Dick Verkijk Zuivering van omroeppersoneel mislukking M alsof ik mijnheer X was” 99 „Ik heb boek geschreven Jo te 1940-1945”: schokkende zaken „Het is geen „Radio Hilversum heksenjacht” door Hans Rombouts GEDETAILLEERD Bezwaarden Wie zuivert wie Schuiven FEITEN i! N5 T c o»' ÏF ,1- 5 PMPAGAVM 4S Hoor en weder hoor.” „Velen vinden nu dat ze toen beter hadden Besloten beslissen vorm dan ook aan nationaal-sooialisti- sche propaganda-uitzendingen. De nu bijna vijfenveertigjarige Dick Verkijk uit Haar lem, producer-regisseur bij de NOS-radio, heeft de laatste tijd nogal eens de vraag te horen gekregen: moet dat nou, na dertig jaar? Moet nu nog eens uit de doeken worden gedaan, hoe en door wie er tijdens de oorlog bij de radio werd gewerkt (het stuk propaganda-mechanisme van de nationaal-socialisten)? Het antwoord van Dick Verkijk is duidelijk: „Ja, dat mot nog, vind ik”. En daarom heeft hij doorgezet om het boek „Radio Hilversum 1940-1945” te schrijven, een boek, dat met veel spanning en wellicht angst tegemoet wordt gezien in het Hilversumse. Men moet nog even geduld hebben, want het onthullende stuk geschiedschrijving wordt op zijn vroegst pas eind april door de Arbeiders Pers op de markt gebracht. Wij hebben de drukproeven onder ogen gehad. In deze bijlage be steden wij er de nodige aandacht aan. personeel ook al met die grenzen moeten schuiven. Hoewel de zuiveringscommissie meende dat de maatstaven die zij aan legde redelijk waren, bleek bijna nie mand van het voormalige NO-personeel, dat in mei 1945 en bloc was ontslagen, er doorheen te komen. Omdat de om roep toch weer moest gaan draaien, zijn kunnen stoppen, onmiddellijk. Anderen probe ren nog het een en ander goed te praten en recht te breien. Maar ik zeg nogmaals; vele goede Nederlanders, zoals Adrie Lievense, een programma-technicus, die zich naar een onbe langrijke positie liet overplaatsen, liepen met schuldgevoelens rond.” „Het excuus van: ik moest toch voor mijn „Radio Hilversum 1940-1945” is een uitge breid, dik boek geworden. Verkijk: „Ik vind zelf dat ik erg gedetailleerd ben. Maar dat moet je wel zijn als je alles verifieert. Het is eigenlijk idiotenwerk, wat ik gedaan heb. Zo veel tijd en energie heb ik erin gestopt. Maar ik ben altijd al gebiologeerd geweest door de radio en door de geschiedenis van de tweede wereldoorlog. Ik dacht wel, dat ik een integer mens was. Ik heb de zaak eerlijk benaderd. Ik heb wel begrip voor de mensen in die oorlogs situatie. Je had dat dualisme: in je hart was je anti-nazi, maar je deed toch mee. Zo was het met de meesten. Ik heb dan ook dramatische gesprekken gehad. Ik heb ze op de band staan. Ook mensen, die voor de illegaliteit gewerkt hebben, lopen met een schuldgevoel rond, omdat ze bij de omroep zijn gebleven en daarmee de zaak van de nazi’s dienden. Ik ben het eens met Scheps. (die onder de bezetting nog uithaalde tegen de Duitsers in een brochu re): „Het was beter geweest als de omroep Duits was geworden, door Duitsers bemand. Dan was de zaak duidelijk geweest.” Waarmee hij dan het „excuus” van sommigen: als ik het niét gedaan had, zou een a nder wel bij de radio zijn gaan werken, duidelijk ontmantelt.” Dat de omroep een nationaal- socialistische leiding kreeg, die nationaal-socialistische Als een gedrevene heeft Verkijk vanaf au gustus 1971 tot aan juni 1973 in zijn vrije tijd aan het boek gewerkt. Non-stop heeft hij alle avonden en weekends besteed aan uitgebreid speurwerk in het Rijksinstituut voor Oorlogs documentatie en particuliere archieven. Ver kijk voerde enorm veel gesprekken. Hij nam twee jaar geen vakantie om zich aan dit radioboek te kunnen wijden. Hij maakte ze venendertig gewone, een twintigtal telefoni sche interviews. Hij benaderde ongeveer vijftig vroegere medewerkers van de Nederlandsche Omroep met een standaardbrief, waarin hij hun verzocht hem te schrijven op grond van welke overwegingen zij bij de NO zijn blijven dan wel zijn gaan werken. Uit al het materi aal. dat zo ontstond, kwam een even boeiende, trieste als onthullende geschiedschrijving te voorschijn. steld alsof ik een mijnheer X was, die nie mand van de betrokkenen kende. Je komt dan aan het vraagstuk van de objectiviteit in de journalistiek. Ik ben het met minister Van Doorn eens, die zegt: je kunt onpartijdig zijn, maar niet geheel objectief. Ik ben tegen elke vorm van dictatuur. Dan ben je natuurlijk in zo’n boek niet objectief. Maar ik ben wel onpartijdig tewerk gegaan, hnnr We herinneren eraan dat er, d e hele oorlog door, zo’n 1100 mensen bij de NO werkten, maar inclusief het verloop kan worden gesteld dat omstreeks 2000 men sen voor langere of kortere tijd bij de NO in dienst zijn geweest. Slechts ruim een derde daarvan had de behoefte .zui ver’ te worden verklaard en daarvan kwam 46°/o (volgens de ruimere maat staven) brandschoon uit de bus. Het aantal „zuiveren” op de totale groep van 2000 komt op 17 Onder de niet- NSB’ers was het verloop veel groter dan onder de NSB’ers de laatsten zijn bijna allen van begin tot eind gebleven. Hun aantal kan geschat worden op hooguit 250. Dat betekent dat van de niet- en anti-nazi’s ruim 19°/o het befaamde cer tificaat heeft gekregen geen indruk wekkend hoog percentage. gezin zorgen, er moest toch brood op de plank zijn, is er voor de programmamakers niet. Er was voor hen een uitstekende financiële af vloeiingsregeling. Dat is de sleutel geweest. Ze hadden er zo uit kunnen stappen. Voor dege nen, die tijdens de oorlog aan de radio gingen meewerken, heb ik geen goed woord over- Ze wisten waaraan ze gingen meedoen.” Dick Verkijk, een fanaticus, een scherpslij per? „Ik heb geen heksenjacht-achtig boek willen maken. Het ging mij er alleen maar om vast te leggen, wat er zich werkelijk afge speeld heeft bij de radio in oorlogstijd. Er was daarover nog geen boek verschenen. Ik vond dat dat er moest komen. Het is bepaald niet gemakkelijk geweest. Veel heeft mij geschokt en onthutst bij het ontdekken. Ik kwam ook voor de morele vraag te staan: moet je namen noemen? Het antwoord is ja geworden- Het gaat er mij niet om de vinger op te heffen tegen die of die. Iedereen moet bij zichzelf maar uitmaken wat hij zelf in die omstandig heden van 40-45 gedaan zou hebben of gedaan heeft. Maar radio is wel een openbaar medi um, dat door mensen, meestal met bekende namen, gemaakt wordt. Dan moet je je ook van je verantwoordelijkheid bewust zijn. Dui zenden feiten en feitjes heb ik gecheckt. Maar geen mens is onfeilbaar. Als aantoonbaar zou zijn, dat ik iets of iemand in een verkeerd licht heb gezet dan zal ik de eerste zijn om dat te corrigeren. Maar nogmaals ik heb alles geverifieerd. Het enige probleem zat ’m in getuigenverklaringen. Ik heb overal twee, drie of vier getuigen van gezocht.” Zal men in sommige omroepkringen niet denken of zeggen, dat Verkijk dit boek over de omroep heeft geschreven uit frustratiege- voelens? „Dat denk ik niet. Ik had het plan om dit boek te schrijven al vóór mijn conflict met de VPRO.” Er staan in het boek voor diverse omroepfi- guren zeer pijnlijke zaken genoteerd. Figuren, met wie Verkijk toch dagelijks te maken heeft. „Daar trek ik me niets van aan. Feite lijkheden daar gaat het om. Maar juist omdat ik zo veel mensen ken, was ik soms diep geschokt. Neem nu mr. Wagenaar- Ik zit in een zelfde groep met hem voor mijn werk. Hij heeft verklaard, toen ik zijn optreden tijdens de oorlog met hem besprak, dat hij, wanneer er weer een militaire (geen ideologische) dicta tuur zou komen, hij aan zou blijven bij de omroep.Mr. Wagenaar is vice-voorzitter van de NOS en programmacommissaris van de NOS-radio. Dick Verkijk zit zelf midden in de omroep wereld. „Ja, dat zou een probleem hebben kunnen zijn. Maar ik houd erg goed de zakelijke en persoonlijke aspecten gescheiden. Als de feiten dat eisen, laat ik niets weg. Ik heb me bij het schrijven van dit boek opge- Met de beslissing om te blijven was het belangrijkste gewetensconflict al uitgevochten ten nadele van het geweten. Daar kunnen talrijke begrijpe lijke redenen voor worden aangevoerd: de angst voor werkloosheid; de angst naar Duitsland te worden gestuurd; het volstrekte falen van de bestuurders van de oude omroepverenigingen; de collabo- ranterige atmosfeer in Nederland en met name van ,de regering’, (niet die in Engeland, HR) het college van secreta- rissen-generaal, in 1940/1941, precies de tijd waarin het omroepppersoneel die belangrijke beslissing, blijven of niet blijven, moest nemen; de Duitse milli- meterpolitiek die een geleidelijke over- gang waarborgde; de overweging dat, op welke plaats je ook werd gesteld, je altijd voor de Duitsers werkte. J Het probleem komt pas als anti-natio- naal-socialisten meewerken een natio- naal-socialistisch propaganda-instituut te laten functioneren; anti-nationaal-socia- listen die toch een 80“/» van het omroep personeel uitmaakten. Zonder die 80“/» was de .Nederlandsche Omroep’ nooit van de grond gekomen. Hebben de toen malige medewerkers in de breedste zin van het woord toen beseft wat ze deden? Wij menen van wel. Dat is ons gebleken uit talrijke gesprekken en schriftelijke reacties van ex-medewer- kers van de NO. B(jna allen, ook de genen die actief verzet hebben gepleegd, zeggen telkens in gewetensconflicten te zijn geraakt. Sommigen zeggen (en de meesten laten doorschemeren) dat z(j beter niet mee hadden kunnen doen. De uiterste consequentie, het nemen van ontslag, hebben slechts weinigen getrok ken. Dick Verkijk, nog raadslid voor de PvdA in Haarlem zijn vrouw hoopt die post over enkele weken over te nemen is een door douwer. Hij is geen gemakkelijk man. „Ik ben een perfectionist. Ik houd van exactheid, feite lijkheid. Ik sta, geloof ik, niet als rancuneus bekend.'Ik lever wel vaak frustraties op. En ik geef toe, dat ik in een tweegesprek soms kan irriteren. Ik wil, als het moet, de onderst» steen boven hebben. En bij een gesprekspart ner is er soms luiheid om die steen óók boven te krijgen. Men is vaak expres onduidelijk en vaag om maar geen beslissing te hoeven ne men. Dan hebben ze een escape in noodsitua ties.” Paradoxaal genoeg heeft men na de oorlog bij de zuivering van het omroep- Verkijk: „Niemand, die ik benaderd heb, heeft eigenlijk geprobeerd uit het boek te blijven. Dat kon ook moeilijk. Ik ben uitge gaan van het basismateriaal, dat ik in de archieven verzameld heb. Er zijn wel mensen geweest natuurlijk, die hebben gezegd: moet dat nou nog. Er waren er enkelen, die zich aanvankelijk niets konden herinneren. Dan krijg je dat je voor de zekerheid dieper gaat spitten. En dan kom je steeds meer dingen tegen, die verrassen en onthullen. Als ik dan met bewijzen kwam, herinnerde men zich het weer.” standers van een nationale omroep, niet meer konden worden ingenomen. Zoals de Federatie von Omroepverenigingen in de oorlog was opgericht niet uit anti- Duitse overwegingen maar op gronden die met naoorlogse omroeppolitiek te maken hadden zo werd de zuivering door de omroepverenigingen veelal niet gezien als straf voor begane fouten in de oorlog, maar gehanteerd als middel in de naoorlogse omroepstrijd. Vooral de bestuursleden van de OVO (Organisatie van Omroeppersoneel HR) die na de oorlog oprees uit zijn half-illegale be staan. hebben het zwaar te verduren gehad en sommigen van hen zijn eraan te gronde gegaan. In het algemeen kon den voorstanders van een nationale om roep later, toen de omroepverenigingen toch weer de programmaverzorgende in stanties werden; niet of moeilijk aan de slag komen. Hun werd hun oorlogsverle den, zelfs als ze een certificaat van zuiverheid hadden, door de omroepen zwaarder aangerekend dan aan degenen die zich solidair met het omroepvereni- gingsstelsel hadden verklaard zelfs als dezen meer boter op hun hoofd hadden. De verbittering hierover is nu na dertig jaar, nog niet verdwenen en vrijwel alle betrokkenen, zuiveraars-ju- risten, zuiveraars-omroepbestuurders, ge- zuiverden- met en gezuiverden-zonder- straf, zijn het er nu wel over "-ens dat de manier waarop het omroeppersoneel is gezuiverd, onjuist is geweest. Mogen deze cijfers als gemiddelden juist zijn, naar de enkelingen gerekend is de zuivering een mislukking gewor den. Dat heeft zijn rechtstreekse oorzaak al in de oorlog gevonden, toen de strijd ontbrandde over omroepverenigingstel- sel/nationale omroep. Na de oorlog ging het erom: wie zuivert wie? werd dat de bestuurders van de oude omroepverenigingen zouden wie tot de zuiveringscommissie zou wor den toegelaten. Daartoe moesten eerst die bestuurders zelf worden gezuiverd, waarvoor de commissie-Bijleveld werd ingesteld. Maar die zuivering duurde ten aanzien van Speet (KRO) en Vogt (Avro) zo lang, dat toch vast met de zuivering van het .gewone’ personeel door twee andere commissies werd begonnen toch op voordracht van de omroepvere nigingen! Wat gebeurde er nu? De om roepen droegen alleen die mensen voor zuivering voor, die op het standpunt van het omroepverenigingsstelsel stonden; de voorstanders van een natienale omroep kwamen niet aan bod. Maar wie niet gezuiverd was, mocht niet bij de omroep werken. Pas na een paar maanden werd aan deze onrechtvaardigheid een eind gemaakt, maar toen hadden eerder ge- zuiverden, zijnde tegenstanders van een nationale omroep, al allerlei functies bezet die door later gezuiverden, voor- er ruimere maatstaven aangelegd. Het initiatief van de zuivering ging niet van de commissie uit, maar van het in beginsel ontslagen personeelslid. Zonder „certificaat van zuiverheid” mocht nie mand bij de naoorlogse omroep werken. Uiteraard meldden alleen diegenen zich, die enigermate konden verwachten de Dat laatste Is een tamelijk ongenuan ceerd standpunt. Het bakken van een brood immers is een onschuldiger bezig heid dan hat medewerken in welke nationaal-socialistische uitzen dingen wilde maken, was het logische gevolg van de Duitse bezetting. Dat na tionaal-socialisten met graagte die pro gramma’s wilden uitvoeren ook dat kan nauwelijks verbazing wekken. zuivering te doorstaan. De nationaal- socialisten en niet nationaal-socialisten die wisten dat ze zich zwaar hadden gecompromitteerd, kwamen dus hele maal niet opdagen. Van de 741 die zich wel meldden, kregen er 341 het .certifi caat van zuiverheid’, de vierhonderd an deren kregen van (in enkele gevallen) een berisping tot levenslange uitsluiting. Dick Verkijk, die o.a. gewerkt heeft voor Haarlems Dagblad, het Vrije Volk, Vrij Neder land, UPI, de VARA (Achter het Nieuws), de Regionale Dagblad Pers, de VPRO en nu bij de NOS zit, heeft zich altijd ook geïnteresseerd voor het Oostblok. „Dat komt waarschijnlijk wel door mijn betrokkenheid bij de oorlog. Ik was wel jong, maar maakte die zeer bewust mee. En wat zie je? Je hebt in het oostblok ook dictatuur. Ik heb aan de gebeurtenissen in de oorlog mijn principe overgehouden van op en top democratie. Ik ben bereid iedere me ning toe te laten Maar ik heb met me zelf afgesproken dat ik nooit bereid zal zijn mijn opvattingen te verloochenen. Ik zeg niet dat ik geen andere mening zou kunnen krijgen. Dat is wat anders. Maar de democratie staat bij mij bovenaan. Vandaar dat ik reportages over de Oostbloklanden heb gemaakt. Dat heeft mij ook mijn baan gekost bij de VPRO. Ik vond dat de omroep, waarvoor ik werkte, bereid moest zijn om iets terug te doen voor Pach- man, die misschien wel om zijn relaties met mij, werkend voor de VPRO, werd opgepakt. Aangezien die gedachte niet werd gehonoreerd, heb ik mijn ontslag genomen. Sindsdien werk ik voor de NOS-radio. Een geluk misschien voor de totstandkoming van mijn boek, omdat ik daar nu meer tijd voor had. De TV is nu eenmaal een medium, dat je helemaal op slokt”. Hoe begrijpelijk al die argumenten ook lijken, ze gingen niet op voor recht streekse programmamedewerkers, die immers een beroep konden doen op de schadeloosstellingsregeling voor bezwaar den. Waarom is van deze regeling zo weinig gebruik gemaakt? Daar is moeilijk een concreet antwoord op te geven. Toch zijn er wel gerechtvaardig de veronderstellingen mogelijk. De om roep is voor de meesten die er bij werken en dat gold zeker in de jaren dertig toen de radio nog nieuw was een fascinerend bedrijf. De liefde voor het vak moet bij velen zwaarder hebben gewogen dan het effect dat hun werk naar buiten toe zou hebben. Daarnaast heeft bij hen die bleven ambitie ongetwijfeld mede een rol ge speeld. Bij hen die kwamen (na de bezetting en in het bijzonder na 13 maart 1941) heeft die ambitie de hoofd rol gespeeld. Opmerkelijk is dat bijna iedere niet- nazi, eenmaal besloten hebbende te blij ven of te komen, binnen die beslissing weer zijn eigen grenzen heeft getrokken. In de trant van: „Ik heb wel voor de omroep gewerkt, maar nooit voor Win terhulp, Vreugde en Arbeid- de Wehr macht of Frontzorg”, of: „Ik heb wel voor de omroep en voor Winterhulp gewerkt, maar nooit voor Vreugde en Arbeid, Wehrmacht of Frontzorg”. Zo had ieder zijn eigen grens en zelfs hij die voor de Wehrmacht had gewerkt, hield dan nog altijd dat stukje verzet over, dat hij het in ieder geval niet voor Frontzorg had gedaan. Een soortgelijke „grenzenserie” luidt: „Wel bij omroep gewerkt, maar a. nooit lid geweest van de Sportgemeenschap; b. nooit geschreven in Wij van den Om roep; c. nooit deelgenomen aan vor mingscursussen; d. nooit meegeweest met kaderbijeenkomsten enz. waarbij ie der zijn grens trekt vóór a,b, c of d. Tenslotte de programmatische serie: „Wel bij de omroep gewerkt, maar nooit ge spoken woord gedaan; wel gesproken woord gedaan, maar nooit propaganda- uitzendingen, wel propaganda-uitzendin gen, maar nooit antisemitische uitzen dingen”. Verschuiving van die grens was mogelijk zolang er altijd iets „nog er- gers” overbleef dat ze niet deden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 15