Minne en Teake Cuperus twee friezen die alleen met gier werken Boeren zonder kunstmest Predikant Boer gaat kapot aan bio-industrie A Er zijn er niet veel bestaan maar ze nog Een koe zonder hoorns, dat is geen gezicht Koeien hebben ook duidelijk een karakter meer, 9» 19 1974 zaterdag 1 3 APRIL door Tony v. d. Meulen Klomp Geen korrel Uitvinden Statussymbool ■BM Naast boer I ange over toen wel veel es aan van kwestie van instelling.' tse HiihlhliiilHiHi HANS BOUMA is og ve et af Hoe ziet de boer het optreden van de dominee? Bouma hierover: „Het is jammer dat veel boeren mij als vij and beschouwen. Dat ben ik helemaal niet. Ik sta juist naast hen. De boer is het grootste slachtoffer van de bio- industrie. Hij heeft er niet voor geko zen, maar hij móest op een gegeven be- nog loeg. een naar van rand ning kke- men aden vak. ebo- t nu ilan- spel- arop >ouw kun- r bij die Hij met niet het sluit s de tzet- wil neer bben i de daar mu lch- gaat r nu ding wart ndse vak- dat zal zit t de i als i de Dat een >ete- nati- van ze at in at >n et >P in st at er >eid. be- elen. rene ver dien 1 in rete- n te ftijd il is. kke- r de itige ten er is ten tij d- ioen ooit veer slijk rde- aeid, t we ieta- ibod el- ssa’s hoe- voor hun ange d is es en 25 e- >n. Je ;n, >1- Toen de plannen bekend wer den, zijn allerlei milieuverenigin gen naar de boerderij gekomen. Minne en Teake stelden een gede gen bezwaarschrift op met als voornaamste argument: het bedrijf is niet te verplaatsen, want alle andere graslanden zijn al vergeven van de kunstmest. Zoon Teake gooit nu regelmatig de landmeters van Rijkswaterstaat van zijn land af. „Ze hebben die weg al vier keer opgemeten, volgens mij ko men ze alleen nog om te pesten. En als ik ze er dan weer afgedon derd heb, komt er weer een dikke brief dat ik ze moet gedogen.” Een paar uur hebben we in de keuken van de boerderij zitten praten. Nadat bij de voordeur was gebleken dat de interviewer Fries sprak, snelde mevrouw Cuperus naar achteren om haar man uit het hooi te halen. „Die man is er, en hij praat Fries”, klonk het door de stal. Behalve vader Minne zaten ver der rond de tafel: zoon Teake, dochter Nienke en de vrouw van Minne, die zich gedurig vrolijk kan maken over de reclame van Croma („prachtig bruin”) en aan verwante malligheden. En dat al lemaal in het Fries; na afloop heb ik geprobeerd alles in eer en deugd te vertalen, het bleef af en toe behelpen. Hoe reageren de andere boeren in Boxum op Cuperus? Zoon Teake: „Nou ja, ze zijn een keer begonnen te strooien en ze kunnen nu niet in één keer zeggen: we houden er mee op. Dat duurt tien jaar, ik heb het zelf ervaren, op de boerderij waar ik nu zit was kunstmest gestrooid, niet zoveel rijker kunnen worden en zouden de arme landen minder arm zijn.” Ook de samenstelling en de tot standkoming van het vlees is volgens Hans Bouma niet zoals het moet. „Om gezond te blijven kun je tegen woordig beter geen vlees eten. Er worden allerlei smaak- en kleurpre- paraten, meest chemische middelen, aan toegevoegd. Het is logisch dat vlees, dat in zo’n korte tijd als in de bio-industrie gebruikelijk is, wordt gerijpt, niet goed is. Het is waterig en sponserig. Een duidelijk bewijs hier van is de enorme vlucht van de kruiden en saus-assortimenten. Ver schillende doktoren hebben ontdekt, dat het vlees nadelige gevolgen voor de gezondheid kan hebben. Er wor den verbanden gelegd met verschil lende kwalen als reuma, astma, hart en vaatziekten. Niet dat vlees alléén deze ziekten zou veroorzaken maar wel dat het samen met een complex van andere factoren er de aanleiding toe kan zijn". runderlap aan de dominee besteed. Hij mist het ook niet. „Van alle kanten wordt de mens opgedrongen om iedere dag vlees te eten. Dat is helemaal niet natuurlijk.” Teake: „We hebben dus weinig ziekte en van ziekte onder het vee krijg je maar een slechte dag. Als een koe dood gaat, dan heb je, zeg maar eerlijk, een slechte week. Als wij ook waren gaan uitbrei den zat je nu met drie ton schuld op de nek, elke dag maar in de krant lezen hoe het is met de krachtvoer- en kunstmestprijs. Zo is het veel beter. De Leeuwarder Courant schreef over ons: ze zijn niet achterlijk, niet onbemiddeld en onafhankelijk. Vader Minne gaat tabellen ha len waar de opbrengsten van vorig jaar in staan. De gemiddelde Frie se koe gaf toen 4797 liter melk, bij Cuperus 4659. Maar het Vetgehalte van de melk was exact hetzelfde als het Friese gemiddelde, en dat vetgehalte bepaalt het inkomen van een boer voor een groot deel. Het boekje wordt weer met een tevreden blik terzijde gelegd. Vader Minne: „Maar wel vaak.” Teake: „Ik zit er nu zeven jaar, de eerste paar jaar zonder kunst mest stond er maar een heel klein beetje gras op, ik heb toen aard appels als veevoer moeten bij ko pen.” Je hoort wel zeggen: wat Cupe rus wil is wel mooi, maar het is romantiek, het is niet van deze tijd. Minne: „Voornaamste punt is: wij moeten rond komen. Als het economisch niet ging, hield ik meteen op. Niemand wil voor niks werken. Wij hebben nu zo’n vijftig koeien. Als je dan meer wilt: honderd koeien, veel kunstmest gebruiken, veel krachtvoer erbij: wat moet je dan al niet investe ren.” Teake: „En dat krachtvoer komt ook niet uit de lucht vallen. Wij hebben ongeveer één koe per hec tare, je hoort andere boeren zeg gen: ik heb twee per hectare. Maar dan vergeten ze dat ook een gedeelte van het land dat voor hun vee nodig is, in Amerika ligt voor de verbouw van krachtvoer. Er ligt voor hen nog een stuk land in Denemarken, voor het ruwvoer. Als je dat dan zegt, blijft het stil. Dan zeggen ze niet zoveel meer. En daar komt nog bij: aan hon derd koeien kun je nooit zoveel zorg besteden als aan vijftig.” Maar zou u met kunstmest meer kunnen verdienen? Groot gelach in de keuken. Tea ke: „Dat is het hele punt. Stel: ik neem er vijftig koeien bij. Dan moet je een nieuwe stal van drie en een halve ton gaan afbetalen, je moet voer bij kopen, en wat je dan overhoudt moet meer zijn dan van die eerste vijftig koeien, want die had je al.” Minne: „Daarom zien we dat niet. Energie wordt duurder, kunstmest wordt duurder, voer wordt duurder: daar zijn wij nu niet afhankelijk van. Maar je kunt nooit naar een andere boer Minne: „In de zomer kwam hier iemand van het Milieu, een boe renzoon, hij wist er wel wat van af, maar er komen hier ook wel, die weten van niks. Ik moest mel ken, m’n vrouw is toen even met hem het land in geweest. Mevrouw Cuperus: „Hij zei: ik begrijp er niks van, hier moet wel honderd kilo kunstmest op liggen. Ik zei: man, geen korrel, alleen gier.” Teake: „Als je nu in het land loopt zie je veel meer klaver, ik ga ook wel eens bij de buren kijken wat daar staat. Bij ons staat het gras dichter op mekaar, bij de buren die kunstmest gebrui ken zijn het polletjes, met daar tussenin modder.” Mevrouw Cuperus: „Een eier- zoeker zei laatst: wat een verschil als je op het land van Cuperus loopt.” Teake: „Ik ga er vanuit: je moet geen roofbouw plegen door de grond met kunstmest steeds maar uit te putten. Want hoe gaat het m ons land: steeds minder mine ralen, steeds minder energie. We hebben de mensen in Afrika en Amerika altijd veroordeeld omdat ze steeds meer nieuwe stukken land gingen gebruiken als het op hun ouwe velden niet meer wou. En zul je je eigen land dan hele maal uitputten, als je het zelf in de hand hebt?” Minne: „Weet je wat je tegen woordig veel hebt: na ons de zondvloed. Maar dat is mijn idee niet, mijn kinderen en kleinkinde ren moeten hier ook nog boer kunnen zijn.” Teake: „En dan zeggen ze: als iedereen zo deed als jullie, komt er honger, want dan is er veel te weinig. Maar dan zeg ik: eet min der, maar wel lekker. De mensen zijn toch allemaal te dik van het eten. Die hele veredelingsland- bouw, dat is toch ook grote ver kwisting. Wij hier hè, wij zijn in geen longwormen bij geen lepmaagbloedingen.” Minne: „En stel dat we zouden uitbreiden: als alles dan na dertig jaar is afgelost, is de aardolie in de wereld op, is de kunstmest niet meer te betalen en moet iedereen óf ophouden óf terug naar de ouwe omvang waar wij dan nog op zitten. Gisteren stond ik hier nog met een Duitser te praten en toen zij ik: hier is nou al een tweeduizend jaar landbouw. De laatste 25 jaar willen ze dat nu allemaal gaan veranderen: je weet wel waar je mee begint, maar je weet niet waar het op uitloopt.” Hte» -4-4 e A.,|i i 'gil Boer Minne Cuperus uit het Friese Boxum heeft nog meegemaakt dat in zijn weiland de ooievaars achter zijn maaimachine aanstapten. Hij is nu zestig en een van de laatste boeren die nog steeds geen kunstmest, maar alleen stalmest gebruiken. Zijn vader hield er ook niet van, „Heit wie net sa’n geweldige struijer” zegt Minne. Dat viel eigen lijk nauwelijks op totdat de oorlog kwam. De kunstmest werd schaars, bij de omringende boeren ging het gras steeds slechter groeien, bij de kunstmestloze Minne Cuperus stonden de sprieten er fraai bij. „Toen dacht ik. aan die kunstmest hoef ik dus nooit te beginnen”. Als je wel met kunstmest begint groeit het gras de eerste jaren geweldig, daarna is er elk jaar meer bemesting nodig om hetzelfde resultaat te bereiken. „Kunstmest is de doping voor het grasland”, heeft Minne Cuperus al eens gezegd. Dit tot droefenis van de kunstmestfabrikan- ten, die met de volgende slagzin door het land trekken: „Met kunstmest meer gras, met meer gras meer melk, met meer melk meer geld”. Ga je er dan toch niets twijfelen? Teake: „Ik kende het voorbeeld van mijn vader en ik had nog maar weinig vee, ik begon net te fokken. Maar de hoeveelheid gras is sindsdien steeds toegenomen. Vorig jaar klaagden alle boeren dat het te droog was, ze moesten een buitje hebben voor hun kunst mest. Daar hoefden wij niet over te praten, het was hier allemaal gras.” „De ethiek, die ik bedoel, houdt in dat een dier recht op leven heeft. De bio-industrie maakt dat onmogelijk. Tussen een varkensmesterij van vroe ger en nu is een levensgroot verschil. Ethologen, mensen die gedragingen van dieren hebben bestudeerd, heb ben verklaard dat de beesten niet meer zichzelf kunnen zijn. Toen ik publikaties hierover in handen kreeg, dacht ik: vlees hoeft voor mij niet meer.” Dat is nu ruim een jaar geleden. Sinds die tijd is er geen biefstuk of de discussies over de bio-industrie worden”, schreef de dominee enige maanden geleden in een artikel over deze kwestie. De CBTB heeft inmid dels haar leden opgeroepen te reage ren op de uitlatingen van de predi kant. De Hilversummer ziet verder uit naar een gezamenlijk beraad van boeren, consument en overheid. Mis schien dat het dan zo wordt als de dominee in één van zijn vele gedich ten stelt: Was het maar bij de bees ten af. Er zou nog hoop zijn. Het is bij de mensen af. ben wij die dieselmotor. Is goed koper, de trekker slijt niet van het lang stationair draaien en je hebt geen energie-verlies. En hoe komen andere boeren aan warm water: butagasflessen mee. Dat doen wij dan met het koelwater dat je toch al hebt.” Minne: „Mijn zoon heeft een kleine trekker, maar ik heb twee grote paarden, want ik voel me op een trekker niet thuis. Als hij met zijn trekker vast zit, trek ik hem er met m’n paarden wel even uit. Volgens mij is het ook veel leuker werken met paarden. Niet zoveel lawaai om de kop, ze zijn mooi rustig. Ik kan me niet voor stellen dat je geen paarden hebt.” Hans Bouma meent dat vlees eten een statussymbool is geworden, dat past bij verschillende welvaartsver- schijnselen. Daarnaast gelooft hij, dat „het overmatige” vleesgebruik één oorzaak is van de eenzijdige samen stelling van ons voedingspakket. De dominee heeft nog genoeg alter natieven gevonden om toch de dage lijks noodzakelijke hoeveelheid eiwit ten en andere voedingsstoffen naar binnen te krijgen. Een melange van verschillende graan- en peulvruchten kan de eiwithoeveelheid van vlees geheel vervangen. „Door de overmatige vleesproduktie in de westerse landen is er veel verspilling van eiwitten.” Zo wijst Hans Bouma erop, dat eiwitrijke so jabonen in ons land in het veevoer belanden. Op een vorig jaar in Den Haag gehouden congres van de Inter nationale Vegetarische Unie verdedig de de Rotterdamse professor W. So- mermeyer de stelling dat het vegeta risme als oplossing van het wereld- voedselvraagstuk zou kunnen dienen. Hij stelde: „Als de rijke landen vege tarisch zouden leven, zouden ze nog moment. Zoals een boer vroeger met zijn dieren omging, komt nu niet meer voor. Het zijn er veel te veel geworden. Er is geen band meer.” „De boer is het slachtoffer van de grootmachten. Een tijd geleden moes ten zij de keuze maken: of verdwij nen, of in het groot verder gaan. Veel boeren sloten contracten van tonnen af met veevoederconcerns en zijn daar nu met handen en voeten aan gebonden. Contractteelt noemt men dat. Steeds dieper penetreert het in dustrie-, handels- en bankkapitaal in de veeteeltsectoren. Ook de grote vleesverwerkende industrieën (Hom burg bijvoorbeeld) zijn hierbij be trokken. In wezen zijn de door deze bedrijven gestrikte boeren niet meer dan slecht betaalde fabrieksarbeiders in buitendienst. „Een paar stappen terugdoen”, is volgens Hans Bouma de oplossing. „De landbouw en de veeteelt moeten weer in de maatschappij geïntegreerd worden. Dat kan het best als ge mengd bedrijf gebeuren. Er moeten woongemeenschappen komen die zor gen voor hun eigen land- en veeteelt- produkten. De boer zal in deze maat- schappijvorm een zeer gewaardeerde en belangrijke functie vervullen. Hij is het immers, die ervoor zorgt dat er eten en drinken op tafel komt.” De predikant vindt dat de consument de boer in de steek heeft gelaten. De kritiek van Hans Bouma „Met meer geld meer chance” leerde zoon Teake (32) daar op de Hogere Landbouwschool nog bij. Zijn land grenst aan dat van zijn vader, ze hebben er één bedrijf van gemaakt. De totale opbrengst van hun 52 koeien is niet lager dan bij de gemiddelde Friese boer; aan extra krachtvoer hoeven ze maar éénvierde deel te kopen van wat andere boeren inslaan, ze hebben voor hun 52 koeien, 60 schapen en 3 paarden wel iets meer grasland nodig dan kunstmeststrooiende boeren. Maar hun onkosten liggen veel lager en de slootjes rond hun weiland zijn de enige in Friesland waar je de bodem nog kunt zien. Volgens een laboratorium-onderzoek is het water drinkbaar; er groeien tal van planten in. De zestigjaige Minne verschilt ook van de meeste andere boeren doordat hij al sinds jaren veer tien dagen op vakantie gaat, „kom je ook es tussen andere mensen”. Door zijn weiland nu wil de provincie Friesland de nieuwe weg LeeuwardenBolsward aanleggen» inclusief een groot kruisDunt. Teake: „Bij ons kun je nog met een klomp het water uit de sloot scheppen en het zo opdrinken. Dat kan hier nog. Een paar jaar gele den taalde niemand daar nog naar. Nou is hier zoveel aanloop dat we het er druk mee hebben. Maar bij de buren is het hele water groen van de algen, en er groeit geen plantje in.” Minne Cuperus komt met een kleurenfoto van een van zijn slo ten aanzetten: boven op het water drijven witte bloempjes, door het water heen zie je de bodem. „Het is niet de mooiste”, zegt hij er bij. „In het algemeen wordt er door boeren alleen economisch gedacht. Er is een tijd geweest dat ze zeiden dat je goedkoper kunstmest kon kopen dan putten bouwen voor je gier. Die waardevolle mest moest dan via een pijpje naar de sloot. Dat zouden ze nu nog zeg gen. als er geen vervuiling was. Maar u moet niet vergeten: ónze belangen waren ook in de eerste plaats economische. Het milieu is daar later bijgekomen. Als we ons economisch niet konden handha ven, zou het milieu daar onderge schikt aan worden. Want je wilt boer blijven. Gisteren bedacht ik plotseling- vier jaar geleden wist ik nog niet dat we zo bijzonder waren. In mijn veertien dagen vakantie stond ik op een camping op Ter schelling. Ik trof daar jonge mensen, ook een bioloog, en ’s avonds, dan wordt het gezellig en dan ga je wat praten. Toen vertel de ik aan die bioloog dat ik geen ia. Je moet roeien met de riemen die je hebt. Je kennis, die heb je. Het geeft voldoening. Heel anders dan wanneer je maar wagonnen vol kunstmest aankoopt om het daarmee te regelen”. Praat u er boeren over? Minne: „Met andere boeien echt praten is niet mogelijk, een boer is een eigenaardig artikel. Wat hij zelf doet, is het beste, ie kunt nooit een boer bekeren.” Teake: „Als je een nieuw werk tuig wilt kopen en je gaat naar een collega die het al heeft, zal hij altijd zeggen dat het hem gewel dig goed voldoet, ook al is dat niet zo. Er is nooit iemand die iets afraadt, dat hij zelf heeft. Want dan zou hij een eigen fout moeten bekennen en dat is wel zo moei lijk.” Is het boer-zijn door uw manier van werken leuker? Minne: „Dat zou ik wel zeggen, Zit daar verband tussen: geen kunstmest gebruiken en nog wel paarden? Minne: „Ik dacht van wel. Je bent een natuurmens, of je bent een machinemens. Een paar jaar geleden heb ik nog een cursus gevolgd om allerlei plantjes te le ren. Daarna waren we op Ter schelling en daar lagen een paar jongelui plat op de grond om een plantje te fotograferen. Ik zei teen: jongens, dat is de welrieken de orchis. Weet u dat wel zeker, vroegen ze, maar ik wist het ze ker. Je loopt daar al zo lang en je kent die bloempjes wel. Maar laten de mensen nu niet denken dat ik de boerderij er maar een beetje bij doe. Er zit een best stuk brood in, en we halen er uit wat er in zit.” Teake: „Aan melkverkoop heb ben we een ton, met verkoop van schapen en zo kom je op ander halve ton, dat kan ik zo gerust stellen. Als je dan de kostenkant maar goed weet te drukken, blijft er genoeg over.” Minne: „Hoe dan ook, ik zou altijd weer boer worden. Veel lie ver boer dan onderwijzer, ik heb ook liever koeien dan mensen: bij koeien heb je geen last van elle bogenwerk. Niet dat ik nooit hartstikke kwaad word op een koe. Als hij eerst op zijn staart gepoept heeft, en hij slaat dan, terwijl je zit te melken, met die staart in je ge zicht, dan weet u wel hoe ik eruit zie. Maar een koe zonder horens, wat ze tegenwoordig veel doen, dat vind ik geen gezicht. Er zijn boeren, die als het kon, alles van een koe zouden afsnijden tot ze alleen een uier overhielden. En dan maar melken. Zo ben ik niet. Het heeft wel niks met de boer derij te maken, hoe ze tegenwoor dig ook bijvoorbeeld de walvissen uitroeien, dat is toch vreselijk.” Teake: „Koeien hebben ook dui delijk een karakter. Een koe die normaal bij mij in de stal staat, kwam dit keer bij mijn vader. Maar hij was gehecht aan zijn oude plaatsje, hij heeft vier weken lang minder melk gegeven. U melkt met een machine. Minne: „Ja, niet meer met de hand. Je mist daar toch wel het contact met de koe door. Er zijn veel boeren die zeggen: wat kan mij dat contact schelen. Dat is een dit land al zo rijk, dat we de kalveren voer geven waar we ook brood van zouden kunnen bakken. En dat onthouden we de arme landen.” kunstmest gebruiken. We hebben geen kopziekte bij koeien. 1 1 geen longwormen bij kalveren. 1, .f, Minne: „Ik wil me graag zelf redden. Dat komt misschien omdat ik de oorlog heb meegemaakt. Toen heb ik ook gewoon kunnen doorboeren, dat is veel waard.” Teake: „Ach, soms vinden we es wat uit. Met het koelwater van de dieselmotor van de melkmachine maken we midden in het land elke keer 65 liter warm water met een temperatiur van 95 graden. Daar maken we de apparatuur mee schoon. Meestal doen ze dat zo. Je hebt een trekker en met een overbren ging koppel je die aan de melk machine. De trekker heeft 42 pk, terwijl je voor de melkmachine maar 6 nodig hebt. Daarom heb- Het gaat niet goed op de boerderij vindt de Hilversumse predikant Hans Bouma (33). Vooral de bio-industrie. ook wel intensieve veehouderij ge noemd, zit hem hoog. „De huidige vleesproduktie is uitbuiting van mens en dier. We hebben er een dieptepunt in onze cultuur mee bereikt.” Deze uitspraak deed Hans Bouma onlangs op een toogdag van de Christelijke Plattelands Jongeren in Barneveld. Functionarissen van de Christelijke Boeren en Tuinders Bond haastten zich te verklaren dat de predikant „ondeskundig” is. Na het lezen van een redevoering van de heer W. van der Schans, voorzitter van de CBTB, waarin ge steld wordt dat „economie en ethiek in de veehouderij in belangrijke mate samen lopen”, haalt Bouma de schou ders op. „Ach”, merkt hij op, „ze zeggen niet welke ethiek.” lopen om bij hem in de beurs te zien. En daar komt nog bij: op de manier waarop ik werk heb ik k ook nog veertien dagen vakantie. Op een verjaardag bij kennissen werd laatst over ons gepraat. En toen zei iemand: wij zijn nooit klaar, en bij Cuperus houden ze ook nog meer over.” Teake: „Wij hebben ook minder ziekte onder het vee. doordat we geen kunstmest gebruiken. vooral bij de CBTB hard aangeko men. Op een bijeenkomst van de bond, onlangs in Arnhem, leverden zowel de voorzitter als de secretaris kritiek op Bouma’s uitlatingen. „Prin cipieel verzwakte Bouma zijn stellin gen tijdens de discussies in Barneveld door te zeggen dat de bijbel naar zijn mening het eten van vlees niet ver biedt. Dat was eerlijk, maar voor zijn hele betoog ontkrachtend”, viel CBTB-secretaris Broekhuis uit. Bouma vindt dat hij „niet begrepen is”. „Het kan me niets schelen als beesten worden geslacht om opgege ten te worden. Als het maar gebeurt na een waardig bestaan. En niet zoals nu, dat de dieren hun leven met honderden soortgenoten in één hok doorbrengen. Met varkens gaat het al zo. Binnenkort ook met koeien.” De secretaris maakte in zijn rede de dominee erop attent dat er aller hande voorschriften zijn omtrent het transport en het slachten van vee. Bouma weer: „Het gaat mij helemaal niet om transport of slacht. Dat is allemaal zo geperfectioneerd, daar is weinig op aan te merken. Ze draaien om het probleem heen. De kern van de zaak is dat de dieren geen leven hebben. De heer Bouma heeft met zijn uiteenzetting in Barneveld wel een doel bereikt, dat hij zich al tijden geleden had gesteld. „De boeren moe ten volwaardige gesprekspartners in kunstmest gebruik. Hij zei toen: in de eerste plaats is het al bijzonder als je een boer ziet kamperen. Maar nog meer bijzonder is, dat u geen kunstmest gebruikt. Daar had ik nog nooit geprakkezeerd. Maar ik vond het leuk.” met andere ■J® t,:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 19