantal van Orwell’s meest bekende essays bevat, zoals bijv, het titelopstel dat evenals Een terechtstelling autobiografisch is en dateert uit de tijd dat George Orwell in Birma bij het koloniaal bestuur werkte. Deze baan bracht zulke innerlijke conflicten bij hem teweeg dat hij na een paar jaar besluit India weer te verlaten en terug naar Engeland te gaan. Een olifant omleggen gaat over het mo ment waarop er van Orwell als dis- trictspolitiebeambte door de lokale Indiase bevolking wordt verwacht dat hij een olifant, die in dolle razernij iemand uit het dorp had gedood, doodschiet. Hoewel hij ziet dat het dier alweer gekalmeerd is en rustig in een veld loopt, moet hij hem toch doodschieten. De doodstrijd van de olifant is een vreselijke ervaring voor Orwell. Iets dergelijks wordt beschre ven in Een terechtstelling, hoewel het hier om een ter dood veroordeelde Indiër gaat. Terwijl de man op weg naar de galg is, ziet Orwell hoe hij toch, met de dood voor ogen, opzij stapt voor een regenplas. „Toen ik de gevangene opzij zag stappen om de plas te ontwijken, zag ik het geheim, het onzegbaar verkeerde van het af snijden van een leven in volle bloei. Deze man was niet stervende, hij was net zo levend als wij. Alle organen van zijn lichaam werkten darmen verteerden voedsel, de huid ver nieuwde zichzelf, nagels groeiden, weefsels werden gevormd voort zwoegend in een plechtige dwaasheid. Zijn nagels zouden nog steeds groeien als hij op het valluik stond, als hij door de lucht viel met nog een tiende seconde te leven. Zijn ogen zagen het gele grint en de grijze muren, en zijn brein had nog herinneringen, -zag vooruit, redeneerde, redeneerde zelfs over plassen.” Beide essays zijn op een eenvoudige, rechtstreekse, maar daardoor zeer effectieve wijze ge schreven. In de serie „Wonderen” van uitgeverij Amsterdam Boek is verschenen „Wonde ren van de aarde”, geschreven door Ger ton van Wageningen. Deze keer wordt er uitvoerig ingegaan op wat er vlak onder de aardbodem of ver daaronder aan prachtige en boeiende dingen te vinden is. Van Wageningen, populair-weten schappelijk schrijver par excellence, be gint in het boek aan de hand van voorbeelden steeds dieper te graven in het inwendige van de aarde. Hij komt dan spelenderwijs terecht bij wat daar verborgen zit. Aan grotschilderin gen (de speleologie komt royaal haar trekken) wordt aandacht besteed evenals aan andere overblijfselen van vroegere culturen. Ook de flora en fau na in de grotten worden besproken van vroegere culturen. Dan belanden we die per bij de gesteenten en kristallen. Om daar te komen moet eerst gesproken worden over de (vermoedelijke) ont staansgeschiedenis van de aarde. Daarna dan staan de stenen en kristallen in het middelpunt (met vele wetenswaardighe den daaromheen), vervolgens de minera len en edelstenen (met boeiende verha len over o.a. beroemde diamanten, al chemisten en goudjachten). Uiteraard wordt verteld hoe het met de winning van al dit fonkelends en kostbaars gaat. Tenslotte gaat Gerton van Wageningen in op de synthetische chemie, het zoeken naar nieuwe wegen om over voldoende energie en grondstoffen te kunnen be schikken. Bij het gebruik van kernener gie zet hij terecht de nodige opmerkingen en vraagtekens. Zoals gebruikelijk bij deze serie vindt men ook hier een schat aan voortreffelijk illustratiemateriaal. De eerste helft behandelt allerlei aspecten van het mijnwerkersleven. de condities tijdens het werk in de mijnen, de lonen en de behuizing. Hij gaat in op de psychologische invloe den van het niet werken, de onleef- baarheid van het leven zo dicht bij de mijnen, in de industriestadjes, de deugden van de mijnwerkers, voor wier lichaamsbouw hij, zelf een ma gere, tuberculeuze man, een enorme bewondering heeft. In het tweede ge deelte zet hij uiteen hoe vastgeroest het klassenstelsel is in Engeland en hij waarschuwt de socialisten dat ze niet moeten denken dat dat zo maar op te heffen is en dat ze haast moeten maken als ze het opkomend fascisme willen tegenhouden. Hoewel hij zelf zeer links georiënteerd was, ziet hij heel duidelijk de fouten van de socialisten en steekt zijn opinies daaromtrent niet onder stoelen of banken, vooral in hoofdstuk elf. Een ander autobiografisch essay in de bundel is Hoe zalig gleed de jongenskiel. Dit behandelt zijn schooltijd op St Cyprian’s, een kost school. Deze tijd is voor Orwell zo vreselijk geweest dat hij later tegen Cyril Connolly, een bekende Engelse criticus, die op dezelfde school is geweest, zegt, als deze over zijn schooltijd schrijft in Enemies of pro mise in 1938: „I wonder how you can write about St Cyprian’s. It’s all like an awful nightmare to me, and so- f I F (W /f 3 olff- VW

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 27