de 14e
Vriendschap met Henry Miller
gediscrimineerde
vegetariër
ANAIS NIN: DAGBOEK, 1931-1934
De kracht
van
eeuw
Poëziekritiek
door
Jack J. Brokaar
ZATERDAG 23
MAART
1974
21
door Hans Invernizzi
Woodcraft
Snert
Teeltkeus
Oude rotfiets
Oogoefeningen
Mensenvlees
Bulk-editie
•4?
--
In de sobere huiskamer lopen drie
prachtige katten, die direct nieuwsgierig
aan handen gaan likken, De vriendin van
schrijver Ben Borgart (op blote voeten)
ligt te slapen. De gashaard snort. Het is
half zes ’s avonds. „Ik ben eigenlijk geen
prater”, zegt hij, „maar eerder een beetje
verlegen”. Tot half tien is hij daarna
constant aan het woord.
Erbij
Westernmuziek
---
In de klok van de tijd
fikt de mens
f
een
gen.
BAUDINE BOOTLE
J»
We schakelen over op de boeken, uiteinde
lijk het onderwerp waarvoor ik ben gekomen.
„De Vuilnisroos heb ik pas herschreven. Het
Haar werk, dat tot voor kort eigen
lijk alleen in literaire, avant-gardisti-
sche kringen gewaardeerd werd, be-
karakters van mensen, niet zozeer in
hun oppervlakkige verhoudingen,
Dit deel beslaat de jaren 1931-1934
en is mede interessant, omdat in deze
tijd haar vriendschap met Henry Mil
ler begint (ze schrijft voor hem een
voorwoord bij Tropic of Cancer) en
ze schrijft in haar dagboek:
is wat langer geworden nu en het laatste
hoofdstuk heb ik weggelaten. Ook de ergste
taalfouten heb ik eruit gehaald. Het is de
bedoeling dat het boek door een Nederlands-
Belgische produktiemaatschappij wordt ver
filmd, maar daar is verder nog niets over
Het is jammer, dat de inleiding van het boek
te lang is, want ik had er nog veel meer over
wllen vertellen. Het is nu een kind met een
waterhoofd, maar ja, schrijven is voor mij
experimenteren. Ik ben er nu achter dat het
echt wel een vak is en dat het gauw uit de
klauwen loopt”.
eten. Uiteindelijk blijkt de eigenaar nog te
leven, red.).
Daarnaast werk ik aan een serie over het
Karma, de leer die stelt dat elke handeling te
voorspellen gevolgen heeft. Een voorbeeld: als
je nu door het ijs zakt, heb je alle kans om
volgende week longontsteking te hebben. De
handeling „op het ijs gaan” was dus al fout. Je
dat realiserend, pas je steeds meer op wat je
doet en ga je bewuster leven”.
n
H
X
K
«I
tt
N
Hl
M
1
i
f»
>9
r»
t
9
V
o
V
V
f
4*
Z -
De Amsterdamse schrijver Ben
Borgart (32) vestigde in 1972 de
aandacht op zich met het boek ,,De
vuilnisroos”, dat het leven schetst
van een drop-out die zich voedt met
wat op vuilnishopen is te vinden-
Eind vorig jaar verscheen, eveneens
bij De Bezige Bij, „De slakken van
Canêt d’Olt”, een boek, dat over de
zelfde man gaat. Het'decor van het
verhaal wordt ditmaal gevormd door
de Pyreneeën. Verder heeft Bor
gart, behalve schrijver, natuurfilo
soof, vegetariër, zwerver, karate
specialist, mislukt kunstschilder, fa
natiek schilder en onverbeterlijk op
timist, een aantal korte verhalen op
zijn naam staan. Hieronder volgt een
vraaggesprek met Borgart.
„Lief dagboek, jij hebt me als kun
stenaar geremd. Maar tegelijkertijd
heb je me in leven gehouden als
mens. Ik schiep jou omdat ik een
vriend nodig had. En sprekend tot
deze vriend heb ik, wellicht, mijn
leven verspild.Het schrijven voor
jou gaf me de illusie van een warme
ambiance die ik nodig had om in te
ontbloeien. Maar ik moet jou schei
den van mijn werk. Niet je in de
steek laten. Nee, ik heb je gezelschap
nodig.”
„In dienst heb ik het wel naar mijn zin
gehad. Ik ben 21 maanden sergeant geweest
bij de geneeskundige troepen in Doorn. Ach, je
had een warme kamer. Het was winter toen ik
opkwam en het was veel beter dan wat ik
gewend was. Ik bedoel: een lekkere pot snert
en gratis kleren; dat was voor mij een luxe.
Ik had toen ook al veel lust in schrijven,
vooral brieven, hele dikke van tien kantjes en
ook las ik erg veel. Ik ben weleens bestraft in
tehuizen, omdat ik volwassen boeken las”.
„Toen ik ging reizen bleef ik schrijven. Hele
reportages maakte ik, die ik uitentreuren
naar De Telegraaf en de Panorama stuurde. Ze
werden nooit geplaatst; ik denk door de slech
te grammatica. Eerst ben ik Europa door
geweest, alles op de fiets. Ik heb veel in
Scandinavië gewerkt. Daarna ging ik per schip
naar Kaapstad. Toen ik aan boord moeilijkhe
den kreeg, ben ik er af gestapt met alleen een
ticket op zak voor de terugreis Dat vliegtuig
heb ik niet genomen, maar met veel moeite
wel mijn geld voor de ticket terug gekregen”.
„Drink mij vraag ik
Maar zij drinken niet”
en
„Sla mij, maak mij open
Ik ben een roos van vrolijkheid”
Met Miller heeft ze langdurige the
oretische gesprekken over literatuur.
Over een andere goede vriend, Anto
nin Artaud, de invloedrijke surrealist,
schrijft ze:
„Mager, gespannen. Een hol gelaat,
met visionaire ogen. Een sardonische
manier van doen. Soms vermoeid,
soms heftig en boosaardig. Voor hem
is het theater een plaats om pijn,
woede, haat uit te schreeuwen, om.
het geweld in ons tot uiting te bren-
Dear Mr. Bradley,
Since you are the one who has
inspired the premeditated abortion of
Anais Nin’s Journals, I am ad
dressing myself to you directly in
order to warn you that I shall use all
my influence, .to belittle and ridi
cule your suggestionsI have on
ly one concern, and that is the pre
servation of what I consider a valu
able document more than that, a
work of art”.
Dit is de aanhef van een brief van
Henry Miller aan zijn literair agent,
geschreven in 1933. Even later zegt
hij „Print the whole god-damned
thing.” Er zijn echter jaren overheen
gegaan voordat de dagboeken van
Anais Nin gepubliceerd werden. Bert
Bakker heeft nu de jaren 1931-1934
van het dagboek uitgebracht in de
vertaling van Martha Ferguson.
Anais Nin werd in 1914 in Parijs
geboren. Haar vader, een Cubaans
pianist-componist verliet het gezin,
dat bestond uit de moeder (een zan
geres), Anais en haar broers Thorvald
en Joaquin, toen Anais tien jaar was.
Haar leven lang echter blijft ze een
sterke band met haar vader houden,
tegen hem opzien en van hem hou
den. Het dagboek begon dan ook als
een nooit verzonden brief aan haar
vader, toen het gezin een jaar daarna
op de boot zat naar Amerika. Voor
dat ze later de literaire kant opging,
is ze fotomodel en danseres geweest.
Ook heeft ze onder leiding van dr.
Rank een tijd psychoanalyse beoefend
Iedereen die geïnteresseerd is in
„Hij zag eruit als een boeddhisti
sche monnik, een monnik met een
rozige huid, zijn gedeeltelijk kale
hoofd als door een aureool omgeven
door levendig zilveren haar, zijn volle
zinnelijke mond. Zijn blauwe ogen
zijn koel en opmerkzaam, maar zijn
mond is emotioneel en kwetsbaar.
Zijn lach is aanstekelijk en zijn stem
strelend, zoals de stem van een ne
gerHij is een man die het leven
bedwelmt, die geen behoefte heeft
aan wijn, die voortdrijft op een zelf
geschapen euforie."
„Ik ben ook bezig met een serie korte
verhalen („Hoe is de smaak van mensenvlees”
werd in april 1973 in de Nieuwe Linie gepubli-
cfeerd, red.) over allerlei ongelukken, die ik op
afschuwelijke wijze beschrijf („Mensenvlees”
gaat over soldaten van de geneeskundige troe
pen, die bij een treinramp een voet niet thuis
kunnen brengen. Alle armen, benen, hoofden
en wat dies meer zij zijn weer tot lichamen
gegroepeerd, behalve die voet. De soldaten
besluiten dan de voet mee te nemen en op te
In de bundel „de adem van Amor”
van Willie Verhegghe, staat in het
laatste gedicht een prachtige om
schrijving van wat lyrische poëzie wil
zijn nl. „ik heb rondom mijzelf wat
schors weggekapt. Het sap van mijn
hout is er nu om geproefd te wor
den.” Maar om bij de beeldspraak te
blijven, wie zegt dat de kwaliteit van
het hout de moeite waard is. Dat is
ter beoordeling van de lezer. Iedere
lyriek bevat dat zich zelf presente
ren, het zich aanbieden, met het
risico verworpen te worden. Ik denk
hierbij aan Marsman en Lodijzen:
We nemen rustig een slok van het bier, dat
in de glazen staat te verschralen in de hitte
van het gesprek en Ben zet een plaat op met
Westernmuziek. Ik vind dat hij genoeg heeft
verteld en met tuitende oren maak ik aanstal
ten het pand in de Jan Luykenstraat te
verlaten („Dit huis is van hoorspelacteur Rob
Sobels, maar die woont tijdelijk in Friesland.
Als hij terugkomt kopen we een klein arkje”).
Eerst moet ik echter nog de salamander en de
kikker bekijken in het aquarium boven Bens
schrijftafel. „Ik hou van een beetje leven in
de buurt als ik zit te werken”.
Ben Borgart houdt van leven. Maar dan wel
op zijn eigen wijze. „Ik wil niet meeer verdie
nen dan een arbeider en niet minder uren
werken. (50 uur per week, zegt Marijke als
Ben even naar het toilet is, werkt hij. Hij
offert zijn gezondheid op voor het schrijven).
Als ik meer zou verdienen dan een arbeider,
zou ik de rest aan het Wereld Natuurfonds
geven. Dat zou iedereen moeten doen. Maar
voorlopig leef ik nog van wat Marijke bij de
Bezige Bij verdient”.
Het is duidelijk dat deze soort poë
zie niet duister zal mogen zijn. Er
moet sprake kunnen zijn van een
communicatie met de lezer. Anders
gaat het gedicht of de dichter of de
lezer de mist in. In de inleiding van
Mamix Gijsen, die Verhegghe in zijn
bundel als een aanbeveling af laat
drukken, wordt Verhegghe genoemd
„Een dichter om jaloers op te zijn”.
Bij zo’n aanbeveling, denk je onwil
lekeurig aan iets zieligs, b.v. de dich
ter is blind, of de gedichten zijn met
de mond, resp. de voet geschreven.
„Hippies hebben Woodcraft al helemaal in
zich. Die liggen met hun slaapzakje of onder
een stuk zeil in het Vondelpark en stellen zich
tevreden met heel weinig. Maar het hele
Nederlandse volk zou naar die eenvoudige
levenswijze toe moeten”. (Ben raakt nu pas
goed op dreef en springt van de hak op de
tak. Theorieën van Darwin haalt hij erbij over
de teeltkeus van de vrouw. „De vrouw kiest
een man die de beste aanpassing heeft bereikt
bij de wereld die komen gaat. Hippies zijn dat
nu”).
„We moeten toe naar een wereld van land
bouw en boerenbedrijven (Ben heeft zelf op
een dynamisch-biologisch kwekerij gearbeid).
De honger in de wereld kan dan pas opgelost
worden, als we overal landbouwgewassen te
len, geen veeteelt, want beesten eten meer
eiwitten dan ze leveren. (Het gesprek mondt
uit in een discussie, die nog uren kan voortdu
ren, maar Ben en Marijke moeten naar Ischa
Meijer, die zijn verjaardag viert). Elke journa
list zou een schrijver moeten zijn. Ik lees de
krant altijd helemaal”, merkt Ben in dit
verband op.
„Mijn ouders heb ik amper gekend. Mijn
moeder stierf heel jong en mijn vader was
zeeman. Vanaf mijn eerste levensjaar zat ik in
tehuizen en later ook in pleeggezinnen. Ik heb
een erg leuke jeugd gehad. Voor mijn tiende
had ik al in zeker tien steden gewoond. Ik ben
één jaar op de blo geweest, maar dat kwam
omdat ik een psychisch spraakgebrek had. Ik
was apatisch en mijn tong was het gewoon
niet gewend om woorden te vormen”
„Op de blo heb ik leren praten en daarna
heb ik normaal de lagere school doorlopen. Na
de ulo wilde ik naar de kunstnijverheidschool
met het plan kunstschilder te worden. Ik heb
er een jaar opgezeten; toen bleek dat ik toch
geen talent had en ik ook niet zo binnen het
kader van die school kon meelopen. Ik kreeg
het advies „vrij schilder” te worden, maar dat
liep op niets uit. Armoede troef. Met mijn
17de stond ik toen voor de keus wat te doen.
Ik werkte in de havens als classificeerder en
raakte volkomen aan lager wal”.
„Ik woonde dan weer in een oude auto,
dan weer op een zolder of bij vrienden in.
Eten deed ik te hooi en te gras. Het was een
ledig bestaan. Je was blij als je een kop koffie
had”.
„In de Slakken van Canêt d’Olt (Bens
tweede boek. Verschenen eind 1973,-red.) vind
je ook dat eenvoudige, naturistische leven
weer. Ik heb een jaar in de Pyreneeën gezeten.
Later vergelijkt ze het met opium,
een verdovend middel waar ze niet
buiten kan. Alles noteert ze in het
dagboek. Ideeën, impressies, anekdo
tes, typeringen van mensen, dromen,
conversaties, uittreksels van haar
correspondentie, alles wordt zeer
nauwkeurig bijgehouden. Er is soms
een aantal pagina’s gewijd aan het
beschrijven van een stemming. Vee]
van haar ideeën uit het dagboek zijn
weer terug te vinden in haar romans,
soms zelfs vrijwel letterlijk overge
nomen. Ze is geïnteresseerd in de
ze kookten zo lekker, dat ik het helemaal niet
erg vond om geen vlees meer te consumeren
In Nederland is het veel moeilijker om vege
tarisch te leven. Hier wordt een vegetariër
erger gediscrimineerd dan een neger. Men
bejegent je ruw, als je op visite bent en er
vlees op tafel komt. Als je weigert maak je
inbreuk op wat zij een goede gewoonte vinden.
Daarom eet ik altijd een stukje vlees mee als
ik bij anderen ben. Maar je kunt zonder; mijn
conditie is prima. En ik vind het ook lekker
om in een appeltje te bijten zonder dat je
moet denken: ik word vergiftigd. Verder is
vegetarisch eten veel goedkoper. (Ben geeft
eerlijkheidshalve na een vraag mijnerzijds toe,
dat hij wel zuivelprodukten nuttigt. Ik ben
een lacto-vegetariër, zegt hij een beetje ver
ontschuldigend glimlachend. Iets Wat hij
voortdurend doet en hem als een sympathiek
mens doet voorkomen.
Een nogal benauwende titel voor
een bundel, vooral voor mensen met
opsluitingsangsten. De teksten van
Lucienne Stassaert zijn geschreven
n.a.v. tekeningen van Carl Bungert,
die ons allerlei machine-mensen
voortovert, waarbij Stassaert de
handleiding schrijft. Voor mij is het
iets te nadrukkelijk-satirisch om goed
over te komen. De speling tussen de
teksten en de tekeningen is te klein
om de inhoud echt aangrijpend te
maken.
De bundel werd uitgegeven in de
reeks Yang-poëzie te Gent.
bekend. Wel kan ik je vertellen, dat het in een
Bulk-editie op de markt verschijnt voor 2,-
het stuk. (Bulkboeken worden gemaakt, door
een kleine Utrechtse uitgever, die zich speciaal
op jonge mensen richt - (red.). Ik wil met de
Vuilnisroos jonge mensen beïnvloeden en ze
laten zien, dat je ook met simpel leven en
weinig geld gelukkig kunt zijn. Het is de
beschrijving van de kick van het eenvoudige
bestaan, dat niet gericht is op veel geld
verdienen en zonder geestelijke diepgang al
leen materieel leven. Daarbij stel ik mezelf
niet als voorbeeld, maar ik ben meer de
filosoof, het middel om de mensen dit soort
ideeën bij te brengen”.
„In India heb ik een goeroe gehad, die me
de beginselen van yoga bijbracht en me wees
op het stimuleren van slechte ogen door heel
taaie oefeningen (hij wijdt omstandig uit over
allerlei natuurwetenschappelijke zaken ten
aanzien van het oog, over studies en een
versterking van de wilskracht, over brillen en
oogbollen, over de zon en het kunstlicht. Dan
komt er pils op tafel”.
Maar dat blijkt niet zo te zijn. Wij
dienen jaloers te zijn, omdat de dich
ter in „kristallen woorden” over zijn
huiselijk geluk schrijft. De bundel
bestaat uit 25 gedichten, in één nacht
geschreven, die allemaal een geluks
gevoel willen uitdrukken in de relatie
man-vrouw. Aan de keerzijde van de
gedichten, zijn regels opgenomen uit
het Gruuthuse-handschrift, uit het
einde van de 14e eeuw. Het boekje is
wat steriel versierd met tekeningen
van Felix Everaert. Ondanks al deze
zorg vallen de gedichten zélf wat
tegen en daardoor krijgt het geheel
iets opgeklopts, iets vrijblijvends ook.
Vooral vergeleken met de kleine
middelnederlandse juweeltjes, die
slechts als motto zijn toegevoegd. Een
teleurstellende ervaring dus. Maar
hoe zit dat dan met Mamix Gijsen?
De bundel werd uitgegeven door
Nijgh en Van Ditmar-Sonneville,
Brugge.
gint nu toch een groter publiek te
bereiken. Om haar eerste romans ge
publiceerd te krijgen, moest zij haar
werk zelf drukken. Over haar stijl
heeft ze eens het volgende gezegd: I
tend the greater part of my writing
to be received directly through the
senses, as one receives painting and
music”.
Het is een uitermate interessant
boek en mede door de beroemdheden
waar ze over schrijft, blijft de lezer
geboeid. Toch moet eraan toegevoegd
worden, dat een gevoel voor humor
afwezig is, en dat de allesoverheer
sende egocentriciteit op den duur
toch irriteert. Geïnteresseerde lezers
kan ik een novelle van haar hand
aanraden die dit jaar bij Penguin
verschenen is: A spy in the house of
love. Dit gaat over een vrouw, Sabi
na, en haar gespletenheid door de
liefde voor haar man, die ze meer
ervaart als liefde tot een vader dan
hartstocht en de telkens veranderen
de liefdes voor een reeks andere man
nen. Andere bekende titels van haar
zijn o.a. House of Incest (1949), Win
ter of artifice (1939), waar ze over
spreekt in dit deel van het dagboek,
Under a glass bell (1944), The four
chambered heart (1959).
Wat het dagboek tot slot betreft,
kan men zich aansluiten bij wat
Henry Miller in de al eerder geciteer
de brief zegt: „For me it is a forego
ne conclusion that the journal is a
work of the highest standing, that it
is indeed altogether unique.”
„Ik heb ook een documentair boek onder
handen. „Woodcraft” gaat dat heten naar een
Amerikaanse sport, die inhoudt: met zo simpel
mogelijke uitrusting zo lang mogelijk in leven
blijven in ongerepte natuur. Ik heb zelf eens
in de Kennemerduinen gekampeerd met alleen
een slaapzak en een zakmes (hij laat het
Zwitserse mes zien, dat hij gebruikt en waar
bijna alles op en aan zit en maakt er een
volgend pilsje mee open). Je leefde als een
konijn, want ik wilde niet door een boswach
ter opgemerkt worden en moest dus heel
omzichtig te werk gaan”.
„De essentie van Woodcraft is, dat je het
gedrag van de dieren bestudeert. Die hebben
helemaal niets en zijn toch gelukkig”. (We
maken even een zijsprong naar zijn katten, die
hij een uitstekend voorbeeld vindt. „Met alleen
hun eigen sierlijke lijf zijn die beesten geluk
kig. Je moet ze eens zien stoeien, dat is
prachtig om naar te kijken. Een kat zou je de
achtste karate-dan kunnen geven, gezien zijn
volmaakte spiei beheersing. Bij karate is het
namelijk de kunst om je tegenstander niet te
raken, maar wel zo dicht mogelijk bij hem te
komen als je trapt of slaat. Touché is voldoen
de voor een punt. Ik heb de groene band,
maar dat is helemaal niks vergeleken bij die
katten”, (volgt een heel college over karate-
kunst, dat we verder buiten beschouwing la
ten).
„Op een oude rotfiets ben ik toen heel
Afrika doorgereden tot aan Marokko. Een
fantastisch avontuur was dat. Je werd overal
leuk opgevangen en ik had ook geen proble
men met werk vinden. Alleen in de Belgische
Kongo waren er troubles, rebellie. Verder heb
ik van de politieke verwikkelingen geen last
gehad. Alleen de Sahara heb ik met een
vrachtauto doorkruist Er was wel een weg
maar die lag onder het zand. Het was een
experiment, die tocht en je moest improviseren.
Ik had bijvoorbeeld een paraplu aan het stuur
gebonden tegen de zon. Dat was allemaal in
1963. Nu zou het niet meer zo kunnen, denk
ik”.
„In 1965 ben ik naar Curaao gevlogen en
toen met een Pipercup naar Guatamala-City.
Vandaar kwam ik in Yucatan, een provincie
van Mexico. Onderweg werd alles van me
gestolen, paspoort en de hele santekraam.
Gelukkig kwam ik met een groep rijke Ame
rikanen in aanraking, die een ezeltocht maak
ten en ik kon mee als drijver”.
„In 1966 ben ik liftend en met de trein naar
India gegaan. Lange tijd heb ik daar bij een
Indiase familie gewoond en daar ben ik vege
tarisch gaan eten. De religie van de Sikhs
(vorm van Hindoeïsme, red.) wat die men
sen waren maakte grote indruk op me. En
Anais Nin en haar romans moet be
ginnen bij de dagboeken. Deze zijn
essentieel voor het begrijpen van
haar werk en vaak de bron voor haar
romans. Ondanks de pogingen van
haar psychiaters (onder wie dr. Otto
Rank) haar los te maken van het
dagboek in de veronderstelling dat dit
haar kunst niet ten goede kwam,
heeft ze het journaal haar hele leven
bijgehouden. (Ze is nog Steeds bezig
aan de redactie van de delen die haar
latere leven beslaan). Ze zegt zelf:
Ben