Horeca strijdt tegen misbruik kantines
Secretaris Cravesteijn:
ONEERLIJKE CONCURRENTIE
T opkinderen
door Theo Klein
Terugslaan
Zo’n weetje
I
ZATERDAG 30
MAART 1974
Erbij
25
in zicht. Integendeel, het tempo versnelt nog steeds. Sportcomplexen met
drie, vier riante kantines zijn geen uitzondering meer. Langzamerhand
hebben alle clubbesturen ontdekt dat een kantine in eigen beheer de voor
naamste steunpilaar van de clubeconomie kan zijn. Vorige week nog bleek
uit een enquête onder de voetbalclubs in Zuid-Kennemerland dat elke
vereniging streeft naar eigen honk, inclusief een kantine voor het „gezel
lige samenzijn”. Die ontwikkeling wordt niet door iedereen met plezier
gadegeslagen. De eigenaars van kleine en middelgrote horecabedrijven,
met 9.000 leden vertegenwoordigd in Horeca Nederland, de grootste natio-
Er kan geen weekeinde voorbij gaan of er worden ergens in Nederland
wel een paar clubhuizen geopend. Het ene lint is nog niet doorgeknipt of
het volgende wordt al weer gespannen. In een versneld tempo werden er
de laatste jaren miljoenen guldens aan subsidie van NSF (uit de toto-
gelden) en van de gemeenten geïnvesteerd in clubhuizen, annex kleed
lokalen of kantines. De uitvoeringen lopen uiteen van een omgebouwde
houten keet voor het kleine korfbalclubje tot het luxueuze clubpaleis voor
de grote voetbalvereniging. Het einde van de stroom lijkt nog steeds niet
nale bond voor horeca-ondernemers, voeren al zeven jaar strijd tegen de
volgens hun oneerlijke concurrentie van de clubkantines, maar ook van
de buurthuizen, jeugdsoozen enz. Velen hebben dat gevecht al met de
dood moeten bekopen; zij sloten hun deuren. Een zeer recent onderzoek
van de economische controledienst naar de invloed van deze zogenaamde
para-commerciële bedrijven heeft uitgewezen dat negentig percent van
deze instellingen zich beweegt op het gebied van de horeca en dat is een
situatie die de ondernemers in deze sector tot diep in hun ziel kwetst.
SS
Sinds het in 1967 door de nieuwe drank-
STOPPER
Zo goed als het ondenkbaar is dat
bijvoorbeeld Wiegel of Den Uyl zich
heeft dezelfde kastelein er met kiena-
vonden en dergelijke in zijn eigen café
nog voor gezorgd dat het geld voor de
bouw van zo’n clubhuis bij elkaar ge
bracht kon worden. Later wordt hij er
dan vaak zelf het slachtoffer van.”
zou verstoppen voor de pers, of zou
weigeren op vragen te antwoorden na
een nederlaag bij verkiezingen of na
het stemmen over een wetsontwerp,
zo goed zou het ondenkbaar moeten
zijn dat een man als Knobel weigert
op reële vragen van een twintigtal
journalisten over tactiek en opstelling
te antwoorden omdat hij 'meent dat
Maarten de Vos in De Tijd (die ene
Maarten de Vos in die ene De Tijd)
een artikel tegen hem heeft geschre
ven dat zijn broodwinning bedreigt.
Die hele ontwikkeling is de overheid
volgens de heer Gravesteijn lelijk uit de
hand gelopen. Hij vervolgt: „Daar is
men zelf nu ook wel adhter. Dat blijkt
onder meer uit het feit dat er in de
wijken althans, al steeds meer gestreefd
met een grotere oplage) of via een
ingezonden stuk. Maar dat is dus
precies het tegenovergestelde van wat
Knobel gedaan heeft: zwijgen, mok
ken, ook de rest van de pers tegen
zich in het harnas jagen.
Dat is een slechte techniek, en een
nog slechtere tactiek als je je gelijk
bewijzen wilt. Uiteindelijk is de trai
ner toch nog in het voordeel vergele-
Intussen heeft het aandringen van de
Horeca Nederland tot gevolg gehad dat
een interdepartementale commissie met
vertegenwoordigers van de ministeries
van CRM, Sociale Zaken en Economi
sche Zaken, het Bedrijfsschap Horeca,
Horeca Nederland, Horecaf (overkoepe
lende organisatie van de grotere bedrij
ven) en de werknemersbonden een nog
niet vrijgegeven rapport heeft opgesteld
over deze zogenoemde para-commercia-
lisatie. Aan de hand daarvan zal de
Nederlandse horecasector de lijn uitstip
pelen die in de komende jaren gevolg
moet worden. Een harde lijn, naar het
schijnt.
De broodwinning van een trainer
wordt elke zondag bedreigd, dat
brengt het vak nu eenmaal mee. Wie
zich daar niet bij neer kan leggen,
moet een minder betaalde maar meer
vastigheid gevende bureaufunctie bij
de posterijen aanvaarden. Daar is hij
dan ook vast beter geschikt voor,
tenminste als hij meent dat zijn
functie niet automatisch inhoudt dat
hij naast de enkele uren per dag dat
hij als trainer werkt, ook de taak en
zelfs de plicht heeft om de pers
desnoods dagelijks te woord te staan.
In een land als Spanje hebben ze drie
sportdagbladen, in Joegoslavië hebben
ze twee sportdagbladen, in Nederland
zijn er maar twee sportweekbladen,
dus Knobel c.s. mogen nóg hun han
den dichtknijpen dat zij in Nederland
wonen en werken, en niet in Spanje.
Zo kon het gebeuren dat er sinds 1967
1500 nieuwe kantines bij het bedrijfs
schap horeca werden ingeschreven. Ver
reweg het grootste deel daarvan draait
op een ontheffing, al zet de laatste jaren
de tendens door dat steeds meer kanti-
nebeheerders examen doen voor de be
nodigde papieren. Heeft men die een
maal in bezit dan is de clubkantine voor
de wet gelijk aan elke „andere” professi
oneel” horecabedrijf.
Als een trainer de pest heeft aan
een journalist of datgene wat de
journalist geschreven heeft, dan moet
hij terugslaan met dezelfde middelen,
via een aangeboden (en altijd met
graagte geaccepteerd) interview in
dezelfde of een andere krant (liefst
Mr. Gravesteijn: „De NSF heeft zich
niet onsportief opgesteld, al zijn we in
onze gesprekken steeds erg op de rand
gebleven. Twee jaar geleden heeft het
NSF echter aan alle clubs een brochure
gestuurd, waar op een juist gebruik van
de verenigingskantines werd gewezen.”
Bij de tweede en verreweg grootste
subsidiant van de kantines, de plaatselij
ke overfieid, stuitte de horecavertegen-
woordigers meestal op een muur van
onbegrip. „Valt dat in de grote gemeen
ten nog wel mee, in de kleinere plaatsen
ligt dat veel moeilijker. Daar zijn vaak
de notabelen van het dorp tevens de
voornaamste mensen in de clubbesturen,
dus komt er in de praktijk van die
regelingen weinig terecht”, aldus de heer
Gravesteijn. Desalniettemin groeit op het
kantoor van de Horeca Nederland het
dossier met toezeggingen van gemeenten,
die paal en perk stellen aan de openings,
tijden en gebruik van de kantines of
zelfs dergelijke voorwaarden verbinden
aan de subsidieregeling. In de praktijk
blijft het echter zeer moeilijk om te
controleren of ook inderdaad aan deze
eisen wordt voldaan.
„U kunt niet beoordelen of ik mijn
werk als trainer goed verricht, zo
goed als ik niet kan beoordelen of u
goede journalisten bent”, zei Knobel
na afloop van PSVAjax. Dat is
natuurlijk onzin. Iedereen die lezen
kan, kan beoordelen of iemand een
goede journalist is of niet en wie
bovendien een beetje insider is, kan
ook nog beoordelen of die goede
journalist een juist oordeel geeft over
de zaken die hij beschrijft. Er zijn
heel wat journalisten in Nederland
die heel goed in staat zijn het werk
van een trainer op zijn waarde te
schatten.
Trainers zijn blijkbaar net zo. Zij
verdienen het salaris van een Twee-
de-Kamerlid, en als zij toptrainers
zijn verdienen zij zelfs een hoger
salaris. Maar pas op je woorden! Er
hoeft maar dat in de krant te staan,
of zij hullen zich in hun Grote Ver-
dwijnmantel en weigeren na afloop
de pers te woord te staan. Michels
wordt daarom de sfinx genoemd.
Happel verdween langs sluipwegen en
achterdeuren, Coerver weigerde laatst
de pers te woord te staan en Knobel
meent het zich te kunnen veroorlo
ven een twintigtal volwassen man
nen, huisvaders en broodwinners, een
drie kwartier in tochtige gangen te
laten wachten totdat hij samen met
de laatste speler de kleedkamer uit
omt. Dat zou hij als minder verdie-
ende politicus niet hoeven te probe-
■en, maar als toptrainer schijn je je
o iets te kunnen veroorloven. Maar
iet al te lang meer, vrees ik.
Horeca Nederland heeft de laatste ze
ven jaar alle middelen aangegrepen om
die ontwikkeling tegen te gaan. Men
benaderde de verantwoordelijke ministe
ries van Economische Zaken en Sociale
Zaken met het verzoek te stoppen met
de ongebreidelde uitgifte van vergunnin
gen. de gemeenten werden er onophou
delijk op gewezen dat zij door toepas
sing van artikel 18 van de drank- en
horecawet kunnen eisen dat de kantines
op de juiste manier gebruikt worden, de
horecaleden in de Kamer van Koophan
del bleven hameren op een betere be
scherming van hun sector en tenslotte
onderhandelde men met de NSF om tot
een betere regeling te komen.
op de geslotenheid van de voetbal
clubs, de neiging om in principe alles
te ontkennen wat waar is („Is het
waar dat Ajax zondag tegen Telstar
speelt?” „Meneer, hoe kómt u
daarbij, daar is mij absoluut niets
van bekend en ik zou toch wel de
eerste zijn die het wist!” „Maar
het staat in alle kranten, en het klopt
met het competitierooster van de
KNVB.” „Nou, laat ik het dan zo
zegen: officieel weet ik van niets,
maar het is wel zeker dat we niet
tegen Alcmaria Victrix spelen. Doe
me alleen één plezier: noem mijn
naam niet als je dit in de krant zet!’’)
en te liegen totdat het gedrukt staat.
wordt naar de bouw van multifunctio
nele centra. „De strijd tegen het „mis
bruik” van de kantines op de sportcom
plexen loopt echter veel moeizamer.
Ik wil er overigens geen misver
stand over laten bestaan, dat ik het
uitstekend vind dat Knobel heeft te
ruggeslagen. Geen trainer en geen
speler hoeft over zich te laten lopen,
en zeker geen hele marsen. De trai
ner die na zulke kritiek als Maarten
de Vos gespuid heeft, in zijn schulp
kruipt, is bij voorbaat verloren, dus
wat dat betreft heeft Knobel al mijn
sympatie. Je kan wel zeggen (zoals
Maarten de Vos doet), dat Knobel
zijn ongelijk kan bewijzen door Ajax
kampioen te maken, maar dat is
onzin. Knobel kan gelijk hebben en
Maarten de Vos ongelijk, ook als
Ajax als vierde eindigt.
Toptrainers van topclubs zijn, net
als topspelers van topclubs, vaak net
kinderen. Topkinderen, dat wel na
tuurlijk, maar toch: een soort kinde
ren. Als George Knobel na het arme
tierige spel van Ajax tegen AZ’67
zegt dat hij op een gegeven ogenblik
niet meer wist of de blauwen of de
roden nu Ajax waren, dan zijn de
spelers ogenblikkelijk beledigd, begin
nen te pruilen en dan moet er een
bespreking worden gehouden waarin
alles openhartig zal worden uitge
sproken. En daar zitten ze dan, slab
betjes voor, een kroesje met ronde
bodem voor zich dat niet om kan
vallen, en af en toe als er een begint
te dreinen, wordt een luier ver
schoond.
Ik geloof dat Knobel terecht kwaad
is over de manier waarop Maarten de
Vos in De Tijd zijn kritiek geformu
leerd en gedoceerd heeft, maar het is
natuurlijk niet zo dat een Maarten de
Vos (en ik kan zo nog een tiental
namen van topvoetbaljournalisten in
Nederland opnoemen) niet in staat
zou zijn het werk van een trainer
naar waarde te schatten. Sommige
journalisten hebben meer contact met
de spelers dan hun eigen trainer.
De afstand tussen spelers en trai
ner is vaak groter dan tussen diezelf
de spelers en een vertrouwde sport
journalist. Bovendien weten sommige
journalisten meer van het internatio
nale en zelfs van het nationale voet
bal dan de trainers, omdat zij in
binnen- en buitenland nu eenmaal
meer wedstrijden bezoeken. Coerver
en Knobel behoren beiden tot het
slag trainers dat zich wel goed op de
hoogte stelt van wat zich in het
buitenland afspeelt, maar zij zijn
toch te veel met hun club bezig om
zich even grondig te kunnen oriënte
ren als de sportjournalist die van zijn
hoofdredactie de vrije hand krijgt.
Het is geen uitzondering dat een flin
ke club mede daardoor aan een goed-
draaiende kantine enkele tienduizenden
guldens per seizoen overhoudt. Veel ver
enigingen zouden zelfs niet meer zonder
die inkomsten kunnen draaien. Secreta
ris Gravesteijn: „Alles goed en wel.
Maar een flink deel van de inkomsten
van de clubs wordt gepeurd uit het ge
bied waar de horeca-ondernemers van
moeten leven en dat is niet eerlijk. Want
waarom moet zo’n kleine groep van de
bevolking daar onder lijden? Op deze
manier wordt de horeca-ondernemers op
een oneerlijke manier rechtstreeks in
hun portemonnaie getast, zonder dat ze
in staat worden gesteld om met dezelfde
middelen terug te vechten. Want niet
alleen zijn zij bij de exploitatie in het
nadeel, ze worden ook door de drank
en horecawet ten opzichte van deze
para-commerciële objecten op een onre
delijke wijze aan banden gelegd. Het is
erg hard voor een caféhouder om na
zijn verplichte sluitingsuur te zien hoe
de kantines nog volop draaien. Vaak
ken met de journalist. De journalist
kan schrijven en de trainer kan daar
in geschrift op antwoorden. Boven
dien kan de trainer (in dit geval
Knobel) Ajax ook nog kampioen ma
ken, en welke macht je de journalist
ook toedicht, één ding is zeker:
Maarten de Vos zal Ajax nooit kam
pioen kunnen maken!
Het schijnt sommige trainers maar
loeilijk aan het verstand te brengen
zijn, dat ze, als dirigent van een
’ftal dat tienduizenden mensen naar
et stadion trekt en dat bovendien in
'e belangstelling staat van miljoenen
Nederlanders en buitenlanders, een
soort „openbare functie" uitoefenen.
Openbaarheid is een integrerend on
derdeel van zo’n openbare functie.
en horecawet voor een ieder met de
benodigde papieren (vakbekwaamheid,
handelskennis, kredietwaardigheid en
een inrichting van de zaak die aan de
eisen voldoet) mogelijk werd een café te
beginnen heeft men de greep op de
Vanuit het kantoor van de Horeca
Nederland aan de Keizersgracht in Am
sterdam leidt secretaris mr. J. P. Gra
vesteijn nu al zo’n jaar of zeven gerich
te acties tegen deze concurrenten- Hij
legt uit: „Het is bepaald niet zo dat wij
de clubs hun kantines niet gunnen. Ze
ker niet. Ik heb als kleine jongen zelf
nog de tijd meegemaaktdat we ons voor
een wedstrijd in een houten hok om
moesten kleden. Die toestanden zijn ge
lukkig bijna uitgebannen. De nieuwe
accommodaties moeten echter wel ge
bruikt worden voor het doel waarvoor
ze werden opgezet: de verzorging van de
actieve leden. Desnoods ook de passieve
leden, want de laatste jaren hebben we
ons op dat punt al soepeler opgesteld.
Maar dan wel in de perioden rond de
evenementen op het sportveld. Bijvoor
beeld vanaf een uur voor tot een uur na
de wedstrjjden, of de trainingen.”
Tot grote ontevredenheid van de café-
en restauranthouders blijkt dat echter
allerminst het geval. De meeste kantine-
beheerders zijn zich als ware horeca-
exploitanten gaan gedragen. Op speelda
gen zijn kantines vaak open van de
vroege morgen tot de late avond, terwijl
er niet zelden bruiloften, recepties enz.
in plaatsvinden. Kortom: de voor de
leden opgezette kantines fungeren in
werkelijkheid als vol waardige horecabe
drijven en dat vinden de professionele
horeca-exploitanten oneerlijke concur
rentie. „Ónder meer om de volgende
redenen”, vertelt mr. Gravesteijn- „ten
eerste zijn de stichtingskosten voor zo’n
kantine veel lager. De club krijgt subsi
die van gemeente, de toto en vaak van
nog meer instanties. Bovendien dikwijls
onder zeer gunstige voorwaarden- Verder
hoeft er van de omzet geen BTW be
taald te worden omdat het een instelling
met een sociale functie betreft en bo
vendien worden de kantines doorgaans
gedreven door eigen mensen van de
vereniging, waarmee niet alleen de ex
ploitatiekosten worden verlicht, maar
waardoor tevens een stuk mogelijke
werkgelegenheid wordt weggenomen.”
Natuurlijk wordt er vaak onzin
geschreven door ons, journalisten.
Natuurlijk wordt er vaak in den
blinde gespeculeerd en wordt er vaak
te snel op geruchten gereageerd, om
dat een krant nu eenmaal een conti
nubedrijf is met een dagelijkse afle
vering, en de concurrentie bovendien
de neiging vergroot om een oncontro
leerbaar bericht liever af te drukken
dan te missen (de Telegraaf laat pri
meurs vaak weg uit de vroege eerste
buitenedities om de concurrerende
ochtendbladen, die later in de nacht
sluiten, niet op het spoor te brengen).
Maar dat manco van de sportpers
is voor een goed deel terug te voeren
groei van het aantal vergunninghouders
verloren. In een sportclub is altijd wel
iemand te vinden die bereid is voor de
vereniging de vereiste papieren te halen,
zodat de kantine op zijn naam kan
draaien. En zolang de papieren er nog
niet zijn, kan men gemakkelijk aan een
ontheffing komen-