Minne en
Teake Cuperus
twee friezen
die alleen met
gier werken
Boeren zonder kunstmest
Predikant
Boer gaat kapot aan bio-industrie
A
Er zijn er niet veel
bestaan
maar ze
nog
Een koe zonder
hoorns, dat is
geen gezicht
Koeien hebben
ook duidelijk
een karakter
meer,
9»
19
1974
zaterdag
1 3
APRIL
door Tony v. d. Meulen
Klomp
Geen korrel
Uitvinden
Statussymbool
■BM
Naast boer
I
ange
over
toen
wel
veel
es aan
van
kwestie van instelling.'
tse
HiihlhliiilHiHi
HANS BOUMA
is
og
ve
et
af
Hoe ziet de boer het optreden van
de dominee? Bouma hierover: „Het is
jammer dat veel boeren mij als vij
and beschouwen. Dat ben ik helemaal
niet. Ik sta juist naast hen. De boer is
het grootste slachtoffer van de bio-
industrie. Hij heeft er niet voor geko
zen, maar hij móest op een gegeven
be-
nog
loeg.
een
naar
van
rand
ning
kke-
men
aden
vak.
ebo-
t nu
ilan-
spel-
arop
>ouw
kun-
r bij
die
Hij
met
niet
het
sluit
s de
tzet-
wil
neer
bben
i de
daar
mu
lch-
gaat
r nu
ding
wart
ndse
vak-
dat
zal
zit
t de
i als
i de
Dat
een
>ete-
nati-
van
ze
at
in
at
>n
et
>P
in
st
at
er
>eid.
be-
elen.
rene
ver
dien
1 in
rete-
n te
ftijd
il is.
kke-
r de
itige
ten
er is
ten
tij d-
ioen
ooit
veer
slijk
rde-
aeid,
t we
ieta-
ibod
el-
ssa’s
hoe-
voor
hun
ange
d is
es
en
25
e-
>n.
Je
;n,
>1-
Toen de plannen bekend wer
den, zijn allerlei milieuverenigin
gen naar de boerderij gekomen.
Minne en Teake stelden een gede
gen bezwaarschrift op met als
voornaamste argument: het bedrijf
is niet te verplaatsen, want alle
andere graslanden zijn al vergeven
van de kunstmest. Zoon Teake
gooit nu regelmatig de landmeters
van Rijkswaterstaat van zijn land
af. „Ze hebben die weg al vier
keer opgemeten, volgens mij ko
men ze alleen nog om te pesten.
En als ik ze er dan weer afgedon
derd heb, komt er weer een dikke
brief dat ik ze moet gedogen.”
Een paar uur hebben we in de
keuken van de boerderij zitten
praten. Nadat bij de voordeur was
gebleken dat de interviewer Fries
sprak, snelde mevrouw Cuperus
naar achteren om haar man uit
het hooi te halen. „Die man is er,
en hij praat Fries”, klonk het door
de stal.
Behalve vader Minne zaten ver
der rond de tafel: zoon Teake,
dochter Nienke en de vrouw van
Minne, die zich gedurig vrolijk
kan maken over de reclame van
Croma („prachtig bruin”) en aan
verwante malligheden. En dat al
lemaal in het Fries; na afloop heb
ik geprobeerd alles in eer en
deugd te vertalen, het bleef af en
toe behelpen.
Hoe reageren de andere boeren
in Boxum op Cuperus?
Zoon Teake: „Nou ja, ze zijn
een keer begonnen te strooien en
ze kunnen nu niet in één keer
zeggen: we houden er mee op. Dat
duurt tien jaar, ik heb het zelf
ervaren, op de boerderij waar ik
nu zit was kunstmest gestrooid,
niet zoveel
rijker kunnen worden en zouden de
arme landen minder arm zijn.”
Ook de samenstelling en de tot
standkoming van het vlees is volgens
Hans Bouma niet zoals het moet.
„Om gezond te blijven kun je tegen
woordig beter geen vlees eten. Er
worden allerlei smaak- en kleurpre-
paraten, meest chemische middelen,
aan toegevoegd. Het is logisch dat
vlees, dat in zo’n korte tijd als in de
bio-industrie gebruikelijk is, wordt
gerijpt, niet goed is. Het is waterig en
sponserig. Een duidelijk bewijs hier
van is de enorme vlucht van de
kruiden en saus-assortimenten. Ver
schillende doktoren hebben ontdekt,
dat het vlees nadelige gevolgen voor
de gezondheid kan hebben. Er wor
den verbanden gelegd met verschil
lende kwalen als reuma, astma, hart
en vaatziekten. Niet dat vlees alléén
deze ziekten zou veroorzaken maar
wel dat het samen met een complex
van andere factoren er de aanleiding
toe kan zijn".
runderlap aan de dominee besteed.
Hij mist het ook niet. „Van alle
kanten wordt de mens opgedrongen
om iedere dag vlees te eten. Dat is
helemaal niet natuurlijk.”
Teake: „We hebben dus weinig
ziekte en van ziekte onder het vee
krijg je maar een slechte dag. Als
een koe dood gaat, dan heb je, zeg
maar eerlijk, een slechte week.
Als wij ook waren gaan uitbrei
den zat je nu met drie ton schuld
op de nek, elke dag maar in de
krant lezen hoe het is met de
krachtvoer- en kunstmestprijs. Zo
is het veel beter. De Leeuwarder
Courant schreef over ons: ze zijn
niet achterlijk, niet onbemiddeld
en onafhankelijk.
Vader Minne gaat tabellen ha
len waar de opbrengsten van vorig
jaar in staan. De gemiddelde Frie
se koe gaf toen 4797 liter melk, bij
Cuperus 4659. Maar het Vetgehalte
van de melk was exact hetzelfde
als het Friese gemiddelde, en dat
vetgehalte bepaalt het inkomen
van een boer voor een groot deel.
Het boekje wordt weer met een
tevreden blik terzijde gelegd.
Vader Minne: „Maar wel vaak.”
Teake: „Ik zit er nu zeven jaar,
de eerste paar jaar zonder kunst
mest stond er maar een heel klein
beetje gras op, ik heb toen aard
appels als veevoer moeten bij ko
pen.”
Je hoort wel zeggen: wat Cupe
rus wil is wel mooi, maar het is
romantiek, het is niet van deze
tijd.
Minne: „Voornaamste punt is:
wij moeten rond komen. Als het
economisch niet ging, hield ik
meteen op. Niemand wil voor niks
werken. Wij hebben nu zo’n vijftig
koeien. Als je dan meer wilt:
honderd koeien, veel kunstmest
gebruiken, veel krachtvoer erbij:
wat moet je dan al niet investe
ren.”
Teake: „En dat krachtvoer komt
ook niet uit de lucht vallen. Wij
hebben ongeveer één koe per hec
tare, je hoort andere boeren zeg
gen: ik heb twee per hectare.
Maar dan vergeten ze dat ook een
gedeelte van het land dat voor
hun vee nodig is, in Amerika ligt
voor de verbouw van krachtvoer.
Er ligt voor hen nog een stuk land
in Denemarken, voor het ruwvoer.
Als je dat dan zegt, blijft het stil.
Dan zeggen ze niet zoveel meer.
En daar komt nog bij: aan hon
derd koeien kun je nooit zoveel
zorg besteden als aan vijftig.”
Maar zou u met kunstmest meer
kunnen verdienen?
Groot gelach in de keuken. Tea
ke: „Dat is het hele punt. Stel: ik
neem er vijftig koeien bij. Dan
moet je een nieuwe stal van drie
en een halve ton gaan afbetalen,
je moet voer bij kopen, en wat je
dan overhoudt moet meer zijn dan
van die eerste vijftig koeien, want
die had je al.”
Minne: „Daarom zien we dat
niet. Energie wordt duurder,
kunstmest wordt duurder, voer
wordt duurder: daar zijn wij nu
niet afhankelijk van. Maar je
kunt nooit naar een andere boer
Minne: „In de zomer kwam hier
iemand van het Milieu, een boe
renzoon, hij wist er wel wat van
af, maar er komen hier ook wel,
die weten van niks. Ik moest mel
ken, m’n vrouw is toen even met
hem het land in geweest.
Mevrouw Cuperus: „Hij zei: ik
begrijp er niks van, hier moet wel
honderd kilo kunstmest op liggen.
Ik zei: man, geen korrel, alleen
gier.”
Teake: „Als je nu in het land
loopt zie je veel meer klaver, ik
ga ook wel eens bij de buren
kijken wat daar staat. Bij ons
staat het gras dichter op mekaar,
bij de buren die kunstmest gebrui
ken zijn het polletjes, met daar
tussenin modder.”
Mevrouw Cuperus: „Een eier-
zoeker zei laatst: wat een verschil
als je op het land van Cuperus
loopt.”
Teake: „Ik ga er vanuit: je moet
geen roofbouw plegen door de
grond met kunstmest steeds maar
uit te putten. Want hoe gaat het
m ons land: steeds minder mine
ralen, steeds minder energie. We
hebben de mensen in Afrika en
Amerika altijd veroordeeld omdat
ze steeds meer nieuwe stukken
land gingen gebruiken als het op
hun ouwe velden niet meer wou.
En zul je je eigen land dan hele
maal uitputten, als je het zelf in
de hand hebt?”
Minne: „Weet je wat je tegen
woordig veel hebt: na ons de
zondvloed. Maar dat is mijn idee
niet, mijn kinderen en kleinkinde
ren moeten hier ook nog boer
kunnen zijn.”
Teake: „En dan zeggen ze: als
iedereen zo deed als jullie, komt
er honger, want dan is er veel te
weinig. Maar dan zeg ik: eet min
der, maar wel lekker. De mensen
zijn toch allemaal te dik van het
eten. Die hele veredelingsland-
bouw, dat is toch ook grote ver
kwisting. Wij hier hè, wij zijn in
geen longwormen bij
geen lepmaagbloedingen.”
Minne: „En stel dat we zouden
uitbreiden: als alles dan na dertig
jaar is afgelost, is de aardolie in
de wereld op, is de kunstmest niet
meer te betalen en moet iedereen
óf ophouden óf terug naar de
ouwe omvang waar wij dan nog
op zitten.
Gisteren stond ik hier nog met
een Duitser te praten en toen zij
ik: hier is nou al een tweeduizend
jaar landbouw. De laatste 25 jaar
willen ze dat nu allemaal gaan
veranderen: je weet wel waar je
mee begint, maar je weet niet
waar het op uitloopt.”
Hte» -4-4 e A.,|i i
'gil
Boer Minne Cuperus uit het Friese Boxum heeft nog
meegemaakt dat in zijn weiland de ooievaars achter zijn
maaimachine aanstapten. Hij is nu zestig en een van de
laatste boeren die nog steeds geen kunstmest, maar alleen
stalmest gebruiken. Zijn vader hield er ook niet van, „Heit
wie net sa’n geweldige struijer” zegt Minne. Dat viel eigen
lijk nauwelijks op totdat de oorlog kwam. De kunstmest
werd schaars, bij de omringende boeren ging het gras
steeds slechter groeien, bij de kunstmestloze Minne
Cuperus stonden de sprieten er fraai bij. „Toen dacht ik.
aan die kunstmest hoef ik dus nooit te beginnen”.
Als je wel met kunstmest begint groeit het gras de
eerste jaren geweldig, daarna is er elk jaar meer bemesting
nodig om hetzelfde resultaat te bereiken. „Kunstmest is
de doping voor het grasland”, heeft Minne Cuperus al
eens gezegd. Dit tot droefenis van de kunstmestfabrikan-
ten, die met de volgende slagzin door het land trekken:
„Met kunstmest meer gras, met meer gras meer melk, met
meer melk meer geld”.
Ga je er dan toch niets
twijfelen?
Teake: „Ik kende het voorbeeld
van mijn vader en ik had nog
maar weinig vee, ik begon net te
fokken. Maar de hoeveelheid gras
is sindsdien steeds toegenomen.
Vorig jaar klaagden alle boeren
dat het te droog was, ze moesten
een buitje hebben voor hun kunst
mest. Daar hoefden wij niet over
te praten, het was hier allemaal
gras.”
„De ethiek, die ik bedoel, houdt in
dat een dier recht op leven heeft. De
bio-industrie maakt dat onmogelijk.
Tussen een varkensmesterij van vroe
ger en nu is een levensgroot verschil.
Ethologen, mensen die gedragingen
van dieren hebben bestudeerd, heb
ben verklaard dat de beesten niet
meer zichzelf kunnen zijn. Toen ik
publikaties hierover in handen kreeg,
dacht ik: vlees hoeft voor mij niet
meer.”
Dat is nu ruim een jaar geleden.
Sinds die tijd is er geen biefstuk of
de discussies over de bio-industrie
worden”, schreef de dominee enige
maanden geleden in een artikel over
deze kwestie. De CBTB heeft inmid
dels haar leden opgeroepen te reage
ren op de uitlatingen van de predi
kant. De Hilversummer ziet verder
uit naar een gezamenlijk beraad van
boeren, consument en overheid. Mis
schien dat het dan zo wordt als de
dominee in één van zijn vele gedich
ten stelt: Was het maar bij de bees
ten af. Er zou nog hoop zijn. Het is
bij de mensen af.
ben wij die dieselmotor. Is goed
koper, de trekker slijt niet van het
lang stationair draaien en je hebt
geen energie-verlies.
En hoe komen andere boeren
aan warm water: butagasflessen
mee. Dat doen wij dan met het
koelwater dat je toch al hebt.”
Minne: „Mijn zoon heeft een
kleine trekker, maar ik heb twee
grote paarden, want ik voel me op
een trekker niet thuis. Als hij met
zijn trekker vast zit, trek ik hem
er met m’n paarden wel even uit.
Volgens mij is het ook veel
leuker werken met paarden. Niet
zoveel lawaai om de kop, ze zijn
mooi rustig. Ik kan me niet voor
stellen dat je geen paarden hebt.”
Hans Bouma meent dat vlees eten
een statussymbool is geworden, dat
past bij verschillende welvaartsver-
schijnselen. Daarnaast gelooft hij, dat
„het overmatige” vleesgebruik één
oorzaak is van de eenzijdige samen
stelling van ons voedingspakket.
De dominee heeft nog genoeg alter
natieven gevonden om toch de dage
lijks noodzakelijke hoeveelheid eiwit
ten en andere voedingsstoffen naar
binnen te krijgen. Een melange van
verschillende graan- en peulvruchten
kan de eiwithoeveelheid van vlees
geheel vervangen.
„Door de overmatige vleesproduktie
in de westerse landen is er veel
verspilling van eiwitten.” Zo wijst
Hans Bouma erop, dat eiwitrijke so
jabonen in ons land in het veevoer
belanden. Op een vorig jaar in Den
Haag gehouden congres van de Inter
nationale Vegetarische Unie verdedig
de de Rotterdamse professor W. So-
mermeyer de stelling dat het vegeta
risme als oplossing van het wereld-
voedselvraagstuk zou kunnen dienen.
Hij stelde: „Als de rijke landen vege
tarisch zouden leven, zouden ze nog
moment. Zoals een boer vroeger met
zijn dieren omging, komt nu niet
meer voor. Het zijn er veel te veel
geworden. Er is geen band meer.”
„De boer is het slachtoffer van de
grootmachten. Een tijd geleden moes
ten zij de keuze maken: of verdwij
nen, of in het groot verder gaan. Veel
boeren sloten contracten van tonnen
af met veevoederconcerns en zijn
daar nu met handen en voeten aan
gebonden. Contractteelt noemt men
dat. Steeds dieper penetreert het in
dustrie-, handels- en bankkapitaal in
de veeteeltsectoren. Ook de grote
vleesverwerkende industrieën (Hom
burg bijvoorbeeld) zijn hierbij be
trokken. In wezen zijn de door deze
bedrijven gestrikte boeren niet meer
dan slecht betaalde fabrieksarbeiders
in buitendienst.
„Een paar stappen terugdoen”, is
volgens Hans Bouma de oplossing.
„De landbouw en de veeteelt moeten
weer in de maatschappij geïntegreerd
worden. Dat kan het best als ge
mengd bedrijf gebeuren. Er moeten
woongemeenschappen komen die zor
gen voor hun eigen land- en veeteelt-
produkten. De boer zal in deze maat-
schappijvorm een zeer gewaardeerde
en belangrijke functie vervullen. Hij
is het immers, die ervoor zorgt dat er
eten en drinken op tafel komt.” De
predikant vindt dat de consument de
boer in de steek heeft gelaten.
De kritiek van Hans Bouma
„Met meer geld meer chance” leerde zoon Teake (32)
daar op de Hogere Landbouwschool nog bij. Zijn land
grenst aan dat van zijn vader, ze hebben er één bedrijf
van gemaakt. De totale opbrengst van hun 52 koeien is
niet lager dan bij de gemiddelde Friese boer; aan extra
krachtvoer hoeven ze maar éénvierde deel te kopen van
wat andere boeren inslaan, ze hebben voor hun 52 koeien,
60 schapen en 3 paarden wel iets meer grasland nodig dan
kunstmeststrooiende boeren. Maar hun onkosten liggen
veel lager en de slootjes rond hun weiland zijn de enige
in Friesland waar je de bodem nog kunt zien. Volgens een
laboratorium-onderzoek is het water drinkbaar; er groeien
tal van planten in. De zestigjaige Minne verschilt ook van
de meeste andere boeren doordat hij al sinds jaren veer
tien dagen op vakantie gaat, „kom je ook es tussen andere
mensen”.
Door zijn weiland nu wil de provincie Friesland de nieuwe
weg LeeuwardenBolsward aanleggen» inclusief een groot
kruisDunt.
Teake: „Bij ons kun je nog met
een klomp het water uit de sloot
scheppen en het zo opdrinken. Dat
kan hier nog. Een paar jaar gele
den taalde niemand daar nog naar.
Nou is hier zoveel aanloop dat we
het er druk mee hebben. Maar bij
de buren is het hele water groen
van de algen, en er groeit geen
plantje in.”
Minne Cuperus komt met een
kleurenfoto van een van zijn slo
ten aanzetten: boven op het water
drijven witte bloempjes, door het
water heen zie je de bodem. „Het
is niet de mooiste”, zegt hij er bij.
„In het algemeen wordt er door
boeren alleen economisch gedacht.
Er is een tijd geweest dat ze
zeiden dat je goedkoper kunstmest
kon kopen dan putten bouwen
voor je gier. Die waardevolle mest
moest dan via een pijpje naar de
sloot. Dat zouden ze nu nog zeg
gen. als er geen vervuiling was.
Maar u moet niet vergeten: ónze
belangen waren ook in de eerste
plaats economische. Het milieu is
daar later bijgekomen. Als we ons
economisch niet konden handha
ven, zou het milieu daar onderge
schikt aan worden. Want je wilt
boer blijven.
Gisteren bedacht ik plotseling-
vier jaar geleden wist ik nog niet
dat we zo bijzonder waren.
In mijn veertien dagen vakantie
stond ik op een camping op Ter
schelling. Ik trof daar jonge
mensen, ook een bioloog, en ’s
avonds, dan wordt het gezellig en
dan ga je wat praten. Toen vertel
de ik aan die bioloog dat ik geen
ia. Je moet roeien met de riemen
die je hebt. Je kennis, die heb je.
Het geeft voldoening. Heel anders
dan wanneer je maar wagonnen
vol kunstmest aankoopt om het
daarmee te regelen”.
Praat u er
boeren over?
Minne: „Met andere boeien echt
praten is niet mogelijk, een boer is
een eigenaardig artikel. Wat hij
zelf doet, is het beste, ie kunt
nooit een boer bekeren.”
Teake: „Als je een nieuw werk
tuig wilt kopen en je gaat naar
een collega die het al heeft, zal hij
altijd zeggen dat het hem gewel
dig goed voldoet, ook al is dat niet
zo. Er is nooit iemand die iets
afraadt, dat hij zelf heeft. Want
dan zou hij een eigen fout moeten
bekennen en dat is wel zo moei
lijk.”
Is het boer-zijn door uw manier
van werken leuker?
Minne: „Dat zou ik wel zeggen,
Zit daar verband tussen: geen
kunstmest gebruiken en nog wel
paarden?
Minne: „Ik dacht van wel. Je
bent een natuurmens, of je bent
een machinemens. Een paar jaar
geleden heb ik nog een cursus
gevolgd om allerlei plantjes te le
ren. Daarna waren we op Ter
schelling en daar lagen een paar
jongelui plat op de grond om een
plantje te fotograferen. Ik zei
teen: jongens, dat is de welrieken
de orchis. Weet u dat wel zeker,
vroegen ze, maar ik wist het ze
ker. Je loopt daar al zo lang en je
kent die bloempjes wel.
Maar laten de mensen nu niet
denken dat ik de boerderij er
maar een beetje bij doe. Er zit een
best stuk brood in, en we halen er
uit wat er in zit.”
Teake: „Aan melkverkoop heb
ben we een ton, met verkoop van
schapen en zo kom je op ander
halve ton, dat kan ik zo gerust
stellen. Als je dan de kostenkant
maar goed weet te drukken, blijft
er genoeg over.”
Minne: „Hoe dan ook, ik zou
altijd weer boer worden. Veel lie
ver boer dan onderwijzer, ik heb
ook liever koeien dan mensen: bij
koeien heb je geen last van elle
bogenwerk.
Niet dat ik nooit hartstikke
kwaad word op een koe. Als hij
eerst op zijn staart gepoept heeft,
en hij slaat dan, terwijl je zit te
melken, met die staart in je ge
zicht, dan weet u wel hoe ik eruit
zie.
Maar een koe zonder horens,
wat ze tegenwoordig veel doen,
dat vind ik geen gezicht. Er zijn
boeren, die als het kon, alles van
een koe zouden afsnijden tot ze
alleen een uier overhielden. En
dan maar melken.
Zo ben ik niet.
Het heeft wel niks met de boer
derij te maken, hoe ze tegenwoor
dig ook bijvoorbeeld de walvissen
uitroeien, dat is toch vreselijk.”
Teake: „Koeien hebben ook dui
delijk een karakter. Een koe die
normaal bij mij in de stal staat,
kwam dit keer bij mijn vader.
Maar hij was gehecht aan zijn
oude plaatsje, hij heeft vier weken
lang minder melk gegeven.
U melkt met een machine.
Minne: „Ja, niet meer met de
hand. Je mist daar toch wel het
contact met de koe door. Er zijn
veel boeren die zeggen: wat kan
mij dat contact schelen. Dat is een
dit land al zo rijk, dat we de
kalveren voer geven waar we ook
brood van zouden kunnen bakken.
En dat onthouden we de arme
landen.”
kunstmest gebruiken. We
hebben geen kopziekte bij koeien. 1 1
geen longwormen bij kalveren. 1, .f,
Minne: „Ik wil me graag zelf
redden. Dat komt misschien omdat
ik de oorlog heb meegemaakt.
Toen heb ik ook gewoon kunnen
doorboeren, dat is veel waard.”
Teake: „Ach, soms vinden we es
wat uit. Met het koelwater van de
dieselmotor van de melkmachine
maken we midden in het land
elke keer 65 liter warm water met
een temperatiur van 95 graden.
Daar maken we de apparatuur
mee schoon.
Meestal doen ze dat zo. Je hebt
een trekker en met een overbren
ging koppel je die aan de melk
machine. De trekker heeft 42 pk,
terwijl je voor de melkmachine
maar 6 nodig hebt. Daarom heb-
Het gaat niet goed op de boerderij
vindt de Hilversumse predikant Hans
Bouma (33). Vooral de bio-industrie.
ook wel intensieve veehouderij ge
noemd, zit hem hoog. „De huidige
vleesproduktie is uitbuiting van mens
en dier. We hebben er een dieptepunt
in onze cultuur mee bereikt.” Deze
uitspraak deed Hans Bouma onlangs
op een toogdag van de Christelijke
Plattelands Jongeren in Barneveld.
Functionarissen van de Christelijke
Boeren en Tuinders Bond haastten
zich te verklaren dat de predikant
„ondeskundig” is.
Na het lezen van een redevoering
van de heer W. van der Schans,
voorzitter van de CBTB, waarin ge
steld wordt dat „economie en ethiek
in de veehouderij in belangrijke mate
samen lopen”, haalt Bouma de schou
ders op. „Ach”, merkt hij op, „ze
zeggen niet welke ethiek.”
lopen om bij hem in de beurs te
zien.
En daar komt nog bij: op de
manier waarop ik werk heb ik k
ook nog veertien dagen vakantie.
Op een verjaardag bij kennissen
werd laatst over ons gepraat. En
toen zei iemand: wij zijn nooit
klaar, en bij Cuperus houden ze
ook nog meer over.”
Teake: „Wij hebben ook minder
ziekte onder het vee. doordat we
geen kunstmest gebruiken.
vooral bij de CBTB hard aangeko
men. Op een bijeenkomst van de
bond, onlangs in Arnhem, leverden
zowel de voorzitter als de secretaris
kritiek op Bouma’s uitlatingen. „Prin
cipieel verzwakte Bouma zijn stellin
gen tijdens de discussies in Barneveld
door te zeggen dat de bijbel naar zijn
mening het eten van vlees niet ver
biedt. Dat was eerlijk, maar voor zijn
hele betoog ontkrachtend”, viel
CBTB-secretaris Broekhuis uit.
Bouma vindt dat hij „niet begrepen
is”. „Het kan me niets schelen als
beesten worden geslacht om opgege
ten te worden. Als het maar gebeurt
na een waardig bestaan. En niet zoals
nu, dat de dieren hun leven met
honderden soortgenoten in één hok
doorbrengen. Met varkens gaat het al
zo. Binnenkort ook met koeien.”
De secretaris maakte in zijn rede
de dominee erop attent dat er aller
hande voorschriften zijn omtrent het
transport en het slachten van vee.
Bouma weer: „Het gaat mij helemaal
niet om transport of slacht. Dat is
allemaal zo geperfectioneerd, daar is
weinig op aan te merken. Ze draaien
om het probleem heen. De kern van
de zaak is dat de dieren geen leven
hebben.
De heer Bouma heeft met zijn
uiteenzetting in Barneveld wel een
doel bereikt, dat hij zich al tijden
geleden had gesteld. „De boeren moe
ten volwaardige gesprekspartners in
kunstmest gebruik. Hij zei toen: in
de eerste plaats is het al bijzonder
als je een boer ziet kamperen.
Maar nog meer bijzonder is, dat u
geen kunstmest gebruikt.
Daar had ik nog nooit
geprakkezeerd.
Maar ik vond het
leuk.”
met andere
■J®
t,: