Gratis doodkist voor iedereen
die op onze
In het land waar old man
James in de grond woont
4
tel
TABIAN^
x 9r
i
fg
4
I
I,
iW
jir
plantage werkt”
u 1
ik
Werken voor een dollar per dag
•Dominee Tolbert wil
welvaart brengen en
corruptie bestrijden
i II
L'
MB
L V <4
a
31fi
ZATERDAG 16 MAART
1974
19
Erbij
-
930956
door
Tony van der Meulen
KEROZINE
nhry
’^LETTEN
Ivoorkust
Sierra
■9c GOUD
ra®
H-H
IJa>
4/^
'P
X*
J -y "i .Frans
JOSEPHINE
fGuinea
w
IkNi v
Wb.F 4
-
n
TAPPI
Wob van der Neen, bedrijfsleider van de Firestone plantage.
4
’el
Old man James voor zijn hol in de grond.
de
Waarover?
en
Hoe wil je dan leven?
GRAND CESS
bh.
"Santa
5rt
t).
RUBBER
IJZER
Waarom hebben ze de pest aan
blanken?
Wat doe je ’s avonds als je klaar
bent met het werk?
Zou je in een stad als Monrovia
willen wonen?
zeer
man.
In 1965 volgde vice-president dr.
William R. Tolbert de overleden
president Tubman op.
De Liberiaanse president Tol
bert Jr. bracht vorig jaar een be
zoek van 20 dagen aan de V.S van
President Tubman die op 75-jarige
leeftijd in een Londense kliniek
overleed.
Wob van der Veen: „Het is het
systeem hier; als je twintig men
sen vraagt, staan er tweehonderd
in de rij; ze zijn blij dat ze wat
werk hebben. Behalve die dollar
per dag krijgen ze ook vrij goed
koop rijst: er is medische verzor
ging, en als er iemand doodgaat,
komt er gratis een kist, die door
Firestone zelf gemaakt wordt.”
'OBERTS^
■~~PORT
LIBERIA
LOMA
rd.
ek
sis,
ns
lit
le-
ke
li
ke
ta-
eel
Si
ra!
rüt
ij-
‘n:
en
ri-
en
an
ns,
ib-
lat
en
tot
je-
>or
op
de
an
en
rt,
sr-
Wat vind je er zelf van dat je
op een fabriek werkt waar de
mensen één dollar per dag verdie
nen?
Morris: „Nee, want dan ben je
niet vrij. Je hebt er veel geld
nodig en je kunt niet voor je
groente zomaar ergens een tuintje
beginnen, want er staan overal
huizen. Daar houd ik niet van.
Hier kun je tenminste nog allerlei
dingen uit het bos halen.”
Morris spreekt met een stel jon
getjes af dat ze hem voor volgen
de week donderdag vijftig hage
disjes van een bepaald soort leve
ren. Er wordt een prijs overeenge
komen en we gaan naar het vol
gende dorp.
i I I
i t i
Leonej
Hoe denk je eigenlijk over de
blanken?
WEGEN
SPOORWEGEN
Ikakata
FORTSVILLE
«HARTFORD
tesGÖBASSA
^fc^RIVER CESS
St®
^LEXINGTON
fehgGREENVILLE
EüBhtaKSASSTOWN
blikjes makreel en een pot met
suikerklontjes voor haar meegeno
men. Een aantal mannen gaat uit
zoeken hoe oud de vrouw al is.
Morris vertaalt de berekening in
het Engels en begint gaandeweg te
vloeken van verbazing: ze heeft al
achterachterachterkleinkinderen
W
Leg dan aan het stamhoofd Banjo Gi (hij
spreekt Engels) maar eens uit dat wij in Neder
land die lekkere tropische visjes niet gewoon
opeten, maar in een glazen bak doen om er al
leen maar naar te kijken. We zaten in een grote
open hut, midden in het dorp. Banjo Gi, een
oude, zeer waardige man, keek me heel lang aan
en begon toen ontzettend hard te lachen. Daar
na schudde hij enige tijd het hoofd.
De macht van het stamhoofd beperkt zich tot
Pondè en omliggende dorpen. De werkelijke
macht in Liberia is in handen van de baptistische
dominee dr. William Tolbert. Hij is een afstam
meling van de vrij geworden Amerikaanse ne
gerslaven die in het begin van de vorige eeuw
op de kust van Liberia landden. Ze maken nu
nog drie procent uit van de totale bevolking en
besturen de twintig, autochtone stammen.
Morris: „Toen ik heel jong was,
droeg ik met andere jongens wel
eens de zak van de blanke golf
spelers op de plantage. Op een
gegeven moment wilden wel 25
jongens die zak dragen, en toen
riep zo’n blanke: „Lazer toch alle
maal in de hel, zwarte apen!” Dan
vind je de blanken niet aardig. De
manier waarop de meeste blanken
de negers behandelen, is beneden
peil.”
We gaan over geldzorgen praten.
Morris: „Lang geleden, toen ik nog
een kleine jongen was, was er
ineens geen zout meer. Er waren
toen nog oude mannen die een
heel speciale boom gingen ver
branden en daar zout van maak
ten. Nu kopen ze het zout en
maken ze het niet meer uit as
Maar als het geld op is, kunnen ze
het ook niet meer.”
Morris: „Eerfet een tijdje met de
kinderen spelen en dan praten.
Praten met Jozephine.”
TySANNIKELLIE
Er woont een zeer oude vrouw,
Wob van der Veen heeft twee
Amerika. President Nixon hier
opgewekt samen met zijn Afri
kaanse collega.
Langs de weg ligt plotseling een
hoop roestig schroot: daaronder
moet „Old Man James” wonen. In
de droge grond heeft hij een gat
gegraven, waar een groot aantal
deksels van olievaten overheen
zijn gelegd. Als westerling sta je
er maar wat onbeholpen naar te
kijken. Rond het krot is een aan
tal flesjes opgehangen om de boze
geesten af te weren. Hoewel het
Morris: „Ik zit niet achter rijk
dom aan, maar ik wil ook niet
lijden. Daar ben ik bang voor! Dat
je geen plaats meer hebt om te
wonen, dat je geen werk meer
hebt. Er zijn hier te veel mensen
die het slecht hebben. De oude
oma waar we straks heengaan
niemand zorgt voor haar.”
Morris: „Over de familie
over hoe je wilt leven.”
de duivel hun vriend of hun vij
and is, begint iedereen, inclusief
Banjo Gi, erg hard te lachen: de
duivel blijkt niet binnen dat soort
termen te vatten, de duivel is de
duivel. Wob van der Veen heeft
zo’n duiveldans eenmaal meege
maakt. De duiveldanser raakte ge
heel in trance, en verdween daarna
weer in het duivelbos.
an
16-
de
ap
ijk
en
li-
39:
3i-
ri-
Vind je het zelf weinig, één
dollar per dag?
Wob van der Veen: „Natuurlijk
vind ik het weinig. Ik voel me zelf
ook geen koloniaal mens. Eén dol
lar per dag is ontzettend weinig”
Waarom ben je hier naar toe
gekomen?
Zijn vrouw Mia: „Omdat er
geen bordjes Verboden Toegang
staan.”
Wob van der Veen: „Ik loop
hier al jaren rond. Het is geweldig
in het bos hier. Die vrijheid. Zoe
ken naar visjes. Maar in het begin
heb ik niemand duidelijk kunnen
maken dat ik levende visjes moest
hebben. Ze verklaren me vermoe
delijk ook allemaal voor hartstik
ke gek.”
Achteraf hoorde ik dat bij
Firestone een staking is geweest
om meer loon. De leiding van
de plantage was intern bereid
een opslag van zeven percent te
geven. De stakers wisten dat
niet, en vroegen vier percent.
Tenslotte werden ze door een
daartoe overgekomen onderhan
delaar bepraat tot twee percent.
De vrouwen en de vele kinderen
doen erg vriendelijk tegen ons: ze
laten uitvoerig zien hoe ze boven
in de hut rijst drogen en bewaren
en hoe er in het dorp uit suiker
riet een uiterst drinkbare alcoholi
sche drank wordt bereid. Wob van
der Veen is de enige blanke die
wel eens in het dorpje komt
(„Verder doet niemand het hier”);
hij heeft in de streek furore ge
maakt door er een groot nylon
visnet te introduceren.
Het bos achter het dorp is zeer
dicht begroeid. Over een smal
paadje volgen we een tijdje een
rivier: het enthousiasme voor de
tocht bekoelt behoorlijk door de
mededeling dat er krokodillen in
rond zwemmen.
In het eerste dorpje, een hut of
tien, heten bijna alle meisjes Ma
ry. Iedereen heeft daarnaast een
vrij lange stamnaam, maar een
Engelse naam moet er ook zijn.
F enthousiasme hiervoor is bij
•ommige ouders nogal gering en
BOMI HILLS,
üm* ‘“T’
dat blijkt dan ook uit voornamen
als Airport (vliegveld), Woensdag
de Zeventiende of Bierkist. In het
dorpje is geen man te bekennen:
ze werken op de plantage of zijn
het bos in.
Zes dagen in het Westafrikaanse Liberia, om
dat de koningin daar ook was. Zeventig kilo
meter van de hoofdstad Monrovia, waar het
staatsbezoek zich afspeelde, ligt het kleine
dorpje Pondè. Je kunt er alleen lopend door het
oerwoud komen. In de hutten zullen al met al
zo’n 40 mensen wonen. Geld hebben ze niet of
nauwelijks, hun dagelijkse zorg is het krijgen van
eten. Aan de rand van het dorp verbouwen ze
wat groente, de rest moet uit het bos en de
rivier komen. In hun taal gebruiken ze ook maar
één woord voor zowel „eten” als „dier”. Ze
zeggen niet: daar zwemt een visje, maar: daar
zwemt eten.
bijkopen, maar misschien komt
mijn tijd ook nog eens een keer.
En als ik ze er nu uitzet, kan ik
nooit meer bij ze terugkomen.”
Het dorpje van Morris is door
Firestone gebouwd. Een paar rijen
stenen hutten met een dak van
golfplaten. Voorop staat hetzelfde
nummer als op het plantersbuis
van Wob van der Veen: als hij
straks met zijn vrouw Mia en
twee kinderen naar Nederland
vertrekt, wordt Morris ook op slag
uit zijn huisje gezet.
Morris heeft vier kinderen en is
getrouwd met Jozephine (18). Zij
kan lezen en schrijven. Hij zelf
niet en dat zit hem erg dwars.
Jozephine zal straks de admini
stratie van de export van tropi
sche visjes gaan regelen. Ze is al
druk met de formulieren bezig.
Tal van familieleden zijn op be
zoek. Een zus van Morris zit stil
in een hoekje. Haar baby is een
dag geleden gestorven. Ze is onge
veer 25. Van de tien kinderen die
ze heeft gehad, zijn er acht al heel
jong overleden. „Ze blijft nu wel
vier maanden verdrietig”, zegt
Morris.
Waarom laat je al die familie
bij je in huis wonen?
Morris Gadijé: „Ja, ik moet af
en toe op de markt wel rijst
niet aannemelijk is dat er van Old
Man James nog iets te stelen valt,
beschermen de flesjes hem ook
tegen diefstal. Old Man James zelf
is nergens te vinden.
Als we op pad gaan naar het
dorpje van Morris, om hem daar
af te halen, vertelt Wob van der
Veen hoe Morris altijd gedacht
heeft dat blanken onsterfelijk zijn
en dat ze ook niet moorden of
stelen. „Dat heb ik toen maar eens
wat nader uitgelegd.”
„Je kunt hier ook wel mooi
kletsen over gelijke rechten en zo,
maar ik zou niet een neger willen
zijn. Want dan heb je pech gehad.
Dat voelen die jongens hier ook
zo: als je een neger bent, ben je
voor het ongeluk in de wieg ge
legd. Dan bereik je niks. Ik heb
eens aan Morris gevraagd: zou je
een blanke willen zijn? Hij keek
me stomverbaasd aan en zei toen:
oooh, yeah man. Tuurlijk. Want
de blanken zijn mensen die geld
hebben en mooie dingen.”
streek bevangen zijn. Wob van der
Veen: „Morris loopt altijd door
het bos naar huis, behalve in de
maand december. Dan breng ik
hem, en schijn ik met de autolam-
pen op zijn deur, tot hij die dicht
heeft gedaan. Want volgens Morris
in december de Luipaarden-
Morris: „Ik heb geen hekel aan
de blanken. Er zijn in Liberia veel
mensen die de pest hebben aan
blanken, maar er zijn ook veel
blanken die niet van negers hou
den.”
is
Sociëteit actief.”
„De leden van die sociëteit val
len mensen aan die vóór blanken
werken. Ik weet niet zeker of het
waar is, maar het staat wel vast
dat hier af en toe vreselijke din
gen gebeuren. In Kakkata is nog
niet zo lang geleden een man
gearresteerd die kinderen opat. Die
Luipaardmannen schijnen ook
kinderen en jongens te pakken om
op te vreten. Als ik dan vraag: is
dat waar, Morris? zegt hij: tuur
lijk is dat waar. Vanaf januari
loopt hij weer alleen naar huis;
dan is het voorbij.”
„Ik reed es een keer met hem in
de auto en toen zagen we een
paar mannen met hoge hoeden op
lopen. Morris begon vreselijk te
transpireren en vertelde dat dat
nou kerels van de Luipaardenso
ciëteit waren.”
„Zo heb je hier ook het geheim
van het Krikibos. Daar is een
opleidingscentrum voor jonge jon
gens en jonge meisjes. Morris
schijnt er ook even geweest te
zijn; ze leren er onder andere hoe
je medicijnen moet maken. Nie
mand mag er iets over vertellen:
iedereen die er is geweest, heeft
een eed af gelegd: als hij er wel
iets over vertelt, valt hij dood
neer. Toen ik met Morris over het
Krikibos begon, zweette hij met
een enorm en zei- ik mag er echt
niks over vertellen”
Bij navraag blijkt dat
gebeurd te zijn.
Als hij eerder geweten had dat
we zouden komen, had hij een
duiveldans georganiseerd. De dui
vel woont in het duivelbos aan de
rand van het dorp. Op de vraag of
Plotseling staat een vrouw naast
me met een kind dat op sterven
ligt. Al helemaal slap hangt de
baby over haar schouder: ogen
dicht, mond helemaal open, de
handen en armen overdekt met
een soort eczeem. Ze vraagt om
tabletten en je wilt eigenlijk wel
gauw het dorpje uit als je alleen
maar met je hoofd kunt schudden.
Buiten het dorpje begint Morris
over het leven na de dood te
praten. „Sommige mensen staan
weer op nadat ze gestorven zijn.
Maar ze verschijnen dan alleen
aan vrienden die niet weten dat ze
dood zijn gegaan.” Even later:
„Drie dagen geleden is een oude
vrouw begraven. Maar iedere
nacht zwerft ze nu nog door het
bos en jaagt ze iedereen de dood
schrik op het lijf.”
Morris gaat naar huis terug.
Terwijl het in de verte rommelt
en de lucht inktzwart wordt, lo
pen Wob van der Veen en ik over
een lang bospad naar het dorpje
Pondè waar het stamhoofd Banjo
Gi woont. Onze komst is vooraf
gemeld. Banjo Gi zit te wachten
in de gemeenschappelijke hut
midden in het dorp. Vrouwen zijn
water aan het koken voor de rijst,
de rook van het droge hout ruikt
lekker. Wij hebben een fles whis
ky en wat cola meegenomen, voor
een dollar worden uit een naburig
dorp nog drie flesjes binnenlandse
rum gehaald. Een jongen opent
met zijn zeer fraaie tanden moei
teloos een colafles.
Banjo Gi heeft de absolute
macht in het dorp. Iedereen zorgt
ook voor hem. Het is een
aristocratische, imponerende
die duidelijk boven je staat. Een
oud, getekend gezicht. Zeer dunne
bénen. De whisky smaakt hem
goed. De opmerking dat hij het
drinkt als water, maakt hem zeer
vrolijk. Het is een uitdrukking die
in Pondè kennelijk niet voorkomt.
Op zijn aanwijzingen wordt er
gezongen en getrommeld. Banjo Gi
veutelt dat hij al stamhoofd was
toen de eerste blanke baby op de
Firestone-plantages werd geboren.
Bij navraag blijkt dat in 1933
Officieel heet het dat Tolbert
aan iedereen in het land welvaart
wil brengen en de corruptie wil
bestrijden. Maar ’s lands minister
van financiën, Tolberts broer Ste
ve, gaat in de corruptie voorop.
Als minister heeft hij zelf de be
langrijkste visfabriek en ook de
voor het land essentiële invoer
van ééndagskuikens in handen ge
kregen. Toen het Amerikaanse
weekblad Time hierover een arti
kel publiceerde, werd die afleve
ring in Liberia in beslag genomen.
Op de uitgestrekte rubberplan
tages van het land verdienen de
arbeiders per dag één dollar (krap
aan drie gulden). Van de regering
mag het bedrag niet verhoogd
worden. De familie Tolbert heeft
zelf ook plantages.
In de buurt van het dorpje
Pondè ligt de grote Firestone-
plantage, die bijna 50 jaar geleden
door Amerikanen is gesticht. Ook
bij Firestone is het loon een dollar
per dag, zeg 30 dollar per maand
(Zo iets als een vijfdaagse werk
week bestaat niet). Daarnaast
krijgt elke arbeider maandelijks
45 kilo rijst, waar hij vijf dollar
voor betaalt. Blijft over 25 dollar.
Daar gaat dan nog weer vijf dol
lar belasting af. plus drie dollar
voor het plantageschooltje, zodat
er tenslotte zo’n vijf tientjes per
maand overblijft.
Daar moet meestal een groot
aantal mensen van leven, want
het aantal arbeidsplaatsen is be
perkt en als iemand dan werk
heeft, trekt de hele familie bij
hem in. Op de plantage staat een
supermarkt. De prijzen zijn er ze
ker niet lager dan in Nederland.
Het aantal autochtone Liberianen
in de zaak is meestal zeer beperkt.
Op de Firestone-plantage werkt
ook een aantal Nederlanders, on
der wie Wob van der Veen uit
Groningen. Hij is er bedrijfsleider.
In zijn vrije tijd verzamelt hij
tropische visjes en boomkikkertjes
voor aquariumhouders in Europa.
Over een maand vertrekt hij defi
nitief naar Nederland. De export
van tropische diertjes wordt dan
overgenomen door Morris Gadijé.
Morris is lid van de Bassastam.
Geboortepapieren zijn er niet,
maar hij vermoedt zelf dat hij
zo’n 23 jaar is. Elke morgen gaat
hij, nadat hij door het geluid van
de pepervogel is gewekt, naar het
naburige huis van Wob van der
Veen: hij is er, zoals dat heet, de
boy.
Met zijn drieën zijn we een dag
het oerwoud in geweest langs al
lerlei kleine dorpjes. Wob van der
Veen vooraf: „De mensen daar
gaan elke dag wat vissen; ze heb
ben werkelijk geen moer. Vooral
iemand als Morris die met onze
spullen in contact komt, gaat al
lerlei dingen steeds erger missen,
dacht ik. Ik schaam me er ook
wel voor dat ik in de winkel voor
tien dollar vlees haal, wat dan
ongeveer het maandinkomen is
van iemand anders.”
J' A-.
De armoede van het dorp blijkt
duidelijk bij het vertrek: stam
hoofd Banjo Gi vraagt twee
kwartjes om kerosine voor zijn
lamp te kunnen kopen. De ener
giecrisis speelt ook in Pondè. Van
de terugtocht door het schemerige
oerwoud herinner ik me voorna
melijk het wat lome gekwetter
van boomkikkers en krekels.
’s Avonds hebben we nog wat
zitten napraten. Eerst over de
angsten waardoor de mensen in de